Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller en Hagen over de aanpak van milieucriminaliteit
Vragen van de leden Sneller en Hagen (beiden D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de aanpak van milieucriminaliteit (ingezonden 24 maart 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 9 mei 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 2274.
Vraag 1
Onderschrijft u de conclusie van de Algemene Rekenkamer1 dat de huidige strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit onvoldoende afschrikwekkend
is en ook geen vergelding teweeg brengt, nu 55 procent van de milieuzaken middels
een transactie worden afgedaan waarbij geen schuld bekend hoeft te worden?
Antwoord 1
Zowel de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat als ik vinden de constatering
van de Algemene Rekenkamer dat de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit
onvoldoende afschrikwekkend is uiteraard ernstig. Daarom laat het Ministerie van JenV
onderzoek doen naar de straftoemeting bij (ernstige) milieudelicten. Het gaat dan
om de sanctietoepassing bij ernstige milieudelicten in de praktijk en eventuele belemmeringen
bij het opleggen van een doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sanctie.
De laatste jaren worden meer zaken afgedaan met een OM strafbeschikking. Een strafbeschikking
berust op een schuldvaststelling. Wanneer een verdachte geen verzet tegen die strafbeschikking
doet legt hij zich bij die schuldvaststelling neer.
Vraag 2
Deelt u de mening dat transacties effectiever zouden kunnen zijn als het Openbaar
Ministerie (OM) een in de wet verankerde bevoegdheid krijgt om bij een transactie
met een rechtspersoon een compliance-maatregel op te leggen, en om alsnog tot vervolging
over te gaan wanneer het bedrijf de compliance-maatregel als onderdeel van de transactievoorwaarden
niet naleeft?
Antwoord 2
Die mening deel ik. De transactiemodaliteit vergroot de buitengerechtelijke mogelijkheden
om milieucriminaliteit in de sfeer van de rechtspersoon snel en efficiënt af te doen.
De officier van justitie kan een transactieaanbod doen waarin een of meer voorwaarden
worden gesteld ter voorkoming van vervolging. In het nieuwe Wetboek van Strafvordering
is specifiek voor de transactie een titel gereserveerd (in Boek 3, Hoofdstuk 4). Deze
titel zal via een aanvullingswet invulling krijgen. Die aanvullingswet zal een regeling
van de transactie bevatten, waarin de naleving van aanwijzingen in het kader van gedragstoezicht
gericht op compliancebeleid als nieuwe transactievoorwaarde zal zijn opgenomen. Dergelijke
aanwijzingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het tot stand brengen, implementeren
en naleven van een complianceprogramma. Bij niet-naleving van de transactievoorwaarden
kan het openbaar ministerie tot vervolging overgaan. Het streven is om de genoemde
aanvullingswet in het eerste kwartaal van 2024 in formele consultatie te geven (zie
de achtste voortgangsrapportage van het nieuwe Wetboek van Strafvordering2).
Vraag 3
Onderschrijft u de conclusie van het OM dat er een verplichte reclassering moet komen
voor bedrijven die een transactie zijn aangegaan met het OM, die onafhankelijk toezicht
houdt op de naleving van de transactie-afspraken?3
Antwoord 3
In de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de voortgang
van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) zal een eerste
reflectie op dit onderwerp worden gegeven. Deze brief zal naar verwachting voor het
zomerreces aan uw Kamer worden aangeboden.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat bedrijven bij wie de
kans op overtreding hoog is in absolute zin weinig worden geïnspecteerd? Welke stappen
zijn er op dit gebied inmiddels gezet?
Antwoord 4
Zowel de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat als ik vinden de constateringen
van de Algemene Rekenkamer uiteraard zorgelijk en zijn van mening dat overtreders
van milieuwetgeving moeten worden aangepakt. Hoe dat het beste kan worden vormgegeven,
bekijkt de Staatssecretaris van IenW samen met de betrokken partners binnen het IBP
VTH, onder andere door invulling te geven aan aanbeveling 74 van de commissie Van Aartsen om te komen tot één uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid
en één uitvoeringsprogramma per regio. Een meer uniform beleid en programma zou moeten
leiden tot efficiëntere inzet van onder andere toezichthouders.
Vraag 5
Deelt u de mening dat veelplegers op het gebied van milieucriminaliteit harder bestraft
zouden moeten worden op het moment dat zij opnieuw de fout ingaan om herhaling te
voorkomen? Zo ja, bent u bereid om een veelplegersaanpak te ontwikkelen met het oog
op het aanpakken van de kleine groep bedrijven die verantwoordelijk is voor het overgrote
deel van de in Nederland gepleegde milieucriminaliteit?
Antwoord 5
Het plegen van milieudelicten is onacceptabel, extra kwalijk is het als het meer dan
één keer gebeurt. Op dit moment geeft de nieuwe Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht5 omgevingsdiensten al mogelijkheden (op basis van de wet- en regelgeving) om bij recidive
zwaarder te straffen, ook in het kader van het strafrecht. Voor bedrijven die vallen
onder het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo-bedrijven) bestaat reeds een veelplegersaanpak.
De implementatie hiervan vindt plaats in de regio. Voor het kunnen optreden bij recidive
bij alle typen bedrijven is het van belang dat de bevoegde gezagen, de omgevingsdiensten
en het OM de benodigde informatie hebben en delen. Inspectieview is hierin helpend.
Ook zal de veelplegersaanpak worden versterkt met de investeringen in extra opsporings-
en vervolgingscapaciteit die het Kabinet heeft gedaan, zoals aangegeven in de brief
van 21 oktober 20226. Op dit moment acht ik aanvullende maatregelen voor de aanpak van veelplegers niet
nodig en is het aan de uitvoerende diensten om met het beschikbare instrumentarium
hier invulling aan te geven.
Vraag 6
Hoe en wanneer bent u van plan opvolging te geven aan motie-Hagen/Sneller (die op
6 december 2022 is aangenomen) over het expliciet in de Wet op de economische delicten
opnemen dat de sancties op milieudelicten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend
moeten zijn, zodat de rechter beter in staat wordt gesteld om straffen op te leggen
die in verhouding staan tot de overtreding (Kamerstuk 22 343, nr. 344)?
Antwoord 6
De opvolging van de motie wordt opgepakt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid
en zal niet naar de letter maar naar de geest zijn. Zoals aangegeven in de brief van
21 oktober 20227 is het opnemen van «doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend» in de Wet economische
delicten niet passend. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid zal opdracht geven
voor een wetenschappelijk onderzoek naar de huidige wijze van straffen en de effectiviteit
daarvan bij milieufeiten. In het onderzoek wordt meegenomen hoe opvolging aan de motie
kan worden gegeven.
Daarnaast wordt op dit moment in Europees verband de Richtlijn 2008/99/EG8 (milieustrafrecht) herzien. Hierbij worden ook de daarin opgenomen sanctiemogelijkheden
voor milieudelicten tegen het licht gehouden. Bij de implementatie van deze herziening
wordt ook naar de hoogte van de sancties voor milieudelicten in meer algemene zin
gekeken.
Vraag 7
Hoe en wanneer verwacht u opvolging te geven aan motie-Hagen/Sneller (die op 6 december
2022 is aangenomen) over het opzetten van een met privacy waarborgen omkleed gedeeld
informatiesysteem waarvan alle bestuurlijke en strafrechtelijke diensten die betrokken
zijn bij opsporing en handhaving van milieucriminaliteit gebruik kunnen maken (Kamerstuk
22 343, nr. 329)?
Antwoord 7
De opvolging van motie-Hagen/Sneller is ondergebracht in pijler 3 (informatie-uitwisseling
en datakwaliteit) van het IBP VTH. Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen
in september 20229 en de brief van 16 maart 2023 met de beantwoording van de vragen die zijn gesteld
in het schriftelijk overleg10, zijn de betrokken partijen binnen pijler 3 bezig met het in kaart brengen van het
informatielandschap van het VTH-stelsel. Dit zal mede de grondslag zijn voor het formuleren
van verbetervoorstellen voor de informatievoorziening van het VTH-stelsel en de wijze
waarop invulling aan genoemde motie wordt gegeven. De Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat verwacht medio 2023 meer concreet te kunnen aangeven hoe de motie wordt
ingevuld.
Vraag 8
Heeft u zicht op de omvang en de aard van milieucriminaliteit in Nederland? Klopt
het dat de kosten van milieucriminaliteit mogelijk veel hoger liggen dan de schattingen
van 4,4 miljard euro, gezien het beperkte zicht op de omvang?
Antwoord 8
Het is afhankelijk van de gehanteerde definitie hoe groot de omvang van de kosten
van milieucriminaliteit wordt geschat. In 2022 schatte de ILT de milieuschade op 5,5
miljard euro per jaar.11 De acties die plaatsvinden in pijler 3 (informatie-uitwisseling en datakwaliteit)
van het IBP VTH, hebben tot doel de informatiepositie van partijen te verbeteren.
Deze acties kunnen in de toekomst verder bijdragen in het vormen van een beeld van
de omvang van milieucriminaliteit. Milieucriminaliteit is over het algemeen haalcriminaliteit:
het milieu doet zelf geen aangifte, waardoor je er actief naar op zoek moet. Hierdoor
is het helaas niet in alle gevallen bekend dat er sprake is van milieucriminaliteit.
Daardoor is het niet mogelijk om een volledig beeld te geven van de exacte aard en
omvang.
Vraag 9
Op welke manier is er sinds het rapport van de Algemene Rekenkamer gewerkt aan de
informatiepositie van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en daarmee uw eigen
informatiepositie op het gebied van het functioneren van het stelsel van vergunningverlening,
toezicht en handhaving (VTH-stelsel)? Hoe verhoudt zich dit tot de recente berichtgeving
over gebrekkig toezicht vanuit de ILT?12
Antwoord 9
Inmiddels is met de coalitieakkoordgelden voor versterking van VTH bij de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT – een bedrag oplopend van 2 miljoen euro in 2022 tot
6 miljoen euro in 2024) de capaciteit van de Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD)
van de ILT uitgebreid. Er zijn twee nieuwe teams geformeerd- een team Intelligence
en een team Informatie, Data & Analyse- die de focus hebben op het aanleggen, onderhouden
en versterken van de informatiepositie van de ILT-IOD. Dit vergroot de mogelijkheden
om een strafrechtelijk onderzoek uit te voeren en versterkt mijn informatiepositie
binnen het milieudomein.
Daarnaast is de ILT binnen het IBP VTH gestart met de thematische en signalerende
onderzoeken naar het functioneren van het VTH-stelsel. Het doel van deze onderzoeken
is om aan mij te rapporteren over het functioneren van het VTH-stelsel in de uitvoeringspraktijk
en het boven water krijgen van tekortkomingen binnen het VTH-stelsel milieu. De Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat heeft u op 19 april jl. het eerste thematische onderzoek
van de ILT inclusief mijn beleidsreactie toegestuurd.
Het door uw Kamer aangehaalde signaal van de ILT gaat over het stelsel van de certificerende
instellingen. Dit betreft een ander stelsel dan het VTH-stelsel, al gaat het ook hier
om het uitwisselen van informatie. Bij het stelsel van de certificerende instellingen
heeft de ILT aanwijzingen dat in bepaalde sectoren onterecht certificaten worden afgegeven.
In dit kader werkt de ILT ook aan de verbetering van haar eigen toezicht. Zoals het
toezicht op de individuele private partijen, als dat bij de taak van de inspectie
hoort. Verder doet de ILT een oproep aan alle betrokken partijen, zoals de certificerende
instellingen, om de manier waarop de stelsels werken en hun rol daarin te verbeteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.