Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 980 Voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van de mogelijkheid dat vijftig leden kunnen verzoeken de (in)formateur(s) uit te nodigen inlichtingen te verschaffen over de kabinetsformatie
Nr. 4 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 23 mei 2023
1. Inleiding
               
Dit initiatiefvoorstel tot wijziging van het Reglement van Orde is tijdens de kabinetsformatie
                  2021/22 door de initiatiefnemers bij de Kamer ingediend. Inmiddels is er geruime tijd
                  verstreken en is de kabinetsformatie 2021/22 door Van Baalen, Van Kessel, Bovend’Eert
                  en Van Twist uitvoerig geëvalueerd.1
Allereerst verontschuldigen de initiatiefnemers zich voor de lange termijn van beantwoording.
De initiatiefnemers hebben met belangstelling kennisgenomen van het verslag over het
                     onderhavige voorstel. Zij danken de leden van de fracties van de VVD, D66, CDA, SP
                     en GroenLinks voor de door hen gestelde vragen en gemaakte opmerkingen, waarop hieronder
                     verder zal worden ingegaan.
                  
Daarnaast merken de initiatiefnemers in zijn algemeenheid op dat zij dus zowel de
                     vragen van de leden van de fracties hebben bestudeerd als de voorstellen van de evaluatie
                     van de kabinetsformatie. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat het voorstel om maximaal
                     zes weken per (in)formatieronde te hanteren – een voorstel dat ook zij eerder overwogen
                     hadden en waarvoor zij verwijzen naar hun oorspronkelijke toelichting – te prefereren
                     is boven het voorstel dat zij hebben ingediend. In het eerder ingediende voorstel
                     kon een substantiële minderheid van de Kamer, namelijk vijftig leden, op elk moment
                     een debat aanvragen tijdens de informatieperiode in de kabinetsformatie. De initiatiefnemers
                     begrijpen het bezwaar dat dit kan leiden tot het onnodig bijeenroepen van de Kamer
                     over de formatie, kort na het starten van de besprekingen.
                  
Derhalve dienen de initiatiefnemers gelijktijdig met deze nota naar aanleiding van
                     het verslag een nota van wijziging met toelichting in om het voorstel aan te passen.
                     In deze nota naar aanleiding van het verslag zal daarnaast worden ingegaan op de bij
                     het verslag van 15 december 2021 vanuit verschillende fracties gestelde vragen en
                     gemaakte opmerkingen. Om de leesbaarheid te bevorderen en herhalingen in de beantwoording
                     te voorkomen, zijn de vragen van de verschillende fracties daarbij veelal geclusterd
                     beantwoord.
                  
2. Beantwoording gestelde vragen en gemaakte opmerkingen
               
Algemeen
De leden van de VVD-fractie, D66-fractie, CDA-fractie, SP-fractie en GroenLinks-fractie
                  hebben enkele vragen en opmerkingen over het oude initiatiefvoorstel.
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de leden Omtzigt,
                     Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren
                     van de mogelijkheid dat vijftig leden kunnen verzoeken de (in)formateur(s) uit te
                     nodigen inlichtingen te verschaffen over de kabinetsformatie. Deze leden hebben enkele
                     vragen over dit voorstel.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de indieners
                     om het Reglement van Orde te wijzigen. Deze leden zien ook dat het parlementaire landschap
                     veranderd is doordat er veel kleinere fracties bij zijn gekomen. Zij hechten er waarde
                     aan dat elke fractie, ongeacht omvang, in de gelegenheid wordt gesteld om het parlementaire
                     werk naar behoren uit te voeren. In algemene zin snappen zij ook de wens om de rechten
                     van minderheden te borgen. Zij hebben over dit voorstel echter wel nog enkele kritische
                     vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de leden Omtzigt,
                     Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren
                     van de mogelijkheid dat vijftig leden kunnen verzoeken de (in)formateur(s) uit te
                     nodigen inlichtingen te verschaffen over de kabinetsformatie.
De leden van de SP-fractie danken de indieners voor het voorstel dat zij hebben gedaan
                     om te komen tot wijziging van het Reglement van Orde. Deze leden staan hier positief
                     tegenover maar hebben hierover nog een aantal nadere vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het door
                     de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen ingediende voorstel tot wijziging van het Reglement
                     van Orde. Deze leden hebben nog een tweetal vragen.
Antwoord:
De initiatiefnemers danken hun collega-Kamerleden voor de gestelde vragen. Zij zullen
                     hieronder de nog openstaande relevante vragen beantwoorden.
                  
Alhoewel er – gezien de politiek instabiele situatie – mogelijk maar een kort tijdsbestek
                     is om dit voorstel te behandelen, is het wel zeer wenselijk om dit voorstel te behandelen
                     voordat een kabinet valt en nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven. De politieke
                     partijen in de Kamer weten nu nog niet welke positie zij hebben tijdens de formatie,
                     namelijk of zij meeonderhandelen of niet en zijn dus gebaat bij een evenwicht tussen
                     vertrouwelijkheid van besprekingen en het verschaffen van informatie aan het parlement.
                  
Aantal verzoekende leden
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers allereerst om nader te motiveren
                     waarom wordt voorgesteld dat vijftig leden de (in)formateur kunnen verzoeken inlichtingen
                     te verschaffen over de kabinetsformatie. Los van enkele uitzonderingen geschiedt besluitvorming
                     immers bij gewone meerderheid.
De leden van de CDA-fractie vragen de indieners welke uitkomst een door een minderheid
                     aangevraagd debat over de voortgang van de kabinetsformatie in hun ogen kan hebben,
                     waarvoor geen steun is bij een meerderheid van de Kamer.
Antwoord:
Initiatiefnemers merken op dat deze vragen in het nieuwe voorstel niet langer relevant
                     zijn. Wel wensen zij te benadrukken dat zij van opvatting zijn dat het de taak van
                     de Kamer is de regering te controleren en het proces van kabinetsformatie te controleren.
                  
Indien enkel een meerderheid, vaak dezelfde meerderheid die is gaan onderhandelen,
                     tot die controle kan overgaan, dan is het mogelijk de toekomstige oppositie maandenlang
                     geen informatie te verschaffen. Dat is onwenselijk. De controle zal zich namelijk
                     verplaatsen van de openbare Tweede Kamer naar de besloten fractievergaderingen. De
                     kiezers, die net hun stem hebben uitgebracht, zouden dan maanden in onduidelijkheid
                     kunnen blijven wat er met hun stem gedaan wordt. In het nieuwe voorstel wordt dit
                     opgelost met een maximumtermijn.
                  
In de formatie 2021/2022 waren de onderhandelende partijen dezelfde partijen als de
                     regeringspartijen van een regering die al gevallen was. In die situatie waren langdurige
                     onderhandelingen zonder informatie zeer ongewenst. Ook in de toekomst is het in het
                     volatiele en gefragmenteerde politieke landschap mogelijk dat partijen bij onderhandelingen
                     in een impasse belanden zonder het aan de Kamer te melden of er verantwoording over
                     te willen afleggen. Het voorliggende voorstel wil dat voorkomen en zoekt een balans
                     tussen enerzijds de mogelijkheid om ongestoord een aantal weken te kunnen onderhandelen
                     en anderzijds het afleggen van verantwoording.
                  
Minderheden in Kamer
De leden van de SP-fractie vragen de indieners op welke andere vlakken zij vinden
                     dat er een fundamentele herbezinning zou moeten zijn op de positie van minderheden
                     in de Kamer als het gaat om het gebruik van instrumenten. Het advies van de Venetië-Commissie
                     dat de indieners aanhalen, wijst erop dat op ándere vlakken een substantiële minderheid
                     ook ándere initiatieven zou moeten kunnen nemen.
Antwoord:
Initiatiefnemers zien dit voorstel niet als middel om ook op andere vlakken een substantiële
                     minderheid initiatieven te laten nemen. Zij merken op dat in landen als Duitsland,
                     Frankrijk en Noorwegen substantiële minderheden rechten hebben om een parlementaire
                     hoorzitting, een parlementair onderzoek of zelfs een parlementaire enquête in te stellen.
                     De initiatiefnemers achten het zeker het overwegen waard om een grote minderheid de
                     mogelijkheid te geven een parlementair onderzoek of een parlementaire hoorzitting
                     te houden.
                  
Dit lost ook een elementair informatieprobleem op: nu vraagt de Kamer vaak aan de
                     regering om onafhankelijk onderzoek te verrichten naar het eigen handelen. Indien
                     belastende informatie gevonden wordt, zal de Kamer politieke maatregelen voorstellen.
                     Daarmee kan de regering in de verleiding komen om de onderzoeksvraag zo te definiëren
                     dat de belastende informatie net niet gevonden wordt. Ook kan niet gecontroleerd worden
                     of de regering wel alle informatie heeft overhandigd aan de onderzoekers. Dit is geen
                     theoretisch probleem: veel van de vroege onderzoeken in het toeslagenschandaal scheerden
                     precies langs dit probleem.
                  
Kabinetsevaluatie(s)
De leden van de VVD-fractie constateren met de initiatiefnemers dat het formatieproces
                     waarbij de Kamer het voortouw heeft relatief nieuw is. De kabinetsformatie van 2017
                     is uitgebreid geëvalueerd door de evaluatiecommissie-Bovend’Eert. Hebben de initiatiefnemers
                     deze evaluatie en de opvolging van deze aanbevelingen door de Kamer betrokken bij
                     hun voorstel en kunnen zij aangeven op welke wijze? In hoeverre leidt de uitkomst
                     van deze evaluatie tot het onderhavige voorstel om het reglement aan te passen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat het uitdrukkelijk de bedoeling van de indieners
                     is om dit initiatief op korte termijn te behandelen, zodat het ook van dienst kan
                     zijn in de huidige kabinetsformatie. De leden van de CDA-fractie constateren dat het
                     sinds 2012 gebruikelijk is dat het verloop van de kabinetsformatie wordt geëvalueerd.
                     De Kamer heeft daartoe voor de lopende kabinetsformatie reeds besloten bij de motie
                     van de leden Van der Staaij en Segers (Kamerstuk 35 788, nr. 17). Het spreekt vanzelf dat het verstrekken van inlichtingen aan de Tweede Kamer tijdens
                     de kabinetsformatie onderdeel zal zijn van die evaluatie. Deze leden vragen de indieners
                     waarom zij met het voorliggende voorstel vooruitlopen op die evaluatie.
De leden van de SP-fractie vragen de indieners waarom zij nu dit initiatief hebben
                     genomen, zonder een evaluatie af te wachten. Snappen de indieners dat deze aanpassing
                     gezien kan worden als een gelegenheidsaanpassing? Deze leden zien dat de formatie
                     onder leiding van de Kamer een goede evaluatie behoeft om te voorkomen dat enerzijds
                     het proces een kopie lijkt te zijn van de formatie onder regie van de Koning, anderzijds
                     dat de tijd die onderhandelende partijen nodig hebben wordt verstoord. Hoe kijken
                     de indieners hier tegenaan?
Antwoord:
Initiatiefnemers hebben de evaluatiecommissie-Bovend’Eert niet betrokken bij het voorstel,
                     maar merken wel op dat Bovend’Eert en van Kessel tevens lid waren van de commissie
                     die de kabinetsevaluatie 2021/22 heeft opgesteld en dus het voorstel tot termijnen
                     onderschrijven, na de ervaring van de laatste kabinetsformatie.
                  
Initiatiefnemers hebben het voorstel op deze kabinetsevaluatie gebaseerd. Aangezien
                     deze kabinetsevaluatie van recentere datum is, over de meest recente kabinetsformatie
                     gaat en concrete aanbevelingen doet om de problemen met de kabinetsformatie op te
                     lossen, vinden initiatiefnemers het voldoende om enkel deze evaluatie bij het voorstel
                     te betrekken. Initiatiefnemers lopen dus niet langer vooruit op een nog niet afgeronde
                     evaluatie.
                  
Door te wachten met de beantwoording menen initiatiefnemers ook recht gedaan te hebben
                     aan de opmerkingen van de fracties van SP en CDA, die stelden dat het misschien gepaster
                     is de regels niet tijdens het spel te veranderen en te wachten op de evaluatie. Initiatiefnemers
                     willen echter niet verhullen dat enige traagheid van hun kant ook een reden is voor
                     de rijkelijk late beantwoording van de vragen.
                  
Doel van de wijziging
De leden van de VVD-fractie constateren met de initiatiefnemers dat de huidige formatie
                     langer duurt dan eerdere formaties, maar merken hier wel bij op dat deze formatie
                     meerdere formatiestadia heeft gekend en dat de Kamer na iedere fase is geïnformeerd
                     over het verloop en de uitkomst, met daaropvolgend een debat. Naast de debatten die
                     hebben plaatsgevonden hebben de informateur(s) met regelmaat, al dan niet op verzoek
                     van de Kamer of de Kamervoorzitter, per brief informatie verstrekt over het proces
                     en het verloop ervan. Deze leden zouden gelet op deze context graag een nadere toelichting
                     willen bij de probleemanalyse, welk type inlichtingen gemist wordt en hoe de voorgestelde
                     aanpassing bijdraagt aan het formatieproces. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of
                     en welke alternatieven daarbij zijn overwogen? Hebben de initiatiefnemers bijvoorbeeld
                     overwogen een eventuele evaluatie van het gehele proces af te wachten alvorens met
                     dit voorstel te komen, zodat een integrale weging gemaakt kan worden?
De leden van de D66-fractie zien dat er in de toelichting verschillende overwegingen
                     en zorgen worden aangehaald door de indieners. Zo worden de informatiepositie van
                     de Kamer tijdens het formatieproces in beschouwing genomen, maar ook de duur van de
                     formatie en de rol van het demissionaire kabinet wordt genoemd. Kunnen de indieners
                     nader toelichten welk specifiek doel zij willen bereiken met deze wijziging?
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners ook de optie van een tijdslimiet
                     hebben overwogen. De indieners hebben dit echter afgewezen omdat dit te vergaande
                     gevolgen zou hebben voor een wijziging van het Reglement van Orde. Kunnen de indieners
                     uiteenzetten welke andere opties zij hebben overwogen voor het versterken van de informatiepositie
                     van de Kamer in het formatieproces?
Volgens de leden van de D66-fractie is een grondige evaluatie van de formatieperiode
                     wenselijk, met naar aanleiding daarvan eventuele structuurwijzigingen in het proces.
                     Dit voorstel van de indieners zou daar onderdeel van uit kunnen maken. Delen de indieners
                     deze mening? Zijn de indieners het met deze leden eens dat om structurele veranderingen
                     aan te brengen in het proces, grotere wijzigingen nodig zijn dan een aanpassing van
                     het Reglement van Orde? Wat deze leden betreft zou een direct door de bevolking gekozen
                     formateur ook moeten worden overwogen. Hoe kijken de indieners daartegen aan? De indieners
                     hebben de wens geuit om deze wijziging van het Reglement van Orde nog voor het einde
                     van deze formatieperiode in werking te doen treden. Kunnen zij toelichten waarom zij
                     het wenselijk vinden om dit niet in een bredere context, de mogelijkheid van een formatiewet,
                     te bespreken?
Antwoord:
Dit voorstel heeft als doel om zowel de (in)formateur(s) als de onderhandelende partijen
                     een zekere druk te laten ervaren om de kabinetsformatie af te ronden. Dit dient enige
                     snelheid in het formatieproces te houden. Het gaat de indieners dus niet om het type
                     van informeren van de Kamer.
                  
Initiatiefnemers hebben geen alternatieven overwogen. Initiatiefnemers hebben wel
                  nagedacht over het verbinden van sancties aan het niet behalen van de voorgeschreven
                  termijnen. Hier zien initiatiefnemers vanaf aangezien dit niet in het Reglement van
                  Orde van de Tweede Kamer dient te gebeuren. Hiervoor zal een Formatiewet tot stand
                  moeten worden gebracht. Aangezien het tot stand brengen van een Formatiewet een langdurig
                  proces zal zijn en omdat indieners voor de komende Tweede Kamerverkiezingen al een
                  oplossing willen bieden voor de steeds langer durende kabinetsformatie, vinden initiatiefnemers
                  deze wijziging van het Reglement van Orde geschikt. Het tot stand brengen van een
                  Formatiewet kan niet worden afgewacht.
               
Een evaluatie van het gehele proces hoeft ook niet te worden afgewacht alvorens initiatiefnemers
                     met dit voorstel komen. De kabinetsevaluatie door Van Baalen, Van Kessel, Bovend’Eert
                     en Van Twist over de kabinetsformatie van 2021/22 is vooralsnog voldoende. Initiatiefnemers
                     zien dit voorstel ook nadrukkelijk als een startpunt. Het is volgens initiatiefnemers
                     niet uitgesloten dat er later meer wijzigingen nodig zullen zijn om de problemen met
                     de kabinetsformatie op te lossen. Deze wijzigingen kunnen volgens initiatiefnemers
                     meer inhouden dan enkele wijzigingen in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer.
                  
Initiatiefnemers hebben voor dit voorstel een direct door de bevolking gekozen formateur,
                     zoals bijvoorbeeld de staatscommissie-Remkes voorstelt, niet overwogen, omdat dat
                     wijziging van materiewetten zoals de Kieswet vergt. Dit voorstel ziet op het bieden
                     van een oplossing voor de steeds langer durende kabinetsformatie. Initiatiefnemers
                     zien niet in op welke wijze een direct door het volk gekozen formateur dit probleem
                     zou kunnen oplossen. Een direct door het volk gekozen formateur zal binnen dit voorstel
                     de kabinetsformatie alleen maar verder vertragen. Wanneer het een formateur niet lukt
                     om een opdracht af te ronden, zal door het volk een nieuwe formateur moeten worden
                     benoemd. Dit zal de kabinetsformatie dus alleen maar verder vertragen.
                  
Toepassing wijziging
De leden van de VVD-fractie stellen dat het voorstel van de initiatiefnemers zich
                     vooral lijkt te richten op de fase waarin er nog geen onderhandelingsakkoord is. Klopt
                     deze aanname?
Antwoord:
Het voorstel richt zich op het proces tot het moment waarop de (in)formateur zijn
                     opdracht heeft volbracht. Het voorstel richt zich dus ook op de formatiefase. Overwogen
                     kan worden om ook nadere regelgeving over de formatiefase in het Reglement van Orde
                     op te nemen, zoals bijvoorbeeld een hoorzitting met kandidaat-bewindspersonen. Indieners
                     hebben dat echter niet in dit voorstel opgenomen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het voorstel alleen ziet op de (in)formateur(s)
                     of ook op de verkenners. Mocht dit voorstel alleen zien op de (in)formateur(s), dan
                     zijn deze leden benieuwd waarom de initiatiefnemers van mening zijn dat voor verkenners
                     een andere situatie zou gelden.
Antwoord:
Dit voorstel voorziet niet in het regelen van verkenners. De functie en de rol van
                     de verkenner staan niet omschreven in het Reglement van Orde. Dat is in de ogen van
                     de initiatiefnemers wel een forse omissie.
                  
Nadat de Koning uit het formatieproces gehaald was in 2012 en de Kamer de regierol
                     naar zich had toegetrokken is er nog een relevante wijziging geweest voor de rol van
                     verkenner. De nieuwe Kamer wordt nu pas twee weken na de verkiezingen geïnstalleerd
                     en niet meer na een week. De nieuwe Kamer is natuurlijk de enige die besluiten kan
                     nemen over informateurs, informatieopdrachten en meer.
                  
De figuur van verkenner is nu opgedoken in dat vacuüm. Er is een risico dat hier een
                     persoon (of personen) benoemd wordt/worden die erg dicht bij de winnaars van de verkiezingen
                     staat/staan.
                  
Initiatiefnemers achten het wenselijk dat de figuur van verkenner beter verankerd
                     wordt. Dan kan middels een protocol (zoals voorgesteld bij de evaluatie) of het kan
                     formeel opgenomen worden in het Reglement van Orde.
                  
Indien dat gebeurt, is het niet langer aan de Kamervoorzitter, die na consultatie
                     een besluit neemt, maar aan de oude Kamer om te besluiten over het aanstellen van
                     een of meer verkenners. De reden om te kiezen voor de Kamer is dat de uitgaande Kamervoorzitter
                     ook onder druk gezet kan worden door grote partijen om een bepaalde verkenner te kiezen,
                     zeker omdat de nieuwe Kamer een Voorzitter kiest en de oude Kamervoorzitter zich opnieuw
                     verkiesbaar zou kunnen stellen.
                  
Als de Kamer het wenselijk acht, zijn de initiatiefnemers bereid om vast te leggen
                     in het Reglement van Orde dat de oude Kamer één of meerdere verkenner(s) kan aanwijzen,
                     die als enige opdracht krijgt/krijgen om bij alle partijen die zeer waarschijnlijk
                     zetels behaald hebben, op te halen welke regeringsformatie onderzocht dient te worden
                     en welke cruciale onderwerpen daar besproken dienen te worden. In de ogen van de initiatiefnemers
                     is het wenselijk dat de verkenner(s) enige afstand tot de dagelijkse politiek en de
                     partijleiders hebben. Dat kan formeel geregeld worden door vast te leggen dat bewindspersonen,
                     leden van Eerste Kamer en leden van de oude en de nieuwe Tweede Kamer niet als verkenner
                     kunnen worden aangewezen.
                  
Type inlichtingen en frequentie
De leden van de VVD-fractie zouden graag een nadere toelichting willen op wat de aard
                     van de inlichtingen zou moeten zijn die van de informateurs en onderhandelende partijen
                     wordt verwacht, anders dan informatie over het proces, aangezien er inhoudelijk nog
                     geen overeenstemming is. Deze leden willen de initiatiefnemers vragen hierbij te reflecteren
                     op de evaluatiecommissie-Bovend’Eert, die de aanbeveling doet om tijdens de kabinetsformatie
                     zo veel mogelijk af te zien van de mogelijkheid dat tussentijds een Kamerdebat volgens
                     artikel 11.2 plaatsvindt met toepassing van artikel 12.7 van het Reglement van Orde
                     (dertigledendebat).
De leden van de D66-fractie brengen verder naar voren dat indien het voornaamste doel
                     is de informatiepositie van de Kamer te versterken, of de indieners dit doel dan nader
                     kunnen specificeren. Kunnen de indieners aangeven welke informatie zij noodzakelijk
                     achten voor de Kamer om te ontvangen gedurende de verschillende fases van een formatie?
                     Kunnen zij hierbij ook aangeven welk detailniveau van informatie zij wenselijk achten?
De leden van de D66-fractie vragen of de indieners schematisch kunnen aangeven hoeveel
                     debatten er in de vorige paar kabinetsformaties zijn geweest met de informateurs.
                     Kunnen de indieners concreet aangeven hoeveel tijd er zat tussen de verschillende
                     Kamerdebatten en welke tussenpozen zij precies te lang vonden? Kunnen zij ook aangeven
                     waarom zij die te lang vonden? Kunnen de indieners ook reflecteren op de vraag of
                     meer Kamerdebatten over de formatie zullen bijdragen aan het tempo waarin de formatie
                     vordert?
De leden van de SP-fractie zouden aan de indieners willen vragen hoe zij het risico
                     zien dat bij een grens van vijftig leden voor het aanvragen van een (in)formatiedebat
                     deze mogelijkheid misbruikt kan worden en een dergelijk debat potentieel wekelijks
                     op de agenda van de Kamer wordt geplaatst. Hoe zouden de indieners willen ondervangen
                     dat de noodzakelijke inlichtingen en het debat uiteindelijk een rem op de voortgang
                     kunnen zijn?
Antwoord:
Zoals hierboven vermeld, gaat het nieuwe voorstel niet over het type inlichtingen
                     en gaat het niet langer over een dertigledendebat. Het is de bedoeling dat de Kamer
                     in beginsel ten minste elke zes weken (zeven weken als rekening gehouden wordt met
                     de week die de voorzitter heeft voor het inplannen van het debat) geïnformeerd wordt
                     over de formatie en dat daar in de openbaarheid een mate van verantwoording over afgelegd
                     wordt.
                  
Natuurlijk is het debat zelf tijd die niet aan de formatie besteed kan worden, maar
                     zij vermoeden dat de druk om in de openbaarheid verantwoording af te leggen zal leiden
                     tot snellere overeenstemming. En misschien ook wel tot een snellere conclusie dat
                     een poging mislukt is, wanneer iedereen nog om die conclusie heen draait. In dat geval
                     kan de Kamer verder met een volgende poging.
                  
Een voorbeeld van een te lange periode is de periode tussen 5 oktober en 15 december
                     2021 in de formatie van 2021/22.
                  
De Kamer heeft op grond van het nieuwe voorstel altijd nog de mogelijkheid om tussentijds
                  inlichtingen te vragen aan de (in)formateur(s). Initiatiefnemers verwachten dat de
                  Kamer door dit voorstel van deze bevoegdheid minder frequent gebruik zal maken aangezien
                  de Kamer sowieso kan rekenen op een tussenstand na zes weken (of drie weken; indien
                  sprake is van een tussentijdse val van het kabinet).
               
Rol Kamervoorzitter
Verder vragen de leden van de VVD-fractie zich af welke rol de initiatiefnemers in
                     dezen zien weggelegd voor de Kamervoorzitter.
Antwoord:
De Kamervoorzitter ontvangt bericht van de (in)formateur(s). Dat kan in de vorm van
                     een uitgebreid eindverslag maar het kan ook een relatief korte brief zijn. De Kamervoorzitter
                     zal dan binnen een week over dit rapport of deze brief en de stand van de kabinetsformatie
                     een debat plannen. Ook plant de Kamervoorzitter een debat indien er zes weken verstreken
                     zijn.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog een vraag over het moment van inplannen
                     door de Kamervoorzitter. De initiatiefnemers verwijzen hierbij naar de thans gebruikelijke
                     procedure rondom dertigledendebatten. Het verschil is evenwel dat dertigledendebatten
                     op «de lijst» worden geplaatst en in de praktijk vaak pas na verloop van tijd worden
                     ingepland. Wanneer een minderheid van tussen de 50 en 75 leden graag een debat met
                     de (in)formateur zou willen voeren, dan lijkt het deze leden evident dat, gelet op
                     de aard van de situatie van een kabinets(in)formatie, zo’n debat niet op de lange
                     baan geschoven zou moeten kunnen worden. De Kamer gaat echter over haar eigen agenda,
                     dus mocht een meerderheid van 76 leden bij een regeling van werkzaamheden het verzoek
                     doen om een door een minderheid aangevraagd debat met de (in)formateur en door de
                     Kamervoorzitter ingepland debat van de agenda af te voeren, dan kan de situatie ontstaan
                     dat er wel een debat is toegekend, maar dat dit alsnog niet snel ingepland kan worden.
                     Graag ontvangen deze leden een reactie van de initiatiefnemers op deze situatie. Hoe
                     zou hiermee moeten worden omgegaan?
Antwoord:
Het debat over de formatie zal niet op de lange baan worden geschoven omdat de Kamervoorzitter
                     ervoor zorgt dat het debat in beginsel binnen een week zal plaatsvinden. Overigens
                     is deze zeer relevante vraag in het herziene voorstel niet langer relevant.
                  
Democratische verantwoording
De leden van de CDA-fractie merken op dat de indieners suggereren dat er een structureel
                     probleem bestaat in de democratische verantwoording over het verloop van het formatieproces.
                     De leden van de CDA-fractie vragen de indieners deze stelling nader te onderbouwen
                     in het licht van het geheel van hoofdstuk 11 van het Reglement van Orde, mede gelet
                     op het feit dat nog geen jaar geleden een algehele herziening van het Reglement van
                     Orde heeft plaatsgevonden.
Antwoord:
Initiatiefnemers vinden deze vraag voor het nieuwe voorstel niet meer relevant. Desalniettemin
                     willen initiatiefnemers opmerken dat het nieuwe voorstel zal bijdragen aan betere/meer
                     democratische verantwoording over het verloop van het formatieproces. De Kamer wordt
                     immers, niet alleen op verzoek van de meerderheid, maar ten minste elke zes, zeven
                     weken voorzien van informatie over de stand van de kabinetsformatie. Bovendien zijn
                     initiatiefnemers van mening dat de kabinetsformatie van 2021/22 meer dan genoeg aanleiding
                     geeft voor nadere regels. Zij verwijzen daarvoor ook naar de evaluatie van de formatie.
                  
Artikel 68 Grondwet en de Venetië-Commissie
Voor wat betreft de informatieplicht wordt in het voorstel een relatie gelegd met
                     artikel 68 Grondwet. Dit artikel heeft betrekking op de verhouding tussen Kamerleden
                     en Ministers/Staatssecretarissen en ziet daarmee, zoals de initiatiefnemers zelf ook
                     stellen, niet op het formatieproces noch op de informateurs of de onderhandelende
                     partijen. Datzelfde geldt ook voor de conclusie van de Venetië-Commissie. De initiatiefnemers
                     stellen in de toelichting bij het voorstel dat het voorstel vooral relevant is omdat
                     de regering zich bij tijd en wijle demissionair opstelt en bij tijd en wijle minder
                     demissionair. De leden van de VVD-fractie herkennen deze constatering niet, maar los
                     daarvan vragen deze leden zich af of een aanpassing van het Reglement van Orde die
                     ziet op de formatie de plek is om dit te adresseren. Het is immers de regering die
                     verantwoording aan de Kamer verschuldigd is over het gevoerde beleid en eventuele
                     voornemens en niet de onderhandelende partijen. Zij vragen de initiatiefnemers hierop
                     te reflecteren.
De leden van de D66-fractie brengen verder naar voren dat de indieners hun voorstel
                     onderbouwen met een tweetal uitspraken van de Venetië-Commissie. Deze twee uitspraken
                     gaan strikt genomen niet over het voorstel van de indieners, zo stellen de indieners,
                     maar zij achten deze wel relevant omdat deze van toepassing zouden zijn op de demissionaire
                     status van de regering. De leden van de D66-fractie vragen zich af of deze overwegingen
                     niet gepaster zouden zijn in het kader van een formatiewet waarbij de rol van het
                     demissionaire kabinet besproken wordt. Kunnen de indieners toelichten hoe zij hiertegen
                     aankijken? De indieners halen in de toelichting artikel 68 van de Grondwet aan, waarin
                     het recht op informatie geregeld is. Dat regelt echter de verhouding tussen Ministers
                     en Staatsecretarissen aan de ene kant, en de Kamer aan de andere kant. In het geval
                     van de formatie gaat het om informateurs die eenmalig zijn aangesteld door de Kamer
                     om een opdracht van de Kamer uit te voeren. Kunnen de indieners reflecteren op hoe
                     hun voorstel zich verhoudt tot artikel 68 van de Grondwet? Het rapport van de Venetië-Commissie
                     doet ook de aanbeveling dat Nederland de mogelijkheden voor constitutionele toetsing
                     moet onderzoeken. Hoe kijken de indieners hiernaar?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de indieners in de toelichting verwijzen
                     naar artikel 68 van de Grondwet, dat luidt: «De Ministers en de Staatssecretarissen
                     geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk
                     de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd
                     is met het belang van de staat.» De leden van de CDA-fractie constateren dat de inlichtingenplicht
                     van de regering onverkort van kracht is, ook in de periode van de kabinetsformatie.
                     De inlichtingenplicht geldt immers voor Ministers en Staatssecretarissen, ongeacht
                     de vraag of zij demissionair zijn. Deze leden vragen de indieners dan ook waarom zij
                     verwijzen naar artikel 68 van de Grondwet voor de onderbouwing van een voorstel dat
                     geen betrekking heeft op de verhouding tussen regering en parlement.
Antwoord:
Initiatiefnemers merken op dat de politieke rollen in de formatie van 2021/22 fors
                     door elkaar liepen. De partijleiders waren premier of vicepremier, waren onderhandelaar
                     en waren fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Op een aantal momenten heeft die stapeling
                     van rollen tot grote problemen geleid, denk aan de twee debatten in april 2021.
                  
Ook in een formatie waarbij een aantal partijen nog steeds onderdeel uitmaakt van
                     een demissionair kabinet en andere partijen niet, is in de regel sprake van zeer forse
                     informatieasymmetrie. Overigens zien we die informatieasymmetrie ook in lopende zaken
                     tussen regeringspartijen, partijen die wel onderhandelen maar niet in de regering
                     zitten, partijen die in de regering zitten maar niet onderhandelen en partijen die
                     niet onderhandelen en niet in de regering zitten.
                  
Initiatiefnemers zijn net als de D66-fractie van mening dat een Formatiewet wenselijk
                     is, maar vrezen dat een nieuwe wet niet in het Staatsblad zal staan voordat een volgende
                     formatie aanvangt. Natuurlijk begrijpen de initiatiefnemers dat de D66-fractie, die
                     tot de regeringspartijen behoort, minder geneigd is te speculeren over de mogelijke
                     tussentijdse val van het kabinet dan leden van de oppositiefracties.
                  
Europese vergelijking
De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers of zij hebben overwogen hoe
                     de formatieprocessen in andere landen lopen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe
                     het Duitse en het Franse parlement betrokken worden in het formatieproces van hun
                     respectievelijke landen? Hoe wordt in het Duitse en het Franse formatieproces transparantie
                     gewaarborgd? Hoe bewaren zij de balans tussen transparantie in de richting van het
                     parlement aan de ene kant en een bepaalde mate van vertrouwelijkheid ten behoeve van
                     de onderhandelingen aan de andere kant? Welke lessen trekken de initiatiefnemers hieruit?
Antwoord:
Initiatiefnemers hebben niet nader onderzocht hoe formatieprocessen in andere landen
                     lopen. Zij merken op dat het kiesstelsel in Nederland uniek is: een landelijk lijstenstelsel
                     met de mogelijkheid een voorkeursstem uit te brengen, zonder kiesdrempel. Het leidt
                     tot relatief weinig clustering van partijen en de uitdagingen die daarbij optreden.
                  
Meer in het algemeen kunnen zij op dit punt wel het volgende schrijven. Zij merken
                     op dat de benoeming van de Duitse bondskanselier geregeld is in artikel 63 van de
                     Duitse Grondwet. De kanselier moet bij absolute meerderheid van stemmen gekozen worden.
                     Wanneer er enkel een relatieve meerderheid van stemmen is, is het aan de president
                     om hem te benoemen als bondskanselier of om nieuwe verkiezingen uit te schrijven.
                     De initiatiefnemers denken dat er in de huidige constitutionele verhoudingen in Nederland
                     geen draagvlak is om zo’n keuze bij het Nederlandse staatshoofd, de Koning te leggen.
                  
Frankrijk heeft een semi-presidentieel systeem en heeft daarmee een totaal afwijkende
                     vorm van bestuur ten opzichte van de overige 26 leden van de Europese Unie. Zo heeft
                     de president de bevoegdheid om een premier te benoemen of te ontslaan. Verder heeft
                     de regering onder artikel 49 lid 3 van de Franse Grondwet de mogelijkheid om een wet
                     vast te stellen zonder goedkeuring van het parlement. Het parlement kan dat alleen
                     stoppen door een motie van censure en daarmee verkiezingen voor het parlement. Het
                     moge daarmee duidelijk zijn dat de positie van het Franse parlement ten opzichte van
                     de uitvoerende macht zwakker is dan in Nederland.
                  
Overig
De leden van de CDA-fractie zijn het met de indieners eens dat de onderhandelende
                     partijen in een zekere rust en vertrouwelijkheid over de formatie moeten kunnen spreken.
                     Deze leden constateren bovendien dat informateurs gedurende de kabinetsformatie geen
                     inlichtingen kunnen verstrekken over de inhoud van de besprekingen tussen de informateurs
                     en de onderhandelende partijen. Zij vragen de indieners nader te onderbouwen waarom
                     zij het dan toch wenselijk vinden om een deel van de mogelijk toekomstige oppositie
                     «de mogelijkheid te geven elke dag een debat te vragen». Zij constateren dat de toelichting
                     op dit punt verder gaat dan de voorgestelde bepaling in het Reglement van Orde. In
                     de toelichting spreken de indieners immers van «een debat met de (in)formateur(s)»,
                     terwijl in de voorgestelde bepaling sprake is van «uit te nodigen om inlichtingen
                     te verschaffen over het verloop van de kabinetsformatie». Zij vragen de indieners
                     op dit punt helderheid te scheppen.
De leden van de SP-fractie erkennen de onwenselijke situatie dat een gedeelte van
                     de Kamer verstoken blijft van nadere informatie over de stand van zaken van de formatie.
                     Zo waren vele partijen – die niet betrokken waren bij het overleg dat plaatsvond in
                     de zomer van 2021 – onaangenaam verrast toen bleek dat er in die periode geen inhoudelijke
                     onderhandelingen hadden plaatsgevonden. De presentatie naar de buitenwereld, als ook
                     naar de niet betrokken gekozen volksvertegenwoordigers, was dat er «inhoudelijk goede
                     gesprekken» werden gevoerd. Delen de indieners de mening dat hier een toneelstukje
                     is opgevoerd dat uiteindelijk het vertrouwen in het formatieproces niet heeft vergroot?
                     Hoe zien de indieners hiervoor een oplossing?
Antwoord:
Initiatiefnemers menen dat met het nieuwe voorstel een balans is gevonden tussen vertrouwelijkheid
                     en openheid: om de zes weken wordt duidelijk hoe het staat met de formatie.
                  
De initiatiefnemers merken op dat er voor de (in)formateur(s) geen formele verplichting
                     bestaat een verslag te schrijven, maar dat dat wel staande praktijk geworden is. Er
                     kunnen omstandigheden zijn waarin de (in)formateur(s) uitgebreid verslag doen en er
                     zullen gelegenheden zijn waarbij de brief korter is.
                  
In de praktijk zal er een debat plaatsvinden over de stand van de formatie: het is
                     aan de (in)formateur(s) om een relatief korte of lange toelichting te geven of zelfs
                     een beschouwing van de politieke situatie te geven met oplossingsrichtingen. Het is
                     vervolgens wel aan de fractievoorzitters in hun eigen termijn om aan te geven waar
                     zij staan in de formatie en zij zullen vragen van hun collega’s moeten beantwoorden.
                  
Het is de verwachting dat er een tussenstand op hoofdlijnen gegeven zal worden. Er
                     is geen verplichting om op elk afgesloten dossier de gedetailleerde uitkomst alvast
                     bekend te maken: dat zou de onderhandelingspositie van onderhandelende partijen kunnen
                     schaden indien de onderhandelingen niet leiden tot een resultaat en een aantal onderhandelende
                     partijen met een andere partij alsnog een regering moeten vormen: dan zou een partieel
                     onderhandelingsresultaat een soort startpunt van onderhandelingen kunnen worden.
                  
Slechts de gewenste uitkomst van het debat staat vast: een meerderheid in de Kamer
                     zal per motie een nieuwe (in)formateur of nieuwe (in)formateurs met een opdracht moeten
                     aanwijzen.
                  
Initiatiefnemers delen de opvatting van de leden van de SP-fractie dat het de partijen
                     die formeren siert als zij naar buiten toe open zijn als er wekenlang geen onderhandeling
                     plaatsvindt terwijl ze wel daartoe de opdracht hebben, allereerst van de Kamer maar
                     natuurlijk gewoon van de kiezer. Anders ligt het als de partijen een keer een dag
                     niet onderhandelen omdat zij in eigen kring willen sonderen of en hoe een moeilijke
                     knoop wordt doorgehakt.
                  
Omtzigt
                  Eerdmans
                  Dassen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
Laurens Dassen, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
Joost Eerdmans, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.