Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Berg, Westerveld en Van den Hil over het sluiten van Emergis
Vragen van de leden Van den Berg (CDA), Westerveld (GroenLinks) en Van den Hil (VVD) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het sluiten van Emergis (ingezonden 28 maart 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 18 april 2023).
Vraag 1
Kent u het bericht «Deel van autismekliniek Emergis definitief dicht, ondanks zorgen
en kritiek» van Omroep Zeeland alsmede de antwoorden op vragen van het lid Van den
Berg over het bericht «Emergis krimpt kliniek verder in afdeling autisme van 16 naar
5 bedden»?1,
2
Antwoord 1
Ja, deze zijn bij mij bekend.
Vraag 2
Deel u de mening dat er landelijk overzicht moet zijn van alle klinische ggz-bedden,
inclusief alle ambulante plekken?
En deelt u de mening dat er een overzicht moet zijn van alle hoogcomplexe ggz, specialistische
ggz en ggz-zorg in combinatie met gehandicaptenzorg?
Zo ja, wanneer zijn die overzichten beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik vind het belangrijk dat de zorg toegankelijk is voor iedereen die haar nodig heeft.
Er moet dus voldoende passende zorg beschikbaar zijn. De zorgverzekeraars kopen deze
in en om dat goed en proactief te kunnen doen is inzicht nodig in de vraag naar ggz
en het aanbod van ggz. De regiobeelden zijn hiervoor een belangrijk instrument. Daarom
hebben we in het Integraal Zorg Akkoord (IZA) afgesproken dat voor iedere zorgkantoorregio
eind juni een nieuw of herijkt regiobeeld gereed is. In dit regiobeeld wordt o.a.
in kaart gebracht worden wat het zorgaanbod en de zorgvraag is. De ggz is daar onderdeel
van, net als alle andere zorgsectoren.
Daarnaast wil ik specifiek meer grip krijgen op de cruciale ggz. Daarom heb ik in
het IZA met partijen afgesproken dat het aanbod van cruciale ggz in Nederland in beeld
wordt gebracht. Als eerste stap is in december 2022 de handreiking cruciale ggz vastgesteld
die een werkdefinitie geeft voor cruciale ggz. Cruciale ggz is ggz die een hoge organisatiegraad
heeft, waar een netwerk van samenhangende voorzieningen omheen georganiseerd moet
zijn, waar vaak sprake is van een hoog complexe zorgvraag, waar schaarste in kennis
of personeel op is en waarbij vaak slechts één of enkele aanbieders dat aanbod bieden
in een zorgkantoorregio. Momenteel brengt elke regio aan de hand van een inventarisatiemodel
in beeld welk cruciaal ggz aanbod er regionaal, bovenregionaal en landelijk beschikbaar
is. De focus ligt daarbij op de Zvw-zorg. Regio’s kunnen ervoor kiezen om ook andere
domeinen, zoals Wlz, jeugd-ggz of gehandicaptenzorg mee te nemen.
De afspraak is dat regio’s voor 15 mei bij de Nederlandse ggz aanleveren in hoeverre
er in hun regio sprake is van cruciale zorg waar de continuïteit van in het geding
is. Deze uitkomsten worden door zorgverzekeraars besproken en betrokken bij de inkoop
voor 2024. Vanaf juli a.s. worden de inventarisaties per regio landelijk gebundeld,
zodat er een eerste overzicht ontstaat van welk aanbod er is als het gaat om cruciale
ggz. Op basis van het overzicht van het aanbod van cruciale zorg en inzicht in de
vraag naar cruciale ggz wordt bepaald wat het noodzakelijk zorgaanbod moet zijn en
waar dit aanbod het beste georganiseerd kan worden.
Vraag 3
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van het landelijk aantal beschikbare
intramurale bedden naar ambulante bedden over de laatste tien jaar per regio?
Antwoord 3
De meeste recente cijfers die ik heb over het aantal klinische plekken zijn afkomstig
uit de monitoring ambulantisering 2020. Zoals op 15 maart 2021 aan uw Kamer is gecommuniceerd3 was er tussen 2015 en 2019 een afname te zien in klinische capaciteit van 14%, waarvan
1% in 2019. De cijfers zijn niet uitgesplitst naar regio.
In de opvolger van de monitor ambulantisering, de voortgangsrapportage monitor psychische
problematiek, wordt niet de capaciteit, maar het gebruik gemonitord.
Deze monitor heb ik op 1 december 2022 met de Kamer gedeeld4. Hierin is te zien dat het aantal cliënten dat gebruik maakt van klinische voorzieningen
binnen de ggz in de periode 2015 tot en met 2020 is gedaald met 8,7 procent. Voor
wat betreft het gebruik van ambulante voorzieningen geldt dat de jaren 2015–2019 telkens
een stijging lieten zien van het aantal cliënten die hiervan gebruikmaken. In 2020
daalt dit aantal voor het eerst met 2,7 procent. De COVID-19-pandemie kan invloed
hebben gehad op deze daling. In onderstaand figuur uit de voortgangsrapportage monitor
psychische problematiek worden de beschikbare cijfers weergegeven.
Vraag 4
Klopt het dat circa 1,5 procent van het totaal aantal mensen met een ggz-probleem
mensen met een Ernstige Psychische Aandoening (EPA) zijn en dat dit percentage de
afgelopen jaren vrij constant is gebleven?
Antwoord 4
Vektis, die zich baseert op diagnosedata, geeft aan dat er in 2019 218.200 EPA patiënten
waren,5 wat neer komt op ongeveer 1,25 procent van de bevolking. In de factsheet geeft Vektis
aan dat het aantal EPA patiënten de afgelopen jaren licht is gestegen van 214.000
in 2015 naar 218.200 in 2019. Gezien de demografische ontwikkelingen is het aandeel
EPA patiënten in Nederland ongeveer gelijk gebleven.
Vraag 5 en 6
Kunt aangeven hoeveel plekken er voor EPA-patiënten op basis van deze cijfers beschikbaar
zouden moeten zijn?
Kunt u aangeven hoeveel bedden er nu voor EPA-patiënten beschikbaar zijn?
Antwoord 5 en 6
Vektis geeft aan dat in 2019 ongeveer 191.500 EPA-patiënten alleen ambulante zorg
in de ggz of Wlz ontvingen. Ongeveer 26.700 EPA-patiënten werden minimaal één dag
per jaar opgenomen.
Eén bed kan gedurende het jaar voor meerdere patiënten met verschillende zorgbehoeften
gebruikt worden en het komt voor dat patiënten een passende behandeling ambulant hebben,
maar incidenteel gebruik maken van een intramurale plek (bed). Het is dus niet zo
dat er in de ggz per patiëntengroep, zoals de EPA-patiënten, een aantal bedden beschikbaar
is. Daarom is hier geen overzicht van te geven. Wel werken de IZA-partijen aan het
in beeld krijgen van de aansluiting van vraag en aanbod van zorg in de regiobeelden
en heb ik specifieke afspraken gemaakt over cruciale ggz, zoals aangegeven in het
antwoord op vraag 2.
Vraag 7
Kunt u aangeven waarom er geen eenduidige definities worden gebruikt in de ggz, aangezien
de ene partij spreekt van cruciaal, de andere van hooggespecialiseerd, en de derde
van complexe ggz?
Antwoord 7
Cruciale ggz is een werktitel waaronder in het IZA afspraken zijn gemaakt tussen verschillende
partijen. Wat betreft andere termen die gebruikt worden in de ggz, zoals hooggespecialiseerde
ggz en complexe ggz, is het goed om aan te geven dat dit verzameltermen van interventies
in de zorg zijn die in de praktijk worden gebruikt.
In het IZA is afgesproken dat het aanbod van cruciale ggz wordt geïnventariseerd.
We doen dit met behulp van een werkdefinitie die is opgenomen in de handreiking cruciale
ggz6. Na de inventarisatie wordt bekeken of de definitie moet worden aangescherpt. De
insteek bij het begrip cruciale ggz ligt op het kunnen organiseren van die ggz die
een complexe organisatiegraad heeft om die zorg te kunnen leveren, waar een netwerk
van samenhangende voorzieningen omheen georganiseerd moet zijn, waar vaak sprake is
van een hoog complexe zorgvraag, waar schaarste in kennis of personeel op is en vaak
slechts één of enkele aanbieders dat aanbod bieden in een zorgkantoorregio. Als sprake
is van deze combinatie van verschillende factoren, is sprake van een aanbod dat cruciaal
is.
Dat aanbod dat door de gezamenlijke partijen (aanbieders en financiers) als cruciaal
wordt bestempeld gaat veelal ook over hooggespecialiseerde of hoog complexe ggz. Belangrijk
is te benoemen dat wat nu als cruciaal wordt beschouwd door innovaties in de zorg
aan verandering onderhevig is en daarmee geen statisch gegeven is.
Vraag 8
Waarom is het niet mogelijk eenduidige terminologie af te spreken en die ook te registeren?
Wat heeft u daarvoor nodig?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 is cruciale ggz een werktitel waaronder
in het IZA afspraken zijn gemaakt. De andere gebruikte termen, zoals hooggespecialiseerde
ggz en complexe ggz, zijn verzameltermen van interventies in de zorg die niet bedoeld
zijn voor bronregistraties. Partijen hebben met elkaar afgesproken in het IZA om grip
en zicht te krijgen op cruciale ggz. Daarvoor worden dan nu ook verschillende stappen
gezet, zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2.
Vraag 9
Kunt u aangeven hoeveel praktijkondersteuners huisartsenzorg (POH’ers) er nu actief
zijn en daarmee hoeveel capaciteit (in uren) basisggz-zorg beschikbaar is?
Antwoord 9
Cijfers van het Nivel laten zien dat in het najaar van 2021 78 procent van de huisartsenpraktijken
een POH-ggz in de praktijk had.7 Het aantal consulten bij de POH-ggz was in 2021 172,3 per 1000 ingeschreven patiënten.8 Het aantal consulten bij de POH-ggz is de afgelopen jaren gestegen, wat ook zichtbaar
is in de uitgaven aan de POH-ggz.9 Ik kan niet aangeven hoeveel praktijkondersteuners ggz (POH-ggz) er nu actief zijn
in de huisartsenzorg en hoeveel capaciteit basisggz-zorg beschikbaar is, omdat dit
niet structureel bijgehouden wordt.
De POH-ggz in de huisartsenpraktijk kan veel lichte psychische zorgvragen zelf behandelen
zonder dat patiënten doorverwezen hoeven te worden naar de ggz. In het IZA zijn er
tevens afspraken gemaakt om de samenwerking tussen het sociaal domein, de ggz en de
huisartsenzorg te verbeteren. Om hiervoor ruimte te creëren binnen de huisartsenzorg,
heb ik de NZa verzocht om het maximumaantal uren van de POH-ggz per normpraktijk per
1-1-2024 te verhogen met vier uur, van 12 naar 16 uur per week.
Vraag 10
Bent u bereid met zorgverzekeraars in overleg te gaan om een einde te maken dat iedere
ggz-instelling zelf bepaalt welke ggz-zorg zij aanbieden en welke zij weigeren c.q.
afstoten, c.q. welke intramurale zorg zij verminderen?
Antwoord 10
Een instelling bepaalt zelf welke zorg zij aanbiedt. Een zorgverzekeraar heeft zorgplicht
en koopt zorg in. Ik vind het van belang dat passende zorg toegankelijk is voor de
mensen die haar nodig hebben. In het IZA heb ik daarom afspraken gemaakt met zorgpartijen
– waaronder de zorgverzekeraars – die er op zijn gericht het aanbod van – en de vraag
naar zorg beter op elkaar aan te laten sluiten. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 11
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot tarifering, aangezien
het zorgprestatiemodel immers in 2022 is ingevoerd zonder voldoende overeenstemming
over zorgvraagtypering en zonder toereikende ICT-systemen?
Antwoord 11
Met betrekking tot de tarifering heb ik uw Kamer op 13 april jongstleden geïnformeerd
in de brief over het zorgprestatiemodel.10
Het zorgprestatiemodel draagt bij aan reële tarieven voor geleverde zorg, minder administratieve
lasten voor behandelaren en ondersteunende afdelingen en een begrijpelijke factuur
voor de patiënt. Met de invoering kunnen declaraties ook sneller worden verstuurd
en verwerkt dan voorheen, waarmee sneller inzicht ontstaat in de ontwikkeling van
de zorgkosten. Daarnaast zorgt het zorgprestatiemodel samen met de zorgvraagtypering
voor een betere match tussen zorgvraag en -aanbod. Deze zorgvraagtypering is namelijk
de «taal» die gebruikt kan worden om de link te kunnen leggen tussen de zorgvraag
en het zorggebruik van specifieke groepen patiënten. Die taal is hard nodig, juist
zodat er gestuurd kan worden bij het inkopen van voldoende zorg voor complexere patiënten.
Dit draagt bij aan een goede ggz, die toegankelijk is voor iedereen die haar nodig
heeft. De partijen binnen het programma zorgprestatiemodel11 hebben bij de invoering van het zorgprestatiemodel hun steun uitgesproken voor het
systeem van zorgvraagtypering.
Zoals ik ook heb aangegeven in de brief van 13 april jongstleden, blijkt uit een eerste
evaluatie dat de invoering van het zorgprestatiemodel een grote operatie is (geweest)
voor (de backoffices van) de zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Het gereed maken
van de elektronische patiëntendossiers (EPD’s) bij de zorgaanbieders heeft meer tijd
gekost dan verwacht, met name bij de grote zorgaanbieders. Dit leidde ertoe dat aanbieders
lange tijd niet hebben kunnen declareren. Inmiddels is deze declaratiestroom wel op
gang gekomen. De schattingen zijn dat voor 2022 ongeveer 75% van de verwachte kosten
inmiddels is gedeclareerd en uitbetaald. Uit de evaluatie komt ook naar voren dat
het zorgprestatiemodel brede steun geniet van de betrokken partijen. Het wordt gezien
als een verbetering ten opzichte van de dbc-systematiek. Net als ieder bekostigingsmodel
kent ook het zorgprestatiemodel sterke en zwakke kanten en de evaluatie geeft een
aantal concrete aanbevelingen aan partijen. In mijn brief van 13 april jongstleden
beschrijf ik hoe deze aanbevelingen worden opgepakt. Zo wordt aanbevolen om de kostendekkendheid
van de tarieven te onderzoeken. De NZa is twee kostprijsonderzoeken gestart. Het eerste
onderzoek wordt dit jaar uitgevoerd en kan leiden tot een aanpassing van de tarieven
voor 2024. Het tweede onderzoek is een nieuw kostenonderzoek om actuele en kostendekkende
tarieven te bepalen die per 2026 ingaan. Een andere aanbeveling is om een visie te
ontwikkelen op zorgvraagtypering. Deze aanbeveling wordt opgepakt binnen de doorontwikkeling
van de zorgvraagtypering. Voor deze doorontwikkeling is een adviescommissie zorgvraagtypering
ggz opgericht in opdracht van de NZa.
Veldpartijen hebben bij de invoering van het zorgprestatiemodel bestuurlijk afgesproken
gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor een financieel verantwoorde, zorgvuldige
en macroneutrale overgang naar het zorgprestatiemodel. Om uitvoering te geven aan
de afspraken is er in de bekostiging ruimte gecreëerd. Om zorgaanbieders en zorgverzekeraars
te ondersteunen bij het maken van financiële transitie-afspraken, heeft de NZa namelijk
voor de jaren 2022 en 2023 een transitieprestatie met een vrij tarief geïntroduceerd.
Onderdeel van de bestuurlijke afspraken is om deze transitieprestatie te gebruiken
om voor iedere individuele ggz instelling zorgvuldig en verantwoord over te laten
gaan naar het zorgprestatiemodel. In verschillende bestuurlijke overleggen die de
afgelopen periode tussen de betrokken partijen hebben plaatsgevonden zijn deze eerder
gemaakte bestuurlijke afspraken herbevestigd. Ik vind het belangrijk dat de partijen
samen deze verantwoordelijkheid blijven nemen, en dat zij steeds meer en beter gebruik
maken van de handvatten die het zorgprestatiemodel daarvoor aanreikt.
Vraag 12
Waar kunnen de cliënten die nu in behandeling zijn bij de autismekliniek van Emergis
en nog nadere behandeling nodig hebben na de sluiting naartoe? Zijn er passende vervolgplekken
die ook voor ouders te bereizen zijn? Hoe worden cliënten en hun ouders geholpen bij
het vinden van een passende vervolgplek?
Antwoord 12
Emergis heeft aangegeven dat cliënten die nog klinische vervolgzorg nodig hebben door
Emergis geplaatst kunnen worden binnen de bestaande klinische voorzieningen van Emergis
en dat cliënten die over kunnen naar ambulante behandeling deze vanaf medio 2023 bij
Emergis krijgen of – als ze van buiten Zeeland komen – in hun eigen regio.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.