Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hagen en Sneller over statiegeld en lachgascilinders
Vragen van de leden Hagen en Sneller (beiden D66) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Justitie en Veiligheid over statiegeld en lachgascilinders (ingezonden 21 april 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 15 mei
2023).
Vraag 1
Hoe reflecteert u op de invoering en de opgelopen vertraging van statiegeld op blikjes?
En welke lessen neemt u hieruit mee voor de eventuele bredere inzet van het instrument
statiegeld?
Antwoord 1
Het is positief dat er nu een werkend statiegeldsysteem staat. De verwachting is dat
dit zal leiden tot veel meer inzameling van blikjes en vooral minder blikjes in het
zwerfafval. Of dit ook het geval is zal duidelijk worden als de cijfers over 2023
hierover bekend worden. De cijfers van de eerste helft van 2023 worden rond september
verwacht.
De verplichting tot statiegeld op metalen drankverpakkingen (blikjes) is ingegaan
op 31 december 2022. Als gevolg van een uitspraak van de Raad van State was het voor
de ILT tot 1 april 2023 niet mogelijk deze verplichting te handhaven. Ik heb op 16 januari
2023 antwoord gegeven op Kamervragen hierover1. Tijdens de commissiedebatten Circulaire Economie van 2 november 2022 en 20 april
2023 heb ik aangegeven dat de opgelopen vertraging uiteraard te betreuren is. De Minister
van Klimaat en Energie heeft mij vervangen bij het mondelinge vragenuur van 4 april
2023 en is ingegaan op de signalen dat enkele partijen ook na 1 april zich nog niet
aan de verplichting houden.
Zoals bepaald in art. 16 van het Besluit beheer verpakkingen zal ik in 2024 de Tweede
Kamer een verslag toesturen over de doeltreffendheid en de effecten van statiegeld
op drankverpakkingen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het gevolg van statiegeld op blikjes en flesjes niet mag zijn
dat drankenproducenten overstappen op drankkartons? Klopt het dat drankkartons vaak
slechter recyclebaar zijn dan alternatieve verpakkingsvormen?
Antwoord 2
Ja, ik deel deze mening. Er zijn dan ook maatregelen getroffen om dit te voorkomen.
Zoals beschreven in de brief van 17 november 20212 wordt gemonitord of producenten, in reactie op de statiegeldverplichting op flesjes
en blik, uitwijken naar verpakkingen waar geen statiegeldverplichting voor geldt.
Rijkswaterstaat heeft daartoe de zwerfafvalmonitor uitgebreid met drankenkartons in
het zwerfafval. Ook is Rijkswaterstaat gevraagd om een tweede monitor te starten waarbij
op basis van marktgegevens in beeld wordt gebracht welke drankverpakkingen zijn verkocht.
Ook is in deze brief de invoering van een recyclingpercentage voor drankenkartons
aangekondigd.
Per brief van 1 juli 20223 is uw kamer geïnformeerd dat er geen verschuivingseffecten naar drankenkartons zijn
waargenomen in het zwerfafval of het PMD4-afval. Verder is in die brief de Regeling vaststellen recyclingpercentage voor drankenkartons
aangekondigd, waarmee voor 2023 een recyclingpercentage van 34 gewichtsprocent wordt
vastgelegd, jaarlijks met 3 procent oplopend tot 55 procent in 2030. De regeling zal
naar verwachting op 1 juli 2023 in werking treden.
Zowel het papier als het plastic en aluminium waaruit drankenkartons bestaan, kunnen
worden gerecycled. De recycling van de papierfractie levert in de praktijk weinig
problemen op. De plastic en aluminiumfractie (PolyAl) wordt in de praktijk vaak niet
gerecycled omdat de kosten niet opwegen tegen de opbrengst.
Vraag 3
Hoe kijkt u naar de oproep van Recycling Netwerk Benelux (RNB)5 om statiegeld te gaan heffen op alles waar een dop of deksel op zit?
Antwoord 3
Deze oproep, die volgens het artikel waarnaar in de vragen gerefereerd wordt afkomstig
is van «Zwerfinator» Dirk Groot, is begrijpelijk gelet op het succes van statiegeld
bij het bestrijden van zwerfafval. Tegelijkertijd blijft het van belang per geval
af te wegen wat de beste route naar duurzame verpakkingen is.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, worden ontwikkelingen in het zwerfafval
in de gaten gehouden. De resultaten hiervan kunnen een rol spelen in de evaluatie
in 2024, die in antwoord op vraag 1 genoemd is.
Vraag 4
Als vervuiling door zuivel en sap van drankkartonnen en plastic de reden is om daar
geen statiegeld op te heffen, waarom is er tot dusver dan toch voor gekozen om drankkartons
en plastic flesjes voor zuivel en sap te accepteren? Dit zorgt er dan toch voor dat
producenten niet naar duurzame verpakkingen overgaan? Bent u bereid deze keuze te
heroverwegen en statiegeld alsnog in te voeren zodat het probleem teruggelegd wordt
bij de producent?
Antwoord 4
Alle verpakkingen die in de handel worden gebracht dienen te voldoen aan de eisen
zoals vastgelegd in het Besluit beheer verpakkingen en andere relevante wetgeving.
Dit betreft naast recycledoelstellingen onder andere eisen aan het ontwerp van verpakkingen
(onder meer via een verwijzing naar bijlage II van de EU richtlijn voor verpakkingen
en verpakkingsafval6). Er zijn echter geen specifieke regels ten aanzien van welke verpakkingen voor welke
producten gebruikt mogen worden. Producenten kunnen dus zelf een keuze maken uit verpakkingen,
mits deze voldoen aan alle eisen. Er is dus hierover geen overheidsbesluit genomen
dat nu heroverwogen zou moeten worden.
Vraag 5
Bent u bekend met de risico’s voor vuilniswagens en afvalverwerkers op het moment
dat batterijen terechtkomen in het huisvuil? Bent u bekend met de risico’s voor brand
en explosies en de torenhoge verzekeringspremies die dit tot gevolg heeft voor afvalverwerkers?7
Antwoord 5
De risico’s van oplaadbare batterijen bij onjuiste inzameling en verwerking zijn mij
bekend. Mijn zorgen daarover heb ik al eerder gedeeld met de producentenorganisaties
voor batterijen (Stichting Batterijen en Stichting EPAC) en de producentenorganisatie
voor elektrische en elektronische apparaten (Stichting OPEN). De producentenorganisaties
onderkennen het probleem en hebben samen met afvalverwerkers en gemeenten de Taskforce
batterijbranden8 opgericht. De taskforce beoogt te komen tot meer gescheiden inzameling van oplaadbare
batterijen waardoor het risico op brand in het circuit van het restafval verkleind
wordt. Daarnaast spant de taskforce zich in om betere data te verzamelen over de aanwezigheid
van oplaadbare batterijen in het restafval en de daaraan gekoppelde oorzaak van afvalbranden
door dit type van batterijen. Inmiddels is een Plan van Aanpak van de taskforce gepubliceerd9 en zal in juni, tijdens de «Week van de veiligheid binnen de afvalbranche» een consumentencampagne10 worden gestart.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat we alles op alles moeten zetten om te voorkomen dat batterijen
terechtkomen in het huisvuil en dat we belangrijke materialen voor de energietransitie
(bijvoorbeeld lithium) zo goed mogelijk recyclen?
Antwoord 6
Ja, daar ben ik het mee eens. Alle gescheiden ingezamelde batterijen worden binnen
het systeem van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (upv) verwerkt volgens
de geldende eisen uit de EU Richtlijn batterijen11. Deze richtlijn wordt overigens binnenkort vervangen door de Batterijenverordening12 die hogere eisen stelt aan inzameling en verwerking van alle batterijen, waaronder
specifieke eisen voor de recycling van materialen die van belang zijn voor de energietransitie,
zoals kobalt, koper, lithium en nikkel.
Vraag 7
Hoe kijkt u naar het idee van het invoeren van statiegeld op batterijen? En bent u
het ermee eens dat statiegeld op batterijen bij zou kunnen dragen aan veiligheid,
circulariteit en leveringszekerheid van lithium?
Antwoord 7
Statiegeld op batterijen is een interessante optie. In een verkennende studie in opdracht
van IenW is deze optie al eens globaal bekeken naast diverse andere opties zoals een
retourpremie en andere, niet-financiële maatregelen. Deze studie is in 2020 uitgevoerd
in de context van het tegengaan van afvalbranden door lithium-ion batterijen (zie
ook het antwoord op de vragen 5 en 6). Over de resultaten van de studie is uw Kamer
destijds geïnformeerd13. Ook de Taskforce batterijbranden kijkt momenteel naar de voor- en nadelen van een
statiegeldsysteem op batterijen. Met belangstelling wacht ik hun bevindingen af. Overigens
bevat de Batterijenverordening een bepaling die de Europese Commissie opdraagt de
haalbaarheid en potentiële voordelen van een statiegeldsysteem voor batterijen te
beoordelen, uiterlijk op 31 december 2027. Daartoe zal de Commissie bij het Europees
Parlement en de Raad een verslag moeten indienen en zich moeten beraden over het treffen
van passende maatregelen, met inbegrip van de vaststelling van wetgevingsvoorstellen.
Als wordt vastgesteld dat een statiegeldsysteem voor batterijen leidt tot meer gescheiden
inzameling van lithium-ion batterijen dan zal dat een navenant positief effect hebben
op veiligheid in de keten van het restafval en op de circulariteit in de keten van
de lithium-ion batterij.
Vraag 8
Bent u bekend met de risico’s die ontstaan als lachgascilinders in een afvalverwerker
terechtkomen?
Antwoord 8
Ja, deze problematiek is door afvalinzamelaars en verwerkers onder de aandacht gebracht
van mijzelf en de Minister van Justitie en Veiligheid. Onze ministeries zijn in goed
overleg met hen gezamenlijk op zoek naar een werkbare oplossing.
Vraag 9
Is er bij de invoering van het verbod op recreatief gebruik van lachgas nagedacht
over de risico’s voor afvalverwerkers?
Antwoord 9
Lachgas is de eerste gasvormige substantie die onder het bereik van de Opiumwet is
geplaatst. Tijdens het wetgevingstraject is gekeken naar de gevolgen voor de uitvoering,
toezicht en handhaving en de regeldruk. Mogelijke knelpunten zoals testmogelijkheden,
opslag, vervoersaspecten en vernietiging zijn hierbij ook onderzocht. De oorspronkelijke
toepassingen van lachgas, zoals medisch lachgas, lachgas bestemd voor technische doeleinden
en bestemd als voedingsadditief, blijven toegestaan en zijn dus uitgezonderd van het
verbod. Specifiek voor deze toepassingen van lachgas is bepaald dat er geen beperkingen
gelden voor het vervoer en verwerking van de gasflessen.
Er is vooraf onvoldoende voorzien dat na inwerkingtreding van het lachgasverbod er
meer lachgasflessen in het restafval terecht zouden komen, of zelfs gedumpt zouden
worden in de openbare ruimte, dan voor het verbod. Hierover lopen nu gesprekken tussen
IenW, JenV en de brancheverenigingen van afvalverwerkers. De problematiek van afvalverwerkers
betreft enerzijds hoe om te gaan met (de risico’s van) lachgasflessen in het afvalverwerkingsproces
zelf. Anderzijds het aantreffen van gedumpte lachgasflessen in de openbare ruimte
en hoe daar correct mee om te gaan. Daar waar er belemmeringen ontstaan in de afvalinzameling
door het lachgasverbod en de eventuele samenhang met de opsporing en handhaving werkt
JenV mee aan het vinden van een werkbare oplossing.
Vraag 10
Hoe duidt u de berichtgeving vanuit afvalverwerkers dat lachgascilinders steeds vaker
ontploffen in afvalverbrandingsinstallaties sinds de invoering van het verbod op recreatief
gebruik van lachgas? Erkent u dat dit risico’s met zich meebrengt voor medewerkers
van deze centrales?
Antwoord 10
Ik ben bekend met deze berichten en ik vind ze zorgelijk. De veiligheid van burgers
en medewerkers in de afvalketen staat voorop. Zie ook de beantwoording van vraag 9
voor een duiding van de problematiek en de samenwerking met onze partners.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat er een veilige manier zou moeten zijn voor consumenten om
(net als voorafgaand aan het verbod op recreatief gebruik) lachgascilinders in te
leveren tegen statiegeld? Erkent u dat dit de problemen bij de afvalverwerkers zou
oplossen?
Antwoord 11
Nee. Voor 1 januari 2023 – dus voor de wijziging van de Opiumwet – hanteerden handelaars
in deze producten een retoursysteem met borg, dat ervoor zorgde dat cilinders ordentelijk
werden ingeleverd. Dit was overigens niet van overheidswege opgelegd. Na de wijziging
van de Opiumwet is het kopen van een lachgascilinder voor recreatief gebruik illegaal.
Het vragen van borg als onderdeel van een retoursysteem ligt dus niet langer voor
de hand. De inzet richt zich daarom in eerste instantie op een oplossing voor de veilige
inzameling en verwerking van de cilinders, ook als deze illegaal (en dus zonder statiegeld)
in de handel zijn gebracht.
Vraag 12
Op welke wijze bent u van plan om aan de hand motie-Sneller over de «lijst 0» (Kamerstuk
35 954, nr. 7) de problemen van de afvalverwerkers op te lossen en de afvalverwerking van lachgascilinders
beter te reguleren?
Antwoord 12
De motie-Sneller verzoekt de regering te onderzoeken op welke manier de mogelijkheid
kan worden gecreëerd om de verkoop en het bezit van nieuwe risicovolle middelen sneller
en doelmatig te reguleren. Lachgas is geen nieuw risicovol middel en voor het recreatief
gebruik ervan geldt een landelijk verbod, doordat het op lijst II van de Opiumwet
is geplaatst per 1 januari 2023. Het doel van het lachgasverbod is het beperken van
de brede en makkelijke beschikbaarheid van lachgas en het tegengaan van recreatief
gebruik. Regulering zal onvoldoende bijdragen aan het bereiken van het met het landelijke
verbod beoogde doel en is op dit moment ook geen oplossing voor het probleem van de
afvalverwerkers. Het is van belang om nu snel en pragmatisch de problemen voor de
afvalverwerkers op te lossen.
Zoals toegezegd zal de Minister van VWS de Kamer in mei per brief informeren over
de uitvoering van deze motie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.