Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Edgar Mulder over verslechtering van de Nederlandse waterkwaliteit in EU-rapportages terwijl de waterkwaliteit in Nederland verbetert
Vragen van het lid Edgar Mulder (PVV) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over verslechtering van de Nederlandse waterkwaliteit in EU-rapportages terwijl de waterkwaliteit in Nederland verbetert (ingezonden 2 mei 2023).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 31 mei
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2637.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Overheid veroorzaakt negatieve trends in Europese rapportage
waterkwaliteit»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Vraag 2
Klopt het dat de waterkwaliteit in Nederland in de loop van de tijd is verbeterd,
zoals onder andere valt af te leiden uit een rapportage van het Compendium voor de
Leefomgeving?2
Antwoord 2
Het artikel van het Compendium voor de Leefomgeving waarnaar u verwijst in vraag 2
betreft de resultaten welke zijn gemeten vanuit de monitoring voor de Kaderrichtlijn
Water (KRW). Deze richtlijn heeft als belangrijkste doel om de ecologische en chemische
oppervlaktewaterkwaliteit en kwantiteit en kwaliteit van het grondwater in Nederland
te verbeteren. Sinds de invoering van deze richtlijn is de waterkwaliteit in Nederland
verbeterd. Deze bevindingen zijn ook gedeeld in de Nationale Analyse Waterkwaliteit
van 2020.3
Het artikel waarnaar wordt verwezen in vraag 1 gaat over het Europese verslag4 dat is gemaakt op basis van de data die zijn aangeleverd door de verschillende lidstaten
in het kader van de Nitraatrichtlijn. De Nitraatrichtlijn, vastgesteld in 1991, heeft
ten doel om de verontreiniging van water door nitraten uit agrarische bronnen tegen
te gaan.5 Om de effecten van het mestbeleid goed te kunnen monitoren is in 1992 het Landelijk
Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) opgesteld, dat specifiek de uitspoeling van aan
de landbouw gerelateerde nutriënten zoals nitraat en fosfor monitort. Hoewel het LMM
een duidelijke daling van nitraatuitspoeling laat zien sinds de invoering van de Nitraatrichtlijn,
is deze recentelijk (sinds 2018) weer gestegen. Dit is zeer waarschijnlijk het gevolg
geweest van de droogte in recente jaren. Ondanks het feit dat er een verbetering van
de ecologische en chemische waterkwaliteit waarneembaar is, betekent dit dus niet
automatisch een vermindering van de nitraatuitspoeling naar waterlichamen in Nederland.
Hoewel vanuit de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn een verbetering waarneembaar
is sinds de invoering van beide richtlijnen, zijn de doelen van beide richtlijnen
nog niet behaald. Daarom blijven maatregelen ter bevordering van de waterkwaliteit
in de komende jaren ook nodig.
Vraag 3
Klopt het dat de waterkwaliteit in Nederland de laatste jaren is verslechterd volgens
de Europese Unie (EU)-landenrapportages? Kunt u ingaan op de trend in de waterkwaliteit
in deze landenrapportages over de periode 2008–2011, 2012–2015 en 2016–2019?
Antwoord 3
De landenrapportage van de Europese Commissie betreft een verslag van de monitoring
van ontwikkelingen in doelbereik van de Nitraatrichtlijn. Daarbij wordt vooral gekeken
naar de ontwikkeling van de nitraatconcentraties in water op en rondom landbouwbedrijven
en is er daarnaast aandacht voor de mate van eutrofiëring in de regionale en nationale
oppervlaktewateren. Naast gegevens van het LMM wordt voor de rapportage aan Brussel
(Nitraatrapportage) ook een breder beeld geschetst van de ontwikkelingen in de waterkwaliteit
zoals die is af te leiden uit andere meetnetten.6
In de EU-landenrapportage over de periode 2008–20117 zijn voor Nederland voor de oppervlaktewaterkwaliteit onverhoopt de nitraatconcentraties
uitgedrukt als milligram stikstof per liter (mg N/l), in plaats van milligram nitraat
per liter (mg NO3/l). De resultaten lijken hierdoor aanzienlijk beter te zijn dan de twee daaropvolgende
periodes, maar dit wordt dus veroorzaakt door een andere weergave van de resultaten
(50 mg nitraat/l komt overeen met 11,3 mg stikstof/l). Na overleg met de Europese
Commissie zijn de data destijds opnieuw aangeleverd, maar dit heeft niet geleid tot
een herziening van de EU-landenrapportage over de periode 2008–2011.
Voor grondwater geldt dat het percentage grondwaterstations in Nederland met concentraties
hoger dan 50 mg nitraat per liter in de periode 2016–2019 licht is toegenomen ten
opzichte van de periode 2012–20158 terwijl de nitraatconcentratie in deze laatste periode ten opzichte van de periode
2008–2011 nagenoeg gelijk was. Deze verslechtering in de laatste periode heeft vermoedelijk
te maken met de grote droogte die in Nederland opspeelde van 2018 tot en met 2020.
De opvolgende landenrapportages over de verschillende periodes rapporteren een toename
van de nitraatuitspoeling, hoewel het verschil tussen de EU-landenrapportage over
de periode 2008–2011 en de EU-landenrapportage over de periode 2012–2015 dus geen
goed beeld geeft (zie uitleg hierboven). Deze trendontwikkeling komt overeen met de
gegevens die Nederland aan de Europese Commissie heeft gerapporteerd in de nationale
nitraatrapportages, die één keer in de vier jaar worden opgesteld.9
Vraag 4
Kunt u verklaren waarom volgens de EU-rapportages de waterkwaliteit in Nederland is
verslechterd, terwijl in werkelijkheid de waterkwaliteit is verbeterd? Heeft de auteur
van het artikel het bij het juiste eind, dat dit veroorzaakt is door een wijziging
in de meetsystematiek (trendbreuken)?
Antwoord 4
Zoals benoemd in vraag 3 wordt in de EU-landenrapportage gekeken naar de ontwikkeling
van de nitraatconcentratie in het water en de mate van eutrofiëring. Voor de Kaderrichtlijn
Water wordt gekeken naar de waterkwaliteit in grotere waterlichamen waar ook andere
emissies en bronnen in het buitenland van invloed zijn. Voor deze emissies zijn de
afgelopen jaren verbeteringen bereikt terwijl de vermindering van de uitspoeling van
nitraat de afgelopen jaren lijkt te stagneren. In combinatie met de droogte van 2018
en de jaren erna heeft dit geleid tot een toename van nitraatconcentraties in het
oppervlakte- en grondwater op en rondom landbouwbedrijven. De genoemde verslechtering
van de kwaliteit van het grondwater in Nederland is dan ook niet veroorzaakt door
een wijziging in de meetsystematiek (trendbreuken).
De EU-landenrapportage in het artikel waarnaar u verwijst baseert zich op de data
die worden aangeleverd door Nederland en voortkomen uit metingen die worden uitgevoerd
binnen de verschillende meetnetten (zie voetnoot 6). In de Nitraatrapportage van 2020,
die verslag doet over de periode 2016–2019, is ook een hogere nitraatuitspoeling gerapporteerd;
dat duidt op een verslechtering van de waterkwaliteit door de uitspoeling vanuit agrarische
bronnen. In zoverre reflecteren de bevindingen van de Europese Commissie dat wat door
Nederland is gerapporteerd. Verschillen tussen de Nitraatrapportage en de EU-landenrapportage
worden veroorzaakt doordat de EU in de analyse geen onderscheid maakt naar de verschillende
meetdiepten zoals dat in Nederland wel gebeurt.
Vraag 5
Kunt u uitleggen welke invloed de gerapporteerde waterkwaliteit op het wel of niet
verkrijgen van de derogatie van Nederland heeft gehad?
Antwoord 5
Tijdens de onderhandelingen voor derogatie heeft Nederland intensieve gesprekken gevoerd
met de Europese Commissie. Hierbij is opgemerkt dat de waterkwaliteit in Nederland
nog niet voldoet aan de doelen die zijn gesteld vanuit de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn
Water. Daarom heeft de Europese Commissie extra eisen gesteld aan Nederland om alsnog
deze doelen te kunnen behalen. De beschikking, inclusief de aanvullende voorwaarden,
vormt een weerspiegeling van deze gesprekken.
Vraag 6
Is de gehanteerde meetsystematiek van de Nederlandse waterkwaliteit vergeleken met
de gehanteerde meetsystematiek van de waterkwaliteit in andere EU-landen? Zo ja, hoe
verhouden zich deze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Nitraatrichtlijn schrijft niet voor hoe lidstaten moeten meten, maar vereist wel
dat de monitoring een representatief beeld geeft van de omvang van de nitraatverontreiniging
uit agrarische bronnen. Lidstaten mogen zelf een meetstrategie kiezen op basis van
de situatie in hun land welke vervolgens ook wordt voorgelegd aan de Europese Commissie.
De keuzes die landen hierin maken hangen af van de kenmerken van het water- en bodemsysteem,
het klimaat en de landbouwintensiteit. Als gevolg hiervan leveren de meetnetten van
verschillende lidstaten ook niet één op één vergelijkbare resultaten.
De EU-landenrapportage waar in het artikel naar wordt verwezen, betreft de resultaten
van de verschillende meetnetten (zie voetnoot 6). In Nederland wordt de monitoring
van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid en het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit
uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Omdat het
belangrijk is dat een meetnet geschikt is voor het doel waarvoor het is ontworpen,
vindt er regelmatig overleg plaats tussen experts van verschillende landen (o.a. België,
Denemarken en Duitsland). In die overleggen worden principes getoetst en wordt de
laatste stand van de techniek uitgewisseld. Het LMM wordt periodiek getoetst door
een wisselend team van externe (deels internationale) experts en elke vier jaar wordt
een rapport uitgebracht ter verantwoording van de gebruikte methoden. Verder worden,
als er bijvoorbeeld vragen zijn vanuit landbouworganisaties, informatieve bijeenkomsten
georganiseerd om uitleg te geven over de gehanteerde meetmethodes.
Voor monitoring en beoordeling van indicatoren onder de Kaderrichtlijn Water zijn
methodes tussen de EU lidstaten in onderling overleg vastgesteld (intercallibratie).
Vraag 7
Klopt het dat per definitie de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) zullen worden
gehaald als Nederland stopt met meten van de waterkwaliteit? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Antwoord 7
De Europese Commissie kijkt voor de voortgang van de Kaderrichtlijn Water naar de
meetgegevens die de lidstaten aanleveren. Dit betekent dat de wateren waarvan geen
meetgegevens beschikbaar zijn, niet worden meegenomen voor de beoordeling van de waterkwaliteit.
Dit betekent niet dat een waterlichaam dan per definitie voldoet aan de doelen van
de KRW; alleen dat er niet kan worden beoordeeld of deze voldoet. In vergelijking
met andere lidstaten heeft Nederland een relatief dicht meetnet dat wordt gebruikt
voor de rapportage over de KRW. De Europese Commissie stimuleert andere lidstaten
het aantal meetpunten te vergroten. Een verlaging van het aantal meetpunten in Nederland
zal door de EC vermoedelijk pas geaccepteerd worden als de waterkwaliteit op orde
is en de doelen gehaald zijn op de betreffende meetpunten. Gezien het feit dat dat
nog niet zo is, zal een vermindering van het aantal meetpunten niet worden geaccepteerd.
Vraag 8
Zijn de gehanteerde meetsystemen en bijbehorende resultaten te controleren en te reconstrueren,
door bijvoorbeeld boeren belangenorganisaties? Zo ja, hoe wordt dit mogelijk gemaakt?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals beschreven bij vraag 6 worden de gehanteerde methoden en procedures elke vier
jaar gerapporteerd in de nationale Nitraatrapportage. De resultaten van het LMM worden,
vanwege privacy afspraken met de deelnemende landbouwbedrijven, gerapporteerd per
grondsoortregio en bedrijfstype en niet op individueel niveau. Deze geaggregeerde
informatie is te downloaden via de website van het RIVM.
De resultaten van het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit (LMG) zijn te verkrijgen
via de Basisregistratie ondergrond. De methoden en analyseresultaten zijn gepubliceerd
op www.rivm.nl/landelijk-meetnet-grondwaterkwaliteit.
De meetresultaten van het Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO)
en de Kaderrichtlijn Water wateren zijn te verkrijgen via Informatiehuis Water. De
opzet van het meetnet en de analyseresultaten zin gepubliceerd op Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO) | Deltares.
Vraag 9
Begrijpt u dat er mensen denken dat het kabinet bewust de derogatie heeft verspeeld,
ook in het licht van vervuilingsbronnen buiten de landbouw in de landenrapportages,
om de landbouwsector nog minder rendabel te laten zijn, waardoor boeren eerder gedwongen
zijn afstand te doen van hun grond?10
Antwoord 9
In aanloop naar de vaststelling van de derogatiebeschikking op 30 september 2022,
hebben mijn voorgangers u meerdere malen geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen
over de derogatie. Hierin wordt toegelicht dat Nederland zich actief heeft ingezet
voor het behoud van de derogatie, mede vanwege het belang van derogatie voor de waterkwaliteit.
Een hoger percentage grasland, verplicht vanuit de derogatiebeschikking, heeft immers
een positief effect op de waterkwaliteit. Dit staat haaks op de suggestie die u wekt
dat Nederland opzettelijk de derogatie verspeeld zou hebben.
Over het artikel waarnaar u verwijst in de eerste vraag zijn op 19 december 2022 Kamervragen
gesteld door het lid Van der Plas (BBB). Hierin is toegelicht dat het Joint Research
Centre van de Europese Commissie met het uploaden van de monitoringsgegevens geen
onderscheid maakt tussen categorieën meetpunten zoals Nederland dat wel doet. Ik ben
momenteel in gesprek met de Europese Commissie om te kijken hoe deze discrepantie
in de toekomst voorkomen kan worden. Wel wil ik nogmaals benoemen dat het meewegen
van niet-agrarische data in dit geval niet nadelig is geweest voor de beoordeling
van de waterkwaliteit in Nederland.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over Mestbeleid, dat staat
ingepland op 1 juni 2023?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.