Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het onderzoeksrapport uniformeringsmogelijkheden hulpmiddelenreglementen zorgverzekeraars (Kamerstukken 29689/29477-1188)
2023D17238 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
                  behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Langdurige
                  Zorg en Sport over de brief Onderzoeksrapport uniformeringsmogelijkheden hulpmiddelenreglementen zorgverzekeraars
                     (Kamerstuk 29 689, nr. 1188).
               
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Bakker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties
II Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
                     het rapport uniformeringsmogelijkheden hulpmiddelenreglementen zorgverzekeraars. Deze
                     leden herkennen en ondersteunen het doel om voor mensen en hun zorgverleners de administratieve
                     last te verminderen en meer rust in het leven mogelijk te maken. Zij lezen dat het
                     uniformeren van de hulpmiddelenreglementen een groot en arbeidsintensief traject is
                     waarbij veel partijen betrokken zijn. De Minister heeft aangegeven met zorgverzekeraars
                     in gesprek te blijven over hoe zij opvolging geven aan die adviezen. Genoemde leden
                     zien graag dat hier wat meer aansporing bij komt. Ziet de Minister met zorgverzekeraars
                     een bepaald tijdspad voor zich en wat kan of gaat de Minister doen indien voortgang
                     van uniformering achterblijft? Welke rol krijgen hulpmiddelenleveranciers hierin toebedeeld?
                     Daarnaast lezen deze leden dat uniformering een kleine impact heeft op de regeldruk
                     bij de negentien miljoen hulpmiddelendeclaraties van 2,5 miljoen gebruikers. Kan een
                     concretere toelichting worden gegeven op deze impact? Wordt een afname van declaraties
                     verwacht doordat het duidelijker wordt voor zowel voorschrijver als gebruiker en hierdoor
                     minder onjuiste declaraties worden ingestuurd? Kan de Minister in cijfers (zowel arbeidsuren
                     als euro’s) aangeven wat de impact is op zorgverleners, hulpmiddelengebruikers en
                     leveranciers met betrekking tot administratieve lasten?
                  
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat de analyse op hoofdcategorieën
                     laat zien dat op twee na alle zorgverzekeraars de indeling van hulpmiddelen aanhouden
                     zoals deze in de artikelen van de Zorgverzekeringswet (Zvw) staan. Kan de Minister
                     aangeven waarom deze twee verzekeraars een andere indeling aanhouden en voor hoeveel
                     gebruikers (zowel zorgverleners als gebruikers) dit van toepassing is?
                  
Ook lezen genoemde leden dat bij uniformering op vorm nog stappen nodig zijn voor
                     de realisatie van het uniformeren op subcategorieën. Op welke manier worden deze stappen
                     meegenomen in de gesprekken en hoe en wanneer wordt ook hierbij geüniformeerd? Deze
                     leden lezen dat uniformering op taal en vorm mogelijk is en dat uniformering op inhoud
                     gedeeltelijk mogelijk is. Zij vragen hoe het zit met verschillen tussen hulpmiddelen
                     voor volwassenen en kinderen. Hierbij valt te denken aan protheses waarbij kinderen
                     vaker een nieuw hulpmiddel nodig hebben vanwege de groei, maar soms ook nog protheses
                     moeten willen kunnen uitproberen in plaats van tot definitieve keuze over te gaan.
                     Waar en hoe worden deze verschillen meegenomen in de uniformering?
                  
In het rapport worden ook zogenoemde «bijvangsten» genoemd: andere verbeteringen naast
                     het uniformeren. Gaan hulpmiddelenleveranciers en zorgverzekeraars ook met deze bijvangsten
                     aan de slag? Zo nee, wil de Minister ze aansporen dit wel te doen?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse het rapport gelezen en danken de
                     Minister voor haar brief. Deze leden hebben nog enkele vragen. Zij vragen de Minister
                     een duidelijk plan met bijbehorend tijdspad te geven voor het implementeren van de
                     gegeven adviezen in het rapport. Deze leden vragen of de Minister hierin kan aangeven
                     welke rol de Minister hierin zal oppakken en welke rol andere veldspelers zoals zorgverzekeraars
                     zullen oppakken. Voorts vragen zij op welke wijze hulpmiddelengebruikers worden betrokken
                     bij het verbeteren van hulpmiddelenreglementen.
                  
Genoemde leden lezen dat de uniformering leidt tot een verlaging van de administratieve
                     lasten. Deze leden vragen de Minister welk verwacht effect dit heeft: niet alleen
                     op de zorgverzekeraars, maar ook op de hulpmiddelengebruikers, toegankelijkheid tot
                     hulpmiddelen en mogelijk effect op de kosten.
                  
De leden van de D66-fractie lezen in het NOS-artikel op 18 april jongstleden1 dat een cardioloog is berispt vanwege onvermelde bijverdienste in de medische hulpmiddelenindustrie.
                     Kan de Minister een reactie geven op dit artikel? Op welke wijze wordt toezicht gehouden
                     op eigen bijverdiensten door zorgprofessionals? Voorts vragen deze leden hoe toezicht
                     en handhaving op potentiële belangenverstrengeling kan worden verbeterd en daarmee
                     transparantie op bijverdiensten worden vergroot.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik enkele aanvullende
                  vragen te stellen naar aanleiding van de brief van de Minister. De brief van de Minister
                  eindigt enigszins cryptisch. Deze leden lezen in de laatste alinea dat de zorgverzekeraars
                  blij zijn met de concrete adviezen uit het rapport, en dat de Minister in overleg
                  blijft met het veld. Dat is allemaal positief, vinden ook deze leden, maar wat bedoelt
                  de Minister hier nu precies mee? Welke concrete adviezen nemen de zorgverzekeraars
                  over en welke niet, en waarom niet? Mogen genoemde leden erop vertrouwen dat alle
                  adviezen in de hulpmiddelreglementen per 1 januari 2024 zijn opgenomen? Zo niet, dan
                  horen deze leden graag waarom niet.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Onderzoeksrapport uniformeringsmogelijkheden
                     hulpmiddelenreglementen zorgverzekeraars. Deze leden hebben hier nog enkele vragen
                     en opmerkingen over. Zij vinden het een goede stap dat eindelijk wordt gekeken naar
                     het tegengaan van het oerwoud aan verschillende eisen en regels van zorgverzekeraars.
                     Zij vragen de Minister echter wel wanneer zij verwacht dat de uniformering van de
                     hulpmiddelenreglementen echt geregeld zal zijn. Wanneer gaan zorgverleners en mensen
                     die afhankelijk zijn van hulpmiddelen hier echt iets van merken?
                  
Genoemde leden lezen dat er op de inhoud van hulpmiddelenreglementen slechts deels
                     geüniformeerd mag worden vanwege de mededingingsregels. Zij vragen de Minister wat
                     volgens haar de toegevoegde waarde is van inhoudelijke verschillen tussen de hulpmiddelenreglementen
                     van zorgverzekeraars. Voegen die echt iets toe aan de kwaliteit van de zorg? Is dit
                     voor mensen een belangrijk aspect bij het kiezen van een zorgverzekering? Is het niet-uniformeren
                     van de inhoud van hulpmiddelenreglementen gebaseerd op inhoudelijke afwegingen of
                     is dit puur gebaseerd op de mededingingsregels?
                  
De leden van de SP-fractie vragen de Minister op welke andere plekken de onuitlegbare
                     verschillen in de eisen en procedures van zorgverzekeraars ook kunnen worden teruggebracht.
                     Zij wijzen er namelijk op dat dit op nog meer plekken in de zorg mogelijk is, bijvoorbeeld
                     als het gaat om de eisen waar zorgaanbieders aan moeten voldoen en welke zorg vanuit
                     het basispakket vergoed wordt. Is de Minister bereid om te onderzoeken op welke terreinen
                     deze verschillen kunnen worden weggewerkt, om zo de bureaucratie voor zorgverleners
                     terug te brengen?
                  
Deze leden constateren dat het voor mensen vaak nog erg ingewikkeld is om hulpmiddelen
                     aan te vragen, omdat dit verdeeld is over gemeenten en zorgverzekeraars. Is de Minister
                     bereid om één loket op te zetten voor de aanvraag van hulpmiddelen, zodat het voor
                     mensen duidelijk is waar zij terechtkunnen?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties
De leden van de GroenLinks- en de PvdA-fracties hebben met interesse deelgenomen van
                     het onderzoek om de reglementen van verzekeraars rondom hulpmiddelen te uniformeren.
                     De Minister stelt terecht dat het uniformeren van hulpmiddelen een belangrijke stap
                     kan zijn in het terugdringen van de administratieve lasten voor zorgmedewerkers. Daarnaast
                     hopen de leden van beide voornoemde fracties ook dat door deze uniformering aanvraagprocedures
                     sneller kunnen verlopen. Want, zoals de onderzoekers ook stellen: «een hulpmiddel
                     maakt het verschil om te kunnen participeren in de maatschappij». Verwacht de Minister
                     ook voor de gebruikers van hulpmiddelen een verbetering van de bestaande praktijk?
                  
Genoemde leden lezen dat het uniformeren op taal en vorm mogelijk is binnen het mededingingsrecht
                     en dat het nu aan verzekeraars is om deze uniformering vorm te geven. Zij begrijpen
                     dat dit op inhoud een stuk moeilijker is. De onderzoekers beschrijven uniformeren
                     op inhoud als volgt: «Met uniformeren op inhoud wordt bedoeld onder welke condities
                     de hulpmiddelen worden vergoed. Dit kan zijn: wie het mag voorschrijven, welke hulpmiddelen
                     wel of niet vergoed worden, of je een hulpmiddel in bruikleen krijgt of in eigendom.»
                     Het is logisch dat verzekeraars hier onderling geen afspraken over mogen maken, omdat
                     dit ook in het domein van de Zvw ligt. Binnen het pakket wordt bepaald wat wel en
                     niet wordt vergoed. Toch lezen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties niet dat
                     de Minister ook haar rol, eventueel samen met het Zorginstituut Nederland, pakt en
                     verduidelijkt welke hulpmiddelen wel worden vergoed, in welke situatie en door wie.
                     Graag horen zij van de Minister hoe zij de geschetste problematiek (tenminste over,
                     maar niet beperkt tot: uniforme afspraken over vergoeding/kosten, uniforme afspraken
                     over kwaliteitseisen & uniforme afspraken over eigendom/bruikleen) op de inhoud wil
                     oplossen.
                  
Genoemde leden zien nog een ander belangrijk probleem binnen het voorschrijven van
                     hulpmiddelen, namelijk dat verzekeraars, zorgkantoren en gemeenten naar elkaar kunnen
                     wijzen als het gaat om het vergoeden van een hulpmiddel. In de ogen van deze leden
                     kan die problematiek ook worden teruggedrongen als de Minister verduidelijkt welke
                     hulpmiddelen in welke situatie vanuit welke wet worden voorgeschreven. Daarmee wordt
                     ook de inhoud geüniformeerd. Hoe ziet de Minister dat? Welke trajecten lopen er om
                     die grenzen tussen de financiers duidelijker vast te stellen?
                  
Over het tijdspad en het proces van de verbeteringen hebben de leden van de GroenLinks-
                     en PvdA-fracties ook nog een aantal vragen. Zij lezen in de brief dat de Minister
                     de voortgang zal bewaken. Kan de Minister aangeven op welke wijze zorgverzekeraars
                     de adviezen op zullen gaan volgen? Kan de Minister aangeven wanneer de verzekeraars
                     verwachten merkbare verbeteringen te hebben doorgevoerd? Is dit bijvoorbeeld al mogelijk
                     per 1 januari 2024? Is een vorm van sanctionering mogelijk als verzekeraars besluiten
                     alsnog af te wijken van de afgesproken uniformering?
                  
II. Reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.