Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Subsidieregeling Ontwikkeladvies STAP 2023 (Kamerstuk 30012-152)
2023D19367 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 6 april 2023 ontvangen brief Subsidieregeling
Ontwikkeladvies STAP 2023 (Kamerstuk 30 012, nr. 152).
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Subsidieregeling
Ontwikkeladvies STAP 2023. Deze leden hebben enkele verdiepende vragen, te beginnen
met een algemene vraag. Zij vragen hoe de subsidieregeling over de periode 2023–2024
zich verhoudt tot het voornemen van het kabinet om per 2024 geen geld meer vrij te
maken voor STimulering ArbeidsmarktPositie (STAP).
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast in de onderliggende beslisnota dat besloten
is om voor het nieuwe tijdvak niet langer de arbeidsmarktscan aan te bieden, omdat
uit de ontvangen reacties gebleken is dat deze regelmatig een te grote drempel bleek
voor de doelgroep. Deze leden vragen of de Minister deze stelling nader kan onderbouwen.
Zij vragen eveneens aan de Minister of er duidelijkheid is over de effecten van de
genoemde scan op de doelmatigheid van verleende subsidies onder de subsidieregeling.
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat in het nu voorliggende tijdvak enkele
pilots zullen worden ontwikkeld, welke onder andere gericht zijn op het verbeteren
van het bereik van ontwikkeladvies voor de doelgroep tot maximaal mbo-2 geschoolden
en de wijze waarop arbeidsmarktinformatie gebruikt kan worden in het ontwikkeladviestraject.
Deze leden vragen of de Minister de uitkomsten van deze pilots na afloop van de pilots
met de Kamer kan delen en of zij voornemens is om de uitkomsten ook te betrekken in
de verdere vormgeving van het beleid rondom leven lang ontwikkelen en de wijze waarop
dit beleid ook de doelgroep tot maximaal mbo-2 geschoolden het meest effectief kan
bereiken.
De leden van de VVD-fractie vragen ten slotte of er duidelijkheid is over de effectiviteit
van een ontwikkeladvies voorafgaand aan het verstrekken van subsidies voor leven lang
ontwikkelen in brede zin. Is, op basis van de ervaringen tot dusver, naar inschatting
van de Minister een dergelijk ontwikkeladvies van toegevoegde waarde?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Subsidieregeling
ontwikkeladvies STAP. Deze leden vinden het belangrijk dat mensen hun leven lang kunnen
blijven leren en kijken daarom ook kritisch of dergelijke regelingen ook echt bijdragen
aan dit doel. Zij hebben twijfels bij de effectiviteit van de huidige vormgeving van
het STAP-budget en begrijpen daarom het voorstel om hiermee te stoppen. Wel vinden
de leden van de D66-fractie het cruciaal dat er nagedacht wordt over een beter alternatief.
Wat betreft dit specifieke onderdeel, het ontwikkeladvies, vragen deze leden zich
af of dit wel of niet wordt voortgezet. Zij zijn van mening dat enige vorm van ontwikkeladvies
verstandig is. In afwachting van definitieve besluitvorming door de Kamer over STAP
stellen zij vragen over de vormgeving van een dergelijk ontwikkeladvies.
De leden van de D66-fractie zien namelijk grote uitdagingen wat betreft de arbeidsmarktkrapte.
Daarom is het verstandig om proactief na te denken over in welke sectoren we in de
toekomst over voldoende mensen willen beschikken. Denk bijvoorbeeld aan de zorg, het
onderwijs, de bouw en aan technici die nodig zijn voor de duurzame transitie. In dat
licht is het volgens deze leden zonde om de middelen die gericht zijn op om- en bijscholing
volledig ongericht in te zetten. Het zou wat betreft de leden van de D66-fractie logischer
zijn om deze op zijn minst deels gericht in te zetten voor om- en bijscholing richting
sectoren die krap en dus kansrijk zijn, en richting sectoren waar we in de toekomst
voldoende arbeidskrachten willen hebben als maatschappij. Deze leden hebben hier eerder
vragen1 over gesteld. Zij vragen hoe de Minister, gegeven het voorgaande, aankijkt tegen
de mogelijkheden om het ontwikkeladvies gerichter in te zetten. Welke rol kunnen de
loopbaanadviseurs hierin spelen? In welke mate nemen zij verwachtingen ten aanzien
van de arbeidsmarkt(krapte) mee? Vindt de Minister het wenselijk om hier meer op te
sturen en zo ja, hoe gaat ze dit doen? Welke rol ziet zij hierin voor de publieke
onderwijsinstellingen?
De leden van de D66-fractie constateren dat er sprake is van onderuitputting van het
STAP-ontwikkeladvies. Welke extra maatregelen gaat het kabinet nemen om ervoor zorg
te dragen dat meer mensen gebruik gaan maken van het STAP-ontwikkeladvies? Ook vragen
deze leden of het optimaal is om specifiek op maximaal mbo-2 te richten. Welke onderbouwing
ligt hieraan ten grondslag? Zij vragen of er ook niet veel structureel krappe beroepen
vanaf mbo-2 zijn die nu onbediend blijven. De leden van de D66-fractie vragen ook
of het niet logischer zou zijn om, in plaats van op de onderwijssector te richten,
het budget te richten op de behoefte vanuit de arbeidsmarkt ongeacht de onderwijssector.
Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Hoe kijkt het kabinet bijvoorbeeld aan tegen
de optie om via Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen) en werkgeversorganisaties
uit de tekortsectoren deze ontwikkeladviezen beter in te zetten? Hoe kijkt het kabinet
aan tegen de ervaringen in het kader van NL Leert Door om het ontwikkeladvies in te
zetten om instroom in de zorg te bevorderen («Zorg voor ontwikkeling»)? Hoe kijkt
de Minister aan tegen de optie om juist gemeenten en/of onderwijsinstellingen een
rol te geven bij het ontwikkeladvies, ook in relatie tot het terugdringen van voortijdig
schoolverlaten en mensen zonder startkwalificatie? En wat ziet de Minister in de optie
om mensen in de bijstand ontwikkeladvies aan te bieden en om bij het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) bij de intake direct een aanbod te doen om een extern
ontwikkeladvies te doorlopen?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat uitvoerders problemen ervaren met de verplichte
activiteiten van de ontwikkeladviestrajecten en dat dit volledige adviestraject niet
altijd passend is voor de beoogde doelgroep. Uitvoerders zien bijvoorbeeld dat kandidaten
soms al na één gesprek afhaken, waardoor er ook geen financiering plaatsvindt. Is
het kabinet hiermee bekend? Is het kabinet bereid om in samenspraak met uitvoerders
een oplossing te zoeken voor de stringente uitvoering van het ontwikkeladviestraject
en bijvoorbeeld te gaan werken met op maat advisering en daarmee ook financiering?
Voorts zien de leden van de D666-fractie dat mensen nog altijd worden afgeschreven en vervroegd met pensioen gaan, mede omdat er niet tijdig is ingezet op passende
loopbaanbegeleiding. Deze leden zien liever dat mensen nieuwe en nuttige kennis en
vaardigheden kunnen bijschrijven. Hoe beziet de Minister het mensen met vroegpensioen sturen als er ook voor om- en
bijscholing gekozen had kunnen worden zodat iemand gezond en prettig haar of zijn
pensioenleeftijd had kunnen halen, zo vragen deze leden. Welke rol hebben loopbaanadviseurs
in het tijdig aangaan van een gesprek over iemands carrière tot de pensioengerechtigde
leeftijd, vragen zij verder. Uit de antwoorden2 op schriftelijke vragen van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
begrijpen de leden van de D66-fractie dat er vanuit vele verschillende loketten, fondsen
en budgetten ruimte is voor om- en bijscholing van onder meer ouderen. Daarom verbazen
deze leden zich over de leeftijdsdiscriminatie in collectieve arbeidsovereenkomsten
(cao’s) (die algemeen verbindend worden verklaard), door middel van generatiepacten
waarin oudere werknemers een hoger salaris krijgen voor hetzelfde aantal uren als
een jongere werknemer in dezelfde salarisschaal.3 Deelt de Minister de analyse dat hetzelfde bedrag effectiever besteed had kunnen
worden aan een hoger salaris voor álle werknemers en passende omscholing middels tijdige
loopbaanbegeleiding, vragen deze leden. Ook vragen zij hoe een hoger salaris puur
op basis van leeftijd gerechtvaardigd kan worden in deze arbeidsmarktkrapte en hoe
jonge medewerkers over deze afspraken hebben kunnen meepraten. Op de website van de
Federatie Nederlandse Vakvereniging (FNV) lezen de leden van de D66-fractie namelijk
«als meerdere ouderen dit doen, komt er een vaste plek vrij voor een jongere werknemer.
Dan heb je bijvoorbeeld een triobaan. Twee oudere werknemers leveren tijd in en de
jongere krijgt die uren erbij.»4 Deze argumentatie past bij het idee dat minder werken door de één meer werk voor
de ander oplevert, maar dat is onjuist.5 Immers, minder werken helpt werklozen niet: het zorgt voor minder werk, niet voor
minder werkloosheid. Toch wordt dit argument gebruikt om generatiepacten af te sluiten
en zo in te zetten op vroegpensionering.6 Hoe kijkt de Minister naar de gefragmenteerde inzet op een leven lang ontwikkelen
in relatie tot de inzet op vroegpensionering in plaats van bijscholing7, zo vragen deze leden. Kan een deel van de ontwikkeladviestrajecten worden ingezet
om vroegpensionering te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom ervoor is gekozen om STAP af te schaffen.
Deze leden vragen voorts of er een (structurele) vervanging komt om de bevolking (om
of bij) te scholen. Zij herinneren zich de fiscale scholingsaftrek, die met de komst
van STAP als vervanging is afgeschaft. Zij vragen hoe het kabinet de belofte gaat
inwilligen dat er iets in de plaats van de fiscale scholingsaftrek zou komen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister toegevoegde waarde ziet in
de infrastructuur en systematiek van het STAP-budget. Deze leden vragen voorts of
het niet verstandig is om op de achtergrond door te werken aan het verbeteren van
de infrastructuur en de systematiek, bijvoorbeeld om STAP beter te richten. Zij wijzen
in dit kader op uw antwoorden op de Kamervragen gesteld door de leden Maatoug en Westerveld
over het STAP-budget (2022Z18365, 23 december 2022).8 De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts wat de huidige uitvoeringskosten
zijn en hoeveel het zou kosten om de infrastructuur en systematiek op de achtergrond
te verbeteren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast wat het kabinet voornemens is
met het Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM)-budget
en andere scholingsregelingen op het Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)-domein.
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.