Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over het bericht 'In de slag om glasvezel blijft geen tegel onberoerd'
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «In de slag om glasvezel blijft geen tegel onberoerd» (ingezonden 13 januari 2023).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 25 april
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1403.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «In de slag om glasvezel blijft geen tegel onberoerd»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is bij u bekend in welke gemeenten op dit moment sprake is van de situatie dat meerdere
aanbieders bezig zijn met of plannen hebben voor de aanleg van een glasvezelnetwerk?
Zo nee, wilt u dit monitoren en deze informatie met de Kamer delen?
Antwoord 2
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft een interactief dashboard en geografische
kaart beschikbaar, waarmee per Nederlands postcodegebied inzichtelijk is hoeveel glasvezelexploitanten
in een gebied actief zijn.2 Dit dashboard en de kaart maken onderdeel uit van de structurele Telecommonitor,
waarbij de ACM elk kwartaal gegevens opvraagt bij glasvezelexploitanten over het aantal
gerealiseerde en geplande glasvezelaansluitingen. Om redenen van bedrijfsgevoeligheid
worden daarbij alleen de gerealiseerde aansluitingen gepubliceerd in het dashboard
en op de kaart, en niet de geplande aansluitingen. Gelet op de (on)beschikbaarheid
van voornoemde informatie, ben ik niet van voornemens om de (geplande) aanleg van
glasvezel in gemeenten zelf actief te monitoren.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het vanuit economisch oogpunt onwenselijk is dat twee of zelfs
meer glasvezelnetwerken worden aangelegd in gebieden waar mogelijk onvoldoende potentiële
klanten wonen? Geldt dit wat u betreft ook specifiek voor de plaats Winsum?
Antwoord 3
Het is aan de markt om te bepalen waar het economisch wenselijk wordt geacht om één
of meerdere glasvezelnetwerken aan te leggen. Deze keuze wordt onder meer worden ingegeven
door zaken als verwacht bezettingspotentieel (consumenten die een internetabonnement
nemen) op het aan te leggen netwerk en de kosten voor de aanleg van het netwerk. De
ACM schreef eerder in haar glasvezelmarktstudie3 dat, met het oog op een gezonde infrastructuurconcurrentie en voldoende keuzevrijheid
voor de eindgebruiker, het wenselijk is dat ten minste één open glasvezelnetwerk wordt
gerealiseerd in gebieden waar ook kabel ligt, maar dat er in bepaalde gebieden ruimte
is voor meerdere glasvezelnetwerken. Bijvoorbeeld in bepaalde stedelijke gebieden
waar de marginale aanlegkosten per adres zo laag zijn dat twee of meer glasvezelnetwerken
naast kabel mogelijk zijn.4 Consumenten profiteren daarvan met keuzevrijheid en scherpe tarieven. Het hangt dus
van de specifieke situatie af of marktpartijen het economisch wenselijk vinden om
in hetzelfde gebied meerdere glasvezelnetwerken aan te leggen. De ACM houdt markttoezicht
op de uitrol van glasvezel en heeft oog voor bijvoorbeeld het vlak na elkaar aanleggen
van glasvezelnetwerken in hetzelfde gebied (of het voeren van procedures hiertegen),
die evident gericht is op het verstoren van de concurrentie op de glasvezelmarkt.
Vraag 4
Is het binnen de huidige wettelijke kaders mogelijk om iets te doen tegen de dubbele
aanleg van glasvezelnetwerken in gebieden waar dit vanuit economisch en maatschappelijk
perspectief onwenselijk is?
Antwoord 4
Nee, in eerste aanleg niet, omdat gemeenten vanuit de Europese Telecomcode (richtlijn
(EU)2018/1972) en implementatie daarvan in de Telecommunicatiewet moeten gedogen dat
elke aanbieder van een openbaar telecomnetwerk (waaronder een glasvezelnetwerk) een
dergelijk netwerk mag aanleggen in de openbare grond. Dit uitgangspunt van infrastructuurconcurrentie
in de Telecomcode is belangrijk voor goede concurrentie en keuzevrijheid voor de consument.
Wel heeft de gemeente op basis van deze wet bepaalde bevoegdheden om te sturen op
een ordelijke uitrol van telecomnetwerken en op het beperken van de impact op de ruimtelijke
en ondergrondse ordening.
Zo kan de gemeente voorschriften opnemen in het instemmingbesluit om overlast en de
impact op de ondergrond te beperken.5 Dit ziet onder andere op het afstemmen van (gelijktijdige) civiele werkzaamheden
tussen telecomaanbieders onderling of het hanteren van een bepaalde periode van graafrust.
Verder kan de gemeente van een telecomaanbieder verlangen dat deze bij de aanleg van
zijn netwerk gebruik maakt van door hem of een derde ter beschikking gestelde ondergrondse
voorzieningen.6 Dit met het oog op en binnen de grenzen van het redelijke, om zo min mogelijk hinder
in het gebruik van en verandering aan de openbare grond teweeg te brengen. Ten slotte
heeft de gemeente de mogelijkheid om in specifieke gebieden en onder bepaalde voorwaarden
aan aanbieders van openbare telecomnetwerken een verplichting tot colocatie of gedeeld
gebruik van bestaande (passieve en actieve) netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten
op te leggen.7 Daarmee wordt het maatschappelijk belang gediend dat schaarse publieke ruimte en
infrastructuur efficiënt wordt gebruikt en de impact op het milieu en de ruimtelijke
ordening zo min mogelijk zijn.
Belangrijk te vermelden is dat de voornoemde bevoegdheden van de gemeente gericht
zijn op het beschermen van bepaalde maatschappelijke belangen en geenszins bedoeld
zijn om de aanleg van meerdere glasvezelnetwerken in een bepaald gebied te verbieden.
Vanuit het oogpunt van infrastructuurconcurrentie is exclusiviteit van één glasvezelaanbieder
op de lange termijn namelijk onwenselijk en naar Europees en nationaal recht niet
toegestaan.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het kort na elkaar aanleggen van meerdere glasvezelnetwerken
leidt tot overlast voor bewoners en ondernemers met mogelijk economische schade tot
gevolg?
Antwoord 5
Ja, ik kan me voorstellen dat het door bewoners en ondernemers als hinderlijk wordt
ervaren als de straat kort achter elkaar weer open en dicht wordt gemaakt voor de
aanleg van glasvezelnetwerken.
Overigens is wel mijn beeld dat de aanleg van glasvezelnetwerken doorgaans een zeer
snelle doorlooptijd heeft, waarbij in de ochtend de straat wordt opengebroken en in
de middag weer is dichtgemaakt.
Zoals ik beschrijf in mijn antwoord op vraag 4 en 10/11, hebben gemeenten de mogelijkheid
om een periode van graafrust in te roepen om overlast als gevolg van snel op elkaar
volgende graafwerkzaamheden te beperken.
Vraag 6
Vormen de nieuwe berichten over concurrentie op het gebied van glasvezel tussen verschillende
aanbieders in onder andere de plaatsen Winsum, Reusel-De Mierden en Heerlen aanleiding
voor u om opnieuw de verschillende mogelijkheden te bezien die door de Autoriteit
Consument & Markt (ACM) in hun marktstudies uit 2019 en 2021 zijn geschetst om de
uitrol van glasvezel beter te stroomlijnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het is aan de ACM om te bezien of ze, op grond van de huidige marktontwikkelingen,
een nieuwe update van hun marktstudie nodig achten. Uit mijn gesprek met de ACM is
gebleken dat de toezichthouder de glasvezelmarkt nauwlettend volgt en regelmatig vragen
krijgt van gemeenten en marktpartijen over mededingingsrechtelijke aspecten bij de
coördinatie van de uitrol van glasvezel, maar vooralsnog geen aanleiding ziet om op
korte termijn de studie te actualiseren. Naar het oordeel van de ACM zijn de denkrichtingen
uit de studie nog steeds actueel. Samen met de ACM blijf ik de ontwikkelingen in de
glasvezelmarkt nauwlettend volgen en blijf ik hierover in gesprek met gemeenten en
marktpartijen. Daarnaast zal ik gemeenten actief informeren over hun regierol en sturingsmogelijkheden
om de uitrol van glasvezelnetwerken in goede banen te leiden. Onder andere door de
genoemde acties in het antwoord op vraag 8/9.
Vraag 7
Bent u het met de ACM eens dat co-investering een goede oplossing is om snelle uitrol
te waarborgen, met minder overlast voor bewoners en onnodige aanleg van dubbele netwerken?
Wilt u de bereidheid bij de aanbieders voor co-investering opnieuw bekijken?
Antwoord 7
Zoals eerder in de Kamerbrief van 6 mei 2021 door de toenmalige Staatssecretaris van
EZK werd aangegeven, juich ook ik vrijwillige co-investeringen door marktpartijen
en de handvatten die de ACM op haar verzoek heeft aangereikt zeer toe.8 Echter, zoals destijds aangegeven, lijken grootschalige co-investeringen in Nederland
geen haalbare weg te zijn, wat nogmaals wordt bevestigd door marktpartijen in de gesprekken
die in het kader van deze Kamervragen met hen zijn gevoerd. Dit laat onverlet dat
de uitrol van glasvezel ook op andere manieren kan worden gestimuleerd, zoals via
het afstemmen van graafwerkzaamheden ervan door een gemeente. Ik verwijs hiervoor
naar de Kamerbrief van 6 mei 2021 en het antwoord op vraag 4.
Vraag 8 en 9
Ziet u voor uzelf een grotere rol weggelegd om regie op de uitrol van glasvezel te
houden, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met de belangrijkste aanbieders en met
hen afspraken te maken over de uitrol van glasvezel?
Hoe helpt u gemeenten die met deze situatie te maken krijgen? Zijn gemeenten voldoende
op de hoogte van de wettelijke mogelijkheden die zij hebben om voorschriften op te
nemen in het instemmingsbesluit, bijvoorbeeld het afkondigen van «graafrust» voor
maximaal 12 maanden?
Antwoord 8 en 9
Nee, ik zie voor mezelf geen grotere rol weggelegd anders dan de faciliterende en
voorlichtende rol die ik nu reeds vervul met de werkzaamheden rond lokaal (telecom)beleid.
Het is immers de gemeente die een instemmingsbesluit verleent voor de uitrol van glasvezel.
Deze werkzaamheden zien vooral op het wisselen van praktijkbeelden tussen gemeenten
en markt (via overleggremia), informatievoorziening via rijkswebsites en -nieuwsbrieven
(o.a. overalsnelinternet.nl) en het maken van gemeentelijk voorbeeldbeleid ten behoeve
van meer harmonisatie van lokaal (telecom)beleid. In de komende tijd zal ik daarbij
specifieke aandacht besteden aan het duiden van de regierol en sturingsmogelijkheden
van gemeenten die in de beantwoording van deze Kamervragen worden genoemd. Onder meer
door het publiceren van informatiemateriaal (factsheet, best practices, FAQ, jurisprudentie,
etc.) op de website overalsnelinternet.nl, en het actief kenbaar maken van de beantwoording
van deze Kamervragen onder gemeenten via een (nieuws)brief.
Vraag 10 en 11
Zou er wat u betreft niet een wettelijke standaardperiode van graafrust moeten komen,
bijvoorbeeld zes maanden, als het niet mogelijk blijkt om graafwerkzaamheden voldoende
af te stemmen?
Bent u bereid om vanuit uw regierol opvolging te geven aan het advies van de ACM om
te komen tot een breed gedragen convenant of handboek met richtlijnen voor uniform
beleid tussen gemeenten, provincies, waterschappen en/of marktpartijen?
Antwoord 10 en 11
Het verankeren van een wettelijke standaardperiode van graafrust is naar mijn oordeel
niet nodig, omdat het huidige wettelijke kader al voldoende waarborgen biedt aan gemeenten
om een periode van graafrust op te leggen als het afstemmen van graafwerkzaamheden
geen uitkomst biedt. Daarbij kunnen gemeente om zwaarwichtige redenen van publiek
belang een langere periode van graafrust voorschrijven.9 Bovendien is het doeltreffender, gelet op het tempo waarin momenteel glasvezel wordt
uitgerold in Nederland en de tijd die het kost om een dergelijke wetswijziging door
te voeren, om in te zetten op de genoemde activiteiten in het voorgaande antwoord.
Datzelfde geldt ook voor het advies van de ACM om te komen tot een breed gedragen
convenant of handboek, Dit neemt overigens niet weg dat ik me blijf inzetten om te
komen tot meer harmonisatie van lokaal (telecom)beleid. Bijvoorbeeld via het opstellen
van een leidraad leges, zoals aangegeven tijdens het commissiedebat digitale infrastructuur
en economie op 22 maart jl.10
Vraag 12
Wat is de status van de verschillende overleggremia, zoals de taskforce digitale connectiviteit
en de werkgroep vaste connectiviteit, die zich bezighouden met het lokale beleid rondom
de aanleg van telecomkabels?
Antwoord 12
De taskforce digitale connectiviteit was een initiatief van enkele gemeenten en de
VNG. Het doel was het bieden van ondersteuning aan gemeenten bij hun gemeentelijke
taken rond de uitrol van 5G. Deze ondersteuning bestond onder meer uit het delen van
kennis en informatie en het ontwikkelen van leidraden voor het opstellen van gemeentelijk
antennebeleid.11 Met het oppakken van verschillende acties is de taskforce opgehouden te bestaan en
zijn deze activiteiten rond digitale connectiviteit en lokaal beleid overgegaan in
de werkgroep vaste connectiviteit en het antennebeleidsoverleg (focus mobiele connectiviteit).
Beide overleggen vinden elk kwartaal en onder voorzitterschap van EZK plaats, met
in wisselende samenstelling vertegenwoordigers uit overheid (VNG, GPKL, gemeenten)
en markt (telecomaanbieders).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.