Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Campen en Valstar over de bedreiging van de inheemse natuur door het rode gevaar: ‘de Amerikaanse rivierkreeft’
Vragen van de leden Van Campen en Valstar (beiden VVD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof over de bedreiging van de inheemse natuur door het rode gevaar: «de Amerikaanse rivierkreeft» (ingezonden 10 maart 2023).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof), mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 8 mei 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2019.
Vraag 1
Wat is de actuele stand van zaken van het in het voorjaar van 2021 gestarte bestuurlijke
overleg om met betrokken partijen tot een strategie rondom uitheemse rivierkreeften
te komen en van de in 2016 ingezette maatregel toestaan commerciële bevissing door
de beroepsvisserij?
Antwoord 1
Dit traject loopt nog volop. De rivierkreeft-problematiek heeft mijn nadrukkelijke
aandacht en ik hecht aan een gezamenlijke strategie met onder meer mijn ambtgenoot
van I&W en de Unie van Waterschappen, want uitheemse rivierkreeften veroorzaken uiteenlopende
problemen. In het traject is geïdentificeerd welke handelingsperspectieven en acties
nodig en haalbaar zijn om de rivierkreeft-problematiek beter te kunnen beheersen.
Daarbij is geconcludeerd dat op verschillende punten nog onderzoek en uitwerking nodig
is. Ook is geconcludeerd dat daadwerkelijke grootschalige bestrijding in grote open
watersystemen geen haalbare optie is. Hierover bent u ook eerder geïnformeerd in de
beantwoording van Kamervragen van lid Boswijk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 2704). De uitwerking van wat wel mogelijk is en wie daarbij welke rol op zich moet nemen
loopt op dit moment nog en vindt plaats binnen de kaders van het genoemde bestuurlijke
overleg.
Vraag 2
Bent u bekend met de oproep van vijftien partijen in de Zuid-Hollandse Krimpenerwaard
die u in december 2022 opriepen om met spoed uitheemse rivierkreeften grootschalig,
duurzaam en georganiseerd te bestrijden?1
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Indien ja, welke actie heeft u na deze oproep ondernomen en indien nee, welke actie
bent u alsnog bereid hierop te ondernemen en bent u bereid om tegemoet te komen aan
de in de brandbrief opgenomen oproep om uitheemse rivierkreeften acuut te bestrijden?
Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Antwoord 3
In de beantwoording van genoemde brief is aangegeven dat om te komen tot een realistisch
handelingsperspectief er nog verdere uitwerking en onderzoek nodig is. Tegelijk is
aangegeven dat gekeken gaat worden op welke onderdelen van de programmatische aanpak
al in de komende periode tot versnelling kan worden gekomen. Het gaat dan om verdere
grootschalige wegvangpilots door waterbeheerders om vast te stellen met welke vangstintensiteit
tegen welke kosten welke reductie in de populaties kan worden bewerkstelligd. Ook
is nog niet duidelijk hoe frequent deze visserij moet worden herhaald om de populaties
op het lagere niveau te houden. De pilots helpen om dit inzichtelijk te maken. Waterbeheerders
kunnen die pilots snel starten ofwel door beroepsvissers in te huren ofwel door zelf
ontheffing aan te vragen voor het wegvangen. Daarnaast wordt bekeken of aanpassing
van regelgeving over wie met vangtuigen op de dieren mag vissen kan worden versneld.
Ik ga daar in onderstaande nog verder op in.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat de huidige aanpak van de rivierkreeft, die zich vooral kenmerkt
door overleg, herhaaldelijk onderzoek en bestrijding door uitsluitend beroepsvissers,
niet bepaald succesvol is aangezien exáct dezelfde oproep ook in 2015 klonk vanuit
de Krimpenerwaard en ziet u dat op dit moment verschillende waterschappen los van
elkaar dit probleem proberen aan te pakken, maar daarbij niet beschikken over voldoende
mankracht en middelen?2
Antwoord 4
Waterbeheerders kunnen het grootschalig wegvangen van uitheemse rivierkreeften nu
al vormgeven door beroepsvissers in te huren om tegen betaling een bepaald watersysteem
van uitheemse rivierkreeften te ontdoen. Omdat de beroepsvissers de marktwaardige
kreeft kunnen verkopen hoeven zij hierbij alleen voor de vangst van de niet marktwaardige
uitheemse rivierkreeften betaald te worden. Voordeel is dat de beroepsvissers al over
de benodigde vistuigen (op dit moment nog fuiken en korven) beschikken en de vaardigheden
hebben om deze vangtuigen op de juiste wijze te hanteren. Daarbij is het overigens
niet mogelijk de populaties volledig weg te vissen. Daarvoor zijn de dieren te wijd
verspreid en planten deze zich te snel voort. Dit is ook gebleken uit de eerdere proef
in het gebied van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, waarover u
in de eerdere beantwoording van Kamervragen bent geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 2704).
Vraag 5
Indien ja, bent u bereid om van de onderzoeks- en overlegtafel spoedig over te gaan
tot het actief tegengaan van de Amerikaanse rivierkreeft die in al haar vormen tegenwoordig
niet alleen meer voorkomt in West-Nederland maar, getuige uw eigen verspreidingskaarten,
inmiddels in wateren door heel Nederland en ziet u daarbij een regierol weggelegd
voor het Rijk?3
Antwoord 5
Op de beperkte haalbaarheid van het grootschalig wegvangen van rivierkreeften in open
watersystemen ben ik onder vraag 1 en vraag 4 reeds ingegaan. Tevens verwijs ik u
op dit punt naar de beantwoording van de eerdere Kamervragen over dit onderwerp (Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2704). Wel is het wellicht mogelijk in kleinere watersystemen, en zeker in geïsoleerd
liggende wateren, de dieren tot een laag populatieniveau terug te dringen. De afweging
wie uiteindelijk de regie moet gaan voeren als het gaat om het daadwerkelijk lokaal
bestrijden van uitheemse rivierkreeften en wie hiervoor de kosten voor zijn rekening
neemt is nu nog niet goed te maken. Hier zal in de komende periode het gesprek tussen
alle betrokken partijen over worden gevoerd. Van belang hiervoor is om in beeld te
hebben welk handelingsperspectief op grotere schaal realistisch is en welke kosten
hiermee dan gemoeid zijn.
Vraag 6
Deelt u de mening dat exoten als de Amerikaanse rivierkreeft de veiligheid van dijken
en overige waterkeringen kunnen bedreigen, aangezien deze waterkeringen door het graven
van deze diersoort schade kunnen ondervinden en dat dit een gevaar vormt?
Antwoord 6
Voor de beantwoording hiervan verwijs ik naar de eerdere beantwoording van de Kamervragen
(vraag 5 van lid Boswijk, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2704), waarin nadrukkelijk op dit onderwerp is ingegaan. In het algemeen kan worden gesteld
dat beschadiging diverse oorzaken kan hebben, waaronder schade door graverij. Waterschappen
voeren dijkinspecties uit om eventuele beschadigingen en verzwakkingen van dijken
tijdig te signaleren. Om vervolgens passende maatregelen voor herstel te treffen om
de veiligheid te borgen. In aanvulling op de eerdere beantwoording van de Kamervragen
van lid Boswijk ten aanzien van de dijkafschuiving in Reeuwijk merk ik op dat het
oorzakelijk onderzoek is uitgevoerd door Deltares en in februari 2023 is opgeleverd4. Hierin is gevonden dat de dijkafschuiving niet is veroorzaakt door rivierkreeften,
maar door een combinatie van andere factoren.
Vraag 7
Indien ja, ziet u dat huidige wet- en regelgeving er op dit moment niet voldoende
op is toegerust om dit gevaar het hoofd te bieden en hoe ziet u daarin een rol voor
samenwerking met provincies en waterschappen om deze wet- en regelgeving wel in de
juiste stand te krijgen?
Antwoord 7
Gevaar voor waterkeringen is niet aan de orde. Bestrijding (of beter: terugdringing
naar een bepaald laag populatieniveau) kan voor sommige wateren wel mogelijk en wenselijk
zijn. Ik ben hier onder de vragen 1, 4 en 5 ook op ingegaan. Daarbij kan binnen de
huidige regelgeving al door (ingehuurde) beroepsvissers met inzet van fuiken aan bestrijding
worden gedaan. Als aangegeven onder vraag 3 ben ik bereid om in afstemming met de
Minister van LNV te bekijken of aanpassingen in de regelgeving desondanks wenselijk
en nodig zijn. Het gaat dan om de vraag of de gebruikte vangtuigen naast beroepsvissers
ook door bijvoorbeeld medewerkers in dienst van de waterbeheerder kunnen worden ingezet.
Daarbij weeg ik de volgende zaken mee. De meest gebruikte vangtuigen om rivierkreeften
te vangen, zijn fuiken. Deze zijn niet primair gemaakt voor kreeftenvangst, maar voor
visvangst. Per fuik kunnen dus naast uitheemse rivierkreeften tientallen tot vaak
honderden vissen (en in kleinere wateren ook amfibieën) worden bijgevangen. Deze bijvangst
moet levend worden teruggezet en hierop moet ook toezicht kunnen plaatsvinden. Echter,
een deel van de bijgevangen dieren zal toch schade hebben ondervonden en zal na terugzet
niet overleven. Daarbij moeten voor het effectief wegvangen van de uitheemse rivierkreeften
fuiken vaak om de 30 meter in de watergangen geplaatst worden. Dit is een zeer hoge
visserij-intensiteit waarmee in potentie ook veel ecologische nevenschade kan optreden.
Dit is de reden dat zorgvuldig moet worden afgebakend wie, aanvullend aan beroepsvissers,
met deze vistuigen aan de slag kunnen gaan. Ook de handhaving hiervan is een belangrijk
vraagstuk, omdat visstroperij (vaak op paling) nu immers ook meestal plaatsvindt met
fuiken. Om al deze redenen is het van belang hierin een zorgvuldige weging te maken.
In de tussentijd kan bestrijding door waterbeheerders overigens gewoon plaatsvinden
door hiervoor beroepsvissers in te huren, of kan door waterbeheerders ontheffing worden
aangevraagd voor bevissing in pilotgebieden.
Vraag 8
Waar baseert u de stelling op dat er «op dit moment meer dan voldoende beroepsvissers
zijn die dit (bevissing) uit zouden kunnen voeren, afgezet tegen de huidige behoefte
aan bestrijdingsinzet» en hoe stelt u deze behoefte vast aangezien voor schade aan
bijvoorbeeld waterkeringen door rivierkreeften, anders dan bij bevers, geen gegevens
worden bijgehouden?5, 6
Antwoord 8
Op schade aan waterkeringen ben ik onder vraag 6 ingegaan. Graafschade door rivierkreeften
in waterkeringen komt nauwelijks voor en wordt door de waterschappen nog niet als
probleem ervaren. Mocht deze graafschade in de toekomst toenemen dan blijkt dit uit
de jaarlijkse inspecties van de waterschappen en zullen deze gegevens worden bijgehouden.
Met betrekking tot de inzet door beroepsvissers moet ik constateren dat deze route
door waterbeheerders tot dusver nog weinig is toegepast, terwijl deze manier van bestrijding
relatief eenvoudig en tegen redelijke kosten is vorm te geven. Over heel Nederland
zijn er vijf tot tien beroepsvissers die tegen betaling hiervoor kunnen worden ingehuurd.
Deze kunnen dan gedurende een of enkele maanden op de wateren worden ingezet om de
populatie uitheemse rivierkreeften daar tot een bepaald niveau terug te dringen. De
sectororganisatie voor beroepsbinnenvissers (NetViswerk) heeft aangegeven daarbij
als aanspreekpunt en makelaar te kunnen fungeren om vraag en aanbod bij elkaar te
brengen.
Vraag 9
Hoeveel beroepsvissers zijn momenteel actief bij de bestrijding van de Amerikaanse
rivierkreeft en hoeveel gemeenten, waterschappen en provincies zijn hierbij betrokken?
Kunt u voorts een overzicht geven van het aantal lopende pilots in het kader van de
strategie rondom uitheemse rivierkreeften?
Antwoord 9
Op de inzet van beroepsvissers ben ik onder vraag 8 ingegaan. Op dit moment zijn in
het land de onderstaande acht pilots in uitvoering om een goede aanpak van de problematiek
te bepalen. De pilots richten zich op bestrijding van rivierkreeften door wegvangst,
beheersing van de dieren door het aquatisch ecosysteem weerbaarder te maken, of een
combinatie van beide.
• Kreeftenbestrijding door middel van wegvangst in agrarische polder in de Krimpenerwaard;
2021–2023; Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
• Natuurherstel met kreeftenbeheersing in de Molenpolder; 2021–2025; Waterschap Amstel,
Gooi en Vecht, Provincies Utrecht en Noord-Holland, gemeente Amsterdam en andere.
• Ontwikkeling en praktijkproeven van een onderscheidend, effectief en selectief vangtuig
met beperkte bijvangst en/of zonder ecologische schade; 2022–2024; Hoogheemraadschap
van Delfland en Ministerie van LNV.
• Praktijkproef van wegvangst rivierkreeften met als doel de krabbenscheerpopulatie
te herstellen in Zegveld; 2022–2023; Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden.
• Praktijkproef naar effectiviteit van natuurvriendelijke inrichtings- en beheermaatregelen
op populatie rivierkreeften; 2022–2025; Hoogheemraadschap van Rijnland en gemeente
Leiden.
• Praktijkproef naar kreeftenbeheersing door predatie van alen; 2021–2023; Provincie
Noord-Brabant.
• Praktijkproef naar kreeftenbeheersing met de zogenaamde kreeftensleuf, waarmee rivierkreeften
uit het watersysteem worden verwijderd; 2021–2022; Waterschap Brabantse Delta.
• Praktijkproef naar korte termijn bestrijdings- en lange termijn beheermaatregelen
om de kreeftenpopulatie te reduceren, zodat in verband met luchtvaartveiligheid minder
vogels door rivierkreeften worden aangetrokken; 2022–2025; Schiphol en Hoogheemraadschap
van Rijnland.
Vraag 10
Hoe staat het met de door uw ambtsvoorganger uitgesproken zorg over de rivierkreeft
en de toegezegde juridische verkenning om te kijken waar meer ruimte mogelijk is voor
kosteneffectieve vangst van de Amerikaanse rivierkreeft?7
Antwoord 10
Ik deel de zorgen van mijn ambtsvoorganger over de impact van uitheemse rivierkreeften.
De verkenning waar u aan refereert loopt op dit moment. Hierbij zijn alle partijen
betrokken: de ministeries van LNV en I&W, de waterbeheerders, gemeenten, provincies
en sectororganisaties. Op de hiermee samenhangende mogelijke aanpassing van regelgeving
over de inzet van beroepsvistuigen ben ik onder de vragen 3 en 7 ingegaan.
Vraag 11
Wat is de stand van zaken van het door uw ambtsvoorgangster toegezegde onderzoek naar
het effect van bevissing van uitheemse rivierkreeften op «duurzaam minder kreeften»
en «tot minder schade aan oevers en ecosystemen» en kunt u het betreffende onderzoek
delen met de Kamer?8
Antwoord 11
In het eerdere antwoord dat u in uw vraag aanhaalt is aangegeven dat aanvullend onderzoek
wordt gedaan. Het betreft meerdere onderzoeken. Helaas kunnen geen generieke uitspraken
over het effect van bevissing worden gedaan, omdat omstandigheden per gebied variëren.
Belangrijke onderzoeken hebben tot dusver al plaatsgevonden in de Krimpenerwaard en
de Molenpolder, maar deze onderzoeken beantwoorden niet alle vragen en werpen ook
weer vervolgvragen op. Zo laten de pilots in deze gebieden zien dat terugkeer van
waterplanten bij intensief wegvangen van uitheemse rivierkreeften mogelijk is. De
vraag is echter of waterplanten op langere termijn aanwezig blijven zonder herhaald
wegvangen van uitheemse rivierkreeften, omdat de kreeftenpopulatie zich waarschijnlijk
weer kan herstellen. Andere kernvraag blijft welke visserij-intensiteit nodig is om
in grotere gebieden de dieren naar een laag populatieniveau terug te dringen; en welk
populatieniveau nodig is om effecten van de dieren grotendeels «kwijt te zijn». Wegvangen
van uitheemse rivierkreeften kan daarbij een onderdeel zijn van een breder pakket
aan maatregelen in een poging om tot duurzaam herstel te komen.
Vraag 12
Wat is de onderbouwing van de uitspraak van uw ambtsvoorgangster dat «het niet verstandig
lijkt om uitheemse rivierkreeften door vrijwilligers en derden te laten bevissen ter
voorkoming van snellere en verdere verspreiding van soorten kreeften» en deelt u de
mening dat deze uitspraak merkwaardig is aangezien de Amerikaanse rivierkreeft zich
inmiddels vrijwel overal in de Nederlandse zoetwateren bevindt?9
Antwoord 12
In de beantwoording van vraag 7 ben ik uitgebreid ingegaan op de praktische aspecten
van de bestrijding van rivierkreeft met fuiken (en korven) en ook op de ecologische
en stroperij risico’s die hieraan verbonden zijn. Gelet op die risico’s vind ik het
niet wenselijk dat eenieder overal in Nederland met fuiken (en korven) mag vissen
ter bestrijding van de rivierkreeft. Bovendien zitten niet alle kreeftensoorten overal
in Nederland; er zijn ook nog niet gekoloniseerde gebieden. Ondeskundig vangen en
hanteren van uitheemse rivierkreeften brengt een risico op verdere verspreiding naar
«schone» gebieden met zich. Daarom ligt het in de rede dat, waar bestrijding mogelijk
is, dit wordt vormgegeven door de waterbeheerders, inclusief de inzet van professionals
die met fuiken (en korven), of liever nog met een nieuw selectief vangtuig voor rivierkreeft,
de dieren kunnen wegvangen.
Vraag 13
Ziet u dat met de juiste afspraken, richtlijnen en voorschriften met betrokken partijen
prima kan worden voorkomen dat bredere inzet van vangtuigen leidt tot, zoals uw ambtsvoorganger
uitsprak, «stroperij en ecologische schade door bijvangst van vissen en amfibieën»?10
Antwoord 13
Op de risico’s van ecologische nevenschade ben ik onder vragen 7 en 12 ingegaan. Zoals
aangegeven bij de beantwoording van vraag 7 ben ik bereid om samen met de Minister
van LNV te bekijken of naast inzet door beroepsvissers ook inzet van fuiken (en korven)
door medewerkers in dienst van de waterbeheerders een optie is. Hieraan zitten nog
wel een aantal uitwerkingspunten met name in relatie tot de handhaving en visstroperij-bestrijding,
zoals ik die onder vraag 7 heb toegelicht. Om dit te ondervangen heeft het Ministerie
van LNV samen met het Hoogheemraadschap van Delfland eerder ook een opdracht uitgezet
voor de ontwikkeling van een nieuw en onderscheidend kreeftenvangtuig. Dit vangtuig
is nog in ontwikkeling en heeft als doel dat hiermee selectief uitheemse rivierkreeft
kan worden gevangen. Daarmee vervalt de problematiek van de schade door bijvangsten
van vissen en amfibieën zoals die geldt voor fuiken en korven. Ook vereenvoudigt dit
de handhaving omdat dan voor handhavers al op afstand is vast te stellen of iemand
met een fuik vist (en dus mogelijk illegaal bezig is), of dat een rivierkreeftbestrijder
met het specifieke vangtuig aan de slag is. Het nieuwe selectieve kreeftenvangtuig
zal deze zomer in een grootschalige veldproef worden getest. Daarna is meer duidelijk
of, en op welke termijn, dit vangtuig grootschalig kan worden toegepast voor kreeftenbestrijding.
Over de uitwerking van dit punt en wat dit betekent voor eventuele aanpassingen in
de regelgeving zal in de komende periode in het bestuurlijk overleg tussen alle betrokken
partijen verder worden gesproken.
Vraag 14
Wat zou uw appreciatie zijn wanneer de Kamer de regering zou verzoeken om een voorstel
uit te werken waarbij bevissing met fuik en kreeftenkorf, uitsluitend ter bevissing
van de Amerikaanse rivierkreeft, breder wordt toegestaan dan voor enkel de beroepsvisserij,
bijvoorbeeld ook door hobbyvissers en agrariërs en om voortaan gegevens over de schade
en risico’s van de Amerikaanse rivierkreeft op het gebied van veilige landbewerking,
vee(drenking), te behalen Kaderrichtlijn Water (KRW)-doelen, visstand, en de ontwikkeling
van recreatie en natuur bij te houden?
Antwoord 14
Ik heb in bovenstaande toegelicht langs welke wegen ik bereid ben tot stappen te komen
en waar ik eventuele mogelijkheden voor versnelling zie. Hierin past dat we reeds
nu met voorrang bekijken op welke wijze naast beroepsvissers ook medewerkers in dienst
van waterbeheerders met vangtuigen rivierkreeften kunnen bestrijden. Bij voorkeur
zou dit plaatsvinden op basis van het in ontwikkeling zijnde nieuwe selectieve vangtuig
wat deze zomer in een grootschalige veldproef wordt uitgetest. Alternatief is dat
toch naar fuiken-inzet wordt gekeken, waarvan ik de bijbehorende aandachtspunten heb
benoemd. Inzet van fuiken en kreeftenkorven (die dus niet selectief zijn) door anderen
dan professionals, zoals hobbyvissers en agrariërs, is daarbij dus geen optie. De
argumenten hiervoor heb ik uitvoerig toegelicht onder de vragen 7 en 12.
Mijn appreciatie van het bijhouden van gegevens over schade en risico’s zou zijn dat
ik dit eerst met de betrokken partijen van het bestuurlijk overleg zou willen verkennen.
Eerst wil ik van de deelnemers horen hoe zij hier naar kijken alvorens gezamenlijk
te bepalen of bijhouden van al die gegevens wenselijk, nodig en haalbaar is.
Vraag 15
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Antwoord 15
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof -
Mede namens
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.