Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Exportkredietverzekeringen en Handelsinstrumentarium van 23 februari 2023 over de beoordeling van fossiele projecten gedurende de overgangsperiode in 2023, de uitzonderingsgronden van het ekv-beleid in relatie tot leveringszekerheid en ontwikkelingslanden, de uitzonderingsgronden in het brede handelsinstrumentarium en de categorisering van intensieve veeteelt (Kamerstuk 26485-413)
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
31 793
Internationale klimaatafspraken
Nr. 421
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 mei 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 22 maart 2023 over de toezegging
gedaan tijdens het commissiedebat Exportkredietverzekeringen en Handelsinstrumentarium
van 23 februari 2023 over de beoordeling van fossiele projecten gedurende de overgangsperiode
in 2023, de uitzonderingsgronden van het ekv-beleid in relatie tot leveringszekerheid
en ontwikkelingslanden, de uitzonderingsgronden in het brede handelsinstrumentarium
en de categorisering van intensieve veeteelt (Kamerstukken 26 485 en 31 793, nr. 413).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 april 2023 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 22 mei 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het Nederlandse COP26-beleid voor de
ekv zich verhoudt tot het vestigingsklimaat van Nederland.
Bij de uitwerking van de COP26-verklaring heeft het kabinet rekening gehouden met
het gelijkwaardige internationale speelveld en dit principe ook bilateraal en via
de Export Finance for Future coalitie (E3F) bevorderd, conform de motie van het lid Heinen c.s.1. Het kabinet zal zich hiervoor blijven inzetten. Een gelijkwaardig internationaal
speelveld draagt ook bij aan een gunstig Nederlandse vestigingsklimaat. Daarnaast
wordt, als onderdeel van het COP26-beleid, ingezet op het verder ondersteunen van
bedrijven in de groene energietransitie. De mondiale klimaat- en energietransitie
biedt een breed scala aan internationale kansen voor het Nederlands bedrijfsleven.
Nederlandse bedrijven kunnen zich met hun bijzondere kennis en kunde inzetten voor
klimaatmitigatie en voor klimaatadaptatieprojecten wereldwijd. Een prioriteit in het
ekv-beleid is dan ook het stimuleren van groene export, waarmee Nederlandse exporteurs
bij kunnen dragen aan de vergroeningstransitie. Een op duurzame kansen gerichte ekv
draagt ook op deze wijze bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven.
Dit sluit ook aan bij het strategisch en groen industriebeleid van dit kabinet.
De leden van de VVD-fractie vragen ook hoe het gelijke speelveld is geborgd. Daarbij
vragen de leden van de VVD-fractie hoe Nederland monitort wat EU-landen zoals Duitsland
en Italië doen met betrekking tot de uitvoering van de Glasgow-verklaring. De leden
vragen verder welke stappen worden gezet wanneer blijkt dat omringende landen beleid
voeren waardoor met betrekking tot de ekv geen sprake meer is van een gelijk speelveld.
Het kabinet zet zich in voor het behouden van het internationaal gelijkwaardige speelveld,
en wil voorkomen dat Nederlandse bedrijven nadeel ondervinden ten opzichte van concurrenten
uit andere landen die de COP2-verklaring getekend hebben. Er is uitgebreid contact
geweest met andere landen over de interpretatie van de COP26-verklaring, zowel bilateraal
als via E3F en de Clean Energy Transition Partnership (CETP). Zo hebben de leden van
de E3F-coalitie de uitwerking van de COP26-verklaring met elkaar gedeeld en publiek
gemaakt. Daarbij geldt dat Duitsland nog geen uitwerking van de COP26-verklaring heeft
gepresenteerd. Nederland zet zich ook in EU- en OESO-verband in om afspraken te maken
over exportondersteuning en om Nederlandse exporteurs en hun financiers onder gelijke
voorwaarden te laten concurreren. Ook de aankomende periode zal het kabinet de ontwikkelingen
in andere landen blijven monitoren, en zich inzetten voor een gelijkwaardig internationaal
speelveld. Tot slot zal het kabinet het COP26-beleid evalueren met daarbij specifiek
aandacht voor het monitoren van de uitvoering van andere landen die de COP26-verklaring
hebben ondertekend. Indien er signalen over een ongelijk speelveld tussen COP26-ondertekenaars
uit deze evaluatie naar voren komen, dan zal ik hier aan uw Kamer over rapporteren.
De leden van de VVD-fractie vragen zich tevens af waarom bepaalde EU-landen andere
afwegingen maken dan Nederland en welke transitieregelingen omringende landen hanteren.
Elk land dat de COP26-verklaring heeft ondertekend, gaat uit van het principe dat
publieke steun aan de fossiele energiesector via de ekv per 1 januari 2023 is beëindigd.
Er is veel overleg met andere ondertekenaars over de interpretatie van de COP26-verklaring,
waaronder de uitzonderingen. In het algemeen zie ik veel overeenkomsten in de uitwerking.
Tegelijkertijd constateer ik dat op specifieke onderdelen ook verschillen bestaan.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de overgangsregelingen. Verschillende landen zoals het
Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hebben steun voor de internationale fossiele energiesector
zonder enige vorm van overgangsperiode beëindigd, terwijl Italië juist een ruime overgangsperiode
hanteert die ekv-dekking mogelijk maakt voor gasprojecten tot januari 2026. Nederland
hanteert met het oog op zorgvuldigheid en voorspelbaarheid voor bedrijven een beperkte
overgangsperiode, net als België. In Nederland kunnen aanvragen die ingediend zijn
vóór 1 januari 2023 tot uiterlijk 31 december 2023 tot een polis leiden. In België
kunnen dekkingstoezeggingen na 1 januari 2023 nog maximaal twee keer verlengd worden
met telkens zes maanden.
De leden van de VVD-fractie vragen ook op welke manier Atradius Dutch State Business
(ADSB) meer comfort krijgt met betrekking tot de risicobeoordeling, zodat Nederlandse
bedrijven internationaal impact kunnen maken op het gebied van de transitie van fossiel
naar niet-fossiel. De leden van de VVD-fractie vragen welke (extra) stappen de Staatssecretaris
zet op dit vlak.
Om in aanmerking te komen voor ekv-dekking worden verzekeringsaanvragen altijd getoetst
op financiële, milieu en sociale risico’s en op compliance aspecten. Deze uitgebreide
risicobeoordeling zorgt ook voor comfort bij het verzekeren van kleine transacties,
zoals mkb transacties en groene transacties.
ADSB heeft recent verschillende vergroeningsmaatregelen geïntroduceerd, zoals de groendekking.
Hiermee worden bedrijven geholpen om financiering aan te trekken voor investeringen
en onderzoek die groene export stimuleren. Ook kan ADSB voor kleine groene transacties
meer risico accepteren.2 In dat kader is het ook relevant om te melden dat er recent een akkoord is bereikt
tussen deelnemers van de «Arrangement on Officially Supported Export Credits» bij
de OESO over aanpassing van de regels voor exportkrediet, waardoor het mogelijk wordt
om aantrekkelijkere voorwaarden te bieden voor groene exporttransacties zoals langere
looptijden.3
De leden van de VVD-fractie vragen verder hoe omringende landen intensieve veeteelt
categoriseren.
Alle OESO-landen (waaronder ook Nederland) hebben zich gecommitteerd aan het milieu
sociale due diligence kader van de OESO, de zogenaamde Common Approaches.4 Dit kader schrijft voor dat transacties gecategoriseerd moeten worden op basis van
de verwachte milieu en sociale risico’s van het project waaraan geleverd wordt. Omringende
OESO-landen categoriseren intensieve veeteelt transacties dus op een vergelijkbaar
manier. Daarnaast hanteert Nederland aanvullend een strenger toetsingskader waarbij
elke ekv-aanvraag, ongeacht de categorisatie, wordt getoetst aan het Nederlandse dierenwelzijnsbeleid.5
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot op welke manier de concrete integratie
van het handelsinstrumentarium zal plaatsvinden, wat de gevolgen zijn voor bijvoorbeeld
ADSB, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Invest NL en Invest International
en de departementen Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Buitenlandse Zaken.
Daarbij vragen de leden van de VVD hoe de integratie en samenwerking op dit vlak vorm
gaat krijgen.
Samen met publieke en private partijen, waaronder RVO, Invest International en ADSB,
werkt het kabinet toe naar het aanbieden van de internationale handels- en financieringsinstrumenten
volgens het «no wrong door»-principe: ongeacht het loket waar een Nederlandse ondernemer aanklopt wordt duidelijke
informatie over de dienst waar de ondernemer behoefte aan heeft verstrekt of wordt
gericht doorverwezen. Daarbij geldt dat verschillende diensten door verschillende
organisaties worden aangeboden vanuit een oogpunt van expertise. Zo is Invest International
het loket op gebied van financiering, ADSB op gebied van verzekering en levert de
RVO informatie aan ondernemers over zaken doen in het buitenland en organiseert zij
handelsmissies. Deze organisaties werken in de praktijk nauw samen, en hebben daartoe
ook samenwerkingsovereenkomsten gesloten.
Over de gezamenlijke agenda voor internationaal-economische samenwerking tussen de
ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische zaken en Klimaat informeerde het
Kabinet de Kamer eerder op 17 juni 2022.6 In dit kader wordt met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, VNO/NCW en
andere partners gewerkt aan versterkte publiek-privaat samenwerking (PPS) op het terrein
van internationale innovatie- en handelsbevordering mede op basis van de IOB-evaluatie
en kabinetsreactie van 21 oktober 2022 (Kamerstuk 28 753, nr. 46). Over de voortgang van deze acties zal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
voor het zomerreces mede namens de Minister voor Economische Zaken en Klimaat, en
conform de moties van het lid Klink7 en van de leden Klink en Amhaouch8, een brief sturen aan de Kamer. In deze brief zal ook verder worden ingegaan op de
samenhang tussen de in uw vraag genoemde verschillende partijen betrokken bij de uitvoering
van het handels- en financieringsinstrumentarium.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om aan te geven hoe deze
kan bewerkstelligen dat de beoogde vergroening van de ekv-portefeuille niet verwordt
tot een verkapte subsidie in zogenaamd «groene» projecten en minimaal kostendekkend
blijft.
Een voorwaarde voor de exportkredietverzekering is dat het instrument op de middellange
termijn kostendekkend is en aan deze voorwaarde wordt ook voldaan. Voor elke verstrekte
polis zal ADSB een premie berekenen, die uiteindelijk op portefeuilleniveau moet opwegen
tegen de verwachte uitgekeerde schades als gevolg van de verzekering. De soepelere
voorwaarden voor groene transacties houden, net als bij reguliere transacties, rekening
met de voorwaarde van kostendekkendheid, waardoor de ekv voor groene projecten geen
verkapte subsidie is en ook niet zal worden. Wel is het zo dat het kabinet zoveel
mogelijk doet om binnen de internationale kader groene exporttransacties te stimuleren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris nader toe te lichten wat het
betekent dat een eventuele ekv-dekking voor deze projecten in 2023 tot stand moet
komen. Zij vragen hoe het proces eruit ziet en welke stappen bedrijven in 2023 allemaal
moeten doorlopen om nog de ekv-dekking te kunnen krijgen.
Het kabinet heeft in de brief van 3 november 2022 (Kamerstuk 31 793, nr. 230) toegelicht dat er een overgangsperiode bestaat voor projecten in de fossiele energiesector
die vóór 1 januari 2023 zijn ingediend. Hierbij heb ik ook aangegeven dat deze projecten
uiterlijk 31 december 2023 tot een polis moeten leiden. De aanvragen dienen de gebruikelijke
beoordelingsprocessen te doorlopen, en worden dus getoetst op financiële, milieu en
sociale risico’s (IMVO) en compliance aspecten. Hiertoe dienen bedrijven de benodigde informatie aan te leveren. Zodra
de staat de risico’s als acceptabel heeft beoordeeld, kan er een zogenaamde dekkingstoezegging9 worden uitgereikt. Deze dekkingstoezegging leidt tot een polis indien het exportcontract
of de leningsovereenkomst in werking treedt. Dit gehele proces moet dus uiterlijk
31 december 2023 afgerond zijn om gebruik te kunnen maken van de ekv in de overgangsperiode.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de verwachting is dat niet alle tien fossiele
aanvragen in de overgangsperiode tot een polis leiden.
Voor 1 januari 2023 zijn tien fossiele aanvragen ingediend. Een deel is al door ADSB
beoordeeld en een deel wordt momenteel door ADSB beoordeeld. In de beantwoording10 op de Kamervragen van het lid van Raan zijn de aard en omvang van deze projecten
uitgebreid beschreven. In de Kamerbrief11 over toezeggingen commissiedebat ekv is een update gegeven over de status van deze
projecten. Dat een aanvraag niet tot een polis leidt, kan diverse oorzaken hebben.
Zo kan een aanvraag op basis van de beoordeling op financiële, milieu en sociale risico’s
en op compliance aspecten worden afgewezen. Daarnaast zijn er bij internationale aanbestedingen
en bij commerciële onderhandelingen in zijn algemeenheid Nederlandse bedrijven niet
de enige bedrijven die meedingen naar een opdracht. Een ander bedrijf kan dus ook
de aanbesteding of opdracht winnen, waardoor er geen transactie plaatsvindt en er
uiteindelijk geen ekv-dekking nodig is. Ook komt het voor dat een voorgenomen project
vertraagd of geannuleerd wordt, of dat de exporteur en afnemer uiteindelijk kiezen
om toch geen gebruik te maken van de ekv.
Gerelateerd aan de bovenstaande vragen, vragen de leden van de CDA-fractie of voor
de tien fossiele aanvragen in de overgangsperiode de regels van voor 2023 van toepassing
waren en of voor kan komen dat bedrijven het niet redden om tijdig het aanvraagproces
te doorlopen. In dit laatste geval, vragen de leden van de CDA-fractie wat er gebeurt
wanneer bedrijven zelf de kosten niet kunnen dragen, maar al wel middelen hebben geïnvesteerd.
De vraag is daarbij of er nog ruimte in het proces is wanneer bedrijven buiten hun
eigen schuld vertraging oplopen, bijvoorbeeld vanwege bureaucratische procedures in
een land.
De tien fossiele aanvragen worden in de overgangsperiode van het COP26-beleid beoordeeld
op basis van het beleid dat geldig was vóór 1 januari 2023. In het kader van transparantie
zal ik in de jaarlijkse ekv-monitor rapporteren over alle fossiele transacties die
een ekv-dekking ontvangen in de overgangsperiode. De harde deadline voor het uitreiken
van een polis is 31 december 2023. Indien een aanbesteding of onderhandeling aan de
zijde van de afnemer vertraging oploopt, is er geen mogelijkheid meer voor de exporteur
om ekv-dekking te verkrijgen.
De leden van de CDA-fractie vragen vervolgens naar mogelijke andere opties voor bedrijven
om dergelijke projecten doorgang te laten vinden. Ook vragen de leden van de CDA-fractie
de Staatssecretaris of voor bedrijven die de ekv nog wel in 2023 krijgen, de dekking
dan ziet op alle jaren dat het project loopt.
Mocht een aanvrager geen ekv-dekking verkrijgen, is het een optie dat dat de exporteur
of financier probeert om het fossiele project zonder ekv-dekking uit te voeren. Voor
de aanvragen in de overgangsperiode die in 2023 wel een ekv-dekking ontvangen, geldt
dat deze gedurende de termijn in de polisvoorwaarden van kracht is. Indien er bijvoorbeeld
wordt gevraagd voor ekv-dekking door middel van een financieringspolis, dan zal deze
gedurende de gehele looptijd van de lening van kracht zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
Het lid van de BBB-fractie vraagt of mij berichten uit het bedrijfsleven hebben bereikt,
waaruit blijkt dat dat de aangescherpte regels rond (fossiele) exportkredietverzekeringen
in het afgelopen jaar hebben geleid tot (economische) schade bij Nederlandse bedrijven.
Zo ja, dan vraagt het lid van de BBB-fractie om welke effecten dit gaat en wat de
omvang hiervan is. Verder vraagt het lid van de BBB-fractie welke derde landen geprofiteerd
hebben van het niet hebben van beperkingen voor hun bedrijven.
Het kabinet is in 2022 uitgebreid in gesprek gegaan met het bedrijfsleven over de
implementatie van de COP26-verklaring. Tevens is er voorafgaand aan de implementatie
een publieke consultatie uitgevoerd. In deze gesprekken en de consultatie gaf het
bedrijfsleven aan dat de aangescherpte regels mogelijk economische schade voor specifieke
bedrijven zouden kunnen opleveren. Mede om die reden heeft het kabinet flankerend
beleid gepresenteerd om bedrijven te ondersteunen in de transitie van fossiele naar
duurzame energie. Het kabinet heeft geen informatie op bedrijfsniveau ontvangen over
de gevolgen van het stopzetten van ekv-steun voor de fossiele energiesector. Berekeningen
van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)12 wijzen daarnaast niet op substantiële macro werkgelegenheidseffecten van het stopzetten
van ekv-steun aan fossiele projecten door verschuiving van werkgelegenheid naar groene
projecten. Het stopzetten van ekv-steun aan fossiele projecten kan volgens het PBL
wel negatieve gevolgen hebben voor specifieke ekv-gebruikers en (mkb-) toeleveranciers
in de fossiele sector. Momenteel is het onbekend of derde landen al of niet hebben
geprofiteerd van het niet hebben van beperkingen voor hun bedrijfsleven.
Het lid van de BBB-fractie vraagt verder of mij of mij berichten hebben bereikt uit
bedrijfsleven dat extra regels voor de veehouderij in het afgelopen jaar hebben geleid
tot (economische) schade voor Nederlandse bedrijven. Het lid van de BBB-fractie vraagt
mij tevens of ik kon aangeven welke derde landen juist geprofiteerd hebben van het
niet hebben van beperkingen voor hun bedrijven.
Het kabinet hecht er waarde aan dat bij de uitvoering van de ekv het welzijn van dieren
geborgd is in overeenstemming met de internationale richtlijnen. Nederland beschikt
sinds 2019 over een aanvullende dierenwelzijnsverklaring met als uitgangspunt de «vijf
vrijheden van dierenwelzijn» die ook worden gehanteerd door de Wereldbank.13 Vanuit het bedrijfsleven hebben mij geen berichten bereikt over negatieve effecten
of economische schade voor Nederlandse bedrijven ten gevolge van het Nederlandse dierenwelzijnsbeleid.
Nederlandse exporteurs hebben voor invoering van dit beleid via een consultatieronde
hierover mee kunnen denken. Hieruit is niet gebleken dat zij het beleid te streng
vonden. Ik heb ook geen aanwijzingen dat exporteurs uit andere landen hebben geprofiteerd
van het niet hebben van een dierenwelzijnsverklaring. In internationaal verband zet
Nederland in op harmonisering van het dierenwelzijnsbeleid ten behoeve van het internationaal
gelijkwaardige speelveld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier