Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de beantwoording van eerdere vragen inzake de betrokkenheid van het Ministerie van J&V en de DJI bij de zaak Engel
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Justitie en Veiligheid over de beantwoording van eerdere vragen inzake de betrokkenheid van het Ministerie van J&V en de DJI bij de zaak Engel (ingezonden 28 maart 2023).
Antwoord van de Ministers Weerwind (Rechtsbescherming) en van Yeşilgöz-Zegerius (Justitie
en Veiligheid) (ontvangen 9 mei 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 2319.
Vraag 1
Waarom is door het Openbaar Ministerie (OM) een dagvaarding gedeeld met Justis? Op
wiens verzoek/aangeven is dit gebeurd?1, 2
Antwoord 1
Zoals de Minister voor Rechtsbescherming in de eerdere beantwoording ook aangaf, worden
geen uitspraken gedaan over specifieke VOG-aanvragen.3 Een VOG-beoordeling verloopt via een vaste procedure. Justis heeft in de standaard
beoordelingsprocedure voor het zorgvuldig nemen van een beslissing de bevoegdheid
nadere informatie bij het Openbaar Ministerie (OM) op te vragen over (lopende) strafzaken.
Dit is in navolging van artikel 36, lid 3 van de Wjsg. Deze verzoeken verlopen altijd
vanuit Justis aan het OM.
Vraag 2
Waarom moest specifiek op 23 maart 2022 een beslissing worden genomen met betrekking
tot het afwijzen van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)? Was dit besluit onderdeel
van de instructie van het OM aan Justis, of werd deze opdracht door iemand anders
gegeven en zo ja, door wie? Is er over dit besluit en deze datum afstemming geweest
binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de uitvoerende rechterlijke macht
en/of de politie? Zo ja, op welke manier en wie waren hierbij allemaal betrokken,
in welke hoedanigheid op basis van welke bevoegdheden?
Antwoord 2
Een VOG wordt beoordeeld binnen de geldende beoordelingstermijnen. De datum die u
noemt was geen uitgangspunt. Binnen het proces van de VOG-beoordeling is geen ruimte
voor eventuele beïnvloeding of instructies door derden. Dit geldt voor alle VOG aanvragen,
dus ook voor het onderhavige geval. Er is dan ook geen afstemming geweest binnen het
Ministerie van Justitie en Veiligheid en de uitvoerende rechterlijke macht en/of de
politie.
Vraag 3 en 4
Waarom is de dagvaarding verstrekt aan Justis? Kunt u, als verantwoordelijk Minister
voor het OM, openheid geven over de vraag waarom dit is gebeurd?
Kunt u verklaren waarom het OM documentatie heeft aangeleverd aan Justis, terwijl
dit niet tot de normale gang van zaken behoort? Kunt u concreet onderbouwen wat de
meerwaarde en legitimiteit was van het verstrekken van deze stukken?
Antwoord 3 en 4
Een VOG-beoordeling verloopt via een vaste procedure. In het kader van de VOG-beoordeling
geldt dat in artikel 36, lid 1 van de Wjsg staat dat de Minister alle justitiële gegevens
bij de beoordeling kan betrekken. Justis heeft voor het zorgvuldig nemen van een beslissing
de bevoegdheid nadere informatie bij het OM op te vragen over (lopende) strafzaken.
Dit is in navolging van artikel 36, lid 3 van de Wjsg. Voor een goede en volledige
oordeelsvorming kunnen dagvaardingen ook onder de informatie vallen die Justis mag
betrekken bij de VOG beoordeling. Justis doet deze informatieverzoeken bij het OM.
Het OM beoordeelt of de informatie uit het strafdossier verstrekt kan worden.
Vraag 5
Wie nam het besluit dat het Kamerlid Van Haga geen toegang kreeg tot de Penitentiaire
Inrichting (PI), ondanks dat hij over zijn bezoek op voorhand contact had gehad met
de PI? Had de directeur van de PI niet meer medewerking moeten verlenen? Zo nee, waarom
niet? Kunt u aangeven op welke manier het lid Van Haga niet aan de voorwaarden had
voldaan voor een bezoek aan de PI, dat rechtvaardigt dat hem de toegang werd ontzegd?
Antwoord 5
Op 28 maart 2022 heeft de directeur van de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, het lid
Van Haga per mail laten weten dat hij van harte welkom is in de inrichting om een
aldaar verblijvende gedetineerde te bezoeken. Daarbij is randvoorwaardelijk dat de
gedetineerde hiertoe het initiatief neemt. De directeur heeft hem geïnformeerd dat
hij, als lid van de Tweede Kamer, volgens de Penitentiaire beginselenwet behoort tot
de groep van geprivilegieerd bezoek en toegang heeft tot de gedetineerde op de in
de huisregels vastgestelde tijd en plaats (art. 38.7 PBW).
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat er een speciale registratie is gedaan van persoonsgegevens van
de persoon W. Engel, in het Reglement politieregister GRIP? Klopt het dat dergelijke
registraties worden gedaan bij/voor terreurverdachten? Heeft deze registratie ertoe
geleid dat de Kamerleden Van Haga en Van Meijeren de toegang tot de PI werd ontzegd?
Antwoord 6
Op individuele casuïstiek kunnen wij niet ingaan. Registraties bij het GRIP hebben
tot doel het verkrijgen van landelijk inzicht gericht op de handhaving van orde en
veiligheid in de onder de DJI ressorterende inrichtingen, zoals het voorkomen van
gevaar voor vlucht en het bevorderen van de voorkoming en opsporing van strafbare
feiten door of met betrekking tot gedetineerden. De betreffende Kamerleden hebben
per mail een uitnodiging gekregen van de directeur om als geprivilegieerd bezoek langs
te komen. Er is geen sprake van het ontzeggen van toegang.
Vraag 7
Hoe lang wordt de u al op de hoogte gehouden van de zaak Engel? Als u niet betrokken
bent bij inhoudelijke afwegingen met betrekking tot deze zaak, op welke manier bent
u dan wel betrokken? Vanaf wanneer werd u geïnformeerd over deze zaak? Waarom werd
u al voor de aanhouding informatie verschaft en werd u per WhatsApp op de hoogte gehouden?
Heeft u deze zaak op dat moment besproken met andere Ministers en/of ambtenaren van
andere ministeries? Zo ja, met wie en met welk doel?
Antwoord 7
Zoals geantwoord op uw eerdere vraag, wordt de Minister van Justitie en Veiligheid
door het Openbaar Ministerie op hoofdlijnen geïnformeerd over het verloop van bepaalde
strafrechtelijke onderzoeken, voor zover de Minister deze nodig heeft zoals wettelijk
is geregeld in artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie.4 Door de Minister van Justitie en Veiligheid te informeren over de hoofdlijnen van
een strafzaak wordt zij in staat gesteld haar politieke verantwoordelijkheid te kunnen
nemen voor de gedragingen van het Openbaar Ministerie. Dit betekent dat de Minister
van Justitie en Veiligheid ook geïnformeerd kan worden voordat het Openbaar Ministerie
bijvoorbeeld een verdachte aanhoudt, maar ook over eventuele persberichten en communicatie
van het OM, omdat zij hier ook vragen over kan krijgen. Naast dat zij geïnformeerd
is in deze zaak heeft zij verder geen betrokkenheid bij deze zaak. Aangezien het hier
een lopende strafzaak betreft, doet de Minister van Justitie en Veiligheid hierover
verder geen uitspraken.
Vraag 8
Waarom beroept u zich in uw antwoord over de openbaarmaking van communicatie aangaande
de zaak Engel op het «belang van de Staat»? Kunt u concreet uitleggen op welke manier
het belang van de Staat met de openbaarmaking van deze communicatie in gevaar komt?
Kunt u dit juridisch onderbouwen, ook met het oog op de stelling dat u niet inhoudelijk
betrokken is bij de strafzaak? Is het weigeren tot openbaarmaking van de communicatie
geen schending van het recht van de heer Engel op een eerlijk proces? Hoe kan nu worden
bepaald of er geen politieke inmenging en/of sturing is geweest?
Antwoord 8
Welke informatie onder het belang van de Staat kan vallen, wordt zorgvuldig beoordeeld.
Verschillende aspecten kunnen een reden vormen om informatie «in het belang van de
Staat» niet te verstrekken. In dit geval ziet uw verzoek op stukken die figureren
in een strafrechtelijk onderzoek of dat hebben gedaan en die de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer raken. Openbaarmaking van gegevens die een rol spelen in
de opsporing en vervolging van strafbare feiten kan die opsporing en vervolging frustreren.
In het algemeen zal daarom geen informatie worden verstrekt over een strafrechtelijke
procedure die nog loopt. Evenmin zal informatie worden verstrekt over concrete gevallen
waarin van vervolging is afgezien, mede in verband met de belangen van de ex-verdachte.
Daarnaast is ook de persoonlijke levenssfeer van (onder andere) een verdachte per
definitie in geding als het stukken van een (lopend) strafrechtelijk onderzoek betreft.
In bijvoorbeeld het Kamerstuk 2001/02, 28 362, nr. 2 wordt nader ingegaan op de reikwijdte van artikel 68 Grondwet.
Voor zover een verdachte dan wel zijn raadsman meent dat er stukken aan het dossier
toegevoegd moeten worden, kan dat verzoek schriftelijk en met redenen omkleed op grond
van artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering aan de officier van justitie worden
gedaan. Indien de officier van justitie van mening is toegedaan dat deze stukken niet
aan het dossier moeten worden gevoegd, kan de verdachte dan wel zijn raadsman hiertegen
ageren bij de rechter-commissaris.
Vraag 9
Blijft u bij uw stelling dat er geen contact is geweest tussen de u, uw departement
en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Zo ja, hoe
verklaart u dan dat er in meerdere mailwisselingen van uw departement met betrekking
tot de zaak Engel mailadressen voorkomen van medewerkers van de NCTV?
Antwoord 9
Zoals is geantwoord op uw eerdere vraag, is er geen contact geweest tussen de NCTV
en het Openbaar Ministerie over deze strafzaak.5 De NCTV maakt onderdeel uit van het bestuursdepartement van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid. Uw vraag of er contact is geweest tussen het departement en de NCTV
gaat van de onjuiste veronderstelling uit dat dit niet het geval is. Voor zover u
doelt op contacten binnen het departement ter voorbereiding van een mondelinge vraag
van een lid van de Tweede Kamer, waarover bij een eerder Woo-besluit stukken zijn
geopenbaard, wijst de Minister van Justitie en Veiligheid erop dat deze na binnenkomst
standaard aan alle onderdelen van het bestuursdepartement worden gezonden, ten behoeve
van een snelle en adequate voorbereiding.
Vraag 10
Aangezien u in uw antwoord op vraag 8 aangeeft dat de NCTV «gestopt» is met het «signaleren
en duiden van dergelijke ontwikkelingen die onlosmakelijk verbonden zijn met (uitingen
en gedragingen van) personen op sociale media», dan moet toch worden geconcludeerd
dat er wel degelijk sprake was van een gerichte opdracht aan de NCTV om bepaalde personen
in de gaten te houden? Indien u volhoudt dat dat niet het geval was, hoe verklaart
u dan de Woo-documentatie waarin de heer Engel en Viruswaarheid zeer regelmatig worden
vermeld? Erkent u dat hiermee aan dossieropbouw is gedaan met betrekking tot de heer
Engel en Viruswaarheid bij of door de NCTV, de politie, de Algemene Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (AIVD) en/of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
(MIVD)?
Antwoord 10
De conclusie die u trekt kan niet worden afgeleid uit het antwoord van de Minister
van Justitie en Veiligheid op uw eerdere vraag en is bovendien onjuist.6 Uit uw vervolgvraag kan niet op worden opgemaakt op welke Woo-documentatie u doelt,
zodat het antwoord op uw laatste deelvraag onbeantwoord moet blijven.
Vraag 11
Klopt het dat, gezien de documentatie van en vermelding van de heer Engel en Viruswaarheid
in politiedossiers, NCTV- en Woo-stukken, de heer Engel verdacht werd van opruiing
met een terroristisch kenmerk en hij daarmee dus inderdaad in het vizier was van de
NCTV?
Antwoord 11
Nee, dit klopt niet.
Vraag 12
Bent u op de hoogte gesteld van de op 12 januari 2022 gedane aangifte door de heer
Dikkeboom van opruiing en bedreiging met een terroristisch kenmerk, waarna op 20 of
21 januari een verkennend onderzoek werd gestart?
Antwoord 12
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 13
Is het juist dat dit onderzoek vooral is ingegeven door vragen van de heer Engel op
Twitter, over de financiën van de destijds aanstaande Minister van Financiën, mevrouw
Kaag? Is er met mevrouw Kaag gesproken over de heer Engel? Is er naar aanleiding van
deze vragen door de NCTV gesproken over de heer Engel?
Antwoord 13
Er worden geen uitspraken gedaan over een lopende strafzaak aangezien deze nog onder
de rechter is. De Minister van Justitie en Veiligheid noch de Minister voor Rechtsbescherming
heeft met mevrouw Kaag gesproken over het strafrechtelijk onderzoek. Er is door de
NCTV naar aanleiding van deze vragen niet met mevrouw Kaag of met anderen gesproken
over de heer Engel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.