Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 4 mei 2023 (Kamerstuk 21501-04-258)
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 259
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 mei 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een
aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking over o.a. de brief van 21 april 2023 over de geannoteerde
agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 4 mei 2023 (Kamerstuk
21 501-04, nr. 258). De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.
De vragen en opmerkingen zijn op 25 april 2023 aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 3 mei 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Wuite
De adjunct-griffier van de commissie, Prenger
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben daarover nog enkele vragen.
De Minister schrijft dat de Raad zal bespreken hoe de EU in verschillende fora gezamenlijk
op kan trekken en de dialoog kan voeren met partnerlanden. De leden van de VVD-fractie
zijn benieuwd wie deze partnerlanden zijn? Waarom zitten er verschillen in de partnerlanden
van de Wereldbank, de EU en Nederland?
1. Antwoord van het kabinet:
In de geannoteerde agenda werd met «partnerlanden» gedoeld op de landen die leningen
afnemen bij de Wereldbank.
In hoeverre kunnen de landen direct aan de grenzen van de EU, zoals Turkije en Noord-Afrika,
gebruik maken van de vergrote leencapaciteit van de Wereldbank en EU-fondsen of –
faciliteiten, zoals delegated cooperation?
2. Antwoord van het kabinet:
De hervorming van de multilaterale ontwikkelingsbanken betreft enkel de banken zelf,
zoals de Wereldbank. Hoewel dit proces in EU-verband wordt besproken, heeft het geen
direct effect op EU-fondsen.
De verhoogde leencapaciteit bij de Wereldbank, als gevolg van de voorgestelde aanpassingen
aan het financiële model, kunnen ingezet worden voor leningen aan alle klantlanden,
ook landen zoals Turkije, en landen in Noord-Afrika, zoals Algerije, Egypte, en Marokko,
om slechts een paar te noemen. De volledige lijst van klantlanden van de Wereldbank
is online beschikbaar.1
Landen in de nabuurschapsregio’s komen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid
in aanmerking voor EU-financiering op thema’s van wederzijds belang zoals welvaart,
stabiliteit en veiligheid. Deze samenwerking wordt gefinancierd uit het Instrument
voor Nabuurschapsbeleid, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI). Delegated cooperation (DC) houdt in dat projecten gezamenlijk worden uitgewerkt en gefinancierd, en door
een publieke uitvoeringsorganisatie van een lidstaat worden uitgevoerd. In Nederland
zijn FMO, RVO en DGIS geaccrediteerd om DC-middelen te beheren. DC is geen zelfstandig
fonds, maar een werkwijze, die niet uitsluitend van toepassing is op landen uit de
nabuurschapsregio.
De leden van de VVD-fractie vragen ook wat de gevolgen voor Nederland, als aandeelhouder,
budgettair zijn door de aanpassing van de equity to loan ratio van de Bank van 20% naar 19%?
3. Antwoord van het kabinet:
De verlaging van de equity to loan ratio van 20% naar 19% betekent dat de Wereldbank minder kapitaal hoeft aan te houden
voor haar leningen, wat ertoe leidt dat de Bank meer leningen kan verstrekken op basis
van het reeds ingelegde kapitaal. Naar schatting zal de Wereldbank hierdoor de komende
tien jaar USD 50 miljard meer kunnen uitlenen, zonder additioneel kapitaal van aandeelhouders
zoals Nederland. Deze wijziging heeft daarom geen budgettaire gevolgen voor Nederland.
De Minister geeft aan dat de beschikbare financiële middelen voor ontwikkeling en
klimaat vergroot moeten worden, door het mobiliseren van privaat kapitaal. Wat kan
Nederland hier zelf in betekenen? Hoe kan Nederland ervoor zorgen om een groter hefboomeffect
te creëren met de publieke gelden voor klimaatfinanciering?
4. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hecht eraan om meer private financiering te mobiliseren voor klimaat en
past die prioriteit breed toe bij de vormgeving van de eigen klimaatinstrumenten.
Nederland probeert innovatieve financieringsoplossingen maximaal te benutten. Vooral
bij klimaatadaptatie en biodiversiteit moeten we een extra stap zetten, zoals we bijvoorbeeld
doen met het Dutch Fund for Climate and Development. Dit vertaalt zich niet rechtstreeks in een grotere hefboom voor de publieke klimaatfinanciering
omdat publieke klimaatfinanciering ook programma’s omvat zonder private betrokkenheid
gericht op de meest kwetsbaren en capaciteitsopbouw van lokale organisaties in de
armste landen. Het kabinetsbeleid is «privaat waar het kan, publiek waar dat moet».
Nederland steunt, via haar aandeelhouderschap van en aanwezigheid in de boards of directors van internationale financiële instellingen, initiatieven van de multilaterale ontwikkelingsbanken
om de inzet op dit onderwerp verder te versterken. Bij de multilaterale ontwikkelingsbanken
zijn de financiële modellen gestoeld op de hefboomwerking. De Internationale Bank
voor Wederopbouw en Ontwikkeling (IBRD), het loket van de Wereldbank voor midden-inkomenslanden,
is bijvoorbeeld in staat om op basis van haar triple-A rating voor iedere ingelegde euro van donoren tot vijf euro op de kapitaalmarkt op te halen.
Deze middelen worden vervolgens, tegen relatief lage rentes, doorgeleend aan klantlanden.
Het kabinet moedigt de Wereldbank, andere ontwikkelingsbanken en FMO ook aan om institutioneel
kapitaal te mobiliseren voor de SDG’s en klimaat in ontwikkelingslanden. Zo heeft
Nederland een bijdrage geleverd aan de opstartkosten van Impact Loan Exchange (ILX). ILX is een fonds dat Nederlandse pensioenfondsen laat mee-investeren met de
ontwikkelingsbanken. Via ILX wordt zo USD 1,05 miljard aan Nederlands pensioenkapitaal
gemobiliseerd. Het kabinet zet er de komende tijd op in om dit soort oplossingen verder
op te schalen.
En hoe gaat Nederland op dit vlak samen met andere hoge inkomens landen optrekken?
5. Antwoord van het kabinet:
Nederland trekt in het hervormingsproces van de Wereldbankgroep nauw op met een coalitie
van hoge-inkomenslanden2. In het non-paper dat Nederland eind vorig jaar samen met de G7+ landen heeft opgesteld
om het hervormingsproces bij de Wereldbank in gang te zetten, werd het belang van
de mobilisatie van privaat kapitaal benadrukt. Bovendien trekt Nederland in het bestuur
van de multilaterale klimaatfondsen, zoals het Green Climate Fund en de Climate Investment Funds, op met gelijkgestemde donorlanden om de mobilisatie van private klimaatfinanciering
voor ontwikkelingslanden te bevorderen. De Wereldbankgroep speelt een belangrijke
rol in de uitvoering van deze klimaatfondsen.
Voorts schrijft de Minister de er weer nieuwe marktverstoringen worden veroorzaakt
door Oost-Europese landen die momenteel unilaterale maatregelen willen nemen door
het sluiten van grenzen voor import vanuit Oekraïne. Het kabinet erkent de problemen
van deze landen, maar ziet geen oplossing in unilaterale handelsmaatregelen van EU-lidstaten.
De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over deze ontwikkelingen. Kan
de EU niet meer ingrijpen als Oost-Europese landen, zoals Polen en Hongarije, dergelijke
importen blokkeren?
Ze blokkeren immers niet alleen de import naar hun eigen landen, maar toch ook de
doorvoer? En aangezien handelsbeleid een exclusieve bevoegdheid van de EU, is de EU
toch ook veel meer in positie hier iets tegen te doen?
6. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft begrip voor de EU-buurlanden van Oekraïne die nadelige gevolgen
ondervinden van de toegenomen invoer vanuit Oekraïne. De ingestelde importverboden
op Oekraïense producten door onder andere Polen en Hongarije keurt het kabinet echter
af. Dit soort unilaterale maatregelen druisen in tegen het gemeenschappelijke handelsbeleid
van de EU dat een exclusieve bevoegdheid van de Unie is. Daarom is het goed dat op
EU-niveau gezocht is naar een oplossing.
De Europese Commissie bereikte 28 april jl. overeenstemming met Polen, Hongarije,
Bulgarije, Slowakije en Roemenië over een oplossing. Polen, Hongarije, Bulgarije en
Slowakije, de lidstaten die unilaterale maatregelen hadden genomen, hebben toegezegd
deze in te trekken. De Commissie zal een drietal maatregelen nemen. Ten eerste zal
voor enkele Oekraïense producten doorvoer door Polen, Hongarije, Bulgarije, Slowakije
en Roemenië verplicht worden. Ten tweede, heeft de Commissie toegezegd om de doorvoer
van Oekraïense granen naar andere lidstaten en derde landen verder te faciliteren.
Deze twee maatregelen hebben tot doel de lokale markten te ontlasten. Ten derde, stelt
de Commissie voor om additionele financiële steun te verlenen aan de getroffen marktpartijen
ter waarde van EUR 100 miljoen middels de inzet van de Europese landbouwreserve. Voor
het kabinet is het van belang dat deze oplossing de economische steun aan Oekraïne
niet ondermijnt, noch de integriteit van de interne markt schendt.
Daarnaast treffen deze unilaterale handelsmaatregelen Oekraïne, een land in oorlog.
Wat de leden van de VVD-fractie betreft een zeer ongewenste ontwikkeling. Heeft de
Commissie voldoende middelen om dit soort beslissingen terug te laten draaien? Hoe
kunnen zij mogelijk reageren?
7. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft in geval van een ongeoorloofde handelsbeperking door een
lidstaat een aantal mogelijke maatregelen tot haar beschikking. Allereerst kan de
Commissie in een dergelijke omstandigheid in gesprek treden met de betreffende lidstaat
of lidstaten om zo snel tot een oplossing te komen.
In het geval van de huidige unilaterale maatregelen heeft de Commissie dergelijke
gesprekken reeds afgerond. De Europese Commissie heeft een aantal maatregelen genomen,
zoals beschreven in het antwoord op vraag 6. Polen, Hongarije, Bulgarije en Slowakije
hebben toegezegd hun unilaterale maatregelen in te trekken.
Welke rol speelt het kabinet en gaat het kabinet spelen komende periode om ook hierop
Hongarije en Polen tot de orde te roepen?
8. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft zich afkeurend uitgesproken over de ingestelde importverboden en
heeft de betreffende lidstaten en de Commissie opgeroepen om spoedig tot een oplossing
te komen. Zo heeft Nederland zich gedurende de Landbouw- en Visserijraad van 25 april
jl. kritisch uitgesproken over de unilaterale maatregelen van onder andere Polen en
Hongarije. Hierbij onderstreepte Nederland het belang van blijvende economische steun
aan Oekraïne en de integriteit van de interne markt.
De Europese Commissie heeft een aantal maatregelen genomen, zoals beschreven in het
antwoord op vraag 6. Polen, Hongarije, Bulgarije en Slowakije hebben toegezegd hun
unilaterale maatregelen in te trekken. Het kabinet vindt het goed dat er snel een
oplossing is gevonden en de nationale maatregelen van de betreffende lidstaten worden
ingetrokken. Tegelijkertijd blijft het betreurenswaardig dat de betreffende lidstaten
hun toevlucht tot deze nationale maatregelen genomen hebben. Deze druisen in tegen
het gemeenschappelijke handelsbeleid van de EU en ondermijnen de gezamenlijke steun
aan Oekraïne. In de ogen van het kabinet is een dergelijk proces niet de juiste manier
om tot aanpassingen in het EU-beleid te komen. In het bewaken daarvan heeft ook de
Commissie ene belangrijke rol.
Tot slot schrijft de Minister dat het kabinet momenteel bezig is met het vormgeven
van de Nederlandse inzet voor de EU-CELAC Top. Is al wel bekend wat de inzet van de
EU voor deze Top zal zijn?
9. Antwoord van het kabinet:
Het format en de agenda van de Top zijn tot op heden nog niet bekend. De EU kent een
lange, stabiele relatie met landen in Latijns-Amerika en de Cariben en deze EU-CELAC
Top zal in het teken staan van het moderniseren en verdiepen van het partnerschap
tussen beide regio’s. De Global Gateway Investeringsagenda zal in ieder geval onderdeel
uitmaken van de Europese inzet en naar verwachting zal een gezamenlijke verklaring
worden aangenomen. Momenteel lopen de gesprekken tussen de EU en de CELAC om de Top
verder vorm te geven. Het kabinet zal uw Kamer informeren zodra meer bekend is over
de EU inzet.
Wat heeft de EU en Nederland concreet anders te bieden aan de landen in Latijns-Amerika
en de Cariben, dan dat China momenteel al aan ze biedt?
10. Antwoord van het kabinet:
De relatie tussen de EU en Nederland en landen in Latijns-Amerika en de Cariben is
gebaseerd op gedeelde waarden en gelijkgestemdheid. De regio’s werken nauw samen op
het gebied van democratie, mensenrechten, multilateralisme en internationale rechtsorde.
Ook in het kader van de aanpak van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit
wordt tussen de EU en Nederland en landen in de LAC-regio nauw samengewerkt.
Met zijn grote interne markt heeft de EU ook op economisch vlak veel te bieden aan
landen in Latijns-Amerika. De waarde van de export van Latijns Amerika en de Cariben
naar Europa groeide in 2022 bijvoorbeeld met 26%3. Verder is de EU voornemens om met verschillende landen in Latijns-Amerika, waaronder
Chili en Mexico, gemoderniseerde handelsakkoorden aan te gaan. Deze landen krijgen
hiermee betere toegang tot de EU interne markt en omgekeerd krijgen EU exporteurs
betere toegang tot Latijns-Amerikaanse markten, in wederzijds economisch belang.
Daarnaast is de EU wereldwijd de grootste investeerder in Latijns-Amerika en de Cariben.
LAC-landen investeren ook in de EU, waardoor ook hier een wederzijds economisch belang
is. In het kader van de Global Gateway Investeringsagenda wordt geïnvesteerd in publiek-private
projecten in de LAC-regio op het gebied van klimaat en energie, transport, digitalisering,
gezondheid en onderwijs. Voor de EU en NL staat internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen en investeren daarbij centraal, met inachtneming van sociale aspecten en
het bijdragen aan duurzame ontwikkeling in de regio.
China is de afgelopen decennia, naast de EU en de VS, ook een belangrijke economische
partner geworden voor landen in Latijns-Amerika en de Cariben.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de formele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 4 mei
2023. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.
Hervorming multilaterale ontwikkelingsbanken en follow-up Voorjaarsvergadering
De leden van de fractie van D66 lezen dat Nederland het van belang vindt dat de EU
inzet op effectief gebruik van de huidige financiële middelen voor internationale
samenwerking en dat tegelijkertijd de beschikbare middelen voor ontwikkeling en klimaat
vergroot moeten worden (onder meer door het mobiliseren van privaat kapitaal en het
vergroten van belastinginkomsten in partnerlanden). Kan de Minister toelichten wat
volgens de regering concreet zou moeten gebeuren in het kader van het effectiever
gebruiken van huidige financiële middelen?
11. Antwoord van het kabinet:
De huidige financiële middelen kunnen effectiever worden ingezet door opvolging te
geven aan de beleidsaanbevelingen van de G20 voor balansoptimalisatie. Uit de studie
van de G20 naar Capital Adequacy Frameworks van ontwikkelingsbanken, en de huidige voorstellen van de Wereldbank4 op dit gebied, blijkt dat ontwikkelingsbanken meer leningen kunnen verschaffen op
basis van reeds ingelegde kapitaal. Door bijvoorbeeld de verlaging van de equity to loan ratio van 20% naar 19% kan de Wereldbank naar schatting de komende tien jaar USD 50 miljard
meer uitlenen.
Het kabinet vraagt de multilaterale ontwikkelingsbanken, o.a. via de boards of directors van de Banken, om daarnaast scherper in te zetten op prioritaire klimaattransities
in de klantenlanden en de daarvoor benodigde beleidshervormingen. Daarbij helpt nieuwe
diagnostiek, zoals de Country Climate and Development Reports van de Wereldbank de bewindspersonen van lenende landen bij het stellen van investeringsprioriteiten
die in overeenstemming zijn met zowel de ontwikkelingsbehoeften van de landen als
met het Parijsakkoord.
Impact en effecten oorlog in Oekraïne op rest van de wereld
De leden van de fractie van D66 maken zich nog steeds ernstige zorgen over de wereldwijde
voedselonzekerheid als gevolg van de oorlog in Oekraïne. De leden vragen zich af wat
de schatting is van de impact van de oorlog op voedselzekerheid wereldwijd en waar
concreet de behoeften liggen. Kan de Minister daar iets over toelichten? Kan de Minister
ook aangeven op welke wijze het gesprek wordt gevoerd met de landen die de meeste
impact voelen en welke middelen/instrumenten er zijn om dat te stutten?
12. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen over de wereldwijde voedselonzekerheid. Eind vorig jaar
werd uw Kamer geïnformeerd over de respons van het kabinet via het stappenplan wereldwijde
voedselzekerheid5. De bijlage bij die brief geeft een overzicht van de mondiale ontwikkelingen op gebied
van voedselzekerheid, inclusief de geschatte impact van de oorlog in Oekraïne en een
geografische weergave van de meest ernstige hongergebieden. Zoals in genoemde brief
toegelicht ondersteunt Nederland dialoog en inzet in de meest getroffen landen via
de multilaterale kanalen, zoals het Wereldvoedselprogramma (WFP), het Internationale
Landbouwontwikkelingsfonds (IFAD) en de Wereldbank, via de inzet in EU-verband en
via het bilateraal kanaal middels inzet en programma’s van de ambassades.
De leden van de D66-fractie lezen dat het Solidarity Lanes initiatief van de Europese
Commissie voor export van landbouwproducten direct naar de EU, marktverstoringen veroorzaakt
en dat Oost-Europese landen unilaterale maatregelen willen nemen door grenzen te sluiten
voor import vanuit Oekraïne. De leden lezen dat met de Commissie zal worden gezocht
naar oplossingen in dit kader. Ziet de regering zelf al potentiële oplossingen en
zo ja, welke?
13. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft begrip voor de EU-buurlanden van Oekraïne die nadelige gevolgen
ondervinden van de toegenomen invoer vanuit Oekraïne. De ingestelde importverboden
op Oekraïense producten door onder andere Polen en Hongarije keurt het kabinet echter
af. Dit soort unilaterale maatregelen druisen in tegen het gemeenschappelijke handelsbeleid
van de EU dat een exclusieve bevoegdheid van de Unie is.
Daarom is het goed dat op EU-niveau een oplossing is gevonden. De Europese Commissie
heeft een aantal maatregelen genomen, zoals beschreven in het antwoord op vraag 6.
Polen, Hongarije, Bulgarije en Slowakije hebben toegezegd hun unilaterale maatregelen
in te trekken. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 8 is de gang van zaken echter
betreurenswaardig.
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland het budget voor mondiale voedselzekerheid
gericht op de armste landen (met name in Afrika) intensiveert met EUR 450 miljoen
over een periode van vijf jaar. Kan de Minister toelichten hoe dit extra budget besteed
zal worden?
14. Antwoord van het kabinet:
De extra structurele intensiveringsmiddelen zullen, als onderdeel van het totale budget
voor voedselzekerheid, worden ingezet langs de lijnen van het stappenplan wereldwijde
voedselzekerheid6 met focus op de Sahel en de Hoorn van Afrika. Ten behoeve van de directe bestrijding
van honger zal extra EUR 140 miljoen worden geïnvesteerd waardoor op jaarbasis gemiddeld
additioneel 4 miljoen mensen toegang kunnen krijgen tot betere voeding. EUR 85 miljoen
gaat naar landbouwontwikkeling waardoor een extra 2 miljoen kleinschalige voedselproducenten
hun productiviteit en -inkomen kunnen verhogen. Voor verduurzaming van voedselsystemen
is EUR 205 miljoen gereserveerd waardoor ongeveer 1 miljoen hectare landbouwgrond
duurzamer gebruikt kan worden. Daarnaast wordt EUR 20 miljoen geïnvesteerd in kennisontwikkeling
om het behalen van deze doelen te ondersteunen.
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland via een soft-earmarking EUR 4 miljoen
heeft gealloceerd voor het Grain from Ukraine initiatief van de Oekraïense president
Zelensky om het betreffende Oekraïense graan naar Afrika te verschepen via het WFP.
Welke middelen zijn er EU-breed ter beschikking om de uitvoer van graan breder beschikbaar
te maken voor de armste landen die de meeste impact voelen?
15. Antwoord van het kabinet:
De EU heeft in 2022 meer dan EUR 770 miljoen (dit is 32% meer vergeleken met 2021)
uitgegeven aan humanitaire hulp zodat de meest kwetsbare mensen toegang tot voedsel
hebben en om de lokale voedselproductie te ondersteunen via financiële bijstand en
andere middelen.
Voor partners van het Zuidelijk nabuurschap in het Midden-Oosten en Noord-Afrika stelde
de EU EUR 225 miljoen uit de voedsel- en weerbaarheidsfaciliteit beschikbaar.
Uit de reserves van het Europees Ontwikkelingsfonds is ten gevolge van de oorlog in
Oekraïne EUR 600 miljoen uitgetrokken (waaronder EUR 350 miljoen voor voedselzekerheid)
voor de Afrika, Caribische gebied, Stille Oceaan regio (ACS).
Specifiek voor noodhulpprogramma’s waren er tot eind maart jl. onder de graandeal
twintig schepen voor het WFP geladen, waarvan zes specifiek onder het Grain from Ukraine programma. Voor dat programma is volgens de overheid van Oekraïne ongeveer USD 200
miljoen toegezegd door meer dan twintig landen, de meeste daarvan EU-lidstaten en
de Europese Commissie zelf.
EU-breed zijn er dus veel middelen ter beschikking om direct en indirect de uitvoer
van graan beter beschikbaar te maken voor de armste landen die de meeste impact voelen.
Middelen worden zowel via reguliere bilaterale en multilaterale kanalen als bijzondere
initiatieven beschikbaar gesteld om de impact van de oorlog op de voedselzekerheid
zoveel mogelijk te mitigeren. Ook heeft de EU via diplomatieke en politieke middelen
inspanningen verricht om de markten open te houden en de prijzen te drukken.
II. Volledige agenda
Geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van
4 mei 2023. Kamerstuk 21 501-04, nr. 258 – Brief regering d.d. 21-04-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8-9 maart
2023. Kamerstuk 21 501-04, nr. 257 – Brief regering d.d. 20-03-2023 – Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
EU-Ontwikkelingssamenwerking rapportage 2023. Kamerstuk 36 180, nr. 54 – Brief regering d.d. 20-04-2023 – Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier