Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over de nieuwe opzegboete bij vaste energiecontracten
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de nieuwe opzegboete bij vaste energiecontracten (ingezonden 21 maart 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 10 mei 2023). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2291.
Vraag 1
Wat vindt u van het Besluit van de ACM tot vaststelling van de Beleidsregel Redelijke
opzegvergoedingen vergunninghouders 2023? Kunt u aangeven wat uw betrokkenheid is
geweest bij dit besluit (Staatscourant 2023, 1492)?
Antwoord 1
Ik ben positief over de Beleidsregel Redelijke opzegvergoedingen vergunninghouders
2023 (hierna: Beleidsregel). Ik heb dit meermaals benadrukt, mede in de formele reactie
richting de ACM in het kader van de Beleidsregel. Ook heb ik meermaals aangegeven
dat ik wil dat de nieuwe Beleidsregel zo snel als mogelijk in werking treedt met de
randvoorwaarde dat parallel daaraan geregeld moet zijn dat consumenten goed en tijdig
geïnformeerd worden over de hoogte van de opzegvergoeding (door wijziging van de Informatiecode
Elektriciteit en Gas).
In de praktijk komt de nieuwe Beleidsregel neer op een opzegvergoeding die beter aansluit
op het risico van de energieleverancier dat bestaat doordat consumenten te allen tijde
voortijdig hun energiecontract voor bepaalde tijd met vaste tarieven mogen beëindigen.
De opzegvergoeding kan onder de nieuwe regels hoger uitvallen dan onder de oude regels
wanneer de energieprijzen sterk dalen. Wanneer consumenten hun energiecontract uitzitten
volgens afspraak of hun energiecontract beëindigen als de energieprijzen gelijk blijven
of stijgen, hoeven zij geen opzegvergoeding te betalen. In dat geval is een consument
goedkoper uit dan in de huidige situatie. Op dit moment staat de opzegvergoeding,
die bestaat uit een vast bedrag, niet in verhouding met het risico dat energieleveranciers
lopen bij een voortijdige overstap.1 Wanneer de energieprijzen dalen, kunnen energieleveranciers blijven zitten met duur
ingekochte energie waarover was afgesproken dat de consument deze zou afnemen, terwijl
de consument een minimale opzegvergoeding betaalt om elders een voordeliger energiecontract
aan te gaan.
Energieleveranciers hebben aangegeven meer vaste energiecontracten aan te kunnen bieden
wanneer de nieuwe regels rondom opzegvergoedingen zijn aangepast en de hoogte van
de opzegvergoeding beter aansluit bij het verlies van de energieleverancier bij voortijdig
overstappen.
Vraag 2
Vindt u dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de juiste beslissing heeft genomen
door via de opzegvergoeding het risico van een vast contract volledig bij de kleine
eindgebruiker te leggen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Het is belangrijk dat consumenten op voorhand goed nadenken welk type energiecontract
zij willen afsluiten: of zij zekerheid willen met een energiecontract met vaste tarieven
zonder risico op tussentijdse prijsstijgingen, of liever een variabel energiecontract
hebben. Als een consument een energiecontract aangaat voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld
een jaar, dan rekent de energieleverancier erop dat deze het energiecontract uitdient
en niet voortijdig overstapt. De consument en de leverancier spreken immers onderling
een periode van afname met elkaar af en leggen dat vast in een energiecontract. Deze
afspraak stelt de energieleverancier in staat een scherp en vast tarief te bieden.
Dit is niet zonder risico voor de energieleverancier; deze dekt de gehele afgesproken
periode zo goed mogelijk af, maar draagt wel het risico dat de consument meer gaat
verbruiken dan geschat, bijvoorbeeld in een erg koude winter. Daarvoor moet de energieleverancier
dan extra, dure, energie inkopen op dat moment en dat leveren voor de vooraf afgesproken
prijs.
De Beleidsregel is zo opgesteld dat alleen het risico waar de consument zelf invloed
op heeft voor rekening van de consument komt. Als een consument kiest voor zekerheid
en een vast energiecontract afsluit en dan toch voortijdig het contract eenzijdig
wil beëindigen, dan blijft de energieleverancier zitten met dure energie als de energieprijzen
in de tussentijd gedaald zijn. Wanneer de energieleverancier deze kosten zelf (gedeeltelijk)
moet opvangen, werkt dit kostenverhogend voor het aanbod van vaste contracten, of
worden deze beperkt aangeboden zien we nu. De kosten zullen namelijk op een andere
manier gecompenseerd moeten worden, namelijk door dit in de tarieven door te berekenen.
Dan betalen alle klanten mee aan de kosten die veroorzaakt zijn door de klant die
contractbreuk pleegt.
Vraag 3
Wat vindt u van de taakopvatting van de ACM als het de bescherming van de consument
op de energiemarkt betreft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
De ACM houdt als onafhankelijk toezichthouder mede toezicht op de regels die zien
op bescherming van consumenten op de energiemarkt, conform haar wettelijke taak. De
ACM is hierin onafhankelijk.
Vraag 4
Erkent u dat er op geen enkele manier sprake is van evenwichtige machtsverdeling tussen
de energieleverancier en de gebruiker die een vast contract afsluit, omdat de laatste
op geen enkele manier kennis kan hebben van de kostprijs van energie en gas, de winstmarge
van de leverancier enzovoorts? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
Het is mij bekend dat de machtsverdeling tussen de energieleverancier en de consument
niet altijd evenwichtig is. Daarom ligt mijn aandacht op het uitbreiden en vooral
verbeteren van de bescherming van consumenten ten aanzien van energie. Dit blijkt
ook uit het wetsvoorstel Energiewet dat ik voornemens ben voor de zomer naar de Kamer
te sturen.
Ik kan me goed voorstellen dat een consument geen kennis heeft van de kostprijs van
elektriciteit en gas en de winstmarge van energieleveranciers. De ACM houdt daarom
toezicht op energieleveranciers. Onlangs heeft de ACM onderzoek gedaan bij de drie
grootste energieleveranciers (Eneco, Essent en Vattenfall) in Nederland om te controleren
of de tarieven van deze bedrijven redelijk zijn na de invoering van het prijsplafond.
Uit het onderzoek van de ACM is gebleken dat de drie energieleveranciers geen onredelijke
tarieven hanteren.2 Ook heeft de ACM onderzoek gedaan bij Budget Thuis, Greenchoice en ENGIE (inclusief
hun bedrijfsonderdeel UnitedConsumers). In dit onderzoek is eveneens geconcludeerd
dat deze energieleveranciers geen onredelijke tarieven in het eerste kwartaal van
2023 hanteerden.3
Vraag 5
Welk bedrag als opzegboete bij het voortijdig opzeggen van een energiecontract vindt
u acceptabel? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Antwoord 5
Ik vind een bedrag als opzegvergoeding acceptabel zo lang de energieleverancier hierdoor
geen onevenredig voordeel heeft en de consument duidelijk en transparant geïnformeerd
wordt over de (hoogte van de) opzegvergoeding. In de Beleidsregel worden verschillende
eisen gesteld ten aanzien van transparantie over de opzegvergoeding. Zo moet de energieleverancier
ervoor zorgen dat in het energiecontract kenbaar en navolgbaar is hoe de energieleverancier
de hoogte van de opzegvergoeding berekent. De energieleverancier moet een indicatie
van de hoogte van de opzegvergoeding doorgeven aan de consument als deze daarom vraagt.
Dit stelt de consument in staat om te bepalen of, en op welke termijn, het lagere
tarief dat hij elders gaat betalen een voordeel oplevert en of hij in staat is het
bedrag van de opzegvergoeding te betalen.
Als de consument – al dan niet via een nieuwe energieleverancier – opzegt, dan dient
de consument onmiddellijk de voorlopige hoogte van de opzegvergoeding te vernemen
van de oude energieleverancier. Op die manier heeft de consument nog de mogelijkheid
om van het nieuwe contract af te zien binnen de wettelijke afkoelperiode van twee
weken.
Vraag 6
Vindt u dat een toezichthouder die óók naar het belang van de consument dient te kijken
boetes van meer dan 400 euro kan toestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Ik wil nogmaals benadrukken dat de opzegvergoeding slechts geldt in het geval van
verlies als gevolg van de voortijdige opzegging van de consument bij een energiecontract met vaste tarieven voor bepaalde
tijd in een markt met dalende energieprijzen. Alleen dan is er een verlies te vergoeden;
er mag bovenop die vergoeding geen extra bedrag worden gevraagd.
Het is ook mogelijk dat de opzegvergoeding lager uitpakt dan nu of dat er helemaal
geen opzegvergoeding verschuldigd is, namelijk bij gelijke of stijgende energieprijzen.
Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 en 5. Ook bij een hoge opzegvergoeding
kan de consument zelf bepalen of het betalen van een lager tarief elders opweegt tegen
de eenmalige opzegvergoeding en of hij dit bedrag kan betalen.
Vraag 7
Waarom is het risico voor het opzeggen van het contract volledig bij de consument
gelegd en niet onderzocht of bijvoorbeeld het risico kan worden afgekocht of overgenomen
door de energieleverancier waar naartoe wordt overgestapt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
De opzegvergoeding betreft een maximale opzegvergoeding en is in hoogte niet vooraf
voorspelbaar, het moment van overstappen is dan immers niet bekend. Het vormgeven
van de opzegvergoeding in de vorm van een afkoopsom vooraf kan ertoe leiden dat de
opzegvergoeding in veel gevallen te hoog is. Daarnaast zou het introduceren van een
vooraf te betalen afkoopsom (feitelijk een verzekering) kostenverhogend zijn voor
consumenten die zich gewoon aan hun contract houden. Consumenten die de volledige
vrijheid willen voor een overstap zijn dan beter af met een variabel of dynamisch
energiecontract, dat op ieder moment kosteloos opzegbaar is.
Zoals aangegeven in antwoord 2 werkt het kostenverhogend wanneer de energieleverancier
opzegvergoedingen (gedeeltelijk) moet compenseren. Ook wanneer de nieuwe energieleverancier
een deel van het risico overneemt, geldt voor deze energieleverancier dat hij kosten
maakt die gecompenseerd moeten worden via de tarieven. Ik vind het onwenselijk om
een dergelijke constructie te organiseren, waarbij de kosten van contractbreuk opgevangen
moeten worden door andere klanten.
Vraag 8
Bent u bereid om de ACM te verzoeken dit besluit niet in te laten gaan per 1 april
2023? Zo neen waarom niet?
Antwoord 8
De nieuwe regels over opzegvergoedingen gaan in werking op 1 juni 2023. Ik ga de ACM
niet verzoeken om dit besluit niet in te laten gaan, omdat ik er van overtuigd ben
dat de nieuwe Beleidsregel een positief effect zal hebben voor zowel energieleveranciers
als consumenten.
Vraag 9
Wanneer kunt u een besluit van de ACM vernietigen, conform artikel 10 van de instellingswet
van de ACM?
Antwoord 9
Ingevolge artikel 10 Instellingswet ACM kan ik besluiten van algemene strekking (bijvoorbeeld
beleidsregels of regelgeving van de ACM) vernietigen indien de ACM een dergelijk besluit
naar mijn oordeel onbevoegd heeft genomen. De ACM is een onafhankelijke markttoezichthouder
die op basis van deskundigheid en zonder politieke inmenging besluiten neemt. Dit
is ook een Europeesrechtelijke vereiste dat voor nationaal regulerende instanties
voor het sectorspecifieke toezicht geldt.
Vraag 10
Kunt u met een beroep op taakverwaarlozing van het beschermen van de positie van de
consument een besluit van de ACM vernietigen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 10
De bevoegdheid op grond van artikel 23 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
om noodzakelijke voorzieningen te treffen bij ernstige taakverwaarlozing is bedoeld
als ultimum remedium bij een dreiging van ontwrichting van de taakuitoefening door
een zelfstandig bestuursorgaan. Deze bevoegdheid dient te worden onderscheiden van
de bevoegdheid tot vernietiging van besluiten en heeft een andere werking.
Vraag 11
Kunt u aangeven wat gedachte is geweest om artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen buiten werking te plaatsen?
Antwoord 11
In de situatie vóór de fusie van de ACM was het vernietigingsrecht van artikel 22
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen met betrekking tot besluiten van de NMa
en OPTA (voorgangers van de ACM) in het geheel uitgesloten. In artikel 10 Instellingswet
ACM is uiteindelijk een beperkt vernietigingsrecht opgenomen. Deze mogelijkheid om
in te grijpen is een uiterste middel. De onderliggende redenen voor het beperkte vernietigingsrecht
zijn:
a) Een verdergaande vernietigingsbevoegdheid zou afbreuk doen aan het uitgangspunt dat
het onwenselijk is de Minister besluiten van een onafhankelijke markttoezichthouder
in individuele gevallen kan vernietigen (zie het kabinetsstandpunt «Een herkenbare
staat: investeren in de overheid», Kamerstuk 2004/05, 25 268, nr. 20). Dit uitgangspunt vormde destijds (Kamerstuk 2009/10, 32 151, nr. 3, p. 2–3) de aanleiding voor het geheel buiten toepassing verklaren van het vernietigingsrecht
met betrekking tot besluiten van de NMa en OPTA.5
b) Een verdergaande vernietigingsbevoegdheid zou in strijd komen met de Europeesrechtelijke
onafhankelijkheidseisen voor markttoezichthouders.
c) Heldere verdeling van taken en bevoegdheden tussen de Minister(s) enerzijds en de
ACM anderzijds.
Vraag 12
Vindt u het wenselijk dat een zelfstandig bestuursorgaan beleid en regels kan maken
die grote gevolgen voor inwoners en bedrijven hebben, die niet gecorrigeerd kunnen
worden door uzelf of de Tweede Kamer? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 12
Het gegeven dat de ACM in de invulling van haar toezicht beleid en regels kan maken
is inherent aan haar onafhankelijke positie als zelfstandig bestuursorgaan ten opzichte
van de politiek en de Minister. De ACM heeft de rechtsvorm van een zelfstandig bestuursorgaan
gekregen, omdat Europese regelgeving op het gebied van energie, telecommunicatie,
post en vervoer vereisen dat haar taken en bevoegdheden onafhankelijk van de politiek
belegd zijn. Dit past ook in de opzet van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
die uitsluitend in drie gevallen instelling van een zelfstandig bestuursorgaan gerechtvaardigd
acht. Behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid,
zoals bij de ACM, is één van die gevallen. In het kabinetsstandpunt over het rapport
«Een herkenbare staat: investeren in de overheid» (Kamerstuk 2004/05, 25 268, nr. 20) is neergelegd dat het onafhankelijkheidsmotief geldt voor markttoezichthouders,
waaronder (de voorgangers van de ACM) de NMa en OPTA.
Vraag 13
Bent u bereid om – net als bij de tijdelijke wet Groningen en specifiek het IMG –
het buiten werking zetten van artikel 22 van de Kaderwet ongedaan te maken? Zo neen,
waarom niet?6
Antwoord 13
Ik ben niet van plan om het buitenwerking zetten van artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, zoals neergelegd in artikel 10, eerste lid, van de Instellingswet
ACM, ongedaan te maken. Dit past niet bij het uitgangspunt dat een markttoezichthouder
onafhankelijk en deskundig is om zonder politieke inmenging besluiten te nemen. Daarnaast
zou dit ook in strijd zijn met Europeesrechtelijke onafhankelijkheidseisen voor het
sectorspecifieke toezicht dat voor de ACM geldt.
Anders dan in de vraag wordt gesuggereerd, wordt het buiten toepassing verklaren van
artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen in de Tijdelijke wet Groningen
niet ongedaan gemaakt. Waarschijnlijk doelt u op het wetsvoorstel tot wijziging van
het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met
de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid)
(Kamerstuk 36 094). In dat wetsvoorstel is in artikel I, onderdeel Ca, een wijziging van artikel 9
van de Tijdelijke wet Groningen opgenomen. De wijziging in het genoemde wetsvoorstel
betreft het schrappen van artikel 21 (de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen
met betrekking tot de taakuitoefening door een zelfstandig bestuursorgaan) in deze
bepaling; de wijziging heeft geen betrekking op het buiten toepassing verklaren van
artikel 22.
Vraag 14
Wilt u deze vragen voor 1 april 2023 beantwoorden?
Antwoord 14
Het is niet gelukt om de Kamervragen voor 1 april 2023 te beantwoorden. De antwoorden
op de Kamervragen zijn wel vóór inwerkingtreding van de nieuwe Beleidsregel van de
ACM verstuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.