Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het bericht dat zorginstellingen inkomsten mislopen
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Langdurige zorg en Sport over het bericht dat zorginstellingen inkomsten mislopen (ingezonden 28 maart 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 25 april 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «De zorgverlener zit klaar, maar de cliënt komt niet:
voor iedereen zonde» uit het Financieel Dagblad?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel zorginstellingen hebben te maken met verminderde inkomsten omdat cliënten
met een beperking niet naar hun dagbesteding kunnen?
Antwoord 2
In de tarieven voor de dagbesteding is rekening gehouden met het feit dat er ook cliënten
zijn die niet naar de dagbesteding gaan. De kosten die instellingen maken voor cliënten,
die niet op komen dagen bij de dagbesteding, zijn opgenomen in het tarief van de dagbesteding
van de cliënten die wel naar de dagbesteding gaan. Voor iedere cliëntengroep is rekening
gehouden met een gemiddeld aantal cliënten dat niet naar de dagbesteding gaat. Voor
iedere cliënt, die wel naar de dagbesteding gaat, ontvangt de instelling daarmee ook
een vergoeding voor de kosten die de instelling maakt voor cliënten die niet naar
de dagbesteding gaan. Mij is niet bekend hoeveel zorginstellingen momenteel met verminderde
inkomsten te maken hebben, omdat cliënten minder vaak naar hun dagbesteding gaan.
Vraag 3 en 4
Klopt het dat zorginstellingen wordt geadviseerd een extra financiële bijdrage te
vragen als cliënten niet naar hun afspraak kunnen komen? Vindt u dat rechtvaardig
voor kinderen en volwassenen met een beperking die bijvoorbeeld vanwege ziekte of
overmacht niet naar de dagbesteding kunnen?
Deelt u de mening dat ouders hierdoor een financiële prikkel krijgen om zieke kinderen,
of kinderen die een virus bij zich dragen, alsnog naar de dagbesteding te sturen?
Deelt u de mening dat dit, gelet op de gezondheid van de andere cliënten, zeer onwenselijk
is?
Antwoord 3 en 4
Instellingen kunnen in overleg gaan over een financiële bijdrage indien de cliënt
niet op komt dagen. De zorgaanbieder moet de cliënt wel op de hoogte stellen van deze
regeling, door bijvoorbeeld schriftelijke informatie of door een melding op de website
van de zorgaanbieder (zie bericht hierover van de NZa)2. Vaak helpt het al als cliënten en hun vertegenwoordigers er weet van hebben dat
het niet op komen dagen de instelling geld kost. Het gesprek hierover kan eraan bijdragen
dat «vermijdbare» afwezigheid kan worden verminderd. Doel daarvan is niet om afwezigheid
als gevolg van overmacht (bijvoorbeeld als gevolg van ziekte) tegen te gaan. Ik verwacht
dat ouders van zieke kinderen ook rekening houden met de kwetsbare gezondheid van
de andere kinderen en de gezondheid van hen niet in gevaar zullen willen brengen.
Zoals aangegeven gaat het bij het vragen van een eventuele financiële bijdrage vooral
om het terugdringen van «vermijdbare» afwezigheid en niet de »onvermijdbare» afwezigheid
als gevolg van bijvoorbeeld ziekte. Veel meer, dan het vragen van een bijdrage, is
het goede gesprek met cliënten en of hun vertegenwoordigers van belang. De hoogte
van een eventuele financiële bijdrage, die instellingen vragen, kan natuurlijk lager
zijn dan de daadwerkelijke kostprijs, waarmee instellingen hun cliënten niet opzadelen
met torenhoge kosten, maar waarvan wel een stimulans kan uitgaan om de «vermijdbare»
afwezigheid terug te dringen of daarover het gesprek aan te gaan.
Vraag 5
Welke opties hebben zorginstellingen om te compenseren als cliënten wegens ziekte
niet kunnen komen?
Antwoord 5
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven, is er een vergoeding voor afwezigheid opgenomen
in de tarieven voor aanwezigheid. Instellingen kunnen in gesprek gaan met cliënten
en hun vertegenwoordigers om duidelijk te maken dat afwezigheid de instelling geld
kost. Dat kan helpen om «vermijdbare» afwezigheid terug te dringen. In een aantal
gevallen (maar dat is ook afhankelijk van de omvang en flexibiliteit van de organisatie)
is het mogelijk om afwezigheid in de bedrijfsvoering van de zorginstelling als geheel
op te vangen.
Vraag 6
Verwacht u dat het aantal «no-shows» in de nabije toekomst weer zal afnemen of zal
het aantal «no-shows» na corona lang hoger blijven?
Antwoord 6
Ik heb geen inzicht of de percentages afwezigheid in de toekomst weer gaan afnemen.
In de kostenonderzoeken van de NZa zullen de gewijzigde afwezigheidspercentages overigens
doorwerken in de tarieven.
Vraag 7, 8 en 9
Waarom kunnen zorgkantoren pas financieel bijspringen als organisaties drie jaar lang
verlies lijden?
Hoe kijkt u naar een tijdelijk, tenminste totdat het kostenonderzoek is afgerond,
«no-show» tarief voor zorginstellingen als cliënten wegens ziekte of vanuit voorzorg
zijn verhinderd?
Bent u bereid om met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te onderzoeken welke mogelijkheden
er zijn om gericht op de fysiek meest kwetsbare groepen (bijvoorbeeld met zorgprofiel
VG8) tijdelijk compensatie voor de hogere no show te bieden binnen de bestaande tarieven?
Antwoord 7, 8 en 9
De bekostiging in de Wlz is persoonsvolgend. Geleverde zorg wordt bekostigd en de
kosten van niet geleverde zorg zitten versleuteld in de tarieven van wel geleverde
zorg. Met het kostenonderzoek van de NZa dat deze zomer start, zullen de tarieven
in de gehandicaptensector per 2025 worden aangepast op basis van de nieuwste inzichten
waarmee gemiddelde percentages van «no-show» voor iedere cliëntengroep worden verwerkt.
Het is aan zorgkantoren om hun zorgplicht in te vullen. Daarbij is een gezonde bedrijfsvoering
van aanbieders van belang. Zorgkantoren kunnen daarbij maatwerk leveren. De tarieven
die de NZa heeft vastgesteld voor de dagbestedingsprestaties (en overige prestaties
in de Wlz) betreffen maximumtarieven. In de onderhandelingen met zorgaanbieders kopen
de zorgkantoren over het algemeen in tegen tarieven die iets onder dat maximumtarief
liggen. Daarmee is er enige ruimte voor zorgkantoren en zorgaanbieders om – daar waar
nodig – met elkaar in overleg te treden over de compensatie van misgelopen inkomsten
als gevolg van hogere afwezigheid. Daarnaast kunnen zorgaanbieders in overleg treden
met cliënten en/of hun verwanten om het percentage afwezigheid te verlagen.
Vraag 10
Wat gebeurt er met het voor zorg gereserveerde geld dat niet wordt uitgegeven aan
zorg als cliënten niet van hun dagbesteding gebruikmaken?
Antwoord 10
De middelen voor de dagbesteding vormen onderdeel van de regionale budgetten voor
de Wlz-zorg. Middelen die niet ingezet worden voor de dagbesteding zijn beschikbaar
voor andere onderdelen van de Wlz.
Vraag 11
Hoe wilt u voorkomen dat gezonde zorginstellingen, die zeer belangrijk werk doen voor
mensen met een beperking, moeten gaan bezuinigen of verlies gaan lijden omdat er nu
(tijdelijk) meer «no-shows» zijn?
Antwoord 11
Ik besef dat de zorginstellingen die het hier betreft belangrijk werk doen. Met het
kostenonderzoek van de NZa zullen de tarieven in de gehandicaptensector per 2025 worden
aangepast op basis van nieuwe inzichten waarmee gemiddelde percentages van «no-show»
voor iedere cliëntengroep worden verwerkt. Daarnaast kunnen zorgaanbieders en zorgkantoren
in overleg met elkaar ook in de tussentijd met elkaar afspraken maken over mogelijke
oplossingen voor de korte termijn. Uit het artikel in het Financiële Dagblad blijkt
ook dat het percentage «no-show» per instelling kan verschillen. Het is ook aan de
instellingen om in hun bedrijfsvoering hier rekening mee te houden en te zoeken naar
oplossingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.