Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 11-13 juni 2023
2023D24100 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de agenda van de Informele Landbouw- en Visserijraad
van 11/13 juni 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1541).
De voorzitter van de commissie,
Amhaouch
De adjunct-griffier van de commissie,
Dekker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
aankomende informele landbouw- en visserijraad. Deze leden hebben daarbij nog enkele
vragen.
Pelagische visserij
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de Nederlandse overheid niet heeft
voorzien in een passende regeling voor de pelagische visserijsector op basis van de
Brexit Adjustment Reserve (BAR)-gelden, terwijl die sector wel financieel is geraakt
door de Brexit. Deze leden vragen of dit klopt. Zo ja, wat is hier de reden voor geweest?
Deze leden hebben eveneens vernomen dat de pelagische sector in Denemarken wel steun
ontvangt via de Deense BAR-regeling, die door de Europese Commissie (EC) inclusief
staatssteunaspecten is goedgekeurd. Wat is het verschil tussen de Nederlandse en de
Deense situatie? Ziet de Minister mogelijkheden om alsnog te voorzien in een geschikte
regeling voor de Nederlandse pelagische visserijsector? Zo ja, wanneer gaat de Minister
de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Grondstofefficiënte en groeiende bioeconomie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister in de geannoteerde agenda schrijft
dat het beschikbare areaal en het volume biogrondstoffen qua uitdagingen op het gebied
van meer grondstofefficiëntie en groeiende bioeconomie beperkt zijn. Deze leden onderstrepen
het belang van de inzet van meer grondstofefficiëntie en groeiende bioeconomie richting
de toekomst, maar vragen de Minister een reflectie op het voornemen om in dit opzicht
te pleiten voor een duidelijke en uniforme set aan duurzaamheidseisen en het inzetten
op betere verdienmodellen in de maatregelen en beleidsinstrumenten. Zij vragen hoe
de Minister deze regelgeving en beleidsinstrumenten precies vorm zou willen geven
met oog op de genoemde uitdagingen op het Nederlandse areaal en deze zal bepleiten
in de informele Raad.
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast in welke mate de Minister bereid is om
zich expliciet in te zetten voor de kansen uit opkomende (deep tech) sectoren, zoals
biotechnologie. Welke kansen ziet de Minister op de korte en langere termijn voor
het gebruik van biogrondstoffen, zoals biogrondstoffen die voortkomen uit de fermentatie
van voedsel? Welke ontwikkelingen zijn er te melden aangaande de regulering van biogrondstoffen?
Welke maatregelen worden er op nationaal of Europees niveau genomen om de toepassing
van biogrondstoffen te stimuleren?
Prijsverhoudingen en etiketteringen
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot regelgeving
omtrent etikettering op producten. Deelt de Minister de constatering dat de huidige
regelgeving omtrent etikettering het mogelijk maakt dat producten in de Nederlandse
schappen verschillende prijzen kunnen hebben dan in andere Europese lidstaten, doordat
producenten hun producten met verschillende etiketten tegen verschillende prijzen
aanbieden? Is de Minister van mening dat dit tegenstrijdig is met het beginsel van
de Europese interne markt? Zo ja, ziet de Minister kans om tijdens de Raad aandacht
te vragen voor deze kwestie en daarbij te wijzen op EU-verordening 1169/2011, die
geen belemmering bevat op het gebied van taal en daarnaast ook het belang van de interne
markt onderstreept? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast of de Minister ook mogelijkheden ziet
om op nationaal niveau stappen te maken. Zo vragen deze leden of de eerdergenoemde
EU-verordening niet verplicht om de Nederlandse taal op etiketten te hanteren? Daarnaast
constateren zij dat het huidige warenbesluit alweer dateert uit 2013. Ziet de Minister
de mogelijkheid, eventueel met de collega’s van Economische Zaken en Klimaat (interne
markt) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (warenbesluit), om het warenbesluit te
moderniseren om zo de eerder benoemde ongewenste effecten en prijsverschillen tegen
te gaan? Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda informele Landbouw- en Visserijraad 11-13 juni 2023. Deze leden hebben nog
enkele vragen dan wel opmerkingen betreffende de belangrijke onderwerpen die zullen
worden besproken tijdens deze informele raad.
De leden van de D66-fractie hebben te beginnen vragen bij robuuste landbouw die wordt
versterkt door landschapselementen en agroforestry. Deze leden ondertekenen het belang
van de eigenschappen die deze landschapsvormen met zich meebrengen. Zij vragen zich
af in welke mate de inzet van de Minister door andere lidstaten wordt gedeeld? Heeft
Nederland een trekkende rol bij het bevorderen van landschapselementen en agroforestry?
Eén van de genoemde voordelen van deze landschapsvormen is natuurlijke plaagbestrijding.
Het recente bericht in de NRC over achtergehouden onderzoeken naar de schadelijkheid
van bestrijdingsmiddelen voor de mens onderstreept het belang van biologische bestrijdingsmiddelen.1 Hoe kan het dat deze onderzoeken niet bij de Europese regelgevers zijn beland? Wat
is het risico op meer achtergehouden onderzoeken die potentieel effect hebben op de
toelatingseisen van bestrijdingsmiddelen en daarmee een risico vormen voor de volksgezondheid?
Zal de Nederlandse en Europese inzet worden versterkt op het gebied van de toelating
van biologische bestrijdingsmiddelen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister de uitdagingen op het gebied van
de beschikbaarheid van areaal en volume waar het aankomt op biogrondstoffen benoemt.
Speelt een gebrek aan (de toepassing van) methodes en technologie hierbij een rol?
Kan de Minister bijvoorbeeld grootschalig gaan inzetten op struviet onttrekken uit
menselijke reststromen? Deze afvalstof kan worden toegepast als voedingsstof voor
akkerland wat bijdraagt aan de circulariteit van het landbouwsysteem. Welke stappen
worden er (Europees) gezet om de fermentatie van voedsel, zoals toegepast voor eiwitproductie,
te stimuleren? Welke (juridische) drempels spelen hier?
De leden van de D66-fractie lezen over het belang van het borgen van duurzaamheid
bij de herkomst van biogrondstoffen. In welke mate speelt ketenverantwoordelijkheid
hierbij een rol? Wordt er in Europa onderzocht hoe private kwaliteitssystemen kunnen
bijdragen aan deze borging? Worden er bij het importeren van veevoer ook duurzaamheidscriteria
toegepast als randvoorwaarden, zoals bij de Renewable Energy Directive (RED)? Zijn
deze gebaseerd op de principes van kringlooplandbouw? In welke mate wordt er Europees
ingezet op kringlooplandbouw? Spant de Minister zich hiervoor in? Deze leden lezen
dat de Minister inzet op een uniforme set aan duurzaamheidseisen. Hoe generiek dan
wel specifiek zullen deze eisen vorm krijgen? Wordt hierbij inspiratie opgedaan uit
«De groene EU Taxonomie»-tool die wordt toegepast in de financiële wereld?
De leden van de D66-fractie hebben de inzet gelezen op het verdienmodel van de agrarische
sector met een nadruk op de beloning van ecosysteemdiensten. Ondanks de stappen die
tot op heden zijn gezet, is een omvorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB) essentieel bij de transitie naar een duurzamere landbouw. Erkent de Minister
dat de gelden vanuit het GLB anders en beter kunnen worden ingezet ter bevordering
van ecosysteemdiensten? Deelt de Minister de mening dat de huidige regeling is verouderd?
Deelt de Minister de mening dat de directe betalingen naar ratio van de hoeveelheid
land die een ondernemer heeft, waar deze subsidie nu grotendeels voor dient, moet
worden verbreed naar andere kwalitatieve voorwaarden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende stuk en vinden
het goed dat ook op Europees niveau aandacht is voor voedselzekerheid. Dit is een
onderwerp dat, wat deze leden betreft, te vaak nog als vanzelfsprekend wordt gezien.
De oorlog in Oekraïne heeft echter bewezen hoe belangrijk het is om een strategie
op voedselzekerheid te hebben. Deze leden hechten dan ook veel waarde aan de motie
van de leden Geurts/Harbers over een internationaal leidende positie voor de Nederlandse
land- en tuinbouw in 2030 (Kamerstuk 35 600, nr. 32). Op welke manier geeft de Minister uitvoering aan deze motie in Europees verband?
De leden van de CDA-fractie lezen in de kabinetsbrief dat er meer moet worden ingezet
op verdienmodellen en experimenteerruimtes. Deze leden ondersteunen deze lijn en benadrukken
dat ondernemers een langjarig perspectief en langjarige vergoedingen nodig hebben,
conform de motie van het lid Boswijk c.s. (Kamerstuk 21501–32, nr. 1313). Daarnaast zien deze leden vele nieuwe innovatieve initiatieven vanuit de sector
die niet van de grond komen, omdat ze net niet aan de subsidievereisten voldoen of
niet binnen regelgeving past. Voor deze initiatieven zou meer ruimte moeten worden
geboden, omdat het kansen biedt voor de energietransitie en ondernemerschap bevordert.
Deze leden zien de voorliggende natuurherstelverordening ook als bedreiging voor verduurzaming
van onder andere de agrarische sector, doordat deze verordening de vergunningverlening
mogelijk nog meer op slot zal zetten dan nu al het geval is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en lezen dat het
kabinet kansen ziet in een bioeconomy, waarbij biogrondstoffen, afkomstig uit de landbouw
en bosbouw worden gebruikt voor bijvoorbeeld de bouw. Het vraagstuk hierbij is dat
het beschikbare areaal en het volume biogrondstoffen beperkt zijn. Deze leden willen
weten wat de inzet van Nederland zal zijn op het punt van beschikbaar areaal voor
het produceren van biogrondstoffen. Deelt de Minister de mening dat het produceren
van biogrondstoffen op landbouw- en bosbouwgronden een agrarische activiteit is? Zo
nee, waarom niet? Deelt de Minister de mening dat het produceren van die biogrondstoffen
niet ten kosten mag gaan van natuurareaal? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie is het tevens opgevallen dat in het thema van de informele
Landbouw- en Visserijraad ook «veevoerzekerheid» wordt genoemd. Vindt de Minister
het belangrijk dat er «veevoerzekerheid» is, waarmee de huidige gigantische omvang
van de veehouderij in de benen kan worden gehouden? Waarom wel of waarom niet? Kan
de Minister aangeven hoeveel hectare landbouwgrond in Europa momenteel wordt ingezet
voor het produceren van veevoer? Deelt de Minister de mening dat de transitie naar
een meer plantaardig dieet ervoor zorgt dat er minder veevoer hoeft te worden geproduceerd
en dat er juist landbouwgrond vrijkomt om voedsel voor mensen en biogrondstoffen te
produceren? Deelt de Minister het inzicht dat er dus juist niet moet worden ingezet op bescherming van de veevoerproductie, maar juist op een verkleining
van de veestapel? Zo ja, is de Minister bereid om de kansen van de transitie naar
een plantaardig dieet mee te nemen in de discussie bij deze informele Landbouw- en
Visserijraad? En gaat de Minister hierbij het concept «veevoerzekerheid» aan de kaak
stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan hier uitgebreid over worden gerapporteerd?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de agenda van de informele Landbouw-
en Visserijraad en heeft daarover nog enkele opmerkingen en vragen.
Het lid van de BBB-fractie leest dat er een brede discussie over de bioeconomie zal
worden gevoerd. Deelt de Minister de mening dat er een prioritering moet plaatsvinden
in het belang van de verschillende componenten van deze bioeconomie? Dit lid verwijst
dan naar de systematiek van bijvoorbeeld de zonneladder. Deelt de Minister bijvoorbeeld
de mening dat het risico bestaat dat biobased bouwmaterialen op deze wijze mogelijk
gaan concurreren met voedselproductie, waardoor de mondiale voedselvoorzieningen in
gevaar kan komen, ook omdat er prijstechnische consequenties aan zullen zitten? Ziet
de Minister dit risico ook en is de Minister bereid dit ter sprake te brengen in de
informele Landbouw- en Visserijraad, waarbij nadruk wordt gelegd op het belang van
zeker stellen van de voedselproductie? Wordt er een impactanalyse uitgevoerd naar
hoe de verschillende marktmechanismes op elkaar in zouden kunnen werken? Dit lid vraagt
of het een idee is om voor te stellen dat de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO) hiervan een inventarisatie in beeld brengt die ondersteunend
kan zijn op de te maken keuzes of aanbrengen van accenten in prioritering.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de inzet zal zijn om meer juridische of fysieke
experimenteerruimtes te bieden, waar denkt de Minister dan concreet aan en op welk
niveau en schaal moet deze ruimte worden geboden, kortom; wat gaat de inzet concreet
zijn hierop?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Amhaouch, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.