Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang van de aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) met betrekking tot de Wet langdurige zorg (Wlz)-maatregelen uit het coalitieakkoord (Kamerstuk 34104-376)
34 104 Langdurige zorg
Nr. 378
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 mei 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de brief
van 17 april 2023 inzake voorhang aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
met betrekking tot Wlz-maatregelen coalitieakkoord (Kamerstuk 34 104, nr. 376).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 mei 2023 aan de Minister voor Langdurige Zorg
en Sport voorgelegd. Bij brief van 22 mei 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Zij
hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Genoemde leden zijn blij om te lezen dat de Minister nog steeds het doel heeft om
een gezonde, fitte en veerkrachtige samenleving te bewerkstellingen, ondanks de enorme
druk op de zorg. Ook zijn deze leden blij om te lezen dat er stappen worden gezet
met de handvatten die het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) biedt om de groei in kosten af te remmen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister ervoor kiest om de Wlz-uitvoerders
niet te verplichten tot het afsluiten van meerjarige contracten met budgetafspraken,
ondanks dat in het coalitieakkoord een verplichting wordt ingesteld. Zij kunnen de
redenering van de Minister hierin volgen, maar zijn wel benieuwd of het afsluiten
van meerjarige contracten in de Wlz gemonitord wordt. Deze leden zijn van mening dat
meerjarige contracten bijdragen aan zekerheid voor de zorgaanbieder en ruimte voor
steviger langetermijnbeleid. Genoemde leden vinden dan ook dat meerjarige contracten
zoveel als mogelijk het uitgangspunt moet zijn.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het aan de zorgaanbieders zelf is om hun zorg
doelmatiger te organiseren. Hoe wordt geborgd dat de genoemde kwaliteitsstandaarden
in acht genomen wordt? En wat is de invloed hiervan op de druk op de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ)?
Genoemde leden vinden het goed dat het kwaliteitskader verpleeghuiszorg verder wordt
uitgewerkt door het Zorginstituut Nederland. Wanneer is er een update over het toetsingsproces?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voorgenoemde
maatregelen die per aanwijzing aan de NZa zijn gegeven. Deze leden willen de zorg
ook van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen houden. Derhalve is het begrijpelijk
dat er maatregelen uit het coalitieakkoord worden genomen om de zorg organiseerbaar
en financieel houdbaar te houden. De leden van de D66-fractie hebben hier nog enkele
vragen over.
Op pagina twee van de Kamerbrief gaat de Minister in op de geplande uitgaven in de
Wlz. In een periode van vijf jaar zullen de uitgaven met € 4,3 miljard groeien. Bij
ongewijzigd beleid was dit € 5 miljard geweest. Kan de Minister toelichten welke beleidsmaatregelen
in deze ombuiging van € 700 miljoen hebben geresulteerd en hoeveel het oplevert per
maatregel?
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) betwist dat het maken van meerjarige
afspraken financiële zekerheid biedt, omdat er geen sprake is van budgetafspraken
maar van persoonsvolgende bekostiging. Ook resulteert het niet in meer personeel (want
het personeelstekort blijft én het geeft banken geen zekerheid). Kan de Minister hierop
reflecteren, zo vragen de leden van de D66-fractie haar.
In de genoemde Kamerbrief schrijft de Minister dat deze maatregel ook door zorginkopers
kan worden gebruikt als extra sturingselement: om voor meerjarige financiering in
aanmerking te komen, moet er aan specifieke voorwaarden worden voldaan. In hoeverre
ziet de Minister een rol voor zichzelf om ervoor te zorgen dat die voorwaarden overeenkomen
met de kernwaarden die passen bij «passende zorg»? Bijvoorbeeld dat er aanbod moet
zijn van cultuursensitieve zorg, zo vragen de leden van de D66-fractie haar. Daarnaast,
hoe zorgt de Minister ervoor dat dit sturingsmechanisme niet resulteert in nog meer
administratieve verplichtingen voor de zorgaanbieder?
Verder schrijft de Minister dat «er een meerjarig financieel Wlz-kader voor de langdurige
zorg beschikbaar wordt gesteld waardoor er ook voor zorgaanbieders, waarmee geen meerjarig
contract wordt afgesloten, een meerjarig perspectief is over de ontwikkeling van het
financiële kader. Binnen dit meerjarige financiële kader is een doelmatigheidsombuiging
opgenomen.» De leden van de D66-fractie willen van de Minister weten hoe dit financieel
kader eruitziet en wat de voorwaarden zijn om daar aanspraak op te maken.
Uit de brief van de Minister blijkt dat er voor de doorontwikkeling van het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg (naar het kwaliteitskompas) een ombuiging van € 100 miljoen in 2024
tot € 350 miljoen in 2026 wordt ingeboekt. Genoemde leden delen de opvatting dat er
met kwaliteitsafspraken middelen doelmatig en doeltreffend kunnen ingezet. Kan de
Minister toelichten hoe de raming van deze bedragen is opgebouwd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en hebben
daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
De Minister is voornemens om de NZa een aanwijzing te geven om de besparing van een
tweetal maatregelen die in het coalitieakkoord zijn opgenomen met ingang van 2024
in de integrale maximum- en bandbreedtetarieven voor Wlz-zorg te verwerken. Uiteraard
heeft dit grote gevolgen op het budget dat beschikbaar is voor de langdurige zorg.
De leden van de PVV-fractie vrezen voor de gevolgen van deze aanwijzing en willen
van de Minister weten op welke manier minder budget bijdraagt aan een transformatie
om de zorg organiseerbaar te houden. Waarom is gekozen voor het doorvoeren van een
besparing vooraf?
Kan de Minister met een berekening aangeven op welke manier een meerjarig contract
financiële ruimte creëert? Kan de Minister de cijfermatige onderbouwing (inclusief
berekeningen en gedane aannames) geven van het Wlz-kader? Zo nee, waarom niet?
Deelt de Minister de mening van de leden van de PVV-fractie dat het onverantwoord
is om juist nu een besparing op het Wlz-kader door te voeren, terwijl er voor zowel
ouderen als ook meervoudig gehandicapten nauwelijks een geschikte woonplek te vinden
is en beide sectoren financieel al onder grote druk staan door onder andere de hoge
inflatie en torenhoge energiekosten? Zo nee, waarom niet? Waarom doet de Minister
daar middels een aanpassing van de tarieven nog eens een schepje bovenop? Welke transformatie
heeft de Minister met deze besparing voor ogen? Is de Minister op de hoogte dat de
afbouw van complexe zorg voor gehandicapten nu al dreigt vanwege de onrendabele tarieven?
In het coalitieakkoord is aan de zogenoemde doorontwikkeling van het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg een bezuiniging gekoppeld voor de verpleeghuizen die als een uniforme
korting verwerkt wordt op het zorgdeel van de integrale maximum- en bandbreedtetarieven
voor alle vastgestelde prestaties zelfstandige zonder personeel (zzp) en VPT V&V 4 tot
en met 10. Kan de Minister een tabel delen waarin duidelijk weergegeven wordt wat
de kostprijzen van de verschillende zzp’s zijn en welk percentage de maximumtarieven
en bandbreedtetarieven als afgeleide daarvan zijn. De leden van de PVV-fractie willen
van de Minister weten of en hoe vaak er na een verhoging van het zorgzwaartepakket
extra (uren)personeel ingezet wordt.
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie graag van de Minister weten wanneer zij
de brief inzake de kapitaallasten uitgesplitst per zorgsector kunnen ontvangen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en maken
graag van de gelegenheid gebruik enkele verduidelijkende vragen te stellen.
De leden van de CDA-fractie begrijpen de voorhang zo dat de Minister de keuze maakt
om Wlz-uitvoerders niet te verplichten tot het afsluiten van meerjarige contracten
met financiële afspraken. Waarom niet, zo vragen deze leden aan de Minister.
Enerzijds begrijpen deze leden de argumenten die de Minister geeft, zoals het aanbieden
van een jaarcontract aan nieuwe aanbieders. Maar daar kan bij het opleggen van een
verplichting toch een uitzondering voor worden opgenomen? Anderzijds willen zij de
Minister vragen of zorgkantoren met het huidige instrumentarium dat zij tot hun beschikking
hebben in staat zijn op basis van kwaliteit, Wlz zorg in te kopen. Welke kwaliteitseisen
hanteren zij?
Daartegenover stelt brancheverenging Actiz dat het onduidelijk is op welke wijze zorgkantoren
in het inkoopbeleid invulling geven aan «meerjarige contracten». Deelt de Minister
deze zorg? En kan zij reageren op dit specifieke punt?
De Minister stelt in de voorhang ook dat zorgkantoren extra voorwaarden kunnen stellen
aan het sluiten van meerjarige contracten. Bijvoorbeeld dat zorgorganisaties bijdragen
aan de toekomstvisie van het zorglandschap in de regio. Maar, zo willen deze leden
opmerken, leidt dit dan niet tot extra administratieve lasten en verschillende voorwaarden
van verschillende zorgkantoren? Het idee achter het afsluiten van meerjarige contracten
was toch om de continuïteit van financieel beleid van de instellingen te bevorderen
en administratieve lasten te doen afnemen?
In het coalitieakkoord is de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
opgenomen. Het doorontwikkelde kwaliteitskader is niet door alle betrokken organisaties
ondertekend, bijvoorbeeld niet door Patiëntenfederatie Nederland.
Patientenfederatie Nederland is van mening dat het nieuwe kader te weinig toetsbare
normen en criteria bevat die inzicht geven in de kwaliteit van zorg voor cliënten.
Het kader is te veel vanuit de aanbieders geschreven en te weinig vanuit de cliënten.
Ziet en deelt de Minister dit punt, waarom wel of waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Zij
hebben hierover nog een aantal kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie betreuren het dat de Minister doorgaat met de bezuinigingen
op de Wlz-zorg. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of voor de eerste maatregel
voldoende onderzocht is of de drie sectoren deze doelmatigheidsombuiging financieel
kunnen opvangen zonder dat de kwaliteit van de zorg in gevaar komt.
De leden van de SP-fractie vinden daarnaast de tweede maatregel, waarbij een ombuiging
gekoppeld wordt aan de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg,
voorbarig. Het nieuwe Kwaliteitskader/Kwaliteitskompas ligt namelijk nog ter beoordeling
bij de betrokken brancheorganisaties. Meerdere partijen hebben zich al kritisch uitgelaten
over dit kompas. Recente berichten geven daarnaast aan dat op dit moment de partijen
onder Lea Bouwmeester tot 1 december 2023 de tijd krijgen om het kompas te concretiseren.
Hoe het nieuwe Kwaliteitskader er straks definitief uit gaat zien, is dus nog onduidelijk
en het is dus nog de vraag of de geplande ombuiging überhaupt door kan gaan als de
definitieve versie op tafel ligt. Tot slot heeft het Centraal Planbureau (CPB) eerder
ook al aangegeven dat de ouderenzorg uitgeknepen is en het zeer onwaarschijnlijk is
dat de zorg nog efficiënter kan werken. De leden van de SP-fractie vrezen dus dat
kwaliteit van de ouderenzorg met deze doelmatigheidsombuiging in gevaar zal komen.
Zij vragen de Minister daarom of het niet beter is om af te zien van deze doelmatigheidsombuiging.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de voorhang gelezen van de
aanwijzing aan de NZa over de Wlz-maatregelen in het coalitieakkoord. Zij hebben de
volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie verbazen zich over het feit dat de Minister meent dat
«samen gezond, fit en veerkrachtig» ook een opgave voor «eenieder individueel», de
boodschap is die de Minister uitdraagt. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe deze
boodschap kan gelden voor iemand die op de wachtlijst staat voor een verpleeghuis,
voor een mantelzorger die de zorg voor zijn of haar naaste maar nauwelijks kan bolwerken,
voor iemand met een chronische ziekte die ieder jaar maar weer een indicatie moet
zien te krijgen voor de juiste zorg, of voor iemand met dementie die het thuis al
lang niet meer redt en onvoldoende thuiszorg krijgt. Deze leden vragen waarom de Minister
het niet beter vindt om juist te zorgen dat mensen die nu niet zo gemakkelijk mee
kunnen komen worden aangesproken en beleid te ontwikkelen dat erop gericht is dat
ook deze mensen erbij horen en de zorg krijgen die zij nodig hebben.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat «als mensen zijn aangewezen
op ondersteuning en zorg, moet deze toegankelijk en kwalitatief goed zijn. Om zo goed
mogelijk te functioneren, zo goed mogelijk deel te nemen aan de samenleving, ondanks
ziekte of beperking, op te groeien en plezierig ouder te worden. Nu en in de toekomst.»
Zij kunnen zich daar geheel in vinden, maar vragen of de Minister werkelijk meent
dat dit met het huidige beleid in de praktijk ook werkelijk voor iedereen bereikt
wordt en zo ja hoe dit dan precies wordt ingevuld.
De leden van de PvdA-fractie menen dat in het Integraal Zorgakkoord (IZA) afspraken
zijn gemaakt over de langdurige zorg en dat daarin onder meer is afgesproken dat de
versterking van het sociaal domein daarbij essentieel is. Deze leden vragen de Minister
wat er na een half jaar aan voortgang is geboekt voor wat betreft deze afspraken,
mede gezien het feit dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dreigt de medewerking
aan het IZA op te zeggen als er onvoldoende geld wordt uitgetrokken voor het sociaal
domein en er geld uit het Gemeentefonds wordt gebruikt om de hoge instroom van ggz-patiënten
in de Wlz op te vangen. De VNG vindt dat deze ingreep haaks staat op de afspraken
in het IZA en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). De leden van de PvdA-fractie
vragen een uitgebreide reactie van de Minister hierop.
Overigens menen deze leden dat mensen met complexe ggz-problemen rust en stabiliteit
nodig hebben die in de Wlz geboden kan worden. Zij vragen of de grote instroom van
ggz-patiënten in de Wlz wellicht onderschat is door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, aangezien de brancheorganisatie er vaak op heeft gewezen dat het
grootste deel van de patiënten in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ook
al voldeed aan de criteria voor de Wlz. In 2014 ging het al om 46.000 mensen met een
AWBZ-indicatie voor langdurige ggz. Hoe gaat dit opgelost worden?
De leden van de PvdA-fractie lazen in het coalitieakkoord dat het contracteerproces
verbeterd wordt. Zij vragen de Minister wat de argumentatie is om Wlz -uitvoerders
niet te verplichten tot het afsluiten van meerjarige contracten met financiële afspraken,
terwijl die verplichting eerder wel het voornemen was.
Wat is er volgens de Minister veranderd, zodat die verplichting niet meer nodig is?
Wat was het beoogde effect van verplichte meerjarige contractering en waarom is dat
nu niet meer gewenst? Welke voorwaarden gaan zorgkantoren koppelen aan meerjarige
contracten? Deelt de Minister de analyse dat de gestegen inzet van personeel niet
in loondienst wordt veroorzaakt door de krapte op de arbeidsmarkt en het tekortschietende
aanbod van personeel dat in loondienst wil werken? Als de Minister deze analyse deelt,
kan zij dan aangeven waarom meerjarig contracteren ertoe leidt dat meer personeel
in loondienst wil werken?
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wat precies wordt bedoeld met de doelmatigheidsombuiging
binnen het meerjarige financiële kader. Welke aanpassingen worden zorgaanbieders geacht
door te voeren in hun bedrijfsvoering, met andere woorden wat wordt daarvan het effect
in de praktijk? Kan precies worden aangegeven hoe zorgaanbieders hun zorg doelmatiger
moeten organiseren «met inachtneming van de relevante kwaliteitsstandaarden». Er wordt
gesteld dat de Minister niet voorschrijft hoe zorgaanbieders dat moeten doen, maar
de leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om uitgebreid aan te geven welke (theoretische)
mogelijkheden zorgaanbieders dan volgens de Minister hebben om doelmatiger te werken
en wat daarvan de effecten zouden zijn in de praktijk. Deze leden nemen aan dat de
Minister heeft nagedacht over de effecten van deze ombuiging van € 125 miljoen in
2024, oplopend tot € 245 miljoen in 2025 en structureel € 135 miljoen vanaf 2026,
en anticipeert op de gevolgen in de praktijk voor zorgaanbieders, zorgmedewerkers
en cliënten. Zij zien dus graag uitgebreid beschreven hoe de zorgaanbieders dit volgens
de Minister moeten kunnen uitvoeren.
De leden van de PvdA-fractie wijzen er op dat zes jaar geleden de verwachting was
dat er nu veertig procent meer personeel zou zijn. Nu is er sprake van een groot tekort
op de arbeidsmarkt. Deze leden menen dus met het CPB dat het niet realistisch is ervan
uit te gaan dat verpleeghuizen de netto budgetverlaging van jaarlijks € 1.6 miljard
volledig kunnen opvangen door efficiënter te gaan werken. Wat zijn in dat geval de
gevolgen voor de bewoners van verpleeghuizen en hun familie en wat gaat de Minister
precies doen om dat te voorkomen? Welke voorbeelden van inefficiency zijn er volgens de Minister nu in de praktijk en wat kan en moet er allemaal veranderen?
De Wlz-sector staat financieel enorm onder druk, denk aan inflatie, stijgende energiekosten,
herijking van de Normatieve Huisvestingscomponent (NHC) van 8 procent, stijgende loonkosten
en personeelskrapte.
Kan de Minister nader ingaan op hoe en herijking van de NHC te rijmen valt met juist
meer en gericht investeren in duurzame gebouwen, zodat de energierekening op lange
termijn ook dragelijk blijft? Zorgmedewerkers verdienen nu gemiddeld minder in vergelijking
met mensen met een vergelijkbaar opleidingsniveau in de andere publiek en commerciële
sectoren. Is de Minister bereid om meer te investeren in de Overheidsbijdrage in Arbeidskostenontwikkeling
(OVA)-ruimte om mensen ook te behouden voor de zorg? De uitstroom van goede medewerkers
vinden wij zorgelijk en als de lonen achterblijven wat verwacht u dan? Medewerkers
zorgen voor de kwaliteit en als er meer medewerkers zelf financiële zorgen hebben
omdat hun loon achterblijft of moeilijk rondkomen, wat stellen al die mooie ambities
dan voor? Deze leden ontvangen in dit kader graag een toelichting van de Minister.
De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat het CPB in de laatste raming1 aangeeft dat het aannemelijk is dat het loslaten van de personeelsnorm zal leiden
tot minder zorg en/of lagere kwaliteit van zorg dan het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
beoogde. Dat zei het CPB trouwens ook al bij de doorrekening van het coalitieakkoord
in januari 2022: «Bij het kwaliteitskader verpleeghuiszorg wordt de tot nu toe geldende
personeelsnorm losgelaten. Dit maakt een grotere maximaal mogelijke korting op de
Wlz mogelijk. Dit betreft een ombuiging van € 0,2 miljard in 2025 en € 0,4 miljard
structureel. Dit leidt tot minder zorg en/of lagere kwaliteit van zorg.» De leden
van de PvdA-fractie vragen wat de Minister eigenlijk tot nu toe heeft gedaan om ervoor
te zorgen dat die voorspelling dat het voorgenomen coalitiebeleid zou leiden tot minder
zorg of een lagere kwaliteit van zorg níet uit zou komen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister naar de mening van de betrokken veldpartijen
ten aanzien van het nieuwe kwaliteitskompas. Welke bezwaren zijn er ingebracht? Hoe
rijmt de Minister op voorhand de onduidelijkheid over de inwerkingtreding van het
generieke kwaliteitskompas in relatie tot de doorgevoerde besparing?
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister tot slot naar integrale maximum-en
bandbreedtetarieven per individuele prestatie, aangezien wordt aangegeven dat die
zullen afwijken van de percentages op macroniveau. Wat betekent dit precies in de
praktijk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief waarin de Minister
aangeeft het Wlz-kader te willen verlagen. Zij hebben grote zorgen over de voorgenomen
ombuiging.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de verlaging van het Wlz-kader wordt
gelegitimeerd aan de hand van twee argumenten. Ten eerste heeft de Minister niet besloten
om over te gaan tot verplichte meerjarige contracten, maar besluit zij wel de samenhangende
bezuiniging door te voeren. Genoemde leden vragen de Minister of het momenteel verboden
is om meerjarige contracten aan te bieden. En indien dat niet is verboden, wat verandert
er dan nu? En aangezien er dus eigenlijk niks verandert, hoe wordt de besparing dan
verantwoord? De leden van de GroenLinks-fractie zien graag een precieze uiteenzetting
hoe de Minister verwacht dat de besparing van meerjarige contracten wordt gerealiseerd.
Over de besparing die wordt ingeboekt hebben de leden van de GroenLinks-fractie ook
nog een vraag. Zij zien lezen dat in 2024 een besparing van € 125 miljoen wordt gerealiseerd,
in 2025 van € 245 miljoen en structureel van € 135 miljoen. Waar komt de extra besparing
in 2025 vandaan? Zij vragen dit ook omdat de door het CPB in zorgkeuzes in kaart uitgerekende
besparing structureel maar € 65 miljoen is. Hoe kan het dat de Minister verwacht dat
de besparing ruim twee keer zo groot is, terwijl er niet eens een verplichting wordt
opgelegd tot meerjarig contracteren. Met andere woorden, het beleid is minder vergaand,
maar de besparing is groter. De leden van de GroenLinks-fractie krijgen hier graag
een nadere toelichting van de Minister op.
Met betrekking tot de besparing op het kwaliteitskader verpleeghuiszorg hebben de
leden van de GroenLinks-fractie ook grote zorgen. Momenteel wordt het nieuwe kwaliteitskader
ontwikkeld, maar deze is nog niet klaar. Het is ook niet met zekerheid te zeggen dat
het kwaliteitskader voor 1 januari 2023 wel klaar is. Toch besluit de Minister de
bezuiniging al door te voeren. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister
hoe zij verwacht dat er in de verpleeghuizen voldoende kwaliteit geleverd kan worden
als er op de tarieven wordt bezuinigd, zonder dat er al een nieuw kwaliteitskader
ligt om verantwoordelijk met de bezuiniging om te kunnen gaan. Waarom kiest de Minister
er niet voor om eerst het nieuwe kwaliteitskader af te wachten en pas daarna te bezuinigen?
Afsluitend concluderen dat leden van de GroenLinks-fractie dat er, als het aan de
Minister ligt, in 2024 in totaal € 225 miljoen wordt bespaard op het Wlz-kader. In
2025 loopt dat zelfs op tot € 445 miljoen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen
de Minister om een precieze uiteenzetting van de gevolgen hiervan: wat zijn hiervan
precies de effecten op de ouderenzorg?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ook ernstige zorgen op de effecten van
deze besparing op de gehandicaptenzorg. Terwijl de tarieven voor de gehandicaptenzorg
al worden herijkt per 2025 wordt er nu al een korting doorgevoerd op basis van meerjarige
contracten. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of zij kan onderbouwen
waarom meerjarige contracten in de gehandicaptenzorg, waar sprake is van persoonsvolgende
bekostiging, zullen leiden tot meer financiële zekerheid en een besparing. Ook vragen
zij waarom deze besparing nu wordt doorgevoerd en dit geen deel is van het herijken
van de tarieven? Deelt de Minister de mening van de GroenLinks-fractie dat onzekerheid
over de tarieven (vanwege de herijking) en onzekerheid over het volume (vanwege persoonsvolgende
bekostiging) per definitie geen meerjarige zekerheid kan opleveren voor zorgaanbieders?
En hoe kan dan de korting op de tarieven nog worden gelegitimeerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister te verduidelijken op welke
manier een meerjarig Wlz-kader financiële ruimte creëert in het organiseren van zorg.
Leiden meerjarige contracten tot het in vaste dienst nemen van personeel, ook in een
krappe arbeidsmarkt, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Tevens vragen deze leden wat haar verwachting is van de ombuigingen, nu zij ervoor
kiest om meerjarige contracten niet verplicht te maken maar optioneel. Ligt het niet
voor de hand dat de besparingen lager zullen liggen als niet alle contracten meerjarig
worden?
Kan de Minister aangeven op welke manier de kwaliteit van de langdurige zorg behouden
blijft met de geplande ombuigingen, in ogenschouw nemend dat tarieven soms al knellen
en er personeelstekorten zijn, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Op
welke manier houdt de Minister vinger aan de pols of tarieven en budgetten toereikend
zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de aanwijzing aan de NZa met
betrekking tot twee maatregelen in de Wlz. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie maken uit de brief op dat de maatregelen die de Minister
neemt (op basis van het coalitieakkoord) puur financieel ingegeven zijn. Hoewel zij
daar begrip voor kunnen opbrengen gelet op de algehele kostenstijging in de Wlz, vragen
zij toch of de Minister kan aangeven op basis van welke inhoudelijke argumenten deze besparingen in de Wlz worden gerechtvaardigd? Kan de Minister toelichten
hoe de voorgestelde besparing zich verhoudt tot de komende tariefherijking in 2025?
Leidt dit in werkelijkheid tot meer financiële zekerheid voor zorgaanbieders of juist
niet?
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie hoe deze korting op de tarieven zich verhoudt
tot de rechtelijke uitspraak dat zorgkantoren reële tarieven moeten overeenkomen.
De doorrekening van deze maatregelen lijkt gebaseerd op Zorgkeuzes in Kaart uit 2020.
In hoeverre heeft de Minister met deze maatregelen rekening gehouden met de recente(re)
kostenstijging bij zorgaanbieders als het bijvoorbeeld gaat om loonkosten, inflatie
en energiekosten? Kan de Minister aangeven of deze maatregel daadwerkelijk leidt tot
meer doelmatige besteding van middelen of uiteindelijk tot verschraling van zorg?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister. Het lid
heeft hierover nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister of juist het opheffen van de verplichting
tot meerjarige contracten niet gaat leiden tot kostenstijgingen. Meerjarige contracten
leiden in de praktijk namelijk juist tot prijsverlagingen, omdat beter gepland kan
worden en (initiële) kosten en investeringen over een grotere periode kunnen worden
gespreid.
Kortdurende contracten leiden ook tot het niet kunnen bieden van meerjarige contracten
en/of contracten voor onbepaalde tijd aan medewerkers. In deze krappe arbeidsmarkt
is dat een groot handicap en dus een recept voor het overschakelen naar ander sectoren
in zorg. Het lid van de BBB-fractie vindt dit dan ook een zeer onverantwoorde maatregel.
Wil de Minister hierop reflecteren en kan zij garanderen dat genoemd effect niet gaat
optreden?
Bovendien gaat deze maatregel rechtstreeks in tegen het voornemen van de Minister
om werknemers meer zekerheid te bieden en de inzet van zzp’ers in de zorg te beperken.
Graag willen we dat de Minister hierop reageert en aangeeft hoe zij dit kan verantwoorden.
De Minister geeft aan dat binnen dit meerjarige financiële kader een doelmatigheidsombuiging
is opgenomen. Zorgaanbieders dienen in lijn met deze maatregel hun bedrijfsvoering
aan te passen. Oftewel, een bezuiniging in tijden van sterk stijgende inkoopkosten
en loonkosten. Welk effect gaat dit volgens de Minister hebben op het aantal beschikbare
plaatsen en wachtlijsten in de langdurige zorg en welke effecten heeft dit op de druk
en wachtlijsten in de thuiszorg en ziekenhuiszorg?
Kan de Minister aangeven hoe bezuinigingen op de kwaliteit van de zorg gaat leiden
tot besparing op de kosten van de zorg en welke effecten dit heeft op het welzijn
en de gezondheid van onze burgers?
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat een bezuiniging van € 700 miljoen op
langdurige zorg bij toenemende inkoop- en loonkosten en een harder groeiende bevolking
dan eerder in de ramingen meegenomen, een onmenselijke keuze is. Hoe kijkt de Minister
hier tegenaan en welke boodschap heeft zij voor de mensen die werken in de langdurige
zorg, de thuiszorg, de ziekenhuiszorg en ieder ander in de zorg die hierdoor getroffen
wordt? En welke boodschap heeft de Minister bij deze voorgenomen maatregelen voor
de burgers en hun families die nu of straks afhankelijk zijn van langdurige zorg?
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Zij
hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Genoemde leden zijn blij om te lezen dat de Minister reeds nog steeds het doel heeft
om een gezonde, fitte en veerkrachtige samenleving te bewerkstellingen, ondanks de
enorme druk op de zorg. Ook zijn deze leden blij om te lezen dat er stappen worden
gezet met de handvatten die het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) biedt om de groei in kosten af te remmen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister ervoor kiest om de Wlz-uitvoerders
niet te verplichten tot het afsluiten van meerjarige contracten met budgetafspraken,
ondanks dat in het coalitieakkoord een verplichting wordt ingesteld. Zij kunnen de
redenering van de Minister hierin volgen, maar zijn wel benieuwd of het afsluiten
van meerjarige contracten in de Wlz gemonitord wordt. Deze leden zijn van mening dat
meerjarige contracten bijdragen aan zekerheid voor de zorgaanbieder en ruimte voor
steviger langetermijnbeleid. Genoemde leden vinden dan ook dat meerjarige contracten
zoveel als mogelijk het uitgangspunt moet zijn.
Ik ben het met de leden van de fractie eens dat meerjarige contracten op termijn zoveel
mogelijk het uitgangspunt moeten zijn omdat dit de noodzakelijke beweging in de langdurige
zorg ondersteunt en administratieve voordelen biedt. Tegelijkertijd kan ik er ook
begrip voor opbrengen dat zorgkantoren en zorgaanbieders hier geleidelijk aan meer
invulling aan geven. In het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO)2 van 4 juli 2022 is opgenomen dat zorgkantoren de mogelijkheid krijgen om meerjarige
financiële afspraken te maken, zodat zorgaanbieders meer financiële zekerheid hebben.
Dit is een aanpassing van het coalitieakkoord waar een plicht tot meerjarig contracteren
is opgenomen. Na gesprekken met de sectorpartijen is niet gekozen voor de verplichting,
omdat daarmee een belangrijk sturingsinstrument van zorgkantoren op doelmatigheid
en kwaliteit verloren zou gaan. Ook minder presterende zorgaanbieders zou dan immers
verplicht een meerjarig contract met financiële afspraken aangeboden moeten worden.
Dat is niet gewenst.
Op 1 juni 2023 publiceert Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hun visie op duurzame toegang
tot langdurige zorg en publiceren zorgkantoren het nieuwe meerjarige regionale inkoopbeleid
dat ingaat op 1 januari 2024. Het regionale inkoopbeleid van individuele zorgkantoren
sluit aan bij de landelijke visie die onder regie van ZN tot stand is gekomen. Met
deze visie en de meerjarige inkoopdocumenten geven zorgkantoren voor een langere periode
duidelijkheid over de speerpunten, waarop zij zullen sturen om kwalitatief goede en
doelmatige zorg in de regio in te kopen. Vanuit een meerjarig perspectief worden de
contractafspraken gemaakt. Dit draagt bij aan zekerheid voor zorgaanbieders en hiermee
wordt invulling gegeven aan het lange termijn beleid. Dit betekent niet dat dat er
met alle zorgaanbieders meerjarige contracten met financiële afspraken (moeten) worden
gemaakt. Zorgkantoren willen ervaringen opdoen en meer inzicht krijgen in de risico’s
met het afsluiten van meerjarige contracten inclusief meerjarige financiële afspraken,
zodat zij beter weten wat de effecten hiervan zijn en ze meer inzicht hebben op welke
wijze ze de contracten vorm moeten geven om invulling te geven aan passende zorg in
de regio. Ik blijf met zorgkantoren in gesprek over de ervaringen van de meerjarige
contracten die worden afgesloten en zal dit laten monitoren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het aan de zorgaanbieders zelf is om hun zorg
doelmatiger te organiseren. Hoe wordt geborgd dat de genoemde kwaliteitsstandaarden
in acht genomen wordt? En wat is de invloed hiervan op de druk op de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ)?
De borging van de kwaliteitsstandaarden is gebaseerd op de verantwoordelijkheidsverdeling
binnen het stelsel. Van zorgverleners mag verwacht worden dat zij vanuit hun professionele
achtergrond kwaliteitsstandaarden toepassen. Zorgaanbieders hebben de verantwoordelijkheid
kwalitatief goede zorg in hun organisaties mogelijk te maken. Zorgkantoren hebben
met de zorgaanbieders gesprekken over de kwaliteit van zorg en maken hier ontwikkelafspraken
over. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt (risicogeoriënteerd) toezicht
op de naleving van deze kwaliteitsstandaarden. Ik verwacht geen extra druk bij de
IGJ als gevolg van deze maatregel.
Genoemde leden vinden het goed dat het kwaliteitskader verpleeghuiszorg verder wordt
uitgewerkt door het Zorginstituut Nederland. Wanneer is er een update over het toetsingsproces?
Het Zorginstituut heeft het toetsingsproces doorlopen en heeft de betrokken partijen
gesproken. Het Zorginstituut heeft besloten partijen extra tijd te geven om op korte
termijn een gedragen procesvoorstel voor de concretiseringslag te maken. Het Generiek
kompas «Samen werken aan kwaliteit van bestaan», inclusief meetinstrumenten, moet
uiterlijk 1 december 2023 klaar zijn. Het Zorginstituut heeft een onafhankelijk voorzitter
aangesteld om dit proces begeleiden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voorgenoemde
maatregelen die per aanwijzing aan de NZa zijn gegeven. Deze leden willen de zorg
ook van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen houden. Derhalve is het begrijpelijk
dat er maatregelen uit het coalitieakkoord worden genomen om de zorg organiseerbaar
en financieel houdbaar te houden. De leden van de D66-fractie hebben hier nog enkele
vragen over.
Op pagina twee van de Kamerbrief gaat de Minister in op de geplande uitgaven in de
Wlz. In een periode van vijf jaar zullen de uitgaven met € 4,3 miljard groeien. Bij
ongewijzigd beleid was dit € 5 miljard geweest. Kan de Minister toelichten welke beleidsmaatregelen
in deze ombuiging van € 700 miljoen hebben geresulteerd en hoeveel het oplevert per
maatregel?
Tabel 1 laat de tariefmaatregelen zien die samen in 2027 optellen tot € 655 miljoen.
Afgerond komt dat overeen met, zoals in de voorhangbrief is aangegeven, het verschil
tussen een groei van de uitgaven met € 5 miljard versus € 4,3 miljard.
Het betreft naast de twee maatregelen uit de onderhavige voorhangbrief (meerjarig
contracteren en doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg) een derde
maatregel uit het coalitieakkoord op het terrein van de behandelcomponent in de Wlz.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief over het WOZO-programma3 en mijn brief over behandeling voor Wlz-cliënten4 zal ik de NZa separaat een aanwijzing te geven om per 2025 de taakstelling vanuit
het coalitieakkoord van € 170 miljoen toe te passen op de maximumtarieven van de zorgzwaartepakketten
(ZZP’s) inclusief behandeling voor de sectoren verpleging & verzorging en gehandicaptenzorg.
Voorafgaand aan het geven van deze aanwijzing zal ik, ingevolge artikel 8 van de Wmg,
de zakelijke inhoud van het voorgenomen besluit begin 2024 schriftelijk mededelen
aan de Eerste en Tweede Kamer. De precieze invulling en gevolgen zijn op dit moment
onderdeel van de voorbereiding van de voorgenomen aanwijzing. De NZa wordt hierbij
betrokken.5
Tabel 1: Tariefmaatregelen Wlz coalitieakkoord
Bedragen in miljoenen euro
2024
2025
2026
2027
1
Meerjarige contracten en meerjarige contracteerruimte Wlz
– 125
– 245
– 135
– 135
2
Doorontwikkeling kwaliteitskader verpleeghuiszorg
– 100
– 200
– 350
– 350
3
Behandelcomponent Wlz
–
– 170
– 170
– 170
4
Totaal ombuiging via tarieven Wlz
– 225
– 615
– 655
– 655
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) betwist dat het maken van meerjarige
afspraken financiële zekerheid biedt, omdat er geen sprake is van budgetafspraken
maar van persoonsvolgende bekostiging. Ook resulteert het niet in meer personeel (want
het personeelstekort blijft én het geeft banken geen zekerheid). Kan de Minister hierop
reflecteren, zo vragen de leden van de D66-fractie haar.
Het maken van meerjarige contracten met meerjarige financiële afspraken geeft financiële
zekerheid omdat de zorgaanbieder dan langjarig zeker is van het afgesproken budget
wanneer de zorg is geleverd. Daarnaast verminderen de administratieve lasten omdat
er dan niet (of in mindere mate) jaarlijks over het omzetplafond onderhandeld hoeft
te worden. Ook in een situatie met meerjarige contracten met meerjarige budgetafspraken
blijft de persoonsvolgende bekostiging van kracht. Dit betekent dat het afgesproken
budget alleen wordt betaald als de zorg ook is geleverd. Meer zekerheid over de omvang
van het meerjarige budget draagt eraan bij dat aanbieders vast personeel vaste contracten
kunnen bieden. Daarnaast draagt meerjarige zekerheid eraan bij dat instellingen goedkoper
kunnen lenen en banken (en andere partijen) eerder bereid zijn om geld te verstrekken.
In de genoemde Kamerbrief schrijft de Minister dat deze maatregel ook door zorginkopers
kan worden gebruikt als extra sturingselement: om voor meerjarige financiering in
aanmerking te komen, moet er aan specifieke voorwaarden worden voldaan. In hoeverre
ziet de Minister een rol voor zichzelf om ervoor te zorgen dat die voorwaarden overeenkomen
met de kernwaarden die passen bij «passende zorg»? Bijvoorbeeld dat er aanbod moet
zijn van cultuursensitieve zorg, zo vragen de leden van de D66-fractie haar. Daarnaast,
hoe zorgt de Minister ervoor dat dit sturingsmechanisme niet resulteert in nog meer
administratieve verplichtingen voor de zorgaanbieder?
Ik vind dat passende zorg en cultuursensitieve zorg een onderdeel vormen van de zorginkoop.
Wlz-uitvoerders hebben als taak om in hun regio goede en doelmatige zorg in te kopen
die aansluit bij de wensen van de cliënten in de regio. De exacte inhoud daarvan kan
verschillen per regio en het is aan de Wlz-uitvoerders om daar bij de zorginkoop rekening
mee te houden. Met de mogelijkheid om meerjarige contracten af te spreken, wordt ook
de mogelijkheid vergroot om hier meerjarig afspraken over te maken en hier in gesprekken
– die Wlz-uitvoerder en zorgaanbieders ook op dit moment al voeren – aandacht aan
te besteden zonder dat dit leidt tot extra administratieve lasten.
Verder schrijft de Minister dat «er een meerjarig financieel Wlz-kader voor de langdurige
zorg beschikbaar wordt gesteld waardoor er ook voor zorgaanbieders, waarmee geen meerjarig
contract wordt afgesloten, een meerjarig perspectief is over de ontwikkeling van het
financiële kader. Binnen dit meerjarige financiële kader is een doelmatigheidsombuiging
opgenomen.» De leden van de D66-fractie willen van de Minister weten hoe dit financieel
kader eruitziet en wat de voorwaarden zijn om daar aanspraak op te maken.
Het landelijke meerjarige financieel Wlz-kader is qua opbouw en voorwaarden om ervoor
in aanmerking te komen vergelijkbaar met het huidige financiële Wlz-kader. Het belangrijkste
verschil is dat het meerjarige Wlz-kader een tijdshorizon zal beslaan van het lopende
jaar en ten hoogste vijf toekomstige kalenderjaren, terwijl het huidige financiële
kader slechts betrekking heeft op het lopende jaar en één toekomstig jaar. Het landelijke
meerjarige Wlz-kader wordt in de Regeling langdurige zorg vastgesteld. In beginsel
kunnen alle zorgaanbieders in aanmerking komen voor een meerjarig contract en door
het landelijke meerjarige kader kunnen er ook meerjarige financiële afspraken worden
gemaakt. Wel is er de ruimte voor zorgkantoren om eenjarige afspraken te maken wanneer
de situatie bij de betreffende aanbieder daar aanleiding toe geeft.
Ik stuur in juni 2023 met oog op de start van de zorginkoop de voorlopige meerjarige
kaderbrief naar de NZa, met een afschrift aan de Eerste en Tweede Kamer. Hier zal
ik ook nader ingaan op de verdere vormgeving van het meerjarige financiële Wlz-kader.
Deze brief is onder voorbehoud van de politieke besluitvorming over de begroting 2024
die op Prinsjesdag aan het parlement gepresenteerd wordt. Kort na Prinsjesdag maak
ik het definitief beschikbare Wlz-kader bekend bij de Eerste en Tweede Kamer.
Uit de brief van de Minister blijkt dat er voor de doorontwikkeling van het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg (naar het kwaliteitskompas) een ombuiging van € 100 miljoen in 2024
tot € 350 miljoen in 2026 wordt ingeboekt. Genoemde leden delen de opvatting dat er
met kwaliteitsafspraken middelen doelmatig en doeltreffend kunnen ingezet. Kan de
Minister toelichten hoe de raming van deze bedragen is opgebouwd?
In de afgelopen periode hebben betrokken partijen in het licht van de schaarste aan
personeel gewerkt aan het doorontwikkelen van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg.
In de context van de toenemende krapte op de arbeidsmarkt zal daarbij het accent verschuiven
van input (aantal handen aan het bed) naar outcome (kwaliteit van leven). Hierdoor
ontstaat er ook meer ruimte voor inzet van technologie en innovatie en kan de groei
van het benodigde aantal zorgverleners voor verpleegzorg over een periode van drie
jaar met 10.000 worden afgeremd van 75.000 naar 65.000. Hieraan is in het coalitieakkoord
een taakstellende besparing gekoppeld die geleidelijk oploopt van € 100 miljoen in
2024 tot € 350 miljoen in 2026. Afgezet tegen geraamde verpleeghuisuitgaven van circa
€ 15 miljard in 2022 loopt deze geleidelijk op van 0,7% in 2024 tot circa 2,3% vanaf
2026.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en hebben
daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
De Minister is voornemens om de NZa een aanwijzing te geven om de besparing van een
tweetal maatregelen die in het coalitieakkoord zijn opgenomen met ingang van 2024
in de integrale maximum- en bandbreedtetarieven voor Wlz-zorg te verwerken. Uiteraard
heeft dit grote gevolgen op het budget dat beschikbaar is voor de langdurige zorg.
De leden van de PVV-fractie vrezen voor de gevolgen van deze aanwijzing en willen
van de Minister weten op welke manier minder budget bijdraagt aan een transformatie
om de zorg organiseerbaar te houden. Waarom is gekozen voor het doorvoeren van een
besparing vooraf?
Dankzij het eerdere kwaliteitskader verpleeghuiszorg is fors ingezet op groei van
het aantal zorgmedewerkers. Door het (oplopend) tekort op de arbeidsmarkt is deze
sturing op input niet houdbaar en is sturing op een andere organisatie van de zorg
en op uitkomsten (kwaliteit van leven) gewenst. Dit is wat in het coalitieakkoord
wordt beoogd met de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Dit
leidt overigens niet tot minder personeel, maar tot minder extra personeel. Het gevolg is dat het aantal banen in de zorg in de periode 2022–2025
niet toeneemt met 75.000 maar met 65.000.
Daarnaast stel ik vanaf 2024 een meerjarig budgettair kader vast. Dit draagt bij aan
het maken van meerjarige afspraken en geeft daarmee meer financiële zekerheid en vermindert
de administratieve lasten. Op die manier ondersteunen meerjarige afspraken ook de
noodzakelijke transformatie naar een andere manier van werken en organiseren in de
zorg voor ouderen.
Naast deze maatregelen zijn er verschillende budgetten beschikbaar om deze beweging
te ondersteunen en stimuleren. Zo is in het coalitieakkoord voor de jaren 2022 t/m
2026 in totaal € 1 miljard beschikbaar gesteld om de transitie scheiden wonen en zorg
te ondersteunen. Via de Kamerbrieven van het WOZO-programma informeer ik u over hoe
de middelen worden ingezet en wat de effecten hiervan zijn.
Kan de Minister met een berekening aangeven op welke manier een meerjarig contract
financiële ruimte creëert? Kan de Minister de cijfermatige onderbouwing (inclusief
berekeningen en gedane aannames) geven van het Wlz-kader? Zo nee, waarom niet?
Deze doelmatigheidsombuiging is becijferd in Zorgkeuzes in Kaart en gevalideerd door
het Centraal Planbureau.6 Het kabinet heeft deze opbrengst in het licht van houdbare overheidsfinanciën overgenomen
in het coalitieakkoord. De maatregel vermindert de administratieve lasten en verbetert
de mogelijkheden om de zorg om gaandeweg doelmatiger te organiseren in het licht van
de oplopende schaarste aan personeel. Het zal per zorgaanbieder verschillend zijn
hoe en op welk terrein van de bedrijfsvoering de financiële ruimte wordt gecreëerd.
Het financiele beslag van de maatregel bedraagt ongeveer 0,5% procent structureel.
Met meerjarige zekerheid over de hoogte van de budgetten kunnen bijvoorbeeld kleine
aanpassingen, zoals het omzetten van flexibele contracten naar vaste dienstverbanden
in loondiensten al een grote bijdrage leveren aan het invullen hiervan. Ook is te
denken aan financiële voordelen op het terrein van leningen bij banken of bij het
over meerdere jaren verdelen van investeringen in technologie en innovatie. Voor een
deel, zeker daar waar van nog geen sprake is van meerjarige contracten, zullen zorgaanbieders
de besparing ook op andere wijze moeten invullen in hun bedrijfsvoering Zorgkantoren
verzamelen initiatieven en goede ideeën die leiden tot betere zorg en arbeidsbesparing
of innovatieve leveringsvormen. Deze ontsluiten zij zoals bijvoorbeeld zorgkantoor
VGZ7 via hun website ook voor zorgaanbieders in andere regio’s.
Tabel 2 geeft een cijfermatige onderbouwing van het Wlz-kader. Deze sluit aan bij
de standen uit de ontwerpbegroting 2023 en laat zien dat de uitgaven via het Wlz-kader
in de periode 2022–2027 met afgerond € 4,3 miljard toenemen van € 29,5 miljard tot
€ 33,8 miljard (dit is nog exclusief de reguliere loon- en prijsontwikkelingen). In
de groeiruimte wordt rekening gehouden met de verwachte demografische ontwikkelingen
(waaronder de groei van het aantal ouderen).
Tabel 2: Opbouw uitgaven totale Wlz-kader in prijspeil 20221 in miljarden euro
2022
2023
2024
2025
2026
2027
Zorg in natura
26,6
27,6
27,2
26,8
26,7
26,5
Pgb
2,8
2,9
2,9
2,9
2,9
2,9
Groeiruimte vanaf 2024
–
–
1,0
2,0
3,1
4,3
Totaal Wlz-kader
29,5
30,5
31,1
31,6
32,7
33,8
X Noot
1
Ontwerpbegroting VWS 2023, blz. 193, tabel 9.
Deelt de Minister de mening van de leden van de PVV-fractie dat het onverantwoord
is om juist nu een besparing op het Wlz-kader door te voeren, terwijl er voor zowel
ouderen als ook meervoudig gehandicapten nauwelijks een geschikte woonplek te vinden
is en beide sectoren financieel al onder grote druk staan door onder andere de hoge
inflatie en torenhoge energiekosten? Zo nee, waarom niet? Waarom doet de Minister
daar middels een aanpassing van de tarieven nog eens een schepje bovenop? Welke transformatie
heeft de Minister met deze besparing voor ogen? Is de Minister op de hoogte dat de
afbouw van complexe zorg voor gehandicapten nu al dreigt vanwege de onrendabele tarieven?
Ik deel de mening van de leden van de PVV-fractie in het licht van voorgaande vragen
niet. Om de zorg organiseerbaar en financieel houdbaar te houden moet ingezet worden
op een transformatie, waardoor kwalitatief goede zorg voor iedereen toegankelijk blijft.
Het coalitieakkoord bevat een aantal maatregelen dat hieraan bijdraagt en het voor
zorgaanbieders mogelijk maakt de zorg redelijkerwijs tegen lagere kosten te organiseren
dan bij ongewijzigd beleid. In diverse programma’s (IZA, WOZO en Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ) werk ik aan de uitwerking van deze benodigde transformatie.
In mijn brief van 10 mei 2023 heb ik uw Kamer een update gegeven over de energiemaatregelen
in de langdurige zorg.8 In die brief ben ik ook ingegaan op een extra loon- en prijsbijstelling. Ik heb voor
2023 in de budgettaire kaders van de Wlz op basis van de reguliere systematiek reeds
rekening gehouden met de loon- en prijsontwikkeling, zoals gepresenteerd op Prinsjesdag
2022 (de ramingen uit de macro economische verkenning (MEV)). Het gaat daarbij zowel
om de hogere inflatie (waaronder hogere energiekosten) in 2022, als de verwachting
van de inflatie in 2023. Deze zogeheten structurele nacalculatie voor het jaar 2022
en de actuele verwachting voor 2023 zijn in oktober 2022 door de NZa versneld verwerkt
in de tarieven 2023. Daarmee zijn de Wlz-tarieven voor 2023 tussentijds verhoogd met
een extra bedrag van € 600 miljoen en vormen de bijgestelde maximumtarieven geen belemmering
om aanbieders te compenseren voor hogere kosten.
Voor de complexe zorg in de gehandicaptensector heb ik vooruitlopend op het kostenonderzoek
dat per 2025 in de gehandicaptensector zal leiden tot geactualiseerde via de Voorjaarsnota
extra middelen beschikbaar gesteld van € 40 miljoen per jaar in 2023 en 20249.
In het coalitieakkoord is aan de zogenoemde doorontwikkeling van het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg een bezuiniging gekoppeld voor de verpleeghuizen die als een uniforme
korting verwerkt wordt op het zorgdeel van de integrale maximum- en bandbreedtetarieven
voor alle vastgestelde prestaties zorgzwaartepakket (ZZP) en VPT V&V 4 tot en met
10. Kan de Minister een tabel delen waarin duidelijk weergegeven wordt wat de kostprijzen
van de verschillende ZZP’s zijn en welk percentage de maximumtarieven en bandbreedtetarieven
als afgeleide daarvan zijn.
Tabel 3 presenteert de maximumtarieven voor de zorgzwaartepakketten (ZZP) en volledig
pakket thuis (vpt) opgenomen voor het jaar 2023 uit de beleidsregel van de NZa10 voor de sector ouderenzorg. De basis voor de maximumtarieven van de NZa ligt besloten
in haar kostenonderzoek 201811, waarbij de NZa vervolgens rekening heeft gehouden met de effecten van de jaarlijkse
loon- en prijsbijstellingen en met de effecten van nieuw beleid. De belangrijkste
daarvan zijn de extra middelen oplopend tot € 2,1 miljard voor het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg. De NZa zal uiterlijk 1 juli 2023 de tarieven voor 2024 vaststellen
en daarbij rekening houden met de maatregelen uit de voorhangbrief. Om een indruk
te geven van de impact van de maatregelen heb ik in de voorhangbrief reeds de relatieve
impact genoemd.
Tabel 3: NZa-maximumtarieven zzp en vpt voor de sector ouderenzorg in 2023 (euro per
dag)
Zorgprofiel
VPT
ZZP
V&V4
€ 148,24
€ 204,59
V&V5
€ 283,83
€ 336,73
V&V6
€ 254,23
€ 313,71
V&V7
€ 348,08
€ 407,78
V&V8
€ 448,18
€ 506,11
V&V9b
€ 300,43
€ 361,59
V&V10
€ 512,10
€ 563,69
De leden van de PVV-fractie willen van de Minister weten of en hoe vaak er na een
verhoging van het zorgzwaartepakket extra (uren)personeel ingezet wordt.
Voor iedere cliënt geldt dat de zorgaanbieder in overleg met de cliënt een zorgplan
opstelt dat past bij het geïndiceerde zorgprofiel. Indien de zorgvraag van de cliënt
zodanig wijzigt dat er een hoger zorgprofiel wordt geïndiceerd leidt dat tot een aangepast
zorgplan en kan meer zorg worden ingezet.
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie graag van de Minister weten wanneer zij
de brief inzake de kapitaallasten uitgesplitst per zorgsector kunnen ontvangen.
Via mijn brief van 16 maart jl.12 heb ik voldaan aan uw verzoek om een kapitaallastenbrief. De systematiek die ik hierin
heb beschreven geldt niet alleen voor de ouderenzorg, maar ook voor de gehandicaptenzorg
en geestelijke gezondheidszorg.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en maken
graag van de gelegenheid gebruik enkele verduidelijkende vragen te stellen.
De leden van de CDA-fractie begrijpen de voorhang zo dat de Minister de keuze maakt
om Wlz-uitvoerders niet te verplichten tot het afsluiten van meerjarige contracten
met financiële afspraken. Waarom niet, zo vragen deze leden aan de Minister.
In het WOZO-programma heb ik aangegeven dat de plicht om meerjarige financiële afspraken
aangepast is naar een mogelijkheid omdat anders een belangrijk sturingsinstrument
van zorgkantoren op doelmatigheid en kwaliteit verloren zou gaan. Het afsluiten van
meerjarige contracten met meerjarige financiële afspraken wordt niet verplicht, zodat
de Wlz-uitvoerders bijvoorbeeld nieuwe zorgaanbieders, of zorgaanbieders die minder
goede kwaliteit van zorg leveren vooralsnog geen meerjarig contract hoeven aan te
bieden.
Op die manier kan het (niet) aanbieden van een meerjarig contract met financiële afspraken
door de zorgkantoren als een extra sturingsinstrument worden ingezet. Om voor meerjarige
financiële afspraken in aanmerking te komen kunnen zorgkantoren dus voorwaarden koppelen
die bijvoorbeeld gerelateerd zijn aan het bijdragen aan de langetermijnvisie voor
het zorglandschap in de regio.
Enerzijds begrijpen deze leden de argumenten die de Minister geeft, zoals het aanbieden
van een jaarcontract aan nieuwe aanbieders. Maar daar kan bij het opleggen van een
verplichting toch een uitzondering voor worden opgenomen? Anderzijds willen zij de
Minister vragen of zorgkantoren met het huidige instrumentarium dat zij tot hun beschikking
hebben in staat zijn op basis van kwaliteit, Wlz zorg in te kopen. Welke kwaliteitseisen
hanteren zij?
De Wlz-uitvoerders hanteren bij de zorginkoop de kaders die gelden in de kwaliteitskaders
bij het inkopen van Wlz-zorg. Door Wlz-uitvoerders niet te verplichten om meerjarige
contracten met meerjarige financiële afspraken af te sluiten, krijgen de Wlz-uitvoerders
meer mogelijkheden om te sturen op kwaliteit van zorg. Die mogelijkheid om te sturen
op kwaliteit moet niet alleen gelden voor nieuwe aanbieders, maar ook voor bestaande
aanbieders.
Daartegenover stelt branchevereniging Actiz dat het onduidelijk is op welke wijze
zorgkantoren in het inkoopbeleid invulling geven aan «meerjarige contracten». Deelt
de Minister deze zorg? En kan zij reageren op dit specifieke punt?
Zorgkantoren gaan vanuit een meerjarig perspectief de contractafspraken maken. Hiervoor
stellen ze ook een meerjarig inkoopbeleid op dat op 1 juni 2023 wordt gepubliceerd.
Dit draagt bij aan zekerheid voor zorgaanbieders en daarnaast wordt daarmee invulling
gegeven aan het lange termijn beleid. Zorgkantoren willen ervaringen opdoen met het
afsluiten van meerjarige contracten inclusief meerjarige financiële afspraken. Dit
geeft zorgkantoren een extra sturingsmogelijkheid om invulling te geven aan passende
zorg in de regio.
De Minister stelt in de voorhang ook dat zorgkantoren extra voorwaarden kunnen stellen
aan het sluiten van meerjarige contracten. Bijvoorbeeld dat zorgorganisaties bijdragen
aan de toekomstvisie van het zorglandschap in de regio. Maar, zo willen deze leden
opmerken, leidt dit dan niet tot extra administratieve lasten en verschillende voorwaarden
van verschillende zorgkantoren? Het idee achter het afsluiten van meerjarige contracten
was toch om de continuïteit van financieel beleid van de instellingen te bevorderen
en administratieve lasten te doen afnemen?
ZN heeft samen met de zorgkantoren een landelijke visie op de duurzame toegang tot
langdurige zorg ontwikkeld, deze wordt op 1 juni 2023 gepubliceerd. Deze visie vormt
een belangrijke basis voor het. meerjarige regionale inkoopbeleid dat ieder zorgkantoor
ook op 1 juni 2023 publiceert. Het regionale inkoopbeleid van ieder zorgkantoor sluit
daarnaast aan bij de knelpunten en uitdagingen die er in de regio zijn om op deze
wijze voor de cliënten in de regio passende zorg in te kopen. Wat hiervoor nodig is,
kan per regio verschillen en dat betekent ook dat er een verschil kan zijn in de wijze
waarop zorgkantoren sturen. Een meerjarig contract kan dan als sturingsinstrument
een extra prikkel geven om deze beweging duurzaam te stimuleren. Wanneer meerjarige
contracten met financiële afspraken zijn gemaakt nemen de administratieve lasten vervolgens
af omdat er dan niet (of in mindere mate) jaarlijks over het budgetplafond onderhandeld
hoeft te worden. Daarnaast bevordert dit de zekerheid over de financiële bedrijfsvoering.
Een meerjarig inkoopbeleid, waarbij een meerjarig perspectief wordt meegenomen draagt
hier ook aan bij.
In het coalitieakkoord is de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
opgenomen. Het doorontwikkelde kwaliteitskader is niet door alle betrokken organisaties
ondertekend, bijvoorbeeld niet door Patiëntenfederatie Nederland. Patiëntenfederatie
Nederland is van mening dat het nieuwe kader te weinig toetsbare normen en criteria
bevat die inzicht geven in de kwaliteit van zorg voor cliënten. Het kader is te veel
vanuit de aanbieders geschreven en te weinig vanuit de cliënten. Ziet en deelt de
Minister dit punt, waarom wel of waarom niet?
Zoals ik u in mijn voorhangbrief heb vermeld hebben partijen op 24 maart jl. het nieuwe
Kwaliteitskompas «Samen werken aan kwaliteit van bestaan» aangeboden aan het Zorginstituut.
Het Zorginstituut heeft het toetsingsproces doorlopen en heeft de betrokken partijen
gesproken. Alle partijen die hebben meegewerkt aan het kompas steunen deze beweging
die het kompas wil maken en de ontwikkelagenda. Een paar partijen, waaronder de Patiëntenfederatie
zoekt meer houvast op het vervolgproces en tijdslijn. De genoemde elementen van deze
partijen vormen onderdeel van de ontwikkelagenda, daarom hebben ze gezegd «ja, mits».
Het Zorginstituut heeft besloten partijen extra tijd te geven om op korte termijn
een gedragen procesvoorstel voor de concretiseringslag te maken. Het Generiek kompas
«Samen werken aan kwaliteit van bestaan», inclusief meetinstrumenten, moet uiterlijk
1 december 2023 klaar zijn en het Zorginstituut verwacht de opname in het register
per 1 januari 2024. De kaders en tijdlijn die het Zorginstituut aan partijen heeft
meegegeven zijn bindend.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Zij
hebben hierover nog een aantal kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie betreuren het dat de Minister doorgaat met de bezuinigingen
op de Wlz-zorg. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of voor de eerste maatregel
voldoende onderzocht is of de drie sectoren deze doelmatigheidsombuiging financieel
kunnen opvangen zonder dat de kwaliteit van de zorg in gevaar komt.
De doelmatigheidsombuiging gekoppeld aan de coalitieakkoord maatregel meerjarige contracten
en meerjarige contracteerruimte is onderzocht in Zorgkeuzes in Kaart en gevalideerd
door het Centraal Planbureau.13 De maatregel vermindert de administratieve lasten en verbetert de mogelijkheden om
de zorg doelmatiger te organiseren. Het is aan de zorgaanbieders om hun zorg doelmatiger
te organiseren met inachtneming van de relevante kwaliteitsstandaarden. Daarbij is
het budgettair effect relatief beperkt (circa 0,5% structureel).
De leden van de SP-fractie vinden daarnaast de tweede maatregel, waarbij een ombuiging
gekoppeld wordt aan de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg,
voorbarig. Het nieuwe Kwaliteitskader/Kwaliteitskompas ligt namelijk nog ter beoordeling
bij de betrokken brancheorganisaties. Meerdere partijen hebben zich al kritisch uitgelaten
over dit kompas. Recente berichten geven daarnaast aan dat op dit moment de partijen
onder Lea Bouwmeester tot 1 december 2023 de tijd krijgen om het kompas te concretiseren.
Hoe het nieuwe Kwaliteitskader er straks definitief uit gaat zien, is dus nog onduidelijk
en het is dus nog de vraag of de geplande ombuiging überhaupt door kan gaan als de
definitieve versie op tafel ligt. Tot slot heeft het Centraal Planbureau (CPB) eerder
ook al aangegeven dat de ouderenzorg uitgeknepen is en het zeer onwaarschijnlijk is
dat de zorg nog efficiënter kan werken. De leden van de SP-fractie vrezen dus dat
kwaliteit van de ouderenzorg met deze doelmatigheidsombuiging in gevaar zal komen.
Zij vragen de Minister daarom of het niet beter is om af te zien van deze doelmatigheidsombuiging.
Het Zorginstituut werkt in nauwe samenwerking met betrokken organisaties aan het kwaliteitskompas.
De planning is nog steeds dat er op 1 januari 2024 een nieuw kwaliteitskompas is ingeschreven.
Ik ben daarom niet van mening dat de ombuiging voorbarig is. De relateerde besparing
is vanuit het algemeen belang nodig en verantwoord: het beroep dat de zorg op de arbeidsmarkt
kan doen is begrensd. De schaarste vraagt om keuzes en een andere organisatie van
de zorg voor ouderen.
De kern in het kwaliteitskader staat voor de toekomst onverminderd overeind: kwaliteit
van leven van ouderen staat centraal. Tegelijkertijd maakten de huidige en toekomstige
ontwikkelingen het onvermijdelijk dat het kwaliteitskader verder wordt doorontwikkeld
en meer in samenhang wordt gezien met andere publieke waarden, zoals toegankelijkheid,
betaalbaarheid en organiseerbaarheid. In het licht hiervan zullen we het dus anders
moeten organiseren. Met inzet van technologie, innovatie en een minder sterke groei
van het aantal zorgverleners. Dat zal leiden tot lagere kosten voor zorgaanbieders,
waarmee de ombuiging in de praktijk dus ook kan worden ingevuld.
In mijn brief van 16 maart jl.14 heb ik gereageerd op hetgeen het CPB in haar Centraal-Economisch Plan (CEP) heeft
opgenomen omtrent het kwaliteitskader verpleegzorg.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de voorhang gelezen van de
aanwijzing aan de NZa over de Wlz-maatregelen in het coalitieakkoord. Zij hebben de
volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie verbazen zich over het feit dat de Minister meent dat
«samen gezond, fit en veerkrachtig» ook een opgave voor «eenieder individueel», de
boodschap is die de Minister uitdraagt. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe deze
boodschap kan gelden voor iemand die op de wachtlijst staat voor een verpleeghuis,
voor een mantelzorger die de zorg voor zijn of haar naaste maar nauwelijks kan bolwerken,
voor iemand met een chronische ziekte die ieder jaar maar weer een indicatie moet
zien te krijgen voor de juiste zorg, of voor iemand met dementie die het thuis al
lang niet meer redt en onvoldoende thuiszorg krijgt. Deze leden vragen waarom de Minister
het niet beter vindt om juist te zorgen dat mensen die nu niet zo gemakkelijk mee
kunnen komen worden aangesproken en beleid te ontwikkelen dat erop gericht is dat
ook deze mensen erbij horen en de zorg krijgen die zij nodig hebben. De leden van
de PvdA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat «als mensen zijn aangewezen op
ondersteuning en zorg, moet deze toegankelijk en kwalitatief goed zijn. Om zo goed
mogelijk te functioneren, zo goed mogelijk deel te nemen aan de samenleving, ondanks
ziekte of beperking, op te groeien en plezierig ouder te worden. Nu en in de toekomst.»
Zij kunnen zich daar geheel in vinden, maar vragen of de Minister werkelijk meent
dat dit met het huidige beleid in de praktijk ook werkelijk voor iedereen bereikt
wordt en zo ja hoe dit dan precies wordt ingevuld.
Het WOZO-programma kent een gelaagdheid, waarbij de zorg en ondersteuning wordt afgestemd
op behoefte van de ouderen. Daarbij is de eerste inzet om de vitaliteit van de ouderen
te behouden of zo mogelijk te versterken. In het WOZO-programma wordt ook ingezoomd
op de ouderen met een Wlz-indicatie. Ook deze groep is divers. Bij de ontwikkeling
van het nieuwe kwaliteitskompas wordt bezien hoe de kwaliteit van leven van deze ouderen
kan worden geoptimaliseerd, waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van de inbreng
van deze ouderen als dat mogelijk is en intensieve zorg in het verpleeghuis beschikbaar
is indien die aansluit op de zorgbehoefte van de cliënt. Daarbij wordt ook aandacht
besteed aan het arbeidsmarktvraagstuk en de inzet van digitale zorg.
De leden van de PvdA-fractie menen dat in het Integraal Zorgakkoord (IZA) afspraken
zijn gemaakt over de langdurige zorg en dat daarin onder meer is afgesproken dat de
versterking van het sociaal domein daarbij essentieel is. Deze leden vragen de Minister
wat er na een half jaar aan voortgang is geboekt voor wat betreft deze afspraken,
mede gezien het feit dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dreigt de medewerking
aan het IZA op te zeggen als er onvoldoende geld wordt uitgetrokken voor het sociaal
domein en er geld uit het Gemeentefonds wordt gebruikt om de hoge instroom van ggz-patiënten
in de Wlz op te vangen. De VNG vindt dat deze ingreep haaks staat op de afspraken
in het IZA en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). De leden van de PvdA-fractie
vragen een uitgebreide reactie van de Minister hierop.
Wanneer een cliënt vanuit de Wmo overgaat naar de Wlz, of andersom, verhuist niet
automatisch het budget mee. Er is dus geen structureel «geld-volgt-cliënt» mechanisme.
Gemeenten houden op dit onderdeel geld over. Tegelijkertijd is er sprake van een doorlopend
hoge instroom van ggz-cliënten in de Wlz vanuit de Wmo, terwijl voor een deel van
de mensen met een psychische aandoening de Wlz niet vanzelfsprekend is dat zij ook
het beste op hun plek zijn in de Wlz. De fors hogere uitgaven aan ggz-cliënten in
de Wlz moet bovendien betaald worden en dat gaat ten koste van andere vormen van Wlz-zorg.
In de Kamerbrief van 14 april jl.15 hebben de Staatssecretaris van VWS en ik aangegeven dat middels bestuurlijke afspraken
wordt ingezet de instroom van ggz-cliënten in de Wlz te normaliseren en de passende
zorg voor deze doelgroep te stimuleren. Deze discussie is vooral langs de lijn van
de inhoud gevoerd. Ik verwacht deze bestuurlijke afspraken op korte termijn definitief
af te ronden en zal deze vervolgens ook met uw Kamer delen. Als deze afspraken er
onvoldoende toe leiden dat passende zorg voor cliënten wordt verleend en de instroom
ggz in de Wlz te beperken, dan zullen alternatieve (financiële) oplossingen worden
overwogen.
Daarnaast heeft u in de Voorjaarsnota van de Minister van Financiën16 kunnen lezen welke afspraken er tussen Rijk en gemeenten zijn gemaakt over de indexatiesystematiek.
Dit leidt ertoe dat er extra middelen beschikbaar zijn voor gemeenten.
Overigens menen deze leden dat mensen met complexe ggz-problemen rust en stabiliteit
nodig hebben die in de Wlz geboden kan worden. Zij vragen of de grote instroom van
ggz-patiënten in de Wlz wellicht onderschat is door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, aangezien de brancheorganisatie er vaak op heeft gewezen dat het
grootste deel van de patiënten in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ook al voldeed aan de criteria voor de Wlz. In 2014 ging het al om 46.000
mensen met een AWBZ-indicatie voor langdurige ggz. Hoe gaat dit opgelost worden?
Ik wil ten eerste een kanttekening maken bij de vergelijking van de huidige instroom
van ggz-cliënten in de Wlz met de populatie van de AWBZ uit 2014. Ten eerste is de
AWBZ ruim 8 jaar geleden afgeschaft en daarmee is er nu sprake van een andere populatie.
Ten tweede waren de toegangscriteria voor de AWBZ anders dan de huidige criteria van
de Wlz waar 24-uurs zorg (in de nabijheid) voor de rest van het leven nodig is om
ernstig nadeel te voorkomen. Dit betekent dat niet iedereen van de AWBZ nu automatisch
toegang kan krijgen tot de Wlz. Ten derde bestond er ten tijde van de AWBZ nog geen
Beschermd Wonen in de Wmo. De huidige cliëntgroep kan terecht bij meerdere domeinen,
waardoor niet per definitie alle cliënten overgaan naar de Wlz.
Uit een analyse van CBS17 blijkt tot slot van de huidige ggz-w populatie circa 70% voor 2015 in de AWBZ zat
en circa 30% niet. Dit benadrukt dat de populatie van de AWBZ nu niet één op één terugkomt
in de Wlz.
Over de hoger dan verwachte instroom van mensen met een psychische aandoening in de
Wlz en de gevolgen daarvan hebben de Staatssecretaris van VWS en ik uw Kamer in de
brief van 14 april jl. geïnformeerd18. Het is de vraag of de Wlz voor alle mensen die vanwege een psychische aandoening
zijn ingestroomd het domein is waar zij de best passende zorg ontvangen die aansluit
bij de mogelijkheden die zij hebben. Ook in het Wmo-domein kan meer rust en stabiliteit
worden geboden, in het bijzonder door meer langjarig te beschikken. In de afgelopen
periode hebben de Nederlandse ggz, Valente, MIND, VNG, ZN en VWS samengewerkt aan
een set aan maatregelen om te komen tot passende zorg voor mensen met een ernstige
psychische stoornis en een langdurige, intensieve zorgvraag. Deze beweging naar meer
passende zorg zou ertoe moeten leiden dat de instroom van mensen met een psychische
aandoening in de Wlz afneemt. De bestuurlijke afstemming over deze maatregelen loopt
momenteel en is naar verwachting later dit voorjaar gereed. Wanneer dit proces is
afgerond zullen we uw Kamer hier nader over informeren.
De leden van de PvdA-fractie lazen in het coalitieakkoord dat het contracteerproces
verbeterd wordt. Zij vragen de Minister wat de argumentatie is om Wlz -uitvoerders
niet te verplichten tot het afsluiten van meerjarige contracten met financiële afspraken,
terwijl die verplichting eerder wel het voornemen was.
In het WOZO-programma19 is opgenomen dat zorgkantoren de mogelijkheid krijgen om meerjarige financiële afspraken
te maken, zodat zorgaanbieders meer financiële zekerheid hebben. Dit is een aanpassing
van het coalitieakkoord waar een plicht tot meerjarig contracteren met budgetafspraken
is opgenomen. Na gesprekken met het veld is niet gekozen voor de verplichting, omdat
daarmee een belangrijk sturingsinstrument van zorgkantoren op doelmatigheid en kwaliteit
verloren zou gaan. Ook minder presterende zorgaanbieders zou dan verplicht een meerjarig
contract met financiële afspraken aangeboden moeten worden, wat gelet op de sturing
en prikkelwerking niet gewenst is.
Wat is er volgens de Minister veranderd, zodat die verplichting niet meer nodig is?
Wat was het beoogde effect van verplichte meerjarige contractering en waarom is dat
nu niet meer gewenst? Welke voorwaarden gaan zorgkantoren koppelen aan meerjarige
contracten?
In het WOZO-programma20 is opgenomen dat zorgkantoren de mogelijkheid krijgen om meerjarige financiële afspraken
te maken, zodat zorgaanbieders meer financiële zekerheid hebben. Dit is een aanpassing
van het coalitieakkoord waar een plicht tot meerjarig contracteren met budgetafspraken
is opgenomen. Na gesprekken met het veld is niet gekozen voor de verplichting, omdat
daarmee een belangrijk sturingsinstrument van zorgkantoren op doelmatigheid en kwaliteit
verloren zou gaan. Ook minder presterende zorgaanbieders zou dan verplicht een meerjarig
contract met financiële afspraken aangeboden moeten worden, wat gelet op de sturing
en prikkelwerking niet gewenst is. Met de coalitiemaatregelen is beoogd om de transformatie
naar passende zorg te maken en zorgaanbieders meer financiële zekerheid te geven.
Dit is nog steeds gewenst maar wordt op een andere manier ingevuld. Zorgkantoren gaan
vanuit een meerjarig perspectief contracteren om zo de gewenste beweging vorm te geven
en daarbij is er ook een mogelijkheid om meerjarige financiële afspraken te maken.
Daarnaast ben ik voornemens om vanaf 2024 een meerjarig budgettair kader te publiceren
waardoor er ook voor zorgaanbieders, waarmee geen meerjarig contract wordt afgesloten,
een meerjarig perspectief is over de ontwikkeling van het financiële kader.
Het meerjarige regionale inkoopbeleid voor 2024 t/m 2026 wordt per 1 juni 2023 gepubliceerd.
Voorwaarden voor een meerjarig contract of een contract vanuit een meerjarig perspectief
worden hierin opgenomen. Zorgkantoren kunnen bijvoorbeeld voorwaarden koppelen die
gerelateerd zijn aan het bijdragen aan de langetermijnvisie voor het zorglandschap
in de regio.
Deelt de Minister de analyse dat de gestegen inzet van personeel niet in loondienst
wordt veroorzaakt door de krapte op de arbeidsmarkt en het tekortschietende aanbod
van personeel dat in loondienst wil werken? Als de Minister deze analyse deelt, kan
zij dan aangeven waarom meerjarig contracteren ertoe leidt dat meer personeel in loondienst
wil werken?
Uit verschillende onderzoeken (O.a. RegioPlus, verdieping uitstroomonderzoek 2021,
van werknemer naar zzp’er) weten we dat de oorzaak van de uitstroom naar het zzp-schap
voornamelijk ligt in de onvrede over het werken in loondienst en het ervaren gebrek
aan eigen regie daarbij.
De primaire verantwoordelijkheid voor goed werkgeverschap ligt bij de werkgevers zelf.
Meerjarig contracteren biedt hen meer duidelijkheid over de financiële ruimte voor
de komende jaren. Door deze zekerheid over de financiële ruimte, kunnen werkgevers
meerjarige dienstverbanden cq dienstverbanden voor onbepaalde tijd aanbieden. Dit
draagt bij aan goed werkgeverschap en kan daardoor leiden tot het vergroten van het
aantal mensen dat in loondienst wil werken.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wat precies wordt bedoeld met de doelmatigheidsombuiging
binnen het meerjarige financiële kader. Welke aanpassingen worden zorgaanbieders geacht
door te voeren in hun bedrijfsvoering, met andere woorden wat wordt daarvan het effect
in de praktijk? Kan precies worden aangegeven hoe zorgaanbieders hun zorg doelmatiger
moeten organiseren «met inachtneming van de relevante kwaliteitsstandaarden». Er wordt
gesteld dat de Minister niet voorschrijft hoe zorgaanbieders dat moeten doen, maar
de leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om uitgebreid aan te geven welke (theoretische)
mogelijkheden zorgaanbieders dan volgens de Minister hebben om doelmatiger te werken
en wat daarvan de effecten zouden zijn in de praktijk. Deze leden nemen aan dat de
Minister heeft nagedacht over de effecten van deze ombuiging van € 125 miljoen in
2024, oplopend tot € 245 miljoen in 2025 en structureel € 135 miljoen vanaf 2026,
en anticipeert op de gevolgen in de praktijk voor zorgaanbieders, zorgmedewerkers
en cliënten. Zij zien dus graag uitgebreid beschreven hoe de zorgaanbieders dit volgens
de Minister moeten kunnen uitvoeren.
Zorgkantoren en zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van meerjarige
contracten met financiële afspraken. Het zal per zorgaanbieder verschillend zijn hoe
en op welk terrein van de bedrijfsvoering de financiële ruimte wordt gecreëerd. De
ombuiging die is gekoppeld aan de meerjarige contracten bedraagt circa 0,5% procent
structureel. Daarmee kunnen kleine aanpassingen, zoals het omzetten van flexibele
contracten naar vaste dienstverbanden in loondiensten al een grote bijdrage leveren
aan het invullen hiervan. Ook is te denken aan financiële voordelen op het terrein
van leningen bij banken of bij het over het meerdere jaren verdelen van investeringen
in technologie en innovatie. Zorgkantoren verzamelen initiatieven en goede ideeën
die leiden tot betere zorg en arbeidsbesparing of innovatieve leveringsvormen. Deze
ontsluiten zij zoals bijvoorbeeld zorgkantoor VGZ21 via hun website ook voor zorgaanbieders in andere regio’s.
De opbrengst van de maatregel is becijferd in Zorgkeuzes in Kaart en gevalideerd door
het CPB. Het kabinet heeft deze besparing overgenomen in het coalitieakkoord.
Het CPB heeft in Zorgkeuzes in kaart de maatregel meerjarig contracteren alleen doorgerekend
voor de gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Het CPB ging er daarbij
van uit dat er bij de ouderenzorg al een besparing zou worden ingeboekt op grond van
een integrale vergelijking. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord besloten om in
te zetten op andere maatregelen dan een integrale vergelijking. Een van deze maatregelen
is meerjarig contracteren in de ouderenzorg. De opbrengst van deze maatregel is in
het coalitieakkoord naar rato van gelijke omvang als voor de gehandicaptenzorg en
geestelijke gezondheidszorg. Hierdoor is de grondslag voor deze maatregel meer dan
verdubbeld en zijn dus ook de verwachte besparingen ruim twee keer zo groot. Tabel
4 laat zien hoe de ombuiging vanwege meerjarig contracteren in de Wlz conform tabel
1 uit de voorhangbrief zijn opgebouwd vanuit de twee onderliggende maatregelen uit
het coalitieakkoord.
Tabel 4: Opbouw ombuiging meerjarige contracten en meerjarige contracteerruimte in
voorhangbrief
Bedragen in miljoenen euro
2024
2025
2026
2027
structureel
1
Ouderenzorg
– 70
– 135
– 70
– 70
– 70
2
gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg
– 55
– 110
– 65
– 65
– 65
3
Wlz totaal in voorhangbrief (som 1 + 2)
– 125
– 245
– 135
– 135
– 135
De leden van de PvdA-fractie wijzen er op dat zes jaar geleden de verwachting was
dat er nu veertig procent meer personeel zou zijn. Nu is er sprake van een groot tekort
op de arbeidsmarkt. Deze leden menen dus met het CPB dat het niet realistisch is ervan
uit te gaan dat verpleeghuizen de netto budgetverlaging van jaarlijks € 1.6 miljard
volledig kunnen opvangen door efficiënter te gaan werken. Wat zijn in dat geval de
gevolgen voor de bewoners van verpleeghuizen en hun familie en wat gaat de Minister
precies doen om dat te voorkomen? Welke voorbeelden van inefficiency zijn er volgens
de Minister nu in de praktijk en wat kan en moet er allemaal veranderen?
Zoals ik in mijn brief van 16 maart 202322 over de kwaliteit van ouderenzorg heb aangegeven is een ombuiging van € 1,6 miljard
op het kwaliteitskader verpleeghuiszorg niet aan de orde. In het coalitieakkoord is
een ombuiging opgenomen van € 100 miljoen in 2024 oplopend tot € 350 miljoen structureel
vanaf 2026. Afgezet tegen geraamde verpleeghuisuitgaven van circa € 15 miljard in
2022 loopt deze daarmee geleidelijk op van 0,7% in 2024 tot circa 2,3% vanaf 2026.
De andere maatregelen die CPB in de analyse betrekt en van toepassing zijn op de komende
jaren, zijn geen bezuinigingen op het kwaliteitskader, maar maatregelen waarmee de
Wlz-zorg voor ouderen doelmatiger kan worden georganiseerd. Dit wordt in voornoemde
brief van 16 maart jl. nader toegelicht.
De gevolgen voor de bewoners van verpleeghuizen en hun familie zullen beperkt zijn.
De maatregel leidt niet tot minder personeel, maar tot minder extra personeel. Het gevolg is dat het aantal banen in de zorg in de periode 2022–2025
niet toeneemt met 75.000 maar met 65.000. De kern in het kwaliteitskader staat voor
de toekomst onverminderd overeind: kwaliteit van leven van de bewoners van verpleeghuizen
staat centraal. Tegelijkertijd maakten de huidige en toekomstige ontwikkelingen het
onvermijdelijk dat het kwaliteitskader verder wordt doorontwikkeld en meer in samenhang
wordt gezien met andere publieke waarden, zoals toegankelijkheid, betaalbaarheid en
organiseerbaarheid. In het licht hiervan zullen we het dus anders moeten organiseren.
Met inzet van technologie, innovatie en een minder sterke groei van het aantal zorgverleners.
Dat zal leiden tot lagere kosten voor zorgaanbieders, waarmee de ombuiging in de praktijk
dus ook kan worden ingevuld. Dit vraagt uiteraard ook wat van de organisatiekracht
van bestuurders van zorgaanbieders. Het is geen gemakkelijke opgave. Het kabinet heeft
daarom ook middelen beschikbaar gesteld om de beweging te stimuleren. Dit is in de
brief over het WOZO-programma in december 202223 nader toegelicht.
De Wlz-sector staat financieel enorm onder druk, denk aan inflatie, stijgende energiekosten,
herijking van de Normatieve Huisvestingscomponent (NHC) van 8 procent, stijgende loonkosten
en personeelskrapte. Kan de Minister nader ingaan op hoe en herijking van de NHC te
rijmen valt met juist meer en gericht investeren in duurzame gebouwen, zodat de energierekening
op lange termijn ook dragelijk blijft?
In de periode van de invoering van de NHC per januari 2012 is ook de methodiek bepaald
hoe de NHC wordt herijkt. Dat wordt circa vijfjaarlijks gedaan door de NZa. De NHC
is in 2018 een onderdeel geworden van de integrale tarieven voor de Zorgzwaartepakketten.
Omdat voor vastgoed een lange levensduur geldt, wordt de NHC door de NZa herijkt op
basis van de langjarige inflatie (20 jaar), de langjarige ontwikkelingen voor de rente
over langlopende leningen (vastgoed) en de investeringen die instellingen moeten doen
op basis van de eisen van het bouwbesluit. Deze systematiek heb ik toegelicht in mijn
kapitaallastenbrief over het dossier wonen en zorg.24 De herijking per 2024 is een saldo van twee ontwikkelingen. In de tarieven is een
stijging verwerkt door de toegenomen eisen voor duurzaamheid in het bouwbesluit. Tegelijkertijd
is een daling in de tarieven verwerkt omdat instellingen over hun leningen voor vastgoed
de laatste 20 jaar een lage rente hebben betaald. Per saldo is sprake van een verlaging.
Zorgmedewerkers verdienen nu gemiddeld minder in vergelijking met mensen met een vergelijkbaar
opleidingsniveau in de andere publiek en commerciële sectoren. Is de Minister bereid
om meer te investeren in de Overheidsbijdrage in Arbeidskostenontwikkeling (OVA)-ruimte
om mensen ook te behouden voor de zorg? De uitstroom van goede medewerkers vinden
wij zorgelijk en als de lonen achterblijven wat verwacht u dan? Medewerkers zorgen
voor de kwaliteit en als er meer medewerkers zelf financiële zorgen hebben omdat hun
loon achterblijft of moeilijk rondkomen, wat stellen al die mooie ambities dan voor?
Deze leden ontvangen in dit kader graag een toelichting van de Minister.
Ten eerste wil ik een aantal kanttekeningen plaatsen bij de uitspraak van de leden
van de fractie van de PvdA dat zorgmedewerkers gemiddeld minder verdienen dan mensen
met een vergelijkbaar opleidingsniveau. Het AWVN-beloningsonderzoek waar de leden
van de fractie van de PvdA waarschijnlijk aan refereren25, laat zien dat alleen in het midden van het loongebouw de eindsalarissen van een
aantal zorgcao’s achterblijven bij het gemiddelde van de publieke sector en van de
markt. De eindsalarissen aan de onderkant zijn gemiddeld genomen marktconform en aan
de bovenkant zelfs boven marktconform. Daarnaast heeft AWVN de eindsalarissen in de
verschillende salarisschalen van cao’s vergeleken op basis van functiezwaarte. Opleidingsniveau
is slechts één van de vele elementen die van invloed zijn op de functiezwaarte. Ook
is bij het AWVN-onderzoek niet gekeken hoe werknemers daadwerkelijk in de praktijk
worden ingeschaald. Kortom, op basis van het AWVN-onderzoek kan niet de conclusie
worden getrokken dat zorgmedewerkers minder verdienen dan mensen met een vergelijkbaar
opleidingsniveau. Om wel goed zicht te krijgen hoe de daadwerkelijke beloning van
zorgmedewerkers zich verhoudt tot de beloning van medewerkers in andere sectoren met
vergelijkbare achtergrondkenmerken (waaronder opleidingsniveau) laat ik hier onderzoek
naar doen. Uw Kamer wordt zoals eerder toegezegd in het najaar geïnformeerd over de
uitkomsten van dit onderzoek.
Naar aanleiding van de vraag van de leden van de fractie van de PvdA om meer te investeren
in de ova-ruimte om mensen te behouden voor de zorg geldt het volgende. Ten eerste
stel ik via de ova jaarlijks al veel extra middelen beschikbaar ten behoeve van marktconforme
loonontwikkeling binnen de zorg. Voor 2023 gaat het bijvoorbeeld zorgbreed om circa
3 miljard euro extra. Ten tweede blijkt uit verschillende uitstroomonderzoeken dat
het salaris door relatief weinig medewerkers wordt genoemd als reden voor uitstroom.
Zaken als professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden zijn zeker
zo belangrijk zo niet belangrijker voor een keuze om wel of niet in de zorg te (blijven)
werken. Daarom heb ik binnen het IZA en het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt
Zorg en Welzijn (TAZ) samen met werkgevers afspraken over deze zaken gemaakt.
Tot slot geven de leden van de fractie van de PvdA aan dat meer medewerkers financiële
problemen hebben of moeilijk rondkomen, terwijl zij juist zorgen voor de kwaliteit
van de zorg. Het kabinet heeft vorig jaar een fors en breed pakket aan maatregelen
genomen om de koopkracht van met name de lagere en middeninkomens te ondersteunen.
Dit komt ook ten goede aan medewerkers in de zorg. Daarnaast is de hoogte van het
inkomen sterk afhankelijk van het aantal uren dat men werkt. Een deel van de medewerkers
in de zorg heeft een klein contract en heeft daardoor een laag inkomen. Voor het kunnen
rondkomen is het vooral belangrijk dat deze medewerkers meer uren kunnen werken wanneer
zij dat wensen. Dat lukt echter niet altijd door de roostering en een gebrek aan flexibiliteit.
Om dit aan te pakken ondersteun ik de Stichting Het Potentieel Pakken. Het Potentieel
Pakken helpt de komende periode 50 zorgorganisaties bij het aanpakken van dergelijke
belemmeringen.
De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat het CPB in de laatste raming26 aangeeft dat het aannemelijk is dat het loslaten van de personeelsnorm zal leiden
tot minder zorg en/of lagere kwaliteit van zorg dan het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
beoogde. Dat zei het CPB trouwens ook al bij de doorrekening van het coalitieakkoord
in januari 2022: «Bij het kwaliteitskader verpleeghuiszorg wordt de tot nu toe geldende
personeelsnorm losgelaten. Dit maakt een grotere maximaal mogelijke korting op de
Wlz mogelijk. Dit betreft een ombuiging van € 0,2 miljard in 2025 en € 0,4 miljard
structureel. Dit leidt tot minder zorg en/of lagere kwaliteit van zorg.» De leden
van de PvdA-fractie vragen wat de Minister eigenlijk tot nu toe heeft gedaan om ervoor
te zorgen dat die voorspelling dat het voorgenomen coalitiebeleid zou leiden tot minder
zorg of een lagere kwaliteit van zorg níet uit zou komen.
In mijn brief van 16 maart jl.27 heb ik gereageerd op hetgeen het CPB in haar Centraal-Economisch Plan (CEP) heeft
opgenomen omtrent het kwaliteitskader verpleegzorg. Daarnaast heb ik u via mijn brief
van 22 december jl.28 geïnformeerd over de nadere uitwerking van het WOZO-programma. Daarbij het ik de
concrete doelen geschetst om met het WOZO-programma op zo kort mogelijke termijn resultaten
te behalen en heb ik aangegeven hoe ik hierop zal sturen. Dit doe ik in samenhang
met andere beleidsprogramma’s, zoals IZA, GALA en TAZ. U kunt voor het zomerreces
van 2023 de volgende voortgangsbrief over ht WOZO-programma ontvangen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister naar de mening van de betrokken veldpartijen
ten aanzien van het nieuwe kwaliteitskompas. Welke bezwaren zijn er ingebracht? Hoe
rijmt de Minister op voorhand de onduidelijkheid over de inwerkingtreding van het
generieke kwaliteitskompas in relatie tot de doorgevoerde besparing?
De ontwikkeling van het kwaliteitskompas is in handen van de veldpartijen en het Zorginstituut
voert regie. Op 24 maart j.l. hebben partijen het nieuwe Kwaliteitskompas «Samen werken
aan kwaliteit van bestaan» aangeboden aan het Zorginstituut. Het Zorginstituut heeft
het toetsingsproces doorlopen en heeft de betrokken partijen gesproken. Alle partijen
die hebben meegewerkt aan het kompas steunen deze beweging die het kompas wil maken
en de ontwikkelagenda. Een paar partijen zoekt meer houvast op het vervolgproces en
tijdslijn. De genoemde elementen van deze partijen vormen onderdeel van de ontwikkelagenda,
daarom hebben ze gezegd «ja, mits». Het Zorginstituut heeft besloten partijen extra
tijd te geven om op korte termijn een gedragen procesvoorstel voor de concretiseringslag
te maken. Het Generiek kompas «Samen werken aan kwaliteit van bestaan», inclusief
meetinstrumenten, moet uiterlijk 1 december 2023 klaar zijn en het Zorginstituut verwacht
de opname in het register per 1 januari 2024. De kaders en tijdlijn die het Zorginstituut
aan partijen heeft meegegeven zijn bindend. Dit tijdspad maakt het nog steeds mogelijk
om de besparing te realiseren.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister tot slot naar integrale maximum-en
bandbreedtetarieven per individuele prestatie, aangezien wordt aangegeven dat die
zullen afwijken van de percentages op macroniveau. Wat betekent dit precies in de
praktijk?
In de integrale maximum- en bandbreedte tarieven van de prestaties zit ook een vergoeding
opgenomen voor de behandelcomponent en of de normatieve huisvestingcomponent (NHC)
of normatieve inventariscomponent (NIC). Deze vormen echter geen onderdeel van de
grondslag die de NZa gebruikt om de korting te berekenen. Doordat in de ene prestatie
het aandeel van de NHC/NIC en de behandelcomponent net iets groter of kleiner is dan
in de andere prestatie, zal het procentuele verschil in de integrale maximum- en bandbreedte
tarieven licht kunnen afwijken van de percentages op macroniveau.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief waarin de Minister
aangeeft het Wlz-kader te willen verlagen. Zij hebben grote zorgen over de voorgenomen
ombuiging.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de verlaging van het Wlz-kader wordt
gelegitimeerd aan de hand van twee argumenten. Ten eerste heeft de Minister niet besloten
om over te gaan tot verplichte meerjarige contracten, maar besluit zij wel de samenhangende
bezuiniging door te voeren. Genoemde leden vragen de Minister of het momenteel verboden
is om meerjarige contracten aan te bieden. En indien dat niet is verboden, wat verandert
er dan nu? En aangezien er dus eigenlijk niks verandert, hoe wordt de besparing dan
verantwoord? De leden van de GroenLinks-fractie zien graag een precieze uiteenzetting
hoe de Minister verwacht dat de besparing van meerjarige contracten wordt gerealiseerd.
Op dit moment is het niet verboden om meerjarige contracten af te sluiten en worden
er ook al meerjarige contracten afgesloten alleen maken meerjarige financiële afspraken
daar nog geen onderdeel van uit. Over de prijzen worden dan ook jaarlijks afspraken
gemaakt. Vanaf 2024 ben ik voornemens om een meerjarig budgettair Wlz kader te publiceren,
waardoor het voor zorgkantoren ook mogelijk is om meerjarige contracten met financiële
afspraken te maken. Door het vaststellen van een meerjarig budgettair Wlz kader is
er ook voor zorgaanbieders waarmee (nog) geen meerjarige financiële afspraken worden
gemaakt, een meerjarig perspectief over de ontwikkeling van het budgettaire kader.
Aan deze maatregel is een doelmatigheidsombuiging verbonden vanwege de vermindering
van administratieve lasten bij een meerjarig contract met financiële afspraken en
de mogelijkheden om de zorg doelmatiger te organiseren. Deze invulling kan per aanbieder
verschillen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Het is aan zorgaanbieders
zelf om hun bedrijfsvoering aan te passen om deze doelmatigheidskorting te realiseren.
Over de besparing die wordt ingeboekt hebben de leden van de GroenLinks-fractie ook
nog een vraag. Zij zien lezen dat in 2024 een besparing van € 125 miljoen wordt gerealiseerd,
in 2025 van € 245 miljoen en structureel van € 135 miljoen. Waar komt de extra besparing
in 2025 vandaan? Zij vragen dit ook omdat de door het CPB in zorgkeuzes in kaart uitgerekende
besparing structureel maar € 65 miljoen is. Hoe kan het dat de Minister verwacht dat
de besparing ruim twee keer zo groot is, terwijl er niet eens een verplichting wordt
opgelegd tot meerjarig contracteren. Met andere woorden, het beleid is minder vergaand,
maar de besparing is groter. De leden van de GroenLinks-fractie krijgen hier graag
een nadere toelichting van de Minister op.
Zoals het CPB aangeeft in Zorgkeuzes in kaart kennen de opbrengsten van meerjarig
contracteren een ingroeipad. De besparing die wordt bereikt met meerjarig contracteren
leidt volgens het CPB op termijn tot een beperking van de concurrentie, waardoor de
structurele besparing lager uitvalt. In het coalitieakkoord is er veiligheidshalve
voor gekozen de structurele besparing reeds in 2025 te veronderstellen, omdat het
verloop van dit effect op de marktdynamiek zich moeilijk laat voorspellen. Daardoor
is de besparing in 2025 met € 245 miljoen ongeveer twee keer zo groot als in 2024
(€ 125 miljoen). Het kabinet heeft deze onderbouwing overgenomen in de budgettaire
bijlage bij het coalitieakkoord.
Het CPB heeft in Zorgkeuzes in kaart de maatregel meerjarig contracteren alleen doorgerekend
voor de gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Het CPB ging er daarbij
van uit dat er bij de ouderenzorg al een besparing zou worden ingeboekt op grond van
een integrale vergelijking. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord besloten om in
te zetten op andere maatregelen dan een integrale vergelijking. Een van deze maatregelen
is meerjarig contracteren in de ouderenzorg. De opbrengst van deze maatregel is in
het coalitieakkoord naar rato van gelijke omvang als voor de gehandicaptenzorg en
geestelijke gezondheidszorg. Hierdoor is de grondslag voor deze maatregel meer dan
verdubbeld en zijn dus ook de verwachte besparingen ruim twee keer zo groot. Tabel
5 laat zien hoe de ombuiging vanwege meerjarig contracteren in de Wlz conform tabel
1 uit de voorhangbrief zijn opgebouwd vanuit de twee onderliggende maatregelen uit
het coalitieakkoord.
Tabel 5: Opbouw ombuiging meerjarige contracten en meerjarige contracteerruimte in
voorhangbrief
Bedragen in miljoenen euro
2024
2025
2026
2027
structureel
1
Ouderenzorg
– 70
– 135
– 70
– 70
– 70
2
gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg
– 55
– 110
– 65
– 65
– 65
3
Wlz totaal in voorhangbrief (som 1 + 2)
– 125
– 245
– 135
– 135
– 135
Met betrekking tot de besparing op het kwaliteitskader verpleeghuiszorg hebben de
leden van de GroenLinks-fractie ook grote zorgen. Momenteel wordt het nieuwe kwaliteitskader
ontwikkeld, maar deze is nog niet klaar. Het is ook niet met zekerheid te zeggen dat
het kwaliteitskader voor 1 januari 2023 wel klaar is. Toch besluit de Minister de
bezuiniging al door te voeren. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister
hoe zij verwacht dat er in de verpleeghuizen voldoende kwaliteit geleverd kan worden
als er op de tarieven wordt bezuinigd, zonder dat er al een nieuw kwaliteitskader
ligt om verantwoordelijk met de bezuiniging om te kunnen gaan. Waarom kiest de Minister
er niet voor om eerst het nieuwe kwaliteitskader af te wachten en pas daarna te bezuinigen?
Op 24 maart j.l. hebben partijen het nieuwe Kwaliteitskompas «Samen werken aan kwaliteit
van bestaan» aangeboden aan het Zorginstituut. Het Zorginstituut heeft het toetsingsproces
doorlopen en heeft de betrokken partijen gesproken. Het Zorginstituut heeft besloten
partijen extra tijd te geven om op korte termijn een gedragen procesvoorstel voor
de concretiseringslag te maken. Het Generiek kompas «Samen werken aan kwaliteit van
bestaan», inclusief meetinstrumenten, moet uiterlijk 1 december 2023 klaar zijn en
het Zorginstituut verwacht de opname in het register per 1 januari 2024. De kaders
en tijdlijn die het Zorginstituut aan partijen heeft meegegeven zijn bindend. Dit
tijdspad maakt het nog steeds mogelijk om de besparing te realiseren.
Afsluitend concluderen de leden van de GroenLinks-fractie dat er, als het aan de Minister
ligt, in 2024 in totaal € 225 miljoen wordt bespaard op het Wlz-kader. In 2025 loopt
dat zelfs op tot € 445 miljoen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister
om een precieze uiteenzetting van de gevolgen hiervan: wat zijn hiervan precies de
effecten op de ouderenzorg?
Zoals hiervoor aangegeven staan tegenover de genoemde ombuigingen op het Wlz-kader
maatregelen die het mogelijk maken om de zorg op een andere manier en tegen lagere
kosten te organiseren. Het effect hiervan zal zijn dat passende ouderenzorg toegankelijk,
betaalbaar en organiseerbaar blijft.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ook ernstige zorgen op de effecten van
deze besparing op de gehandicaptenzorg. Terwijl de tarieven voor de gehandicaptenzorg
al worden herijkt per 2025 wordt er nu al een korting doorgevoerd op basis van meerjarige
contracten. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of zij kan onderbouwen
waarom meerjarige contracten in de gehandicaptenzorg, waar sprake is van persoonsvolgende
bekostiging, zullen leiden tot meer financiële zekerheid en een besparing.
Zorgkantoren gaan vanuit een meerjarig perspectief de contractafspraken maken. Hiervoor
stellen ze ook een meerjarig inkoopbeleid op dat op 1 juni 2023 wordt gepubliceerd.
Dit draagt bij aan zekerheid voor zorgaanbieders. Daarnaast ben ik voornemens om een
meerjarig budgettair kader vast te stellen met ingang van 1 januari 2024. Door het
vaststellen van een meerjarig budgettair Wlz kader is er ook voor zorgaanbieders waarmee
geen meerjarig contract wordt afgesloten, een meerjarig perspectief over de ontwikkeling
van het budgettair kader. Binnen dit meerjarige budgettair kader is een doelmatigheidsombuiging
opgenomen. Zorgaanbieders dienen in lijn met deze maatregel hun bedrijfsvoering aan
te passen. Het is aan zorgaanbieders zelf om hun bedrijfsvoering aan te passen om
deze doelmatigheidskorting te realiseren.
Ook vragen zij waarom deze besparing nu wordt doorgevoerd en dit geen deel is van
het herijken van de tarieven? Deelt de Minister de mening van de GroenLinks-fractie
dat onzekerheid over de tarieven (vanwege de herijking) en onzekerheid over het volume
(vanwege persoonsvolgende bekostiging) per definitie geen meerjarige zekerheid kan
opleveren voor zorgaanbieders? En hoe kan dan de korting op de tarieven nog worden
gelegitimeerd?
De basis voor het kostenonderzoek dat de NZa uitvoert in de gehandicaptenzorg en onderdelen
van de GGZ zijn de uitgaven in 2022. Daarin is de ombuiging nog niet verwerkt en daarvoor
moeten de uitkomsten van de kostenonderzoeken nog worden gecorrigeerd. Periodieke
tariefherijkingen dragen eraan bij dat de tarieven blijven aansluiten bij de feitelijke
uitgaven van zorgaanbieders. Ook deze herijkingen zijn daarmee van belang voor financiële
zekerheid». Persoonsvolgende bekostiging houdt in dat instellingen alleen bekostigd
krijgen indien er ook daadwerkelijk cliënten zijn die zorg krijgen van de desbetreffende
instelling, maar dat zou met een toenemend aantal cliënten dat in de komende jaren
zorg nodig heeft geen reden van zorg hoeven te zijn voor de desbetreffende instellingen.
Er is eerder sprake van een tekort aan benodigde zorgcapaciteit dan een overschot.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister te verduidelijken op welke
manier een meerjarig Wlz-kader financiële ruimte creëert in het organiseren van zorg.
Leiden meerjarige contracten tot het in vaste dienst nemen van personeel, ook in een
krappe arbeidsmarkt, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Uit verschillende onderzoeken (O.a. RegioPlus, verdieping uitstroomonderzoek 2021,
van werknemer naar zzp’er) weten we dat de oorzaak van de uitstroom naar het zzp-schap
voornamelijk ligt in de onvrede over het werken in loondienst en het ervaren gebrek
aan eigen regie daarbij. De primaire verantwoordelijkheid voor goed werkgeverschap
ligt bij de werkgevers zelf. Meerjarig contracteren biedt hen, ook in een krappe arbeidsmarkt,
meer duidelijkheid over de financiële ruimte voor de komende jaren. Door deze zekerheid
over de financiële ruimte, kunnen werkgevers meerjarige dienstverbanden cq dienstverbanden
voor onbepaalde tijd aanbieden. Dit draagt bij aan goed werkgeverschap en kan daardoor
leiden tot het vergroten van het aantal mensen dat in loondienst wil werken.
Tevens vragen deze leden wat haar verwachting is van de ombuigingen, nu zij ervoor
kiest om meerjarige contracten niet verplicht te maken maar optioneel. Ligt het niet
voor de hand dat de besparingen lager zullen liggen als niet alle contracten meerjarig
worden?
Het loslaten van de verplichting leidt niet tot lagere besparingen. Ik heb er juist
bewust voor gekozen om Wlz-uitvoerders niet te verplichten om met letterlijk iedere
zorgaanbieder een meerjarig contract en meerjarige financiële afspraken te sluiten.
Dit geeft aan Wlz-uitvoerders de ruimte om nieuwe zorgaanbieders, of zorgaanbieders
die minder goede kwaliteit van zorg leveren vooralsnog geen meerjarig contract aan
te bieden. Op die manier kan het (niet) aanbieden van een meerjarig contract met financiële
afspraken door de zorgkantoren als een extra sturingsinstrument worden ingezet. Daarmee
blijft de ombuiging van circa 0,5% realistisch.
Kan de Minister aangeven op welke manier de kwaliteit van de langdurige zorg behouden
blijft met de geplande ombuigingen, in ogenschouw nemend dat tarieven soms al knellen
en er personeelstekorten zijn, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Op
welke manier houdt de Minister vinger aan de pols of tarieven en budgetten toereikend
zijn?
De NZa is verantwoordelijk om te bewaken dat de tarieven ten minste redelijkerwijs
kostendekkend zijn en doet regelmatig kostenonderzoek om de tarieven te actualiseren
op basis van de meest recente ontwikkelingen. Om de zorg organiseerbaar en financieel
houdbaar te houden moet ingezet worden op een transformatie, waardoor kwalitatief
goede zorg voor iedereen toegankelijk blijft. Het coalitieakkoord bevat een aantal
maatregelen dat hieraan bijdraagt en het voor zorgaanbieders mogelijk maakt de zorg
redelijkerwijs tegen lagere kosten te organiseren dan bij ongewijzigd beleid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de aanwijzing aan de NZa met
betrekking tot twee maatregelen in de Wlz. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie maken uit de brief op dat de maatregelen die de Minister
neemt (op basis van het coalitieakkoord) puur financieel ingegeven zijn. Hoewel zij
daar begrip voor kunnen opbrengen gelet op de algehele kostenstijging in de Wlz, vragen
zij toch of de Minister kan aangeven op basis van welke inhoudelijke argumenten deze
besparingen in de Wlz worden gerechtvaardigd? Kan de Minister toelichten hoe de voorgestelde
besparing zich verhoudt tot de komende tariefherijking in 2025? Leidt dit in werkelijkheid
tot meer financiële zekerheid voor zorgaanbieders of juist niet?
Ook voor de Wlz moet ingezet worden op een transformatie om de zorg organiseerbaar
en financieel houdbaar te houden, waardoor kwalitatief goede zorg voor iedereen toegankelijk
blijft.
Het coalitieakkoord bevat een aantal maatregelen dat hieraan bijdraagt en het voor
zorgaanbieders mogelijk maakt de zorg redelijkerwijs tegen lagere kosten te organiseren
dan bij ongewijzigd beleid.
De basis voor het kostenonderzoek dat de NZa uitvoert in de gehandicaptenzorg en delen
van de GGZ zijn de uitgaven in 2022. Daarin is de ombuiging nog niet verwerkt en daarvoor
moeten de uitkomsten van de kostenonderzoeken nog worden gecorrigeerd. De komende
tariefherijking in 2025 draagt eraan bij dat de tarieven blijven aansluiten bij de
feitelijke uitgaven van zorgaanbieders. Ook periodieke tariefherijkingen zijn daarmee
van belang voor voor financiële zekerheid».
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie hoe deze korting op de tarieven zich verhoudt
tot de rechtelijke uitspraak dat zorgkantoren reële tarieven moeten overeenkomen.
De maatregelen uit het coalitieakkoord dragen bij aan het anders organiseren van de
zorg, waardoor de kosten voor zorgaanbieders lager worden. Met de voorgenomen aanwijzing
geef ik de NZa opdracht om -vooruitlopend op een toekomstig kostenonderzoek-rekening
te houden met de verwachte verlagingen van de kosten doordat zorgaanbieders hun bedrijfsvoering
aan moeten passen. Ik verwacht dat kan worden voldaan aan de rechterlijke uitspraak.
Zorgkantoren hebben, zoals ook in de rechterlijke uitspraken is overwogen, de mogelijkheid
om onder de NZa-maximumtarieven te contracteren en een kortingspercentage te hanteren.
Zorgkantoren moeten reële tarieven aan de zorgaanbieders vergoeden voor de zorg die
zij inkopen, omdat zij gebonden zijn aan de aanbestedingsbeginselen. De zorgkantoren
moeten hierbij onderbouwen dat de aangeboden tarieven reële tarieven zijn. Vanuit
het oogpunt van de overheidsfinanciën is het van belang dat de gemiddelde kortingspercentages
die zorgkantoren afspreken in hun contracten met zorgaanbieders niet worden verlaagd
naar aanleiding van de tariefkorting. Dit wordt ook mogelijk geacht omdat de maatregelen
ertoe kunnen leiden dat de zorg met behoud van kwaliteit doelmatiger kan worden georganiseerd.
De doorrekening van deze maatregelen lijkt gebaseerd op Zorgkeuzes in Kaart uit 2020.
In hoeverre heeft de Minister met deze maatregelen rekening gehouden met de recente(re)
kostenstijging bij zorgaanbieders als het bijvoorbeeld gaat om loonkosten, inflatie
en energiekosten? Kan de Minister aangeven of deze maatregel daadwerkelijk leidt tot
meer doelmatige besteding van middelen of uiteindelijk tot verschraling van zorg?
De reguliere systematiek van loon- en prijsbijstelling zorgt ervoor dat rekening wordt
gehouden met loonkosten, inflatie en energiekosten. Daar waar nodig heeft dit kabinet
aanvullende maatregelen genomen.29 Het is daarom niet nodig om separaat de maatregelen te herijken als gevolg van kostenstijgingen.
Daarnaast vraagt de fractie van de SGP of de maatregel meerjarig contracteren daadwerkelijk
leidt tot meer doelmatige besteding van middelen of uiteindelijk verschraling van
zorg. De maatregel meerjarig contracteren verbetert de doelmatigheid van zorg en geeft
ook prikkels deze te realiseren. Er wordt meer financiële zekerheid geboden, wat leidt
tot minder administratieve lasten en mogelijkheden biedt om de bedrijfsvoering doelmatiger
te organiseren en betere toegang tot financiële markten verschaft. Waar welke doelmatigheidswinst
precies ligt, verschilt per aanbieder. Het is daarom aan aanbieders zelf om hier invulling
aan te geven. Omdat tegelijkertijd de vigerende eisen omtrent kwaliteit en toegankelijkheid
door deze maatregel niet worden aangetast, zijn er ook prikkels om de doelmatigheid
te realiseren en wordt geen verschraling van zorg verwacht.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister. Het lid
heeft hierover nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister of juist het opheffen van de verplichting
tot meerjarige contracten niet gaat leiden tot kostenstijgingen. Meerjarige contracten
leiden in de praktijk namelijk juist tot prijsverlagingen, omdat beter gepland kan
worden en (initiële) kosten en investeringen over een grotere periode kunnen worden
gespreid.
Ik ben het eens dat meerjarige contracten en meerjarige financiële afspraken in de
praktijk tot prijsverlagingen zullen leiden omdat beter gepland kan worden en (initiële)
kosten en investeringen over een grotere periode kunnen worden gespreid. Dat is een
belangrijk argument achter de maatregel in het coalitieakkoord. In de huidige situatie
is er nog geen sprake van een verplichting tot het aangaan van meerjarige contracten.
Het opheffen van de in het coalitieakkoord opgenomen voorgenomen maatregel tot een
verplichting zal dus ook niet leiden tot kostenstijging. Wel is er bewust gekozen
om Wlz-uitvoerders niet te verplichten om met iedere zorgaanbieder een meerjarig contract
te sluiten, ongeacht de specifieke omstandigheden. Dit geeft aan Wlz-uitvoerders de
ruimte om nieuwe zorgaanbieders, of zorgaanbieders die minder goede kwaliteit van
zorg leveren vooralsnog geen meerjarig contract aan te bieden. Op die manier kan het
(niet) aanbieden van een meerjarig contract met financiële afspraken door de zorgkantoren
als een extra sturingsinstrument worden ingezet.
Kortdurende contracten leiden ook tot het niet kunnen bieden van meerjarige contracten
en/of contracten voor onbepaalde tijd aan medewerkers. In deze krappe arbeidsmarkt
is dat een groot handicap en dus een recept voor het overschakelen naar ander sectoren
in zorg. Het lid van de BBB-fractie vindt dit dan ook een zeer onverantwoorde maatregel.
Wil de Minister hierop reflecteren en kan zij garanderen dat genoemd effect niet gaat
optreden?
Zoals het lid van de BBB-fractie terecht aangeeft is het niet aanbieden van meerjarige
dienstverbanden of niet aanbieden van dienstverbanden voor onbepaalde tijd aan medewerkers
in deze krappe arbeidsmarkt een probleem. De maatregel uit het coalitieakkoord grijpt
hierop in. Doordat zorgkantoren en zorgaanbieders vaker een meerjarige contractuele
relatie aangaan zullen zorgaanbieders meer financiële zekerheid ervaren. En dat is
een belangrijke voorwaarde om de gewenste beweging te ondersteunen dat zorgaanbieders,
zoals ook het lid van de BB-fractie voor ogen heeft, in grotere mate hun huidige flexibele
personeel in vaste dienst nemen.
Bovendien gaat deze maatregel rechtstreeks in tegen het voornemen van de Minister
om werknemers meer zekerheid te bieden en de inzet van zzp’ers in de zorg te beperken.
Graag willen we dat de Minister hierop reageert en aangeeft hoe zij dit kan verantwoorden.
Zoals hiervoor aangegeven, biedt meerjarig contracteren meer duidelijkheid over de
financiële ruimte van zorgorganisaties voor de komende jaren. Deze financiële zekerheid,
biedt werkgevers de ruimte om werknemers meer zekerheid te bieden in de vorm van meerjarige
dienstverbanden of dienstverbanden voor onbepaalde tijd, wat werknemers meer zekerheid
biedt. Dit kan ertoe leiden dat meer personeel in loondienst wil werken en de inzet
van zzp’ers in de zorg beperkt kan worden
De Minister geeft aan dat binnen dit meerjarige financiële kader een doelmatigheidsombuiging
is opgenomen. Zorgaanbieders dienen in lijn met deze maatregel hun bedrijfsvoering
aan te passen. Oftewel, een bezuiniging in tijden van sterk stijgende inkoopkosten
en loonkosten. Welk effect gaat dit volgens de Minister hebben op het aantal beschikbare
plaatsen en wachtlijsten in de langdurige zorg en welke effecten heeft dit op de druk
en wachtlijsten in de thuiszorg en ziekenhuiszorg?
Zoals de fractie van BBB zelf ook aangeeft, leiden meerjarige afspraken tot efficiëntievoordelen.
Ik ben voornemens de NZa te vragen de tarieven hiervoor navenant te corrigeren. Dat
laat onverlet dat zorgaanbieders via de reguliere systematiek van loon- en prijsbijstelling
van de zorgtarieven worden gecompenseerd voor de feitelijke ontwikkelingen van de
inkoopkosten en loonkosten zoals het CPB die jaarlijks raamt. Er is dan ook geen effect
voorzien van de maatregel op het aantal beschikbare plaatsen en wachtlijsten in de
langdurige zorg noch op de druk en wachtlijsten in de thuiszorg en ziekenhuiszorg.
Kan de Minister aangeven hoe bezuinigingen op de kwaliteit van de zorg gaat leiden
tot besparing op de kosten van de zorg en welke effecten dit heeft op het welzijn
en de gezondheid van onze burgers?
Er is geen sprake van een bezuiniging op de kwaliteit van zorg. De voorgenomen tariefmaatregelen
uit het coalitieakkoord zorgen ervoor dat de groei van de Wlz-uitgaven wordt afgeremd.
De Wlz-uitgaven groeien in de periode 2022–2027 nog steeds met € 4,3 miljard van € 29,5
miljard tot € 33,8 miljard. Zonder deze maatregelen zouden de uitgaven met € 5 miljard
zijn gestegen. Het is dus een kwestie van «minder meer». Bovendien kan het beroep
van de zorg op de arbeidsmarkt niet sterk blijven groeien.
De kern in het kwaliteitskader staat voor de toekomst onverminderd overeind: kwaliteit
van leven van de bewoners van verpleeghuizen staat centraal. Tegelijkertijd maakten
de huidige en toekomstige ontwikkelingen het onvermijdelijk dat het kwaliteitskader
verder wordt doorontwikkeld en meer in samenhang wordt gezien met andere publieke
waarden, zoals toegankelijkheid, betaalbaarheid en organiseerbaarheid. In het licht
hiervan zullen we het dus anders moeten organiseren. Met inzet van technologie, innovatie
en een minder sterke groei van het aantal zorgverleners. Dat zal leiden tot lagere
kosten voor zorgaanbieders, waarmee de ombuiging in de praktijk dus ook kan worden
ingevuld.
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat een bezuiniging van € 700 miljoen op
langdurige zorg bij toenemende inkoop- en loonkosten en een harder groeiende bevolking
dan eerder in de ramingen meegenomen, een onmenselijke keuze is. Hoe kijkt de Minister
hier tegenaan en welke boodschap heeft zij voor de mensen die werken in de langdurige
zorg, de thuiszorg, de ziekenhuiszorg en ieder ander in de zorg die hierdoor getroffen
wordt? En welke boodschap heeft de Minister bij deze voorgenomen maatregelen voor
de burgers en hun families die nu of straks afhankelijk zijn van langdurige zorg?
Het is niet zo dat de uitgaven aan langdurige zorg de komende jaren met € 700 miljoen
afnemen. De uitgaven zullen naar verwachting toenemen van circa € 29,5 miljard in
2022 tot circa € 33,8 miljard in 2027 (prijspeil 2022). Dat betekent dat de Wlz-uitgaven
(nog zonder het effect van loon- en prijsontwikkelingen) in een periode van vijf jaar
met € 4,3 miljard verder zullen groeien. Daar bovenop worden zorgaanbieders via de
reguliere systematiek van loon- en prijsbijstelling van de zorgtarieven worden zorgaanbieders
namelijk gecompenseerd voor de feitelijke ontwikkelingen van de inkoopkosten en loonkosten
zoals het CPB die jaarlijks raamt. De maatregelen uit het coalitieakkoord leiden ertoe
dat de uitgaven € 700 miljoen minder zullen toenemen dan bij ongewijzigd beleid. De
boodschap voor mensen die werken in de zorg of anderszins met de zorg te maken is
dat deze maatregelen eraan bijdragen dat de zorg voor de meest kwetsbare mensen in
ons land ook in de toekomst toegankelijk, betaalbaar, organiseerbaar en van goede
kwaliteit blijft. Dat is ook een belangrijke boodschap voor de burgers en families
die straks mogelijk afhankelijk zijn van langdurige zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier