Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Kort over “het artikel ‘Utrecht zet versoepeld bijstandsregime voor jongeren voort, 'geen aanzuigende werking'’
Vragen van het lid De Kort (VVD) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het artikel «Utrecht zet versoepeld bijstandsregime voor jongeren voort, «geen aanzuigende werking»» (ingezonden 13 april 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
22 mei 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Utrecht zet versoepeld bijstandsregime voor jongeren
voort, «geen aanzuigende werking»»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat het doel van de Participatiewet is om mensen te laten participeren
of deelnemen aan de arbeidsmarkt en zij via deze weg een duurzame bestaanszekerheid
opbouwen? Bent u het eens dat de zoekperiode van jongeren kan bijdragen aan het eerder
vinden van een baan of vervolgstudie? Zo ja, kunt u constateren dat een groot gedeelte
van mensen die in de bijstand belanden uiteindelijk moeilijk uitstromen naar werk?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De Participatiewet heeft tot doel om mensen te laten participeren, bij voorkeur door
hen deel te laten deelnemen aan de arbeidsmarkt. Als een beroep op bijstand door werkaanvaarding
kan worden voorkomen, heeft dat dan ook de prioriteit.
Daarbij past wel de kanttekening dat de doelgroep van de Participatiewet zeer divers
is. Een aanzienlijke deelpopulatie jongeren (zo liet ook recent onderzoek van de Nationale
ombudsman zien)2 kampt met problemen op verschillende leefgebieden. Dat maakt dat arbeidsinschakeling
op de korte termijn voor deze groep vaak niet reëel is. De geconstateerde diversiteit
speelt evenzo bij jongeren die zich voor een bijstandsuitkering melden. Ook binnen
de groep jongeren is een deelpopulatie te onderscheiden voor wie arbeidsinschakeling
op de korte termijn buiten beeld is. Dan is de zoekperiode niet doelmatig en wordt
het risico zelfs verhoogd dat deze jongere van de noodzakelijke ondersteuning ook
op ander vlak verstoken blijft.
Vraag 3
Klopt het dat de versoepelingen rondom de vier weken termijn met het introduceren
van een «kan-bepaling» gericht moeten zijn op maatwerk en dat het niet hanteren van
deze termijn afhankelijk is van de individuele omstandigheden van de aanvrager, zoals
beschreven in uw brief van 28 november jl.?3 Zo ja, deelt u de opvatting dat het generiek niet toepassen van deze termijn zich
hiertoe niet verhoudt en om die reden onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Niet voor alle jongeren is arbeidsinschakeling op korte termijn een reëel perspectief.
In die situaties kan de zoekperiode onwenselijke effecten hebben. Door de wet Breed
Offensief (TK 35 394) zal per 1 juli a.s. de Participatiewet op dit onderdeel ook
worden aangepast en wordt de vierweken zoekperiode niet meer toegepast bij jongeren
met een arbeidsbeperking. Daarnaast wil ik binnen het traject Participatiewet in Balans
gemeenten ook de mogelijkheid geven om in andere situaties, waarbij de vierweken zoekperiode
haar effect mist, de zoekperiode buiten toepassing te laten.
Jongeren die de stap richting arbeid wel direct kunnen maken, horen in beginsel niet
in de bijstand thuis. De vierweken zoekperiode is dan een stimulans om die extra inzet
te plegen. Van gemeenten mag worden verwacht dat zij hun werkprocessen zo inrichten
dat jongeren die de stap richting werk wel zonder meer kunnen maken, dan ook de noodzaak
ervaren om daarop extra te inzetten. Daar past dan ook een vierweken zoekperiode bij.
Vraag 4
Bent u hierop volgend van mening dat de zin en waarde van werk meer is dan alleen
het financiële aspect? Zo ja, hoe duidt u de uitspraak van Linda Voortman, wethouder
van de gemeente Utrecht, dat de bijstand het laatste redmiddel is voor jongeren?
Antwoord 4
Werk is meer dan enkel het eigenstandig voorzien in het levensonderhoud. Het zorgt
ook voor zingeving, maatschappelijke participatie en een gevoel van welbevinden. Jongeren
die door omstandigheden moeilijkheden hebben bij het vormgeven van hun deelname aan
de arbeidsmarkt, zouden dan ook zo snel mogelijk in beeld moeten komen bij gemeenten.
Hierdoor kunnen zij eventueel met ondersteuning alsnog die stap richting werk maken.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de gemeente Utrecht, door allerlei generieke versoepelingen
die niet gericht zijn op het vinden van een baan of een vervolgstudie, het te aantrekkelijk
maakt voor jongeren om aanspraak te maken op een bijstandsuitkering en in feite gesproken
kan worden van een «eerste redmiddel» in plaats van een «laatste redmiddel»?
Antwoord 5
De evaluatie van de gemeente Utrecht schetst een beeld van de jongeren die op dit
moment een aanvraag bijstand indienen. Het gaat vaak (80% tot 90%) om jongeren met
problemen op verschillende leefgebieden en veelal een klein netwerk. Het leeuwendeel
heeft, naast de financiële ondersteuning van de bijstand, ook behoefte aan ondersteuning
op andere leefgebieden, zoals het vinden van passende dagbesteding en hulp bij geldzorgen.
Het zijn onder meer deze bevindingen, die de gemeente Utrecht tot de conclusie brengen,
dat de bijstand voor jongeren ook zonder de vierweken zoekperiode, een laatste redmiddel
blijft.
Vraag 6
Bent u het eens met de stelling dat versoepelingen in de Participatiewet altijd gericht
moeten zijn op het makkelijker vinden van een baan of studie? Bent u het eens met
de stelling dat de in Utrecht doorgevoerde versoepelingen niet bijdragen aan het deelnemen
op de arbeidsmarkt, maar juist een aanzuigende werking hebben op de bijstand? Zo nee,
hoe verklaart u de 15% toename van Utrechtse jongeren in de bijstand ten opzichte
van de landelijke afname?
Antwoord 6
Ik ben van mening dat de Participatiewet gericht moet zijn op het bieden van bestaanszekerheid.
Het is ons laatste vangnet, dat burgers die het niet lukt om eigenstandig (voldoende)
in hun bestaan te kunnen voorzien, de zekerheid geeft van een sociaal minimum. Daarbij
mag van die burger wel worden verwacht dat hij naar vermogen tracht om werk te vinden
en te aanvaarden, ook voorafgaand aan zijn eventuele bijstandsaanvraag. En in dat
kader dient de uitvoering over een passend instrumentarium te beschikken om burgers
waar nodig te bewegen om naar vermogen die inzet te plegen.
Met betrekking tot de door u aangehaald 15%, zij opgemerkt dat in een later persbericht
deze cijfers zijn genuanceerd. Het betrof een toename van het totaal aantal aanvragen
met 15%. Als het gaat om het aantal toegekende aanvragen (de uiteindelijke instroom)
was sprake van een 0,6% stijging, dat in de Utrechtse situatie neerkomt op een instroom
van circa 30 personen.
Vraag 7
Bent u in gesprek met de gemeente Utrecht om een oplossing te vinden voor de forse
stijging van 15% zoals genoemd in de vorige vraag?
Antwoord 7
De gemeente Utrecht geeft aan dat zij door de vierweken zoekperiode buiten toepassing
te laten, een doelgroep bestaanszekerheid heeft kunnen bieden, die zij anders niet
bereikt had. Het gaat hierbij om jongeren die problemen op verschillende leefgebieden
ervaren. De stap naar de arbeidsmarkt vraagt veelal ondersteuning die nu door de geboden
bestaanszekerheid ook effectief vorm kan krijgen. Voor de zelfredzame jongere blijft
de vierweken zoekperiode zonder meer van waarde.
De bevindingen van de gemeente Utrecht lijken echter ook te bevestigen dat de vierweken
zoekperiode in een aantal situaties ondoelmatig is. Ik ben met de gemeente in gesprek
om een beter beeld te krijgen van de doelgroep die juist baat heeft bij het buiten
toepassing laten van de vierweken zoekperiode, mede voor de nadere vormgeving van
de door mij reeds aangekondigde «kan»-bepaling op dit vlak.
Vraag 8
Kunt u inzicht geven in deze groep? Waarom kunnen deze jongeren niet werken of studeren?
Welk perspectief heeft deze groep nu zij in de bijstand zitten? Is het aantoonbaar
dat voor deze jongeren de bijstand de beste oplossing is voor de situatie waar zij
in zitten?
Antwoord 8
Het evaluatierapport geeft beperkt inzicht in de groep. Vanuit het team Rondkomengesprek4 van de gemeente Utrecht wordt aangegeven dat het vaak (80% tot 90%) gaat om jongeren
met problemen op verschillende leefgebieden en veelal een klein netwerk. Het leeuwendeel
heeft, naast de financiële ondersteuning van de bijstand, ook behoefte aan ondersteuning
op andere leefgebieden, zoals het vinden van passende dagbesteding en hulp bij geldzorgen.
Daarnaast is in 10% tot 20% van de gevallen sprake van jongeren bij wie inschakeling
op de arbeidsmarkt wel direct tot de mogelijkheden behoort.
Qua perspectief geeft de evaluatie enig inzicht in de samenstelling van de doelgroep
als het gaat om afstand tot de arbeidsmarkt. Ook daar is sprake van circa 20% met
een zeer korte afstand tot de arbeidsmarkt en 50% met een lange tot zeer lange afstand
tot de arbeidsmarkt. Daarnaast geeft de evaluatie inzicht in de uitstroom. Op basis
van deze cijfers blijkt 25% binnen 3 maanden weer uitgestroomd naar een baan.
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat de huidige krapte op de arbeidsmarkt, met werkgevers die
schreeuwen om nieuwe werknemers, juist kansen biedt aan jongeren om aan het werk te
gaan? Zo ja, wat gaat u concreet doen om jongeren uit de Participatiewet aan het werk
te krijgen?
Antwoord 9
De Participatiewet kent een zeer diverse doelgroep. Voor bijstandsgerechtigden met
een korte afstand tot de arbeidsmarkt, moet de Participatiewet over een instrumentarium
beschikken dat voldoende stimulansen kent om deze groep van de aanwezige kansen gebruik
te laten maken. De vierweken zoekperiode past daar in.
Anderzijds laten ook verschillende onderzoeken zien dat voor een substantieel deel
van de doelgroep directe arbeidsinschakeling geen reëel perspectief is.
Voor deze groep vormt de Participatiewet een laatste vangnet, dat hen vanuit bestaanszekerheid,
kan laten werken aan dat perspectief. Binnen het traject Participatiewet in Balans
wordt via verschillende maatregelen ingezet op een passende ondersteuning van deze
doelgroep, om juist ook mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt uiteindelijk
optimaal te laten participeren.
Vraag 10
Kunt u aangeven of er meer gemeenten zijn die op een vergelijkbare wijze versoepelen
als de gemeente Utrecht en niet bijdragen aan re-integratie of participatie?
Antwoord 10
Mij zijn verder geen gemeenten bekend die de vierweken zoekperiode, zoals de gemeente
Utrecht, buiten toepassing laten. Wel passen meerdere gemeenten maatwerk toe en laten
zij (wanneer de individuele omstandigheden daarom vragen) de vierweken zoekperiode
buiten toepassing.
Vraag 11
Bent u het eens met de stelling dat het ongewenst is dat er gemeenten zijn die invulling
geven aan de Participatiewet die niet bijdragen aan re-integratie of participatie?
Zo ja, bent u van mening dat het onwenselijk is dat gemeenten zoals Utrecht aangeven
de landelijke wettelijke kaders te negeren tot de herziening van de Participatiewet
is doorgevoerd?
Antwoord 11
De Participatiewet heeft tot doel om mensen te laten participeren, bij voorkeur door
hen deel te laten nemen aan de arbeidsmarkt. Als een beroep op bijstand door werkaanvaarding
kan worden voorkomen, heeft dat dan ook de prioriteit. De vierweken zoekperiode is
vanuit dat doel in de Participatiewet opgenomen en van gemeenten mag worden verwacht
dat zij dit effectief inzetten.
Ik ben dan ook met de gemeente Utrecht in gesprek. De vierweken zoekperiode is met
reden als instrument in de wet opgenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.