Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie inzake RIVM-notitie over PFAS-afvalverwerking (Kamerstuk 35334-221)
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
28 089
Gezondheid en milieu
Nr. 248
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 mei 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 10 februari 2023 over de reactie op verzoek commissie inzake RIVM-notitie over
PFAS-afvalverwerking (Kamerstukken 35 334 en 28 089, nr. 248) en over de brief van 7 februari 2023 over de samenvatting van het restrictievoorstel
PFAS (per- en polyfluoralkylstoffen) (Kamerstuk 35 334, nr. 220).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 maart 2023 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
VVD-fractie
2
CDA-fractie
3
Partij voor de Dieren-fractie
4
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie
op het verzoek van de commissie inzake de RIVM-notitie over PFAS-afvalverwerking en
de samenvatting van het restrictievoorstel PFAS. Deze leden hebben daar nog enkele
vragen over.
De leden van de CDA-fractie willen hun dank uitspreken voor de voorbereiding van het
restrictievoorstel PFAS. Deze leden zien het als een goede zaak dat gewerkt wordt
aan het zoveel mogelijk beperken van de productie van PFAS. Deze leden hebben nog
enkele vragen over de (toekomstige) reikwijdte van het voorstel.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van
de stukken op de agenda en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de samenvatting van het restrictievoorstel PFAS
dat er geen uitzondering voor essentieel gebruik van PFAS wordt gemaakt. Deze leden
streven naar een goede balans tussen gezondheid en effecten van maatregelen op de
samenleving. Zij zijn daarom niet voor een verbod op PFAS die gebruikt worden bij
essentiële toepassingen, zolang er geen alternatieven zijn. Deelt de Staatssecretaris
deze mening? Kan de Staatssecretaris meer duidelijkheid geven over de gevolgen van
het verbod op toepassingen van PFAS in de gezondheidszorg (zoals bij protheses, stents
en andere medische hulpmiddelen)? En bij de energietransitie (waterstoftechnologie,
kabels en leidingen)? En in de bouw? En in toepassingen, zoals voedsel- en medicijnverpakkingen,
smeermiddelen, koelmiddelen en elektronica? Hoe gaat het restrictievoorstel om met
PFAS-houdende producten en middelen die van buiten de Europese Unie op de Europese
markt worden gezet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners van het restrictievoorstel optie
RO2 voorstellen als de meest evenwichtige optie, waarin meer afwijkingen en langere
overgangsperiodes zijn opgenomen. Biedt optie RO2 genoeg mogelijkheden om het gebruik
van PFAS in essentiële toepassingen zonder grote nadelige consequenties voor de samenleving
uit te faseren en, zo ja, welke mogelijkheden zijn dat dan? Kan de Staatssecretaris
aangeven hoe zij invulling geeft aan de uitzondering voor essentiële PFAS zonder alternatief
zoals zij in haar antwoord op vragen van deze leden heeft aangegeven, tijdens het
commissiedebat Leefomgeving van 7 april 2022 (Kamerstuk 30 175, nr. 412)?
De leden van de VVD-fractie lezen dat niet gekozen is voor een stof-voor-stofbenadering
in het restrictievoorstel, omdat dit veel tijd vergt en een totaalverbod een waterbedeffect
voorkomt. Van veel PFAS is echter onbekend hoe bioaccumulerend en toxisch ze zijn.
Worden de gezondheidseffecten van andere PFAS onderzocht? Zo ja, wanneer worden de
resultaten van dit onderzoek verwacht? Zet de Europese Commissie in op het stimuleren
van het zoeken naar alternatieven voor PFAS? Op welke manier borgt de Europese Commissie
dat alternatieven niet de ongewenste en vervuilende middelen van de toekomst zullen
zijn?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre er bij de totstandkoming van dit voorstel
rekening is gehouden met de verschillende belangen van alle betrokken stakeholders,
waaronder de chemische industrie, de innovatieve bedrijven in de energiesector, de
medische wereld en de elektrische automotive. Is het voor bedrijven en andere belanghebbenden
voldoende duidelijk dat binnenkort aanvullende informatie kan worden ingebracht in
de consultatieronde? Is er een impactanalyse gedaan die de effecten op de beschikbaarheid
van protheses en stents en de ontwikkeling van waterstof- en elektrische mobiliteit
inzichtelijk maakt? Is de Staatssecretaris bereid die alsnog te laten uitvoeren?
De leden van de VVD-fractie lezen in de notitie van het RIVM over PFAS-afvalverwerking
en PFAS-emissies dat het bedrijf Indaver ervan verdacht wordt dat het te veel PFAS
loost via afvalwater in de Schelde en in de Westerschelde. Hoeveel PFAS mocht Indaver
op grond van zijn vergunning tot juni 2022 lozen en hoeveel is dat na aanpassing van
de vergunning op 18 juni 2022? Kan de Staatssecretaris aangeven of het kabinet informatie
heeft uit Vlaanderen of Indaver aan de op 18 juni 2022 vastgestelde lozingsnormen
voldoet? Hoe verhouden de vergunde lozingsnormen voor Indaver zich ten opzichte van
Nederlandse lozingsvergunningen voor Chemours en voor een afvalverwerker als ATM Moerdijk?
Wordt vanuit Vlaanderen verdere aanpassing van de vergunning voorzien? Zijn er in
Noordwest-Europa locaties bekend die de verwerking van PFAS-houdend afval zodanig
uitvoeren dat in dezelfde mate als Indaver (of erger) zorgen voor grote lozingen bij
verwerking, afbraak of vernietiging van PFAS bestaan? Passen Indaver en andere bekende
PFAS-verwerkers alle beste beschikbare technieken (BBT) toe, die in Nederland bekend
zijn voor het beperken van PFAS-lozingen? Welke innovatieve, nieuwe verwerkingsmethodieken
(zoals bijvoorbeeld 365Water) kunnen worden ingezet bij het verwerken van PFAS-afval
en in welke mate stimuleert Nederland het ontwikkelen en het gebruik van deze innovatieve
saneringstechnieken?
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen welke rol nu al met PFAS vervuilde gebieden en
wateren spelen in het gezamenlijke restrictievoorstel. Behelst dit voorstel ook maatregelen
of ambities om wateren, zoals de Westerschelde, te zuiveren op PFAS? Mocht dit niet
het geval zijn, dan vragen deze leden of dit op termijn deel gaat uitmaken van het
gezamenlijke restrictievoorstel of de gezamenlijke aanpak. Als dit wel het geval is,
vragen deze leden om welke maatregelen, ambities en financiële middelen het hier gaat.
De leden van de CDA-fractie zijn ook benieuwd naar de rol van afvalverwerkers in het
PFAS-restrictievoorstel. Zelfs als een verbod op de productie van PFAS van kracht
is, zal PFAS nog vele decennia blijven bestaan, omdat het in huidige producten is
verwerkt. Deze leden vragen dan ook welke rol afvalverwerkers in het PFAS-restrictievoorstel
spelen. Welke rol spelen afvalverwerkers in de verwerking van PFAS over pakweg 20
en 40 jaar? Wat gebeurt er over 40 jaar met nog bestaande PFAS?
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich grote zorgen over het feit
dat in 5% van het landbouwgif PFAS zit. Die «forever chemicals» worden dus gewoon
op het land uitgestrooid. Deze leden betreuren het dat in het restrictievoorstel voor
PFAS landbouwgif is uitgezonderd. Beaamt de Staatssecretaris dat het onacceptabel
is dat andere industrieën op termijn wel een PFAS-verbod opgelegd krijgen, maar de
landbouw niet? Waarom wel, of waarom niet? In het commissiedebat PFAS en gezondheidseffecten
van 2 februari 2023 (Kamerstuk 35 334, nr. 230) antwoordde de Staatssecretaris hierop dat landbouwgif in een andere verordening
is geregeld, en daarom niet onder dit restrictievoorstel valt. Kan de Staatssecretaris
bevestigen dat het nieuwe voorstel ook een wijziging van de (bestaande) verordening
voor het op de markt brengen van landbouwgif zou kunnen behelzen? Heeft het kabinet
daarop ingezet? Zo ja, wat was hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet? En is de
Staatssecretaris voornemens zich op een andere manier in te zetten voor een verbod
op het gebruik van PFAS in landbouwgif?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben daarnaast een aantal vragen over
de overgangstermijnen in het restrictievoorstel. Deze leden lezen namelijk dat er
twee opties zijn voor overgangstermijnen: standaard 18 maanden of gedifferentieerde
overgangstermijnen van 18 maanden plus eventueel 5 of 12 jaar. Ze lezen ook dat de
Staatssecretaris de voorkeur heeft voor gedifferentieerde overgangstermijnen. Is de
Staatssecretaris het met deze leden eens dat, vanwege de schadelijkheid en persistentie
van PFAS, moet worden voorkomen dat PFAS in het milieu terechtkomt? Zo ja, hoe verenigt
de Staatssecretaris dit dan met een overgangstermijn van in het slechtste geval 13,5
jaar? Dat zou betekenen dat PFAS, vanaf het ingaan van de PFAS-restrictie, nog jarenlang
zou ophopen in het milieu. De Staatssecretaris erkent dat langere overgangstermijnen
leiden tot een verschuiving van gezondheids- en milieueffecten naar toekomstige generaties.
Waarom vindt de Staatssecretaris dit aanvaardbaar? Hoe verenigt zij dit met haar verantwoordelijkheid
voor een schone leefomgeving, ook voor toekomstige generaties? Deelt de Staatssecretaris
de analyse dat als er korte overgangstermijnen voor producten met PFAS gaan gelden,
de industrie juist wordt gestimuleerd om snel met alternatieven te komen? Terwijl
bedrijven bij lange overgangstermijnen juist veel langer de tijd kunnen nemen dan
nodig is? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat chemiebedrijf 3M, dat heeft aangegeven
eind 2025 te stoppen met de productie van PFAS, laat zien dat ellenlange overgangstermijnen
helemaal niet nodig zijn om «de industrie zich te laten voorbereiden op een soepele
overgang naar alternatieven»? Deze leden vragen ook, áls er wordt besloten tot de
gedifferentieerde overgangstermijnen, welke producten er dan zouden vallen onder de
overgangstermijnen van 18 maanden plus 5 jaar en 18 maanden plus 12 jaar. Hoe zorgt
de Staatssecretaris er dan voor dat zo min mogelijk gebruik wordt gemaakt van deze
lange overgangstermijnen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen tot slot alvast vooruitlopen
op de verdere behandeling van de Kamerbrief Enkele toezeggingen gedaan tijdens het commissiedebat PFAS op 2 februari 2023 (Kamerstuk 35 334, nr. 231). Deze leden lezen hierin dat het volgens de Minister en Staatssecretaris niet mogelijk
is een volledig landsdekkend overzicht van PFAS-hotspots op te stellen, en dat daarbij
verwezen wordt naar het rapport «PFAS Aandachtslocaties». In dit rapport uit 2022
worden enkele aandachtslocaties aangewezen.1 Deze leden vragen concreet: waarom lukt het de Minister en Staatssecretaris niet
om meer aandachtslocaties in beeld te krijgen, terwijl dit journalisten wel is gelukt?
Zoals onder andere blijkt uit artikelen verschenen op Le Monde2 en The Guardian3
, waarin journalisten op basis van openbare informatie een groot aantal door PFAS-vervuilde
locaties in Europa in beeld hebben weten te brengen.
II Reactie van de bewindspersoon
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie zijn niet voor een verbod op PFAS die gebruikt worden
bij essentiële toepassingen, zolang er geen alternatieven zijn en vragen of de Staatssecretaris
deze mening deelt.
Ik vind het net als de VVD belangrijk dat er alternatieven zijn, en als die er niet
zijn dat het belangrijk is dat er tijd is om alternatieven te vinden. Daarom staat
in het restrictievoorstel voor enkele toepassingen een extra overgangstermijn van
5 of 12 jaar boven op de standaard 18 maanden (bijv. 5 jaar extra voor brandstofcellen
waarmee waterstof direct omgezet wordt in elektrische energie, of airco’s in auto’s
met een verbrandingsmotor en 12 jaar extra voor waterdichte en vetafstotende kleding
in bij brandweer en defensie, implanteerbare medische hulpmiddelen). Het begrip «essentieel»
is geen criterium in geldende regelgeving, de verordening REACH. Het voorstel is opgesteld
volgens de criteria die er wel staan. Dat wil zeggen dat is gekeken naar het risico
voor gezondheid en milieu en naar de sociaaleconomische gevolgen van inperking. De
conclusie van deze wetenschappelijke weging is dat de nadelen door de risico’s van
PFAS zwaarder wegen in de sociaaleconomische analyse dan de voordelen.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris meer duidelijkheid kan geven
over de gevolgen van het verbod op toepassingen van PFAS in de gezondheidszorg (zoals
bij protheses, stents en andere medische hulpmiddelen).
En bij de energietransitie (waterstoftechnologie, kabels en leidingen)? En in de bouw?
En in toepassingen, zoals voedsel- en medicijnverpakkingen, smeermiddelen, koelmiddelen
en elektronica?
Voorafgaand aan het opstellen van het restrictievoorstel zijn belanghebbenden geraadpleegd
en is een oproep voor informatie («call for evidence») gedaan. Hierin is gevraagd
om informatie, met onderbouwing, aan te leveren over de beschikbaarheid van alternatieven.
Daar waar voldoende sterk bewijs is aangeleverd voor het ontbreken van alternatieven
op dit moment, is een tijdelijke uitzondering voor het gebruik van PFAS voorgesteld.
Waar geen of onvoldoende sterk bewijs is aangeleverd over het ontbreken van alternatieven,
of voldoende sterke informatie over de aanwezigheid van alternatieven, is de standaard
overgangsperiode van 18 maanden aangehouden. Waar de onderbouwing wel voldoende sterk
was, is gekozen voor 5 of 12 jaar boven op de overgangstermijn van 18 maanden, afhankelijk
van de mate waarin al zicht is op het beschikbaar komen van alternatieven.
De gevolgen van deze overgangstermijnen voor de sectoren en de daarin gebruikte toepassingen
zijn, op basis van beschikbare informatie, beschreven in Annex E van het voorstel
(en samengevat in tabel 8 en 9 van het hoofddocument). In de consultatie kan nieuwe
informatie worden ingebracht die zou kunnen leiden tot een beter zicht op de gevolgen
en zo nodig aanpassingen in het voorstel.
Vraag 3
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het restrictievoorstel omgaat met PFAS-houdende
producten en middelen die van buiten de Europese Unie op de Europese markt worden
gezet.
Het restrictievoorstel gaat over het op de markt brengen van stoffen en producten
met PFAS en geldt daarmee ook voor alle stoffen, mengsels en producten die van buiten
de EU komen.
Vraag 4
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners van het restrictievoorstel optie
RO2 voorstellen als de meest evenwichtige optie, waarin meer afwijkingen en langere
overgangsperiodes zijn opgenomen. Biedt optie RO2 genoeg mogelijkheden om het gebruik
van PFAS in essentiële toepassingen zonder grote nadelige consequenties voor de samenleving
uit te faseren en, zo ja, welke mogelijkheden zijn dat dan?
Met de huidige inzichten kan PFAS, met de voorgestelde overgangstermijnen, zonder
grote nadelige gevolgen worden uitgefaseerd. De mogelijkheden tot uitfaseren bestaan
uit het toepassen van alternatieve, minder schadelijke stoffen of het accepteren van
verminderde functionaliteit van bepaalde producten. Stakeholders worden nadrukkelijk
verzocht om aanvullende, liefst kwantitatief onderbouwde, informatie aan te leveren
in de 6 maanden consultatieperiode die op 22 maart 2023 is gestart. Het begrip essentiële
toepassing is niet gebruikt in het voorstel, omdat dit geen wettelijke basis heeft
binnen REACH.
Vraag 5
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe zij invulling
geeft aan de uitzondering voor essentiële PFAS zonder alternatief zoals zij in haar
antwoord op vragen van deze leden heeft aangegeven, tijdens het commissiedebat Leefomgeving
van 7 april 2022?
Het restrictievoorstel is opgesteld door REACH-agentschappen in vijf landen, de besluitvorming
zal plaatsvinden door stemming in een regelgevend comité met alle lidstaten. Het begrip
essentiële toepassing is niet gebruikt in het voorstel, omdat dit geen wettelijke
basis heeft binnen REACH. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
De leden van de VVD-fractie lezen dat niet gekozen is voor een stof-voor-stofbenadering
in het restrictievoorstel, omdat dit veel tijd vergt en een totaalverbod een waterbedeffect
voorkomt. Van veel PFAS is echter onbekend hoe bioaccumulerend en toxisch ze zijn.
Worden de gezondheidseffecten van andere PFAS onderzocht? Zo ja, wanneer worden de
resultaten van dit onderzoek verwacht?
De wetenschappelijke wereld doet continu onderzoek naar de gezondheidseffecten van
andere PFAS. Het aantal PFAS is dusdanig groot, dat het niet realistisch is te wachten
met beheersmaatregelen tot deze informatie beschikbaar is, ook met het oog op betreurenswaardige
vervanging waarbij een gereguleerde stof wordt vervangen door een nog niet gereguleerde
stof (bijv. een PFAS) die in praktijk even schadelijk is. Daarnaast is de zeer hoge
persistentie in het milieu een factor die van groot belang is bij deze afweging, omdat
bij voortzetting van productie en gebruik de gehalten in het milieu zullen blijven
stijgen. Daarmee zijn op termijn milieu en gezondheidseffecten niet te vermijden.
Vraag 7
De leden van de VVD-fractie vragen of de Europese Commissie inzet op het stimuleren
van het zoeken naar alternatieven voor PFAS.
Het restrictievoorstel zal leiden tot het stimuleren van het zoeken naar alternatieven
voor PFAS. Dit is primair een taak van het bedrijfsleven. Bedrijven zijn ervoor verantwoordelijk
dat ze stoffen en producten op de markt brengen die niet leiden tot een risico voor
gezondheid of milieu. Het aankomende verbod maakt het voor bedrijven economisch interessant
om alternatieven aan te bieden. Zo komen steeds meer PFAS-vrije alternatieven op de
markt, onder meer voor voedselverpakkingen, pannen en regenjassen.
Vraag 8
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de Europese Commissie borgt dat
alternatieven niet de ongewenste en vervuilende middelen van de toekomst zullen zijn.
In het restrictievoorstel is, daar waar al beschikbaar, ook gekeken naar geschiktheid
en eventuele ongewenste effecten van alternatieven en die informatie is meegewogen
bij het opstellen van dit voorstel. Voor toekomstige alternatieve stoffen geldt dat
bedrijven deze – voor zover dat nog niet is gedaan – moeten registeren en daarbij
informatie moeten overleggen over eigenschappen van de stof, risico en eventuele voorschriften
voor veilig gebruik.
Vraag 9
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre er bij de totstandkoming van dit voorstel
rekening is gehouden met de verschillende belangen van alle betrokken stakeholders,
waaronder de chemische industrie, de innovatieve bedrijven in de energiesector, de
medische wereld en de elektrische automotive.
Bij het opstellen van het voorstel zijn twee consultatieronden gehouden om alle belanghebbenden
de kans te geven relevante informatie aan te leveren over bijvoorbeeld toepassingen,
risico’s voor mens en milieu, beschikbare alternatieven en sociaaleconomische gevolgen.
Het voorstel ligt nu bij het EU-agentschap voor chemische stoffen (ECHA). Die heeft
kortgeleden de openbare raadpleging over het voorstel geopend die loopt tot en met
25 september en die belanghebbenden de kans biedt om gericht aan te geven op welke
punten het voorstel te streng zou zijn, of niet streng genoeg, en met een onderbouwing
daarvan. Die informatie wordt meegewogen in het verder vormgeven van de restrictie.
Vraag 10
De leden van de VVD-fractie vragen of het voor bedrijven en andere belanghebbenden
voldoende duidelijk is dat binnenkort aanvullende informatie kan worden ingebracht
in de consultatieronde?
Tijdens het persmoment op 7 februari is duidelijk gemaakt dat er een inspraakperiode
is. Ook wordt het vermeld op de website van het Europees Chemicaliën Agentschap (ECHA)
en de RIVM-website. De pers heeft dit ook opgepakt. Het is daarnaast bekend bij een
groot aantal brancheorganisaties zoals VNCI4, Plastics Europe, Vereniging Afvalbedrijven en Cefic5 en het RIVM heeft in februari een presentatie gegeven op een door VNCI georganiseerde
bijeenkomst. Op 5 april zal er door ECHA ook een online informatiesessie voor stakeholders
gehouden worden, waarbij de verwachting is dat de opkomst zeer hoog zal zijn.
Vraag 11
De leden van de VVD-fractie vragen of er een impactanalyse is gedaan die de effecten
op de beschikbaarheid van protheses en stents en de ontwikkeling van waterstof- en
elektrische mobiliteit inzichtelijk maakt? Is de Staatssecretaris bereid die alsnog
te laten uitvoeren?
Voor alle sectoren is een impactanalyse op hoofdlijnen gemaakt, dus ook voor de in
de vraag genoemde sectoren. Hierbij is gebruik gemaakt van informatie die vanuit deze
sectoren is aangeleverd. Zie tabel 8 en 9 in het hoofddossier en meer uitgebreid in
Annex E. De analyse is gemaakt op basis van de beschikbare informatie. Daarom wordt
ook nadrukkelijk verzocht aan stakeholders om aanvullende informatie aan te leveren
in de consultatieperiode van 6 maanden die op 22 maart 2023 is gestart.
Vraag 12
De leden van de VVD-fractie lezen in de notitie van het RIVM over PFAS-afvalverwerking
en PFAS-emissies dat het bedrijf Indaver ervan verdacht wordt dat het te veel PFAS
loost via afvalwater in de Schelde en in de Westerschelde.
Hoeveel PFAS mocht Indaver op grond van zijn vergunning tot juni 2022 lozen en hoeveel
is dat na aanpassing van de vergunning op 18 juni 2022?
Op basis van informatie die ik gehad heb van de Vlaamse overheid zijn in de onderstaande
tabel de lozingseisen opgenomen uit de vergunningen die tot 18 juni 2022 geldig was
en daarna.
Waarden in µg/l. Het vergunde debiet bedraagt 4800 m3/dag.
Parameter
Vergunning dd 8/12/2020
Parameters PFAS geldig tot 31/12/2021
Vergunning dd 18/06/2022
Parameters PFAS geldig tot 18/06/2023
PFHpA
1,8
0.1
PFOA
3.5
0.1
PFBS
20
0.1
PFHxS
2
0.1
PFOS
6
0.1
6:2 FTS
0.1
8:2 diPAP
0.1
8:2 FTS
0.1
HFPO-DA
0.1
PFBA
0.1
PFHxDA
0.1
PFPeS
0.1
PFTeDA
0.1
PFODA
0.1
PFDA
0.1
PFHpS
0.1
PFUnDA
0.1
PFHxA
20
0.1
PFPeA
10
0.1
Vraag 13
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of het kabinet
informatie heeft uit Vlaanderen of Indaver aan de op 18 juni 2022 vastgestelde lozingsnormen
voldoet.
De kwaliteit van het afvalwater wordt zowel door het bevoegd gezag als het bedrijf
gecontroleerd. Het bevoegd gezag is de Vlaamse Milieumaatschappij. Uit de meetgegevens
van de Vlaamse Milieumaatschappij blijkt dat er na juni 2022 op 3 individuele analyses
na (op een totaal van 162) alle resultaten voor PFAS beneden de 0.1 µg/l liggen. In
drie analyses was een kleine verhoging te zien. Hierover is de Vlaamse Milieumaatschappij
in gesprek met Indaver. De Omgevingsinspectie beziet of Indaver de zelfcontrole op
een juiste manier uitvoert. Zij geven aan dat Indaver dit in het algemeen goed heeft
gedaan, echter dat op 7 februari 2023 een overschrijding van één parameter is geconstateerd.
De Omgevingsinspectie heeft Indaver hierop aangesproken om de oorzaak te onderzoeken
en te voorkomen dat het nogmaals gebeurt.
Vraag 14
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de vergunde lozingsnormen voor Indaver zich
verhouden ten opzichte van Nederlandse lozingsvergunningen voor Chemours en voor een
afvalverwerker als ATM Moerdijk?
Voor emissies van PFAS die als Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) zijn aangemerkt, geldt
in Nederland de verplichting om die emissies zoveel als mogelijk te voorkomen en waar
dit niet mogelijk is de emissies te minimaliseren. Zowel Chemours als ATM Moerdijk
hebben afvalwaterstromen waarin PFAS aanwezig kan zijn. Chemours beschikt over zowel
een vergunning van de omgevingsdienst DCMR als Rijkswaterstaat. Beide vergunningen
zijn getoetst aan de in Nederland vastgestelde normen voor oppervlaktewater en drinkwater
en voldoen aan alle gestelde eisen. De PFAS-emissie bedraagt ongeveer 7 kg/jaar.
Bij ATM vindt de lozing plaats via de RWZI Bath (indirecte lozing). De activiteiten
die ATM uitvoert zijn gereguleerd door middel van een omgevingsvergunning afgegeven
door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant namens de provincie Noord-Brabant.
Het waterschap Brabantse Delta treedt op als adviseur. De PFAS die in het afvalwater
van ATM zit, is afkomstig uit de afvalstromen die ATM inneemt en verwerkt. In deze
afvalstromen zitten vele verschillende PFAS-componenten diffuus verspreid en in lage
concentraties. De PFAS-emissie bedraagt ongeveer 10 kg/jaar.
ATM is bezig om, in overleg met de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, een Vermijdings-
en Reductieprogramma voor PFAS in afvalwater op te stellen. Op basis hiervan zullen
maatregelen worden genomen om de emissie van PFAS verder te reduceren conform de minimalisatieverplichting
voor ZZS. De verwachting is dat gezien de technische complexiteit van de benodigde
zuiveringstechnieken dit nog enkele jaren zal duren.
Vraag 15
De leden van de VVD-fractie vragen of vanuit Vlaanderen verdere aanpassing van de
vergunning wordt voorzien?
De lozingseisen die aan Indaver zijn opgelegd zijn geldig tot 18 juni 2023. Volgens
de Vlaamse wetgeving betekent dit dat er na deze datum geen meetbare concentraties
boven de rapportagegrens aanwezig mogen zijn. Vlaanderen heeft in het afgelopen jaar
de rapportagegrens voor de meeste PFAS naar beneden bijgesteld tot 20 ng/l (voor een
aantal uitzonderingen geldt nog de rapportagegrens van 50 ng/l). Vanaf 19 juni 2023
zal Indaver moeten voldoen aan deze nieuwe waarden. Als Indaver toch nog hogere lozingsnormen
wenst dan moeten ze hiervoor tijdig een vergunningaanvraag indienen. Vlaanderen heeft
aangegeven dat Nederland betrokken zal worden indien Indaver een dergelijk traject
zal starten. Het initiatief ligt dus niet bij de Vlaamse overheid om de vergunning
aan te passen maar bij het bedrijf.
Vraag 16
De leden van de VVD-fractie vragen of er in Noordwest-Europa locaties bekend zijn
die de verwerking van PFAS-houdend afval zodanig uitvoeren dat in dezelfde mate als
Indaver (of erger) zorgen voor grote lozingen bij verwerking, afbraak of vernietiging
van PFAS bestaan.
Voor de meeste PFAS hanteert de ILT de «Tijdelijke uitvoeringslijn PFAS en EVOA».6 Op basis van deze uitvoeringslijn zijn op dit moment internationale transporten van
PFAS-verdacht afval naar verschillende verwerkers in België, Denemarken, Duitsland
en Frankrijk vergund.7
De ILT deed actief navraag bij de bevoegde autoriteiten in deze landen. Over deze
verwerkers, Indaver daargelaten, ontving de ILT geen signalen waardoor zij twijfelt
aan de juiste verwerking van het PFAS-verdachte afval. De ILT ontving ook geen signalen
over het niet conform BBT verwerken van dit afval door deze verwerkers.
Over de verwerking bij Indaver (Antwerpen) ontving de ILT wel dergelijke signalen.
Of bij Indaver sprake is van onjuiste verwerking onderzoekt de ILT nog.
Vanwege de veelvuldige toepassingen van PFAS in verschillende productgroepen, wordt
PFAS in verschillende afvalstoffen aangetroffen. Er is momenteel nog geen Europese
definitie die bepaalt wanneer afval als PFAS-houdend moet worden aangemerkt. Wel kent
de Europese POP-verordening8 regels voor drie PFAS-soorten9, waardoor afvalstoffen met die PFAS boven bepaalde concentratiewaarden als «POP-houdend»
geclassificeerd moeten worden. Dat afval dient dan zo verwerkt te worden dat de in
die afvalstof aanwezige PFAS vernietigd of onomkeerbaar omgezet wordt.
Vraag 17
De leden van de VVD-fractie vragen of Indaver en andere bekende PFAS-verwerkers alle
beste beschikbare technieken (BBT) toepassen, die in Nederland bekend zijn voor het
beperken van PFAS-lozingen.
De ILT heeft op dit moment onvoldoende informatie om uitspraken te doen over het toepassen
van BBT door Indaver (Antwerpen). De ILT handelt deze casus af conform de Europese
Verordening Overbrenging Afvalstoffen, en moet nog een definitief besluit nemen.
De ILT deed actief navraag bij de bevoegde autoriteiten in België, Denemarken, Duitsland
en Frankrijk. De ILT ontving geen signalen over het niet conform BBT verwerken van
dit afval door de bij de ILT bekende verwerkers daar.
Vraag 18
De leden van de VVD-fractie vragen welke innovatieve, nieuwe verwerkingsmethodieken
(zoals bijvoorbeeld 365Water) kunnen worden ingezet bij het verwerken van PFAS-afval
en in welke mate Nederland het ontwikkelen en het gebruik van deze innovatieve saneringstechnieken
stimuleert.
Afvalverwerkers moeten conform de Wet Milieubeheer borgen dat zij afval zodanig verwerken
dat de negatieve impact op het milieu voorkomen wordt of zoveel mogelijk wordt beperkt.
Dat geldt uiteraard ook voor afval dat PFAS bevat. Het is daarom aan de afvalverwerkers
om te kijken welke innovatieve verwerkingsmethoden zij kunnen/willen inzetten om afval
met PFAS veilig te verwerken. Uiteraard stimuleert Nederland innovatieve bedrijven.
Zo kunnen innovatieve bedrijven belastingvoordeel, innovatiekrediet of subsidies ontvangen.
Bedrijven met vragen hierover kunnen terecht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO). Ondernemers die actief zijn in de circulaire economie en die vragen hebben
over financiering, wet- en regelgeving, partners of kennis kunnen terecht bij het
daarvoor ingerichte «Versnellingshuis Nederland Circulair!»
Vraag 19
De leden van de CDA-fractie vragen welke rol nu al met PFAS vervuilde gebieden en
wateren spelen in het gezamenlijke restrictievoorstel. Behelst dit voorstel ook maatregelen
of ambities om wateren, zoals de Westerschelde, te zuiveren op PFAS?
Nee, het restrictievoorstel is gebaseerd op de EU-verordening REACH. Deze verordening
heeft uitsluitend betrekking op het op de markt brengen van stoffen, mengsels en producten.
Vraag 20
De leden van de CDA-fractie vragen -mocht het gestelde bij de vorige vraag niet het
geval zijn- of dit op termijn deel gaat uitmaken van het gezamenlijke restrictievoorstel
of de gezamenlijke aanpak. Als dit wel het geval is, vragen deze leden om welke maatregelen,
ambities en financiële middelen het hier gaat.
Zoals in bovenstaand antwoord is aangegeven kan dit geen onderdeel uitmaken van de
restrictie. In de gezamenlijke aanpak van bestaande vervuiling zal vanzelfsprekend
ook bezien worden waar zuivering daaraan een bijdrage kan leveren.
Vooruitlopend op het restrictievoorstel wordt in de werkgroep waterzuivering als onderdeel
van het actieprogramma PFAS onderzocht welke mogelijkheden en ontwikkelingen er zijn
om PFAS uit afvalwater te zuiveren. Hiernaast is samen met de ministeries van VWS
en LNV een onderzoekstraject gestart om handelingsperspectieven te ontwikkelen om
de aanwezigheid van PFAS in mens en leefomgeving te reduceren. De Kamer zal conform
de toezegging in het commissiedebat PFAS voor de zomer worden geïnformeerd over de
inhoud van het programma.
Vraag 21
De leden van de CDA-fractie zijn ook benieuwd naar de rol van afvalverwerkers in het
PFAS-restrictievoorstel. Zelfs als een verbod op de productie van PFAS van kracht
is, zal PFAS nog vele decennia blijven bestaan, omdat het in huidige producten is
verwerkt. Deze leden vragen dan ook welke rol afvalverwerkers in het PFAS-restrictievoorstel
spelen. Welke rol spelen afvalverwerkers in de verwerking van PFAS over pakweg 20
en 40 jaar? Wat gebeurt er over 40 jaar met nog bestaande PFAS?
Alle belanghebbende partijen, dus ook afvalverwerkers, hebben relevante informatie
kunnen leveren via de consultatierondes. Uiteraard is voorkomen beter dan genezen:
hoe minder PFAS gebruikt en toegepast wordt, hoe minder afvalverwerkers extra met
PFAS geconfronteerd zullen worden. De rol en taak van afvalverwerkers ten aanzien
van afvalstoffen met PFAS is vergelijkbaar met die voor verwerkers van afvalstoffen
met andere gevaarlijke chemische stoffen: 1) daar waar het schoon en veilig kan en
vergund is: de afvalstoffen (hoogwaardige) recyclen of nuttig toepassen; 2) daar waar
het moet: de afvalstoffen met gevaarlijke stoffen vernietigen of permanent opslaan.
Welke rol in welke situatie voor welke afvalverwerker van toepassing is hangt sterk
af van de aard, eigenschappen en samenstelling van de afvalstoffen. In alle gevallen
dienen emissies beperkt te worden, bijvoorbeeld om te kunnen voldoen aan de eisen
in de Kaderrichtlijn water. In Nederland geldt bovendien voor emissies van PFAS die
ZZS zijn een informatie- en minimalisatieplicht. De Nederlandse inzet is dat ook op
EU-niveau extra aandacht gaat naar het beperken van emissies van ZZS.
Vraag 22
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich grote zorgen over het feit
dat in 5% van het landbouwgif PFAS zit. Die «forever chemicals» worden dus gewoon
op het land uitgestrooid. Deze leden betreuren het dat in het restrictievoorstel voor
PFAS landbouwgif is uitgezonderd. Beaamt de Staatssecretaris dat het onacceptabel
is dat andere industrieën op termijn wel een PFAS-verbod opgelegd krijgen, maar de
landbouw niet? Waarom wel, of waarom niet?
Als PFAS in bestrijdingsmiddelen worden toegepast als hulpstof, dan valt toepassing
van het bestrijdingsmiddel wel onder de restrictie. De uitzondering geldt alleen als
PFAS wordt gebruikt als werkzame stof in een bestrijdingsmiddel.
Voor actieve stoffen bestaat in zowel de biocidenverordening als de gewasbeschermingsmiddelenverordening
een strenge toetsing voorafgaand aan toelating waarbij een middel alleen wordt toegelaten
indien de werkzame stof is goedgekeurd en de toepassing niet leidt tot risico’s voor
gezondheid of milieu.
In het restrictievoorstel is opgemerkt dat persistentie niet voldoende wordt meegenomen
in het kader voor de kaders voor beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen, biociden
en (dier)geneesmiddelen. De uitzondering op de restrictie komt met een aanbeveling
aan de Europese Commissie om dit te verbeteren. Ik vind dit een belangrijke aanbeveling
vanwege de grote persistentie van PFAS waardoor voortgaand gebruik onherroepelijk
leidt tot verhoging van de concentraties in het milieu.
Daarbij komt ook een verplichting voor producenten en importeurs van actieve stoffen
van gewasbeschermingsmiddelen en biociden die aan de definitie van PFAS voldoen om
elke twee jaar informatie te leveren bij het betreffende agentschap over de hoeveelheid
actieve stof op de markt voor monitoringsdoeleinden. De uitzondering, inclusief de
hiervoor genoemde verplichting en aanbeveling geldt overigens niet alleen voor werkzame
stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, maar ook voor (dier)geneesmiddelen.
Voor hulpstoffen in bestrijdingsmiddelen en (dier)geneesmiddelen wordt geen uitzondering
gemaakt, deze vallen wel onder het PFAS-verbod.
Vraag 23
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris kan bevestigen
dat het nieuwe voorstel ook een wijziging van de (bestaande) verordening voor het
op de markt brengen van landbouwgif zou kunnen behelzen? Heeft het kabinet daarop
ingezet? Zo ja, wat was hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
De inzet is niet gericht op het aanpassen van de huidige wetgeving op dit punt. Deze
biedt al de mogelijkheid om toelating van werkzame stoffen te verbieden als deze leiden
tot risico voor gezondheid of milieu. Bij een (her)beoordeling van een stof zal de
goedkeuring worden gewogen tegen de nieuwste inzichten op het gebied van normen en
gezondheidseffecten.
Vraag 24
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris voornemens
is zich op een andere manier in te zetten voor een verbod op het gebruik van PFAS
in landbouwgif?
De toelating van gewasbeschermingsmiddelen wordt geregeld door de betreffende EU verordening.
De Minister van LNV is hiervoor verantwoordelijk. Zie verder het antwoord op bovenstaande
vraag.
Vraag 25
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben daarnaast een aantal vragen over
de overgangstermijnen in het restrictievoorstel. Deze leden lezen namelijk dat er
twee opties zijn voor overgangstermijnen: standaard 18 maanden of gedifferentieerde
overgangstermijnen van 18 maanden plus eventueel 5 of 12 jaar. Ze lezen ook dat de
Staatssecretaris de voorkeur heeft voor gedifferentieerde overgangstermijnen. Is de
Staatssecretaris het met deze leden eens dat, vanwege de schadelijkheid en persistentie
van PFAS, moet worden voorkomen dat PFAS in het milieu terechtkomt? Zo ja, hoe verenigt
de Staatssecretaris dit dan met een overgangstermijn van in het slechtste geval 13,5
jaar?
Zeker deel ik de mening dat zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat PFAS in het
milieu komt. Dat is ook de reden dat Nederland het initiatief heeft genomen een restrictievoorstel
op te stellen. Veel in volume belangrijke toepassingen zullen al na de eerste 18 maanden
verboden zijn. Voor een aantal toepassingen is vastgesteld dat het vanuit sociaaleconomisch
oogpunt beter is om een langere termijn te hanteren om tijd te geven adequate alternatieven
te ontwikkelen en op de markt te brengen. De procedure is nu dat na de openbare raadpleging
en adviezen van twee expertcomités de Europese Commissie een definitief voorstel gaat
opstellen. Ik zal een inhoudelijk standpunt innemen op het moment dat de Europese
Commissie een voorstel ter besluitvorming aan de lidstaten voor zal leggen.
Vraag 26
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat dat zou betekenen dat
PFAS, vanaf het ingaan van de PFAS-restrictie, nog jarenlang zou ophopen in het milieu.
De Staatssecretaris erkent dat langere overgangstermijnen leiden tot een verschuiving
van gezondheids- en milieueffecten naar toekomstige generaties.
Waarom vindt de Staatssecretaris dit aanvaardbaar? Hoe verenigt zij dit met haar verantwoordelijkheid
voor een schone leefomgeving, ook voor toekomstige generaties?
Ik zal een inhoudelijk standpunt innemen op het moment dat de Europese Commissie een
voorstel ter besluitvorming aan de lidstaten voor zal leggen. Zie ook bovenstaand
antwoord op vraag 25.
Vraag 27
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris de analyse
deelt dat als er korte overgangstermijnen voor producten met PFAS gaan gelden, de
industrie juist wordt gestimuleerd om snel met alternatieven te komen? Terwijl bedrijven
bij lange overgangstermijnen juist veel langer de tijd kunnen nemen dan nodig is?
Ik deel de mening dat overgangsperioden zo kort mogelijk moeten zijn. Dit moet wel
in balans zijn en moet er niet toe leiden dat in de EU bepaalde medische hulpmiddelen
niet beschikbaar zijn, geen mobiele telefoon meer kan worden verkocht en brandweermannen
onvoldoende beschermd zijn tijdens het uitvoeren van hun werk. Bedrijven doen er verstandig
aan nu al – vooruitlopend op het besluit over de restrictie – met innovatie aan de
slag te gaan, zodat ze het voordeel kunnen hebben in Europa «koploper» te zijn. Mochten
er bedrijven zijn die adequate alternatieven hebben die maken dat de overgangstermijn
korter kan zijn, dan kunnen ze die informatie aanleveren tijdens de publieke raadpleging
en zal die informatie mee worden gewogen bij het opstellen van een definitief voorstel
en ook bij de Nederlandse standpuntbepaling daarover.
Vraag 28
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris het ermee
eens is dat chemiebedrijf 3M, dat heeft aangegeven eind 2025 te stoppen met de productie
van PFAS, laat zien dat ellenlange overgangstermijnen helemaal niet nodig zijn om
«de industrie zich te laten voorbereiden op een soepele overgang naar alternatieven».
Ik ben niet bekend met de argumenten waarom 3M stopt met de productie van PFAS en
welke producten het bedrijf in de toekomst wil maken. Overigens zal het stoppen van
de productie niet gelijk leiden tot het stoppen van de lozingen door het bedrijf.
De lozingen als gevolg van historische bodemverontreiniging bij 3M zullen nog vele
jaren doorgaan, ook na het stoppen van productie van PFAS.
Vraag 29
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen áls er wordt besloten tot de
gedifferentieerde overgangstermijnen, welke producten er dan zouden vallen onder de
overgangstermijnen van 18 maanden plus 5 jaar en 18 maanden plus 12 jaar.
De volledige lijst treft u aan in het restrictievoorstel zelf. Enkele voorbeelden
zijn:
• Professionele bescherming, inclusief de daarvoor bestemde impregneermiddelen (denk
aan waterdichte en vetafstotende kleding bij brandweer en defensie);
• Onderhoud van bestaande airco’s en warmtepompen waarvoor geen alternatieven bestaan;
• Koelmiddelen in gebouwen waar zonder die middelen de veiligheid in het geding is;
• Smeermiddelen die onder extreme omstandigheden gebruikt worden en die nodig zijn vanwege
veiligheidsvereisten;
• Implanteerbare medische hulpmiddelen (o.a. pacemakers, hartkleppen, siliconenimplantaten,
kunstheupen, etc.);
• Slangen en katheters in medische toepassingen.
Vraag 30
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen hoe de Staatssecretaris er dan
voor zorgt dat zo min mogelijk gebruik wordt gemaakt van deze lange overgangstermijnen.
In de beoordeling van het restrictievoorstel en in informatie die hierna nog beschikbaar
komt via openbare raadplegingen wordt toegewerkt naar een overgangstermijn die zo
kort mogelijk en realistisch is. Ik zal daar ook scherp op letten bij het innemen
van een standpunt op het definitieve voorstel.
Vraag 31
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen tot slot alvast vooruitlopen
op de verdere behandeling van de Kamerbrief «Enkele toezeggingen gedaan tijdens het
commissiedebat PFAS op 2 februari 2023 (Kamerstuk 35 334, nr. 231)». Deze leden lezen hierin dat het volgens de Minister en Staatssecretaris niet mogelijk
is een volledig landsdekkend overzicht van PFAS-hotspots op te stellen, en dat daarbij
verwezen wordt naar het rapport «PFAS Aandachtslocaties». In dit rapport uit 2022
worden enkele aandachtslocaties aangewezen.10 Deze leden vragen concreet: waarom lukt het de Minister en Staatssecretaris niet
om meer aandachtslocaties in beeld te krijgen, terwijl dit journalisten wel is gelukt?
Zoals onder andere blijkt uit artikelen verschenen op Le Monde11 en The Guardian12, waarin journalisten op basis van openbare informatie een groot aantal door PFAS-vervuilde
locaties in Europa in beeld hebben weten te brengen.
De gegevens die beide genoemde kranten op een kaart hebben weergegeven, betreffen
slechts enkele aandachtslocaties, veruit het grootste deel zijn metingen in bodemmonsters
of oppervlaktewater. Veel van deze bodemmonsters blijken ook onder de achtergrondconcentraties
of geldende risicogrenswaarden te zitten. Uit deze kaart blijkt vooral dat er voor
Nederland veel metingen beschikbaar zijn, terwijl die dat in andere Europese landen
niet zijn, of in ieder geval niet openbaar toegankelijk.
Dit sterkt mij in de overtuiging dat we in Nederland vooroplopen bij het in beeld
krijgen van de PFAS-vervuiling. Om het handelingskader PFAS op te stellen is een onderzoek
gedaan naar de aanwezigheid naar de achtergrondwaarden van PFAS in de bodem. Rijkswaterstaat
meet PFAS in oppervlaktewater als onderdeel van de Monitoring Waterstaatkundige Toestand
des Lands (MWTL).
De emissies van PFAS die worden aangemerkt als ZZS moeten door vergunningplichtige
bedrijven gemeld worden bij het bevoegd gezag en zullen vanaf 2024 worden opgenomen
in een landelijke ZZS-emissiedatabase. Voor die emissies zal dus gedetailleerde informatie beter ontsloten worden.
In 2020 is daarnaast al geïnventariseerd welke categorieën bedrijven de belangrijkste
bronnen zijn van PFAS en op basis daarvan is geprioriteerd in het actieprogramma PFAS
(textiel- en papierindustrie). Zoals ik in de genoemde Kamerbrief heb aangegeven,
kunnen bevoegde gezagen op basis van alle beschikbare informatie nagaan of er zich
aandachtlocaties in hun gebied bevinden en welke mogelijke maatregelen eventueel getroffen
zouden moeten worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier