Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Houwelingen over de reactie op het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de veiligheid van mRNA-vaccins en de bevoegdheden van de Wereldgezondheidsorganisatie
Vragen van het lid Van Houwelingen (FvD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de reactie op het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de veiligheid van mRNA-vaccins en de bevoegdheden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) (ingezonden 15 maart 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 mei
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2158.
Vraag 1
Bent u bekend met het case-report dat in augustus 2022 werd gepubliceerd over een
patiënt die een ernstige leverontsteking ontwikkelde kort na vaccinatie met het vaccin
van Moderna?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reflecteert u op uw stelling dat een mRNA-vaccin niet tot een «ongecontroleerde
antigeenproductie» lijdt, omdat dit case-report dat genoemd wordt in vraag 1 laat
zien dat er twee weken na vaccinatie nog steeds expressie van spike-eiwit plaatsvindt
in zowel in levercellen als in Kupffercellen?
Antwoord 2
Uit het rapport waarnaar verwezen wordt, kan niet geconcludeerd worden dat er ongecontroleerde
antigeenproductie optreedt na vaccinatie. Dat lichaamsvreemde eiwitantigenen langer
dan enkele dagen (zelfs tot weken en maanden) na een infectie of vaccinatie in bepaalde
weefsels kunnen worden aangetoond is bekend uit de literatuur. Dit heeft evenwel niet
te maken met ongecontroleerde antigeenproductie, maar met bescherming tegen afbraak
van kleine hoeveelheden antigeen ten behoeve van de afweer.
Vraag 3
Bent u bekend met een case-report dat in oktober 2022 is gepubliceerd over een 76-jarige
man met een morbus Parkinson, die na vaccinatie een necrotiserende encefalitis en
myocarditis ontwikkelde?3
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Op welke wetenschappelijke literatuur en/of documentatie van de fabrikanten baseert
u uw stelling dat er geen «ongecontroleerde antigeenproductie» is na vaccinatie met
de mRNA-vaccins, als uit deze casus blijkt dat deze na twee weken nog steeds aanwezig
blijkt te zijn?
Antwoord 4
In zowel het publieke beoordelingsrapport (European Public Assessment Report, EPAR)
van BioNTech/Pfizer (Comirnaty) als van Moderna (Spikevax) staat dat de hoeveelheid
mRNA en de expressie van het getransleerde eiwit hoog is kort na vaccinatie, maar
daarna relatief snel afneemt. Overigens laat de publicatie van Castruita van januari
20234 ook zien dat in de mens intact (en dus «werkzaam») mRNA enkel kort na vaccinatie
te detecteren is, en dat er na enkele dagen slechts mRNA fragmenten terug te vinden
zijn.
Vraag 5, 6 en 7
Bent u bekend met de ingezonden brief, die op 24 januari 2022 online werd geplaatst
op de website van het International Journal of Dermatology, met als onderwerp een
55-jarige vrouw die kort na vaccinatie een huidafwijking ontwikkelde, waarbij het
huidbiopt een maand na ontstaan van nog spike-eiwit afkomstig van het mRNA-vaccin
in de afwijking liet zien?5
Bent u bekend met het case-report over een 64-jarige man met reumatoïde artritis,
die een ernstige en langdurige reactivatie ontwikkelde van een herpes zoster, dertien
dagen na de eerste vaccinatie, waarbij het biopt 88 dagen later nog spike-eiwit, afkomstig
van het vaccin, in huid- en endotheelcellen liet zien?6
Bent u bekend met de studie, gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Cell,
waarin onder andere verslag werd gedaan van de resultaten van biopsieën van lymfklieren
uit de oksel bij zeven vrouwen die waren gevaccineerd met de mRNA-vaccins van Moderna
en Pfizer/BioNTech?7
Antwoord 5, 6 en 7
Ik heb kennisgenomen van de brief, het case-report en de studie in tijdschrift Cell.
Vraag 8
Aan de hand van de onder de derde, vierde, en vijfde vraag genoemde studies, wat is
nu uw antwoord op de vraag waarop u uw uitspraak baseert dat er geen ongecontroleerde
expressie van antigeen – het spike-eiwit – is na vaccinatie met de mRNA-vaccins? Met
andere woorden: kunt u zich in de stelling vinden dat er wel degelijk sprake is van
«ongecontroleerde productie» van antigeen, in ieder geval in de tijd? Zo ja, waarom
deed u dan toch deze uitspraak? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik kan mij niet vinden in de gesuggereerde stellingname. Zie antwoord vraag 2.
Vraag 9
Hoe verklaart u de aanwezigheid van mRNA van de mRNA-vaccins van Moderna en Pfizer/BioNTech
in lokale okselklieren tot 60 dagen na de tweede vaccinatie, bij in principe gezonde
vrouwen waarbij in het kader van mammografische screening biopten werden genomen uit
okselklieren, in aanmerking genomen dat u stelt dat het «het mRNA maar kort in het
lichaam blijft, en binnen enkele uren wordt afgebroken»? Op welke literatuur en/of
documenten baseerde u deze uitspraak? Kan u ons hiervoor verwijzingen geven naar relevante
literatuur?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 2 en 2*.
Vraag 10
Bent u bekend met een studie die in juni 2022 gepubliceerd werd in «Biomedicines»,
waarin werd onderzocht hoelang het mRNA afkomstig van de mRNA-vaccins aanwezig blijft
in het lichaam?8
Antwoord 10
Ja.
Vraag 11
Was u op de hoogte van de resultaten van bovengenoemde studies? Heeft u zich gerealiseerd
dat de fabrikanten geen biodistributiestudies op mensen hadden uitgevoerd? Bent u
op de hoogte van het feit dat dit geen toelatingseis was in het kader van de Conditional
Marketing Authorisation (CMA) voor de mRNA-vaccins?9, 10
Antwoord 11
Het uitvoeren van biodistributiestudies of andere farmacokinetische studies in mensen
is geen vereiste voor de registratie van nieuwe vaccins11. Dit was daarom geen toelatingseis voor de registratie van de mRNA COVID-19 vaccins.
Ook preklinische farmacokinetische studies zijn normaal gesproken geen vereiste voor
vaccins12.
De noodzaak voor specifieke studies, zoals biodistributiestudies wordt per vaccin
beoordeeld. Zowel BioNTech/Pfizer als Moderna hebben enkele platform biodistributiestudies
uitgevoerd, met name om de verspreiding van de lipid nanoparticles (LNPs, de deeltjes waarin het mRNA zit) van de vaccins beter te begrijpen.
Vraag 12
Bent u bekend met het case-report dat op 16 juli 2022 werd gepubliceerd over een 34-jarige
vrouw, die vier dagen na vaccinatie met het vaccin van Pfizer/BioNTech forse spierpijn
en ernstige spierzwakte ontwikkelde op basis van een polymyositis (gegeneraliseerde
spierontsteking), waarvoor ze uiteindelijk op de Intensive Care (IC) belandde?13
Antwoord 12
Ja.
Vraag 13
Deelt u, op basis van de gegevens uit de wetenschappelijke studies genoemd onder de
vijfde, achtste en en tiende vraag, de mening dat het waarschijnlijk is dat de productie
van spike-eiwit, die blijkbaar maanden kan aanhouden, waarschijnlijk veroorzaakt wordt
door intact synthetisch mRNA, op basis van de waarneming dat behalve het spike-eiwit
ook het mRNA veel langer aanwezig is in het lichaam dan de «enkele uren» waarover
u spreekt in uw antwoord? Zo ja, wat was u motivatie om dan toch die uitspraak te
doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Ik kan mij niet vinden in de gesuggereerde stellingname. Voor toelichting verwijs
ik naar het antwoord op vraag 2 en 2*.
Vraag 14
Bent u bekend met het feit dat het mRNA in de vaccins van Pfizer/BioNTech onvergelijkbaar
is met het normale fysiologische mRNA, omdat het molecuul uitgebreid gemodificeerd
is, met onder andere de incorporatie van N1-methyl-pseudouridine, een verandering
van de 5'cap en de poly(A)staart? Bent u op de hoogte van de doelen van deze verschillende
modificaties, te weten de stabilisatie van het molecuul, het verlengen van de halfwaardetijd,
het minder goed herkenbaar maken voor het immuunsysteem zodat het minder snel afgebroken
wordt, met als uiteindelijk doel de eiwitproductie (de productie van het spike-eiwit)
te verhogen en te verlengen in de tijd?14
Antwoord 14
Ik ben met deze modificaties bekend. De modificaties zorgen ervoor dat effectieve
bescherming tegen COVID-19 kan worden opgebouwd. Ze zijn nodig om de afweerreactie
tegen het Spike-eiwit op te starten. Het verlengen van de halfwaardetijd via bepaalde
modificaties is van belang om een hoge antistoftiter op te wekken en geheugen B-cellen
en folliculaire T-helper-cellen te stimuleren.
Vraag 15
Kunt u vertellen hoe deze modificaties van het mRNA-molecuul in de mRNA-vaccins zich
verhouden tot uw uitspraak «dat het mRNA binnen enkele uren door het lichaam wordt
afgebroken»? Kunt u de Kamer specifieke literatuur toe doen komen die duidelijk maakt
dat de processen die normaal gesproken nodig zijn voor de afbraak van mRNA in het
lichaam, vergelijkbaar zijn met de afbraak van dit gemodificeerde mRNA? Kunt u vertellen
in hoeverre de fabrikanten hierover data hebben aangeleverd?
Antwoord 15
Het Europese Beoordelingscomité (CHMP) van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)
hanteert strenge eisen bij de beoordeling van de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit
van de vaccins. Informatie over de kwaliteits- en veiligheidsbeoordeling van het BioNTech/Pfizer-vaccin
is bij mij bekend en voor iedereen te raadplegen in het openbare beoordelingsrapport
van het EMA.
Een gedetailleerde vergelijking tussen de processen die nodig zijn voor de afbraak
van »eigen» mRNA en het gemodificeerde vaccin mRNA is niet gemaakt. Extracellulaire
en intracellulaire enzymen (nucleases of RNAses) in het lichaam kunnen mRNA heel snel
afbreken, wat de levering van mRNA aan bijvoorbeeld onze afweercellen bemoeilijkt.
Daarom wordt het mRNA verpakt in zogenoemde lipid nanoparticles (LNP’s). De LNP’s leveren het mRNA af bij de cellen waar het vervolgens wordt opgenomen.
In de cellen kan het, net als lichaamseigen mRNA-moleculen, worden omgezet in eiwit.
BioNTech/Pfizer heeft met een platform-biodistributie studie in muizen (waarbij mRNA
coderend voor luciferase met dezelfde modificaties, geformuleerd in dezelfde LNPs
als Comirnaty) laten zien dat de luciferase expressie na 9 dagen al grotendeels verdwenen
is. Ondanks dat er in deze studie niet direct gekeken is naar de aanwezigheid van
mRNA, wijst de afname van luciferase expressie er wel degelijk op dat er na dag 9
vrijwel geen mRNA coderend voor luciferase meer aanwezig is. Moderna heeft een vergelijkbare
platform-biodistributiestudie (met mRNA-1647) uitgevoerd. In deze studie is het verloop
van de mRNA concentratie in bloed en verschillende weefsels wel direct onderzocht,
tot 120 uur na toediening van het vaccin. De halfwaardetijd van mRNA in de verschillende
weefsels varieerde van 14.9 in het spierweefsel van de injectieplek tot 63 uur in
de milt. Als standaardregel binnen de kinetiek wordt aangehouden dat een stof na 5
halfwaardetijden uit het lichaam verdwenen is. De halfwaardetijd voor de milt aanhoudend
betekent dat dat na 13 dagen vrijwel al het vaccin mRNA is afgebroken.
Vraag 16
Bent u bekend met de studie die in november 2021 werd gepubliceerd in de Journal of
Immunology waarin werd onderzocht hoe lang exosomen met spike-eiwit circuleren in
het lichaam?15
Antwoord 16
Ja.
Vraag 17
Hoe verhouden de resultaten van deze studie zich met uw uitspraak dat spike-eiwit
op «de buitenkant van cellen wordt getoond», aangezien deze studie laat zien dat exosomen,
met daarop spike-eiwit zich door het hele lichaam verspreiden en aangetoond immunogeen
zijn?
Antwoord 17
Exosomen zijn natuurlijke extracellulaire blaasjes die ontstaan in het lichaam door
de fusie van blaasjes in de cel met de celmembraan. De exosomen dragen de proteïnen
en lipiden van de ouder-cel waaruit ze ontstaan. Zo kunnen exosomen Spike-eiwit op
de buitenkant tonen wanneer ze afkomstig zijn van cellen geïnfecteerd met het coronavirus
of cellen die LNP met mRNA voor Spike-eiwit (afkomstig van het mRNA vaccin) opgenomen
hebben. Exosomen kunnen verspreiden door het lichaam en hun inhoud of oppervlakte
tonen aan andere cellen, bijvoorbeeld immuuncellen in de lymfklieren. Spike-eiwitten
op of in exosomen kunnen op deze manier een immuunrespons opwekken, waaronder de productie
van antistoffen tegen het Spike-eiwit. Dit door het lichaam verspreiden van eiwit
antigenen via exosomen gebeurt niet alleen na vaccinatie met een mRNA-vaccin, maar
ook na andere vaccinaties of infecties en kan dus bijdragen aan de immuunrespons.
Vraag 18
Bent u bekend met het case-report dat op 4 april 2022 werd gepubliceerd, die een 25-jarige
vrouw beschreef die na vaccinatie een vaccin-geïnduceerde trombocytopenie (verlaagd
aantal bloedplaatjes) ontwikkelde?16
Antwoord 18
Ja.
Vraag 19
Kunt u vertellen hoe in de praktijk gemonitord wordt in hoeverre de hoeveelheid geproduceerd
spike-eiwit varieert tussen verschillende leeftijdsgroepen, met speciale aandacht
voor kinderen en jongeren, en tussen mannen en bij vrouwen, dit in aanmerking genomen
dat de concentratie spike-eiwit in plasma bij deze 25-jarige vrouw 60 keer zo hoog
was als de hoogste waarde in de studie die genoemd wordt onder noot 8? Kunt u aangeven
of er een grens is aan de toelaatbare hoeveelheid spike-eiwit die geproduceerd wordt
en in plasma wordt gemeten?
Antwoord 19
De hoeveelheid geproduceerd Spike-eiwit wordt niet standaard gemonitord. Er zijn geen
referentiewaarden bekend in de literatuur over hoeveelheden Spike-eiwit die men kan
verwachten in humaan plasma of weefsels.
Vraag 20
Hoe verklaart u het verschil in concentratie van door de mRNA-vaccins geïnduceerde
hoeveelheid spike-eiwit in de verschillende proefpersonen, die blijkbaar in de orde
van grootte van 102 ligt, dit in het licht van uw uitspraak dat vaccinatie met de
mRNA-vaccins niet leidt tot een «ongecontroleerde productie» van spike-eiwit, hoewel
deze veel langer aanhoudt dan oorspronkelijk werd gedacht, en bovendien ook nog eens
sterk tussen proefpersonen blijkt te variëren?
Antwoord 20
Zie het antwoord op vraag 2, 2* en 17.
Vraag 21
Hoe wordt volgens u de productie van spike-eiwit door de mRNA-vaccins in vivo – de
levende mens – gecontroleerd, en in het verlengde hiervan, wat is volgens u een «gecontroleerd
productie» van het spike-eiwit? Met andere woorden: hoe definieert u een «gecontroleerde
productie» van het spike-eiwit en hoe onderscheidt u deze van een «ongecontroleerde
productie»? Kan u wellicht een specifiek antwoord geven, bijvoorbeeld aan de hand
van data uit toxiciteitsstudies van de mRNA-vaccins, met bepalingen van de No Observed
Adverse Effect Level (NOAEL), en de Lowest Observed Adverse Effect Level (LOAEL)?
Dit niet alleen voor het nanodeeltje met daarin het mRNA, maar ook voor het door de
mRNA-vaccins geïnduceerde spike-eiwit? Zou u de Kamer die gegevens kunnen doen toekomen?
Antwoord 21
De productie van Spike-eiwit wordt niet standaard gemonitord en er zijn geen afkapwaarden
bekend waarmee onderscheid gemaakt kan worden tussen gecontroleerde en ongecontroleerde
productie. Langdurige aanwezigheid van antigeen moet echter niet geïnterpreteerd worden
als ongecontroleerde productie. Toxiciteitsstudies laten zien dat er geen ernstige
(en onverwachte) effecten optreden na vaccinatie in proefdieren. Daarnaast zijn alle
effecten die optreden afwezig of verminderd na de recoveryperiode. Dit is terug te
vinden in de openbare beoordelingsrapporten van het EMA (EPAR).
Vraag 22
Bent u bekend met de studie die op 17 januari 2023 online werd geplaatst op de website
van «Circulation», waarin zestien jongeren in de leeftijd van 16 t/m 21 jaar die een
myocarditis doormaakten als gevolg van vaccinatie met een van de mRNA-vaccins, op
verschillende laboratoriumparameters werden vergeleken met een controlegroep van jongeren
die geen myocarditis doormaakten?17
Antwoord 22
Ja.
Vraag 23
Wat is uw oordeel over de stelling van de auteurs van de onder vraag 20 aangehaalde
studie, dat het in het bloed circulerend intact spike-eiwit bij deze mannelijke adolescenten
en jonge mannen, dat na enkele weken nog steeds aantoonbaar was, waarschijnlijk de
oorzaak van de myocarditis is geweest?
Antwoord 23
Het langdurig kunnen aantonen van intacte eiwit-antigeen in de circulatie of in perifere
organen kan een gevolg zijn van regulier transport van antigeen door het lichaam en
het proces van antigeen-persistentie ten behoeve van de afweerreactie. Of dit algemene
mechanisme van «perifere» antigeen presentatie ook een rol kan spelen in het ontstaan
van myocarditis in zeldzame gevallen na mRNA corona-vaccinatie is onbekend. Ook de
studie geeft hier geen antwoord op. Verder onderzoek naar de productie en persistentie
van Spike-eiwit bij grotere groepen mensen is nodig om beter te begrijpen wat fysiologische
waarden zijn voor dit eiwit. Tot slot vind ik het belangrijk om te benadrukken dat
de kans op myocarditis aanzienlijk hoger is bij een infectie met het coronavirus dan
na een COVID-vaccinatie. Dat heb ik eerder aangegeven in reactie op schriftelijke
vragen van het lid Van Haga (Groep van Haga) van 6 juli 202218, 25 augustus 202219 en 8 september 202220 en schriftelijke vragen van het lid Van Houwelingen (FvD) van 19 december 202221 en 27 januari 2023.
Vraag 24
Aan de hand van onder andere de studie die onder vraag 20 wordt aangehaald, acht u
het mogelijk dat er een groep mensen is bij wie er wel excessief veel of excessief
lang spike-eiwit wordt geproduceerd? Zo ja, om hoeveel mensen zou het kunnen gaan?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 24
Zie het antwoord op vraag 21.
Vraag 25
Bent u bekend met het feit dat er inmiddels twee studies gepubliceerd zijn, waarin
wordt aangetoond dat er een «klasse-switch» van de subklasse IgG1 en naar IgG4 ontstaat
bij mensen die gevaccineerd worden met mRNA-vaccins, iets dat niet gebeurt bij vaccinatie
met het vector-vaccin van AstraZeneca?22, 23
Antwoord 25
Ik heb kennisgenomen van de studies. Relevante wetenschappelijke ontwikkelingen worden
nauwlettend gevolgd en beoordeeld door de daarvoor aangewezen instanties.
Vraag 26
Gezien deze klasse-switch naar IgG4 zoals die in de twee studies, genoemd onder vraag
22, wordt beschreven, en het mogelijk ontstaan van tolerantie voor het spike-eiwit,
die waarschijnlijk het gevolg is van langdurige en herhaaldelijke systemische blootstelling
aan het antigeen, acht u het wenselijk en verstandig om bij een volgende golf opnieuw
iedereen boven de twaalf jaar te vaccineren tegen SARS-CoV-2 middels deze mRNA-techniek?
Antwoord 26
IgG4 heeft een aantal functionele biologische eigenschappen die verschillen van andere
antistoffen. Hoe en of deze eigenschappen zich in de praktijk uiten, is onbekend.
Alle relevante bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur worden nauwgezet gevolgd
en meegenomen in de afwegingen voor inzet van de verschillende vaccins. Zoals eerder
aangegeven zal de Gezondheidsraad voor de zomer van 2023 adviseren over de inzet van
COVID-19-vaccins op de (middel)lange termijn.
Vraag 27
Wat betekenen beide studies voor het beloop van toekomstige infecties bij diegenen
bij wie deze klasse-switch optreedt, dit in relatie met het gegeven dat SARS-CoV-2
virus nu volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) endemisch
is geworden, en we er rekening mee moeten houden dat we met enige regelmaat opnieuw
met dit virus geconfronteerd zullen worden? Moeten zij vrezen voor ernstig(er) verlopende
infecties? Bestaat de mogelijkheid dat zij chronisch geïnfecteerd raken en wellicht
(asymptomatische) dragers worden? Welke gevolgen zou dat kunnen hebben voor het zorgpersoneel
dat kwetsbare mensen moet verzorgen, aangezien deze groep immers vroeg en massaal
werd gevaccineerd, nog voordat deze gegevens bekend werden?
Antwoord 27
Zie het antwoord op vraag 24. Er is nog onvoldoende onderzoek gedaan naar de IgG4
switch. Naast antistoffen spelen overigens ook cellulaire mechanismen een belangrijke
rol in de bescherming tegen een ernstig beloop door COVID-19.
Vraag 28
Bent u bekend met de definitie van een pro-drug?
Antwoord 28
Ja.
Vraag 29
Deelt u de mening dat de mRNA-vaccins aan deze definitie voldoen? Als u dat niet eens
bent, kunt u dan uitleggen waarom de mRNA-vaccins niet aan deze definitie voldoen?
Begrijpt u dat de Kamer in dat geval hiervoor graag een solide en wetenschappelijke
onderbouwing zou willen zien?24, 25, 26, 27, 28
Antwoord 29
Nee, de mRNA-vaccins voldoen niet aan de definitie van een pro-drug. Een pro-drug
is een medicijn dat na inname in het lichaam wordt omgezet tot de actieve stof.
Vraag 30
Deelt u de mening dat de kennis waarover men nu beschikt over de biodistributie van
de mRNA-vaccins onvoldoende is om de veiligheid en de effectiviteit van deze techniek
op de langere termijn te garanderen, een en ander in relatie tot wat hierboven al
vermeld werd over de duur van de aanwezigheid van het synthetisch mRNA en het spike-eiwit
in de verschillende organen en de weefsels in het lichaam? Zo ja, wat is hiervoor
uw onderbouwing? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 30
Nee, die mening deel ik niet. Ten tijde van registratie van de mRNA-vaccins waren
voldoende (preklinische) gegevens over de biodistributie beschikbaar om niet te twijfelen
over de lange termijn werkzaamheid en veiligheid van de vaccins.
Vraag 31
Deelt u de mening dat bij hernieuwde golven van infecties veilig een nieuwe herhaalprik
aan de bevolking kan worden aangeboden in het licht van het voorgaande? Dit ook in
aanmerking genomen dat hierover geen betrouwbare wetenschappelijke gegevens voorhanden
zijn?
Antwoord 31
Bij de inzet van COVID-19-vaccins wordt steeds een zorgvuldige afweging gemaakt op
basis van advisering door onder andere de Gezondheidsraad en het OMT-vaccinaties.
Zij komen tot een advies op basis van de op dat moment beschikbare wetenschappelijke
gegevens, feiten en deskundige opvattingen van de commissieleden.
Vraag 32 en 33
Naar aanleiding van uw stelling in de vijfde alinea van uw antwoord: «Dit in tegenstelling
tot een infectie met het coronavirus, waarbij hij virus wel ongecontroleerd lichaamscellen
kan infecteren en zich vermenigvuldigt», hoe groot is de kans dat dit opnieuw gebeurt
als iemand de primaire infectie al eens heeft doorgemaakt, dit in aanmerking genomen
dat inmiddels vrijwel ieder Nederlandse burger in aanraking is geweest met SARS-CoV-2,
en we volgens de RIVM in de endemische fase zijn aanbeland?
In het verlengde van vraag 30: kunt u aangeven in hoeverre vaccinatie een adequate
mucosale immuunrespons opwekt om een hernieuwde infectie te voorkomen, en in hoeverre
vaccinatie dit doet?29, 30, 31
Antwoord 32 en 33
Een doorgemaakte infectie stimuleert het afweersysteem en zorgt voor aanmaak van antistoffen
en cellulaire immuniteit. Daardoor is iemand (gedeeltelijk) beschermd tegen een (her)infectie,
waarbij de mate van bescherming afhankelijk is van de variant(en) waarmee men geïnfecteerd
is geweest en de tijd die verlopen is sinds de infectie(s). Of de opgebouwde immuniteit
ook daadwerkelijk bescherming biedt tegen een nieuwe infectie is mede afhankelijk
van de variant die op dat moment circuleert en de mate waarin deze het immuunsysteem
weet te ontwijken.
Vraag 34
Hoe verhoudt een re-infectie met SARS-CoV-2, die zich in belangrijke mate beperkt
tot de slijmvliezen van de luchtwegen en het gastro-intestinale systeem, zich tot
een herhaalde vaccinatie, waarbij steeds opnieuw het spike-eiwit geïnduceerd door
het synthetische mRNA, systemisch tot expressie wordt gebracht?
Antwoord 34
Ook een re-infectie met het coronavirus kan ernstig verlopen32. Om ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 zoveel mogelijk te voorkomen, adviseerde
het OMT-V in het najaar van 2022 een COVID-19 vaccinatieronde. Op 23 februari 2023
heeft het OMT-V opnieuw een advies uitgebracht waarin werd geadviseerd in het voorjaar
van 2023 geen nieuwe revaccinatieronde te organiseren voor de algemene bevolking of
voor specifieke groepen. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn de brede immuniteit
tegen het coronavirus onder de bevolking, de mildere aard van de huidige virusvarianten
en de epidemiologische situatie. Hierover heb ik de Kamer op 10 maart jl. geïnformeerd.
Vraag 35
Kunt u, in het verlengde van vraag 32, vertellen in hoeverre het risico op ernstige
bijwerkingen bij het steeds opnieuw toedienen van een mRNA-vaccin, waarbij het milieu
interne van het menselijk lichaam steeds weer systemisch blootgesteld wordt aan hetzelfde
antigeen, stijgt, daalt of gelijk blijft? Ongeacht het antwoord, kunt u dit onderbouwen
met wetenschappelijke data?
Antwoord 35
Klinische studies met beide mRNA-vaccins geven geen aanwijzingen voor een verandering
in de frequentie of ernst van bijwerkingen met additionele herhaalprikken. In de basisserie
zijn na de tweede prik wel meer bijwerkingen zoals hoofdpijn en vermoeidheid vastgesteld
vergeleken met na de eerste prik. Dit is niet het geval voor de derde prik. Ook uit
de momenteel beschikbare post-marketing gegevens zijn er geen aanwijzingen voor een toename in frequentie en ernst van bijwerkingen
na meerdere herhaalprikken33, 34. Desalniettemin blijven aangewezen instanties dit nauwgezet in de gaten houden35.
Vraag 36, 37 en 38
Bent u bekend met het feit dat, in het licht van de snelle opeenvolging van nieuwe
dominante varianten van SARS-CoV-2, beschreven wordt dat er een fenomeen op kan treden
dat benoemd wordt als «original antigenic sin», «immune imprinting» of «antigenic
seniority», al naar gelang men de voordelen of nadelen van dit fenomeen meer op de
voorgrond wil plaatsen?36, 37
In het verlengde van vraag 34: bent u ervan op de hoogte dat dit verschijnsel in de
wetenschappelijke literatuur al genoemd wordt als verklaring voor de waarneming dat
booster-vaccinaties met een aangepast (BA4/BA5) vaccin niet tot een betere antistofrespons
leidt in vergelijking met het oorspronkelijke vaccin?38, 39
In het verlengde van vraag 34 en 35: bent u op de hoogte van studies waaruit blijkt
dat de bescherming van een vierde booster met het aangepaste vaccin (BA4/BA5) tegen
infectie en symptomatische COVID-19, in vergelijking met de derde booster duidelijk
minder goed blijkt te zijn, en ook minder lang aan blijkt te houden?40
Antwoord vraag 36, 37 en 38
Ik ben ervan op de hoogte dat immune imprinting in sommige studies als mogelijke oorzaak wordt gezien voor een relatief lage antistofrespons
op het omikron mRNA in bivalente vaccins.
Hoewel tot nu toe na elke herhaalprik een toename in bescherming is waargenomen, gevolgd
door geleidelijke afname, is vergelijking van bescherming tussen herhaalprikken in
absolute zin niet mogelijk. Dit komt door voortdurende veranderingen in de epidemiologische
situatie, de evolutie van omikronsubvarianten en de mate van immuniteit (door vaccinatie
en/of infectie) in bevolkingsgroepen.
Vraag 39
In het licht van bovenstaande, hoe groot is de kans dat het verschijnsel «imprinting»
alsnog leidt tot een toename van het aantal infecties, en wellicht ook de ernst van
de infecties, bij het dominant worden van nieuwe varianten, die ongetwijfeld nog zullen
ontstaan? Wat betekent dat voor eventuele nieuwe vaccinatiecampagnes, nu blijkt dat
aanpassing van het vaccin aan nieuwe varianten weinig tot geen nut heeft?
Antwoord 39
Hoewel het verschijnsel «imprinting» bestaat, kan het immuunsysteem wel degelijk nieuwe,
tegen de virusvariant gerichte, afweer ontwikkelen en toevoegen aan de bestaande immuniteit.
Imprinting leidt naar verwachting niet tot een toename (in de ernst) van infecties.
De aanname dat aanpassing van het vaccin aan nieuwe varianten weinig of geen nut had,
deel ik derhalve niet.
Vraag 40 en 41
In het verlengde van vraag 35 en 36: hoe kan het dat de farmaceutische industrie en
ook het RIVM beloofden dat een aanpassing van de vaccins tot een betere bescherming
zouden leiden dan de oudere vaccins gebaseerd op de oorspronkelijke «Wuhan-variant»,
in aanmerking genomen dat hierover op dat moment helemaal geen data beschikbaar waren
die dat konden staven?41, 42
Deelt u de mening dat de voormalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
in zijn brief aan de Kamer genaamd «Aanschaf Moderna-vaccins voor 2022» ten onrechte
de suggestie doet dat het aanpassen van de vaccins aan nieuwe varianten een zinvolle
strategie zou zijn ter bestrijding van COVID-19, ondanks het feit dat er op dat moment
geen enkele studie was die dit aantoonde? Zo nee, waarom niet?43
Antwoord 40 en 41
Het aanpassen van het vaccin aan nieuwe varianten is een zinvolle strategie. Hoewel
ook vaccinatie met het monovalente vaccin (tegen de oorspronkelijke Wuhan-variant)
een kruisbescherming biedt tegen andere varianten. De bescherming neemt echter wel
af naarmate de varianten meer verschillen van de Wuhan-variant. Zoals aangegeven in
het antwoord op vraag 37, kan een aangepast vaccin de immuniteit verbreden. Hier zijn
diverse studies naar gedaan.
Vraag 42
Kan u de bovenstaande 39 vragen ieder afzonderlijk beantwoorden
Antwoord 42
Vanwege de overlap in vragen heb ik ervoor gekozen dit niet te doen.
Vraag 43
Kan u de vragen beantwoorden voor het volgende «coronadebat»?
Antwoord 43
Dit is vanwege de aard van de vragen en de korte tijd tussen het indienen van de vragen
en het tweeminutendebat «ontwikkelingen rondom het coronavirus» (15 maart 2023) niet
gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.