Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dassen en Omtzigt over het bericht ‘Cora van Nieuwenhuizen heeft een lobbyverbod maar bemoeit zich met het werk van klimaatminister Jetten’
Vragen van de leden Dassen (Volt) en Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Cora van Nieuwenhuizen heeft een lobbyverbod maar bemoeit zich met het werk van klimaatminister Jetten» (ingezonden 6 april 2023).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister voor Klimaat en Energie (ontvangen 23 mei 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2022, nr. 2326.
Vraag 1
Bent u bekend met het FTM-artikel «Cora van Nieuwenhuizen heeft een lobbyverbod maar
bemoeit zich met het werk van klimaatminister Jetten», d.d. 4 april 2023?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw verklaring voor het feit dat oud-minister Van Nieuwenhuizen het lobbyverbod
heeft overtreden, zoals blijkt uit de vrijgekomen stukken door een Woo-verzoek? Hoe
ziet dat lobbyverbod er in het specifieke geval van oud-minister Van Nieuwenhuizen
in zijn totaliteit uit?
Antwoord 2
Gedurende de korte periode dat nog niet was voorzien in de benoeming van een nieuwe
Minister van Economische Zaken en Klimaat, is oud-minister Van Nieuwenhuizen tijdelijk
Minister van Economische Zaken en Klimaat geweest. Een dergelijke voorziening was
staatsrechtelijk noodzakelijk om te voorkomen dat er geen ministeriële verantwoordelijkheid
zou bestaan voor het overheidshandelen gedurende een periode waarin een Minister,
belast met de leiding van het departement, is teruggetreden, en er nog geen opvolger
is aangetreden. Oud-minister Van Nieuwenhuizen heeft gedurende vijf dagen (inclusief
een weekend) het beheer gevoerd over het Ministerie van EZK. In deze periode heeft
zij geen ambtelijke contacten opgebouwd. Zij heeft een beperkt aantal stukken afgedaan.
Maar het lobbyverbod kent geen onderscheid naar de aard en duur van het ministerschap.
Het lobbyverbod heeft als doel te voorkomen dat aftredende of afgetreden bewindslieden
kennis en positie uit de eerdere hoedanigheid als bewindspersoon op onwenselijke wijze
benutten voor de belangen van een organisatie waar zij na het aftreden in dienst zijn
getreden. De regeling dient in het licht van dit doel te worden toegepast.
Dit betekent dat werknemers van het Ministerie van EZK geen zakelijk contact mochten
hebben met hun voormalige bewindspersoon in een periode van twee jaar na het aftreden,
in dit geval dus tot en met 20 januari 2023. De SG van het ministerie heeft de mogelijkheid
zijn medewerkers ontheffing te verlenen van het lobbyverbod. Daarbij kan de SG de
duur van het ministerschap in de afweging betrekken.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de door het Woo-verzoek opgevraagde/uitgekomen stukken waaruit blijkt
dat er contact is geweest tussen oud-minister Van Nieuwenhuizen en het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK), het ministerie wat verantwoordelijk is voor
aanpalende beleidsterreinen van oud-minister Van Nieuwenhuizen?
Antwoord 3
Het lobbyverbod voor medewerkers op aanpalende beleidsterreinen geldt niet voor mevrouw
Van Nieuwenhuizen. Zij is afgetreden als Minister van EZK op 20 januari 2021, ruimschoots
voordat de brief waarin het uitgebreide lobbyverbod is uiteengezet aan de Tweede Kamer
is aangeboden (29 november 2021). Het lobbyverbod voor de medewerkers van EZK is terug
te voeren op de vijf dagen (inclusief een weekend) dat mevrouw Van Nieuwenhuizen tijdelijk
Minister van EZK was.
Vraag 4
Ziet u het versturen van input naar het Ministerie van EZK door oud-minister van Nieuwenhuizen
– zoals blijkt uit de door een Woo-verzoek vrijgekomen stukken – over een in haar
huidige rol aangelegen beleidsterrein als een geval van «zakelijk contact»? Zo nee,
waarom niet? Deelt u de mening dat onduidelijkheid over de definitie van «zakelijk
contact» leidt tot alleen al de schijn van belangenverstrengeling en daarmee het vertrouwen
van burgers in de overheid ondermijnt?
Antwoord 4
In de brief aan de Tweede Kamer uit 2017, waarin het lobbyverbod voor medewerkers
van de rijksoverheid is aangekondigd (Kamerstukken II 2016/17 34 376, nr. 15), is opgenomen wat moet worden verstaan onder «zakelijke contacten». Het betreft
contacten als lobbyist namens een bedrijf, een semipublieke organisatie of een lobbyorganisatie
die belangen behartigt op het beleidsterrein van de gewezen bewindspersoon. Dit betekent
dat een gewezen bewindspersoon niet als bemiddelaar, lobbyist of tussenpersoon kan
optreden in zakelijke contacten met het ministerie. Het begrip zakelijke contacten
moet breed worden uitgelegd: niet alleen gesprekken in levenden lijve, maar ook e-mails,
telefoongesprekken, andere vormen van telecommunicatie of het deel uitmaken van een
bedrijfsdelegatie.
Vraag 5
In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Koekkoek (Volt)2 stelde u dat «[v]oor mevrouw Van Nieuwenhuizen als oud-bewindspersoon een lobbyverbod
[geldt], wat inhoudt dat zij gedurende twee jaar na haar ontslag, geen zakelijk contact
mag hebben met ambtenaren van haar voormalige ministerie. Verder is er geen zicht
op contacten buiten haar werk.» Bent u bekend met alle verschillende contactmomenten
tussen oud-minister Van Nieuwenhuizen en het Ministerie van EZK sinds haar aantreden
als voorzitter van Energie-Nederland?
Antwoord 5
Volgens de Minister voor Klimaat en Energie zijn er voor zover bekend geen aparte
contactmomenten geweest tussen mevrouw Van Nieuwenhuizen en het Ministerie van EZK
sinds haar aantreden als voorzitter van Energie-Nederland. Wel is Mevrouw Van Nieuwenhuizen
op 12 november 2021, 21 en 28 januari 2022 bij enkele uitvoeringsoverleggen (de klimaattafels)
aanwezig is geweest. Er was toen onduidelijkheid of dit binnen het lobbyverbod viel,
aangezien het overleg een externe voorzitter had. Deze overleggen (UO Elektriciteit
en UO Industrie) vielen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische
Zaken en Klimaat en de Minister voor Klimaat en Energie en zijn door het Ministerie
van EZK geïnitieerd. Dit werd rond 23 februari 2022 duidelijk en sindsdien is doorgegeven
dat ze niet meer aan de tafels zal deelnemen. Over alle andere uitvoerings-overleggen
zijn er met Energie-Nederland afspraken gemaakt en daarbij zijn steeds vicevoorzitters
en directeuren aangeschoven.
Vraag 6, 7 en 8
Tijdens het debat d.d. 19 september 2022 over de behandeling van de initiatiefnota
van de leden Dassen (Volt) en Omtzigt (Omtzigt) naar aanleiding van de GRECO-aanbevelingen,
heeft u het volgende aangegeven: «[H]et is wel duidelijk dat [oud-minister Van Nieuwenhuizen] een lobbyverbod heeft
en dat zij onder andere geen [zakelijk] contact meer mag opnemen met haar voormalige
ministerie. Inmiddels kan dat echt niet meer.» Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot het zakelijk contact dat vanuit oud-minister
Van Nieuwenhuizen heeft plaatsgevonden met het Ministerie van EZK?
Waar en in welke overleggen precies zijn de verstuurde mails van Van Nieuwenhuizen
in 2022 besproken? Op welke manier heeft u de inhoud van de mails meegewogen in beleid-
en besluitvorming?
Zijn de mails doorgestuurd naar directeuren, DG’s, SG’s of de Minister van EZK zelf?
Zo ja, wanneer precies en wat is hiermee gedaan?
Antwoord 6, 7 en 8
Het Ministerie van EZK geeft aan dat, zoals in het antwoord op vraag 5 staat, mevrouw
Van Nieuwenhuizen na 23 februari 2022 niet meer heeft deelgenomen aan uitvoeringsoverleggen.
Wel heeft mevrouw Van Nieuwenhuizen enkele brieven ondertekend die vanuit Energie-Nederland
(E-NL) aan het Ministerie van EZK zijn gestuurd. Hiervan is een ontvangstbevestiging
gestuurd en de inhoud van deze brieven is door EZK voor kennisgeving aangenomen als
het standpunt van Energie-Nederland. Het verbod geldt namelijk niet voor Energie-Nederland.
Vraag 9
Hebben de mails van Van Nieuwenhuizen op enigerlei andere wijze invloed gehad op de
genomen besluiten of besluitvorming?
Antwoord 9
Zoals eerder aangegeven, in de antwoorden op vraag 6,7 en 8 vanuit het Ministerie
van EZK, wordt de communicatie door mevrouw van Nieuwenhuizen niet gezien als input
direct van mevrouw van Nieuwenhuizen maar als standpunten vanuit Energie-Nederland.
Het verbod geldt namelijk niet voor de organisatie Energie-Nederland als vertegenwoordigende
organisatie van de energiebedrijven in Nederland
Vraag 10
Hoe beoordeelt u de stelling dat veel ambtenaren het huidige lobbyverbod niet goed
begrijpen? Wat doet u hieraan om de naleving van het lobbyverbod op de ministeries
te verbeteren?
Antwoord 10
De Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) bevat een uitgebreide paragraaf over wat het
lobbyverbod in de praktijk betekent voor ambtenaren. Ambtenaren die in dienst treden
bij het Rijk wordt nadrukkelijk gewezen op de Gedragscode Integriteit Rijk. Ook tijdens
het ambt wordt de ambtenaar regelmatig geïnformeerd over de GIR. In 2021 is er een
app over de Gedragscode Integriteit Rijk, de «GIR-app» gelanceerd. Daarin krijgen
ambtenaren elke week een integriteitsdilemma voorgeschoteld met een handelingsadvies
en verwijzing naar de gedragscode. Binnenkort wordt een nieuwe versie van de GIR-app
geïntroduceerd waarbij ook een nieuwe impuls wordt gegeven aan het vergroten van de
bekendheid met de GIR bij Rijksambtenaren.
Vraag 11
Hoe oordeelt u over de stelling van Transparency International in het artikel van
FTM waarin zij stellen dat als je naar de geest van de regels handelt, je begrijpt
dat onder het ministerie ook de Minister en Staatssecretarissen vallen? Deelt u die
opvatting?
Antwoord 11
Die opvatting deel ik niet. In mijn eerdere beantwoording van vragen van het lid Koekkoek
(Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 375) heb ik al uiteengezet dat het lobbyverbod niet geldt in de relatie tussen voormalige
bewindspersonen en zittende bewindspersonen maar alleen tussen voormalige bewindspersonen
en ambtenaren. In het huidige kader is dus geen beperking voorzien ten aanzien van
het contact tussen bewindspersonen en oud-bewindspersonen.
In antwoord op de GRECO-aanbeveling om regels en richtsnoeren in te voeren over de
omgang met derden en lobbyisten heeft het kabinet in de brief van 6 juli 2021 bij
het nalevingsverslag GRECO (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 107) gesteld dat contacten met lobbyisten risico’s met zich mee kunnen brengen en in
sommige gevallen kunnen leiden tot onzuivere verhoudingen. Bewindspersonen dienen
hierop alert te zijn. In overeenstemming met de aanbevelingen van de GRECO heeft het
kabinet in zijn gedragscode ook de omgang met lobbyisten in gedragsregels opgenomen
(Bijlage bij Kamerstuk 36 200 VII, nr. 155).
Vraag 12
Welke inspanningen gaat u leveren om het lobbyverbod de facto te handhaven tot aan
de inwerkingtreding van het wettelijk lobbyverbod?
Antwoord 12
Bij aftreden wordt een gewezen bewindspersoon op het lobbyverbod geattendeerd. Zoals
hiervoor uitgelegd, wordt het aan ambtenaren duidelijk gemaakt dat er een lobbyverbod
is middels de Gedragscode integriteit Rijk. Het lobbyverbod voor gewezen bewindspersonen
wordt ook opgenomen in het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen.
Vraag 13
Gezien uit deze casus blijkt dat handhaving van het lobbyverbod een uitdaging is,
kunt u aangeven hoe in de toekomst het wettelijk lobbyverbod gehandhaafd zal worden?
Neemt u hierbij de rol van SG’s, een toezichtsautoriteit en bestuurlijke boetes mee
als handhavingsinstrumentarium voor het lobbyverbod (zie de initiatiefnota van Dassen
en Omtzigt pagina 68 en 69)?
Antwoord 13
Momenteel verwerk ik de consultatiereacties in het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen.
Na besluitvorming in de ministerraad en advisering door de Raad van State zal ik het
wetsvoorstel aanbieden aan de Tweede Kamer. Naar verwachting zal dit najaar 2023 zijn.
Vraag 14
In hoeverre leidt deze casus, waaruit blijkt dat het lobbyverbod is overtreden, tot
het inzicht dat het wenselijk is een strikter wettelijk lobbyverbod vast te leggen
(zie onder aanbeveling zes in de initiatiefnota van Dassen en Omtzigt, pagina 63),
een strenger, wettelijk lobbyregister in te richten (zie onder aanbeveling 4, p. 53–55)
en een toezicht-en handhavingsautoriteit (zie onder aanbeveling 2, p. 44–45) in te
stellen?
Antwoord 14
In de consultatieversie van het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen is een
dergelijk wettelijk lobbyverbod voor gewezen bewindspersonen opgenomen.
De motie (Kamerstuk 36 101, nr. 14) waarin de regering wordt opgeroepen om de onder aanbevelingen opgenomen concrete
voorstellen uit de initiatiefnota over te nemen en te implementeren, is verworpen.
Ook is de motie verworpen waarin de regering wordt opgeroepen binnen zes maanden een
concepttekst voor een wetsvoorstel strekkende tot het instellen van een lobbyregister,
inclusief lobbyfunctionaris, langs de lijnen van de aanbevelingen uit hoofdstuk 5
van de initiatiefnota en de motie-Dassen (35 896, nr. 18) aanhangig te maken bij de Kamer, (Kamerstuk 36 101, nr. 7). In de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport «Afwegingskader legitieme belangenvertegenwoordiging»
(Kamerstuk 36 101, nr. 16) is uiteengezet op welke wijze het kabinet opvolging geeft aan de aanvaarde motie
van de leden Dassen en Omtzigt (Kamerstuk 35 788, nr. 143) en de eerdere gewijzigde motie van het lid Dassen c.s. (Kamerstuk 35 896, nr. 18) waarin de regering werd verzocht om te komen tot een verplicht lobbyregister.
Vraag 15
Waarom heeft u niet eerder gemeld dat er contacten met het Ministerie van EZK en Ministers
waren, terwijl er minstens acht keer Kamervragen over alle aspecten gesteld zijn?
Antwoord 15
Ik constateer dat er met deze vragen nu elf keer Kamervragen zijn gesteld over het
aftreden van Minister van Nieuwenhuizen. Vier vragen hadden betrekking op het nog
tijdelijk aanblijven van Minister van Nieuwenhuizen (Aanhangsel Handelingen II 2021/22,
nrs. 208, 237, 1748 en 1749), één vraag op een door de Minister van EZK getekende brief (Aanhangsel Handelingen
II 2021/22 nr. 2176), twee vragen op het vertrek als zodanig (Aanhangsel Handelingen II 2020/21 nrs. 3952 en 3954), één vraag over de toepassing van het lobbyverbod (Aanhangsel Handelingen II 2020/21,
nr. 3955) en tot slot een vraag over het aanvaarden van een lobbyfunctie (Aanhangsel Handelingen
II 2020/21 nr. 3953). De eerdere Kamervragen zagen dus vooral op andere aspecten voor of gekoppeld aan
het vertrekmoment van Minister Nieuwenhuizen en niet op de na het vertrek veronderstelde
contacten met het Ministerie van EZK
In een recente Kamervraag (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 375) is gevraagd of mevrouw Van Nieuwenhuizen in de afgelopen week op enige wijze deelgenomen
aan gesprekken over compensatie van energieprijzen en een prijsplafond. Geantwoord
is dat «uit navraag bij het Ministerie van EZK, SZW en Financiën duidelijk is geworden
dat mevrouw Van Nieuwenhuizen niet heeft deelgenomen aan gesprekken over de compensatie
van energieprijzen en een prijsplafond. Energie Nederland is in deze gesprekken vertegenwoordigd
door de directeur, de ondervoorzitters of medewerkers.».
Tevens is gevraagd een overzicht te sturen van alle contacten (inclusief telefoon-gesprekken)
tussen mevrouw Van Nieuwenhuizen en Ministers en Staatssecretarissen van de afgelopen
zes maanden. In het antwoord heb ik aangegeven dat elk lid van de regering zelf inzicht
biedt in zijn of haar agenda-afspraken, door hen afgelegde werkbezoeken en gehouden
toespraken door publicatie op rijksoverheid.nl. Dit gebeurt in het kader van een transparante,
open overheid en de Uitvoeringsrichtlijn Openbare Agenda. Ad hoc telefonische of online
afspraken hoeven niet te worden gepubliceerd, zoals is afgesproken in de Notitie van
de Rijksvoorlichtingsdienst over de Openbare agenda bewindspersonen (d.d. 3 januari
2022).
Op dergelijke contacten heb ik als Minister van BZK geen zicht. Zoals eerder aangegeven,
is dat ook geen taak van de Minister van BZK.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.