Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over antisemitische incidenten en bedreigingen in Limburg
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over antisemitische incidenten en bedreigingen in Limburg (ingezonden 24 april 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 5 juni
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2584.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten over antisemitische incidenten in Limburg?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van de twee incidenten waarbij een Joodse jongen bedreigd en belaagd is
en waarbij naar een Joodse jongen «Jahoed, jahoed» en «kankerjood», «Free Palestine»
en «Ik maak je dood», geroepen is?
Antwoord 2
Ik vind het verschrikkelijk en absoluut onacceptabel om te lezen hoe het slachtoffer
is benaderd en bejegend. Dit soort gedrag baart mij grote zorgen. Het gevoel van onveiligheid
dat hiermee gemoeid gaat veroorzaakt veel leed.
Inwoners van Nederland moeten zich veilig kunnen voelen, al helemaal in hun eigen
leefomgeving en op school. In Nederland mag je zijn wie je bent. Geweld gebruiken,
fysiek of verbaal, omdat de herkomst, godsdienst, etniciteit, gender, seksuele oriëntatie
iemand niet aanstaat, is ontoelaatbaar.
Vraag 3
Waarom heeft de lokale politie niet direct aangifte opgenomen?
Antwoord 3
Ik heb van de politie vernomen dat medewerkers van het basisteam Brunssum-Landgraaf
kennis hebben gekregen van het incident en direct actie hebben ondernomen. Zo is de
wijkagent meteen vrijgemaakt om in gesprek te gaan met de schoolleiding op beide scholen
en hebben gesprekken plaatsgevonden met het slachtoffer, de minderjarigen die het
slachtoffer negatief hebben bejegend en met de ouders van deze leerlingen. De ouders
van de minderjarigen die het slachtoffer negatief hebben bejegend hebben het gedrag
van hun kinderen afgekeurd. Daarnaast is er vanuit de politie een medewerker met expertise
op het gebied van culturele verschillen en antisemitisme betrokken bij de casus. De
politie heeft meerdere malen de mogelijkheid tot het doen van aangifte besproken met
de melder. Hierbij heeft de politie ook met de melder besproken welke acties (nog
meer) mogelijk en wenselijk zijn om de incidenten op de school te laten stoppen. De
melder heeft aangegeven de gesprekken af te willen wachten om te bezien of dit zou
leiden tot een betekenisvolle afdoening. De melder heeft bij de politie aangegeven
daarom vooralsnog geen aanleiding te zien om aangifte te doen, maar dat kan altijd
alsnog op een later moment.
Vraag 4
Waarom behandelt de lokale politie deze incidenten niet als antisemitische incidenten?
Antwoord 4
Bij de politie is na het contact met de melder meteen aandacht geweest voor de mogelijkheid
dat het om meer dan een ruzie/pesterij tussen jongeren zou kunnen gaan, ook gelet
op de achtergrond en/of gedachtengoed van betrokken partijen. Om die reden is gebruik
gemaakt van kennis uit en advies van het Joods politienetwerk (onderdeel van het Netwerk
Divers Vakmanschap) en het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie bij de
behandeling van deze zaak. Zo heeft binnen een week na het incident een interventiegesprek
plaatsgevonden tussen de betrokken partijen onder leiding van een politiemedewerker
met expertise op het gebied van culturele verschillen en antisemitisme. Daarnaast
is direct contact gelegd met de discriminatieofficier van het parket Limburg.
Vraag 5
Onderschrijft u dat voor het veiligheidsgevoel van de Joodse gemeenschap het adequaat
handelen van de politie in deze situatie essentieel is? Zo ja/nee, waarom?
Antwoord 5
Ik kan mij goed voorstellen dat deze maar ook andere antisemitische incidenten tot
gevoelens van onveiligheid hebben geleid in de Joodse gemeenschap.
Ik erken dat het optreden van de politie en het Openbaar Ministerie in algemene zin
het veiligheidsgevoel van de Joodse gemeenschap kan vergroten. Daarbij geldt wel dat
de strafrechtelijke vervolging van verdachten het sluitstuk vormt van een lang proces
waarbij het delict zich al heeft voorgedaan. Dat is vanuit het slachtoffer of – in
dit geval – de Joodse gemeenschap bezien, te laat. Veiligheidsbeleving is gediend
met een breed scala aan interventies, waaronder preventieve maatregelen zoals bewustwording
en onderwijs en de vergroting van de weerbaarheid.
Dit neemt niet weg dat ook bij de politie en het Openbaar Ministerie veel aandacht
is voor het op een correcte wijze afhandelen van aangiften en meldingen van discriminatie.
Het uitgangspunt is dat de politie aangiften betreffende discriminatie in beginsel
opneemt en in behandeling neemt en dat opsporingsonderzoek wordt verricht. Tevens
is het uitgangspunt dat het Openbaar Ministerie, daar waar door middel van een aangifte
om vervolging wordt verzocht, bij bewijsbare en strafbare discriminatie – een discriminatiefeit
of een commuun delict met een discriminatie-aspect – opportuniteit heeft om tot vervolging
over te gaan.3
Bij ingrijpende commune delicten met een discriminatie-aspect, waaronder antisemitisme,
is daarnaast het uitgangspunt dat de officier van justitie de strafeis verhoogt met
een 100% ten opzichte van het uitgangspunt in de straftoemetingsrichtlijn van het
OM betreffende dat delict.4 Vervolgens houdt de officier van justitie ook rekening met andere relevante factoren
en omstandigheden, die strafverhogend of strafverlagend kunnen werken.
Vraag 6
Welke verantwoordelijkheid heeft de school om een veilige omgeving voor Joodse leerleningen
te waarborgen?
Antwoord 6
Schoolbesturen zijn op basis van de wet Veiligheid op school verplicht om de sociale,
psychische en fysieke veiligheid van leerlingen te bevorderen, pesten tegen te gaan,
en hier beleid op te voeren. Daarnaast moet de school de veiligheidsbeleving van leerlingen
monitoren. Deze verplichting geldt voor alle scholen, en heeft betrekking op alle
leerlingen, en dus ook op Joodse leerlingen. De Inspectie van het Onderwijs houdt
hier ook toezicht op. Stichting School en Veiligheid ondersteunt scholen desgewenst
bij de invulling van deze opdracht.
In aanvulling hierop werkt de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs aan een
meldplicht voor ernstige veiligheidsincidenten die scholen verplicht incidenten met
ernstige sociale, psychische of fysieke schade aan leerlingen, ouders of onderwijspersoneel,
zoals mishandeling, onverwijld te melden aan het bevoegd gezag. Daarmee zullen dus
ook ernstige veiligheidsincidenten waar Joodse leerlingen bij betrokken zijn bij de
Inspectie gemeld worden die hier op een gepaste manier navolging aan geeft in het
toezicht.5
Daarnaast is in 2021 de burgerschapsopdracht aan scholen aangescherpt. Scholen moeten
zich inspannen om de basiswaarden van de democratische rechtstaat, zijnde vrijheid,
gelijkwaardigheid en solidariteit, te bevorderen. Dat betekent ook het bevorderen
van tolerantie en verdraagzaamheid, juist voor elkaars levensovertuigingen.
Vraag 7
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de Joodse gemeenschap uit Limburg over hun
veiligheidsgevoel?
Antwoord 7
Ik spreek regelmatig met mensen uit de Joodse gemeenschap, zoals ook de Nationaal
Coördinator Antisemitismebestrijding dat doet, waarbij ook de zorgen voor de veiligheid
aan de orde komen. Wij zullen deze gesprekken onverminderd blijven voeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.