Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bromet, Boswijk en Grinwis over het bericht in Trouw met als titel: “onenigheid Rijk en provincie fnuikt redding van de grutto”
Vragen van de leden Bromet (GroenLinks), Boswijk (CDA) en Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het bericht «Onenigheid Rijk en provincie fnuikt redding van de grutto» (ingezonden 17 april 2023).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 17 mei
2023).
Vraag 1
Kent u het bericht «Onenigheid Rijk en provincie fnuikt redding van de grutto»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat van de beloofde miljoenen voor het ondersteunen van de grutto nog vrijwel
niets is uitgekeerd?
Antwoord 2
De berichtgeving daarover baar aanleiding van artikel in Trouw (interview Winsemius)
klopt niet.
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft in de begroting
2023 € 3 miljoen, als aanvulling op het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb),
gereserveerd voor een voortvarende start van de uitvoering van het Aanvalsplan Grutto.
Van dit bedrag is inmiddels € 2,5 miljoen aan de agrarische collectieven beschikt.
De resterende € 0,5 miljoen wordt besteed aan ondersteuning bij de uitvoering van
het Aanvalsplan Grutto.
Het Aanvalsplan Grutto maakt onderdeel uit van het Nationaal Strategisch Programma
(NSP) voor het nieuwe GLB 2023–2027. Met provincies is afgesproken om voor de uitvoering
van het Aanvalsplan Grutto in de komende GLB-periode 2023–2027 € 69,5 miljoen beschikbaar
te stellen. Met deze financiële middelen vanuit het GLB kan het beheer in 18 tot 24
Aanvalsplan Grutto-gebieden worden gefinancierd.
Vraag 3
Kunt u de strekking van het artikel bevestigen dat boeren slechts hun bedrijfsvoering
aanpassen als er langjarige afspraken kunnen worden gemaakt en er geen langjarige
afspraken komen, omdat Rijk en provincies het niet eens worden over de lange termijn?
Antwoord 3
Langjarige afspraken vormen een belangrijk onderdeel van het perspectief dat boeren
nodig hebben om hun bedrijfsvoering aan te passen. Het is niet juist dat Rijk en provincies
het oneens zouden zijn over het belang van langjarige contracten. Samen met de provincies
zijn de juridische en financiële implicaties voor het afsluiten van langjarige contracten
in beeld gebracht en is duidelijk geworden dat langjarige contracten voor een periode
van 12 jaar juridisch mogelijk is. Voor de provincies is van belang dat ook de langjarige
financiering om deze contracten af te kunnen sluiten geborgd is. Indien de provincies
de aanvraag voor uitbreiding van beheer en voor langjarige dekking opnemen in hun
PPLG-plannen, kan het Rijk op basis van de toets aan de NPLG-doelen besluiten om dit
voor de periode tot en met 2035 te honoreren.
Vraag 4
Hoe is de bereidheid van boeren om zonder langjarige overeenkomst te participeren
van tevoren ingeschat? Is de verwachting uitgekomen?
Antwoord 4
Uit de evaluatie ANLb die in 2021 is opgeleverd, kwam naar voren dat het animo onder
agrariërs om vrijwillig deel te nemen aan het stelsel hoog is. In het Nationaal Strategisch
Plan voor het GLB 2023–2027 is de inschatting gemaakt dat het ANLb kan toenemen en
verbreden met doelstellingen voor klimaat en water. Ook zonder de beschikbaarheid
van contracten die een langere termijn hebben dan de looptijd van het GLB (6 jaar)
hebben boeren veel belangstelling om deel te nemen aan het ANLb. Dit blijkt o.a. uit
de toename van het ANLb gedurende de afgelopen GLB-periode 2016–2022 waarin de omvang
van het ANLb toenam van € 42,4 miljoen in 2016 naar € 81,6 miljoen in 2022.
Vraag 5
Bent u van mening dat provincies ook zonder garanties uit Brussel of Den Haag en op
eigen risico wederzijds verplichtende afspraken met boeren moeten maken? Of ziet u
hier toch een rol in voor het Rijk?
Antwoord 5
Met de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies en de afspraken die
daarover zijn gemaakt in het Natuurpact zijn de provincies verantwoordelijk voor de
uitvoering van het ANLb.
Het Rijk heeft de verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat de uitvoering in lijn
is met de Europese regelgeving die van toepassing is voor de aanwending en besteding
van de Europese middelen die voor het ANLb beschikbaar zijn gesteld. De Europese regelgeving
biedt de mogelijkheden om langjarige contracten af te kunnen sluiten. Het is een bevoegdheid
van de provincies zelf om al dan niet op eigen risico langjarige contracten af te
sluiten zonder de financiële garantie voor de periode na 2027–2028 in verband met
het aflopen van de huidige GLB-periode. Het Rijk heeft wel een rol in de onderhandelingen
rond het nieuwe GLB.
Vraag 6
Deelt u de mening van de heer Winsemius, dat het risico dat er straks geen geld komt
uit Brussel «vrijwel nul» is?
Antwoord 6
De inschatting van de heer Winsemius dat er ook na 2027 geld beschikbaar komt binnen
het GLB deel ik, maar vormt tegelijkertijd geen garantie over de omvang daarvan.
Ook kan de verhouding tussen de Europese bijdrage en de nationale cofinanciering,
die voor de huidige GLB-periode is vastgesteld op 65% EU en 35% nationaal, in de toekomst
veranderen. Daarover zijn op dit moment echter nog geen inschattingen te maken aangezien
de onderhandelingen daarover nog moeten starten.
Vraag 7
Deelt u de mening van de heer Winsemius, dat het Rijk dit risico makkelijk kan dragen?
Antwoord 7
Die mening deel ik niet. De Rijksbegroting voorziet niet in middelen voor het ANLb.
De financiering wordt geleverd door de EU en door de provincies. De provincies zijn
in eerste aanleg verantwoordelijk voor de uitvoering van het ANLb.
Vraag 8
Deelt u de mening, dat Nederland hoe dan ook de grutto moet redden, ook als er straks
geen geld meer uit Brussel komt? Deelt u ook de mening dat de theoretische onzekerheid
over de lange termijn geen beletsel kan en mag zijn voor het aangaan van overeenkomsten
met provincies en boeren?
Antwoord 8
De grutto staat voor mij symbool voor de biodiversiteit van het agrarische landschap.
Met de intensivering van de landbouw in de afgelopen decennia is de biodiversiteit
op het agrarische landschap zodanig achteruit gegaan dat dit ook zichtbaar is in de
aantallen boerenlandvogels. De transitie van de landbouw – waar we nu met zijn allen
hard aan werken – moet er ook in resulteren dat het agrarische landschap weer de biodiversiteit
oplevert die ten goede komt aan het behoud van de boerenlandvogels, waaronder de grutto.
Dat is ook de inzet van het NPLG.
De afweging om langjarige contracten af te sluiten zonder absolute financiële garantie
is aan de provincies, die hiervoor verantwoordelijk zijn.
Vraag 9
Kunt u ingaan op de stelling dat uitsluitend raaigras van negatieve invloed op de
grutto is?
Antwoord 9
Raaigras biedt voor de grutto, en andere weidevogels, geen geschikt leefgebied om
te kunnen overleven. Tegelijkertijd is raaigras niet de enige factor van belang. Het
Aanvalsplan Grutto beschrijft helder wat er nodig is om de grutto te redden zoals
leefgebieden van voldoende omvang (minimaal 1.000 ha.), zwaar agrarisch beheer met
kruidenrijk grasland en plasdras, hoog waterpeil en predatiebeheer.
Vraag 10
Welke andere middelen zijn er of kunnen er zijn om agrarisch natuurbeheer, zoals kruidenrijk
grasland en ecologisch maaien, te stimuleren? Ziet u mogelijkheden om het succesvolle
project van Urgenda en de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) om kruidenrijk
grasland te stimuleren van 1.001 hectare op te schalen naar 10.001 hectare of misschien
wel 100.001 hectare?
Antwoord 10
Andere mogelijkheden dan agrarisch natuurbeheer dienen op lokaal en regionaal niveau
ontwikkeld en uitgewerkt te worden. Daar zijn ook veel goede voorbeelden en initiatieven
van. Vaak ook zonder directe overheidsbemoeienis. Deze initiatieven zoals het Urgenda/LTO-initiatief
juich ik toe en ondersteunen het agrarisch natuurbeheer.
Vraag 11
Welke feitelijke of morele verantwoordelijkheid heeft de zuivelindustrie, ketenpartijen
en uiteindelijk ook de consument in het beschermen van de grutto volgens u? Bent u
met de zuivelsector en/of ketenpartijen in gesprek over wat zij kunnen of zouden moeten
doen?
Antwoord 11
De verantwoordelijkheid voor het beschermen van de grutto als symbool voor de stand
van de natuur en de biodiversiteit in het agrarisch gebied is niet alleen een verantwoordelijkheid
voor de boer. Integendeel, dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de hele
keten. Daarover zijn gesprekken gaande met de keten zowel vanuit de initiatiefnemers
van het Aanvalsplan Grutto als ook in het kader van het Landbouwakkoord.
Vraag 12
Zouden zuivelbedrijven boeren niet juist moeten stimuleren om te extensiveren, bijvoorbeeld
door juist te betalen voor minder productie per hectare in plaats van meer? Is de
extensivering niet juist de oorzaak van de meeste problemen in en rond de landbouw?
Antwoord 12
Ik deel de mening dat boeren die een bijdrage leveren aan weidevogelbeheer ook via
de markt beloond moeten worden. Hier zijn al een aantal voorbeelden van, zoals de
biodiversiteitsmonitor melkveehouderij en een premie voor beweiding/weidegang. Op
deze wijze wordt gestimuleerd dat boeren minder intensief hoeven te produceren, wat
beter is voor de weidevogels. We zijn in het kader van het landbouwakkoord met ketenpartijen
in gesprek om afspraken te maken over het (financieel) ondersteunen van boeren bij
het verduurzamen van de landbouw.
Vraag 13
Hoe komt het extensiveren van de melkveehouderij terug in het Nationaal Programma
Landelijk Gebied (NPLG)?
Antwoord 13
Het NPLG stelt nationale en regionale doelen voor natuur, water en klimaat. Ook voor
de melkveehouderij ligt er een opgave om bij te dragen aan deze doelen. Het is aan
provincies om in gebiedsprogramma’s uitwerking te geven aan deze doelen, waarbij ook
de extensivering van de melkveehouderij gericht op de transitie naar een natuurinclusieve
landbouw een bijdrage kan leveren aan doelbereik.
Vraag 14
Welke andere stimuleringsprogramma’s in landbouw en natuurbeleid van het Rijk, provincies
en de sector werken elkaar tegen?
Antwoord 14
Stimuleringsprogramma’s die erop gericht zijn om landbouw en natuurbeleid beter te
verbinden dienen elkaar niet tegen te werken. Voor zover er sprake is van tegenwerking
zal ik mij ervoor inzetten deze belemmeringen in samenspraak met de provincies en
de sector op te lossen.
Vraag 15
Gaat u het, zoals de heer Winsemius hoopt, het «komende zomer eindelijk eens worden»?
Antwoord 15
De inzet en ambitie van LNV en de provincies is erop gericht dat provincies in staat
worden gesteld om langjarige contracten voor het ANLb aan te kunnen bieden aan deelnemende
weidevogelboeren. Hier is geen verschil van mening over.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.