Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Milieuraad 18 en 19 april 2023 (Kamerstuk 21501-08-896)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 899
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 april 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 27 maart 2023 over de geannoteerde agenda informele Milieuraad 18 en 19 april
2023 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 896).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 april 2023 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 17 april 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Wiendels
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reacties van de bewindspersonen
Concurrentievermogen
In de geannoteerde agenda lezen de leden van de VVD-fractie dat de Staatssecretaris
de volgende aspecten belangrijk vindt en meeneemt in het gesprek over de groene transitie:
een sterke en eerlijke interne markt; het waarborgen van een gelijk speelveld; een
open economie en internationale samenwerking; een dynamische en wendbare beroepsbevolking;
EU-lidstaten met gezonde overheidsfinanciën; het verminderen van regeldruk en administratieve
lasten; en samenhang tussen de diverse Europese initiatieven op klimaat, energie,
circulaire economie en biodiversiteit. Deze leden onderschrijven deze uitgangspunten.
Deze leden vragen zich af welke aandachtspunten de Staatssecretaris nog meer ziet
en wat de Staatssecretaris doet om die samenhang te bereiken.
De groene transitie is een complex vraagstuk waar veel aspecten en (grote en kleine)
veranderingen voor nodig zijn, op Europees, nationaal en regionaal niveau. Het kabinet
is van mening dat de geformuleerde punten de belangrijkste zijn om in te brengen tijdens
de informele Milieuraad.
In de conclusies van de meest recente Europese Raad wordt nader ingegaan op verschillende
aspecten om het Europees concurrentievermogen te versterken.1 De Nederlandse aandachtspunten zijn hier goed in verwerkt. In de verschillende BNC-fiches
die uw Kamer binnenkort zal ontvangen over de concrete wetgevende voorstellen zal
dieper worden ingegaan op de aandachtspunten en hoe deze voorstellen bij kunnen dragen
aan het versnellen van de groene transitie en het versterken van de samenhang tussen
de verschillende Europese initiatieven.
De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af op welke manier voldoende aandacht
gegeven wordt aan het verloop van de transities. Is de Staatssecretaris bereid te
onderzoeken in hoeverre er sprake is van een gelijk speelveld, en in hoeverre regeldruk
en administratieve lasten in de lidstaten verschillen?
Zoals vermeld in de geannoteerde agenda verwelkomt het kabinet de Europese ambitie
om koploper te blijven in de klimaattransitie en onderschrijft het de recente aandacht
voor schone technologieën in de EU. Een gelijk speelveld op Europees niveau is hierbij
een van de aandachtspunten waar het kabinet zich actief op inzet in Europees verband
via de Europese Raad en de diverse Raden, maar ook via andere Europese platforms zoals
de Single Market Emergency Taskforce (SMET). Hierbij is ook aandacht voor de verschillen in regeldruk en administratieve
lasten en belemmeringen die burgers en ondernemers ervaren. Deze inzet is geformuleerd
in het kabinetsbrede Interne Markt Actie plan.2 Op dit moment wordt daarom een afzonderlijk onderzoek naar de verschillen in regeldruk
en administratieve lasten in de lidstaten niet opportuun geacht.
Hoe ziet de Staatssecretaris de strategie als het gaat over de geopolitieke verhoudingen
ten aanzien van een circulaire economie, bijvoorbeeld binnen de chemiesector? Hoe
verhouden de uitgangspunten «open economie» en «internationale samenwerking» zich
tot een meer zelfvoorzienend en onafhankelijk Europa, zoals met genoemde maatregelen
betracht wordt?
Voor Nederland geldt dat een open economie van wezenlijk belang is om onze publieke
belangen te kunnen behartigen. Tegelijkertijd zetten verschuivende geopolitieke belangen
en een ongelijk internationaal speelveld deze openheid onder druk. Om onze publieke
belangen te kunnen blijven borgen is het versterken van de economische weerbaarheid
samen met gelijkgezinde landen van groot belang. Een weerbare Europese Unie is een
Unie die in staat is om in een onderling verbonden wereld negatieve ontwikkelingen
op te vangen of te weren, maar tegelijkertijd op positieve ontwikkelingen in te spelen.
De kabinetsvisie op deze Open Strategische Autonomie3 zet uiteen hoe het kabinet de weerbaarheid van de EU wil borgen door het politiek-economisch
fundament van de Unie te versterken, risicovolle strategische afhankelijkheden af
te bouwen, en de geopolitieke slagkracht van de EU wil vergroten. Daarbij is het devies
open waar het kan, gesloten waar het moet.
De circulaire economie is een belangrijk onderdeel van de duurzame en digitale transities
die onmisbaar zijn bij het bereiken van onze publieke belangen. Deze transities dragen
enerzijds bij aan het verminderen van strategische afhankelijkheden, bijvoorbeeld
in relatie tot fossiele energiedragers. Anderzijds kunnen deze transities ook de strategische
afhankelijkheden van nieuwe kritieke grondstoffen juist vergroten. De nationale grondstoffenstrategie4 geeft een handelingsperspectief aan voor de beschikbaarheid van kritieke grondstoffen
voor productie en de realisatie van de energie- en digitale transities. Hierbij wordt
onder andere aandacht besteed aan circulariteit en innovatie. Ook via Europese samenwerking
via bijvoorbeeld de Net-Zero Industry Act
5 en de Critical Raw Materials Act6 komen deze afwegingen samen. Uw Kamer wordt hierover binnenkort separaat via de BNC-fiches
geïnformeerd.
De chemische sector in Nederland is qua omzet de op drie na grootste van Europa. De
sector zorgt voor werkgelegenheid en draagt bij aan het Nederlandse verdienvermogen.
Binnen de chemie zijn organische basischemie en plastics de grootste subsectoren.
Het sluiten van de plasticketen is voor dit kabinet een belangrijk onderdeel bij het
realiseren van een circulaire economie. Het kabinet stimuleert bijvoorbeeld de toepassing
van plastic recyclaat en biogebaseerd plastic om te zorgen voor minder afhankelijkheid
van primaire fossiele plastics en op die manier bij te dragen aan strategische autonomie
van Nederland en Europa. Bovendien kan het versnellen van het sluiten van plasticketens,
door bijvoorbeeld normering, bijdragen aan de concurrentiekracht van Nederland en
Europa in een open economie. Tegelijkertijd zorgt plastic ook voor milieuvervuiling.
Plasticvervuiling houdt zich niet aan landsgrenzen en vindt plaats over de gehele
plasticketen, bij grondstoffenwinning, productieprocessen, consumptie en afvaltransport-
en verwerking. Om plasticvervuiling aan te pakken is het nodig om mondiaal samen te
werken. Daarom is het voor dit kabinet van belang om snel te komen tot een ambitieus
VN Verdrag om plastic vervuiling te beëindigen, met bindende maatregelen die gemonitord
en gehandhaafd kunnen worden.
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over het versterken van het concurrentievermogen
van lidstaten in de groene transitie. De Staatssecretaris geeft aan dat de Europese
inzet zich richt op het verminderen van regeldruk en administratieve lasten. Het is
goed dat de Staatssecretaris daarbij focust op de interactie tussen de diverse Europese
initiatieven. Kan de Staatssecretaris verduidelijken wat de inzet hierop zal zijn?
Het kabinet constateert dat de Commissie voorstellen doet die met elkaar te maken
hebben of van invloed zijn op elkaar. Het gevaar schuilt dan in voorstellen die niet
voldoende op elkaar zijn afgestemd en daardoor tegenstrijdig zijn met elkaar, elkaars
doelen kunnen tegenwerken, of in de uitvoering tot vertraging kunnen komen. Om dit
te voorkomen vraagt het kabinet de Commissie om overzichtelijk te maken hoe de voorstellen
zich tot elkaar verhouden, onder meer in de context van de Net Zero Industry Act (NZIA). Dit draagt bij aan enerzijds het voorkomen van ongewenste tegenstrijdigheden
en anderzijds aan het onderling versterken van voorstellen. Dit draagt tevens bij
aan het voorkomen van bijvoorbeeld dubbele administratieve lasten.
In het BNC-fiche over de NZIA dat uw Kamer binnenkort zal ontvangen zal dieper worden
ingegaan op hoe dit voorstel bij kan dragen aan het versnellen van de groene transitie
en het versterken van de samenhang tussen de verschillende Europese initiatieven.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de Staatssecretaris van mening is dat het versterken
van het lange termijn concurrentievermogen begint bij een sterk economisch fundament,
zoals een sterke en eerlijke interne markt, het waarborgen van een gelijk speelveld,
een open economie en internationale samenwerking. Wordt er hier ook rekening gehouden
met de rol van overheidsaanbestedingen en op welke manier deze invloed hebben op oneerlijke
concurrentie tussen sectoren van verschillende landen, zoals bijvoorbeeld te zien
is bij de maritieme maakindustrie? En met welke inzet?
Ja, het aanbestedingsbeleid is er onder andere op gericht om bij aanbestedingen het
gelijk speelveld te waarborgen. Dit draagt bij aan het concurrentievermogen van Nederlandse
en Europese bedrijven. Daarvoor is nodig dat we in Europa markten voor elkaar openstellen
en open houden. Daarnaast zijn we als Nederland en Europa ook gebonden aan een aantal
handelsverdragen met landen buiten Europa die ook die ook deze markten voor de Europese
industrie en vice versa openstellen. Om oneerlijke concurrentie bij aanbestedingen
tegen te gaan zet de regering ook in op toepassing van twee nieuwe Europese instrumenten:
het Internationaal Aanbestedingsinstrument (International Procurement Instrument, IPI)7 en de verordening buitenlandse subsidies (Foreign Subsidies Regulation, FSR).8 In recente Kamerbrieven is de Kamer al over deze instrumenten geïnformeerd. Daarnaast
presenteerde de Europese Commissie onlangs de Net Zero Industry Act (NZIA). De NZIA bevat eveneens voorstellen om met de inkoop van netto-nul technologieën,
zoals zonnepanelen en windmolens, bij te dragen aan het concurrentievermogen van de
interne markt. Hierover ontvangt uw Kamer binnenkort het BNC-fiche.
Groene transitie
De leden van de D66-fractie lezen dat tijdens deze informele Milieuraad bewindspersonen
en deelnemers uit het bedrijfsleven worden gevraagd hun ervaringen te delen op het
gebied van het versnellen van de groene transitie. Wat zal hier precies de inbreng
van de Staatssecretaris zijn namens Nederland?
Gezien het versnellen van de groene transitie een breed onderwerp is met een grote
reikwijdte, zal het kabinet zich tijdens de informele bijeenkomst van klimaat- en
milieuministers richten op wat nodig is om een circulaire textielketen te realiseren,
en een sterke interne markt om de concurrentiekracht op de lange termijn te bevorderen.
In dat kader zal het kabinet het belang benadrukken van geharmoniseerde en ambitieuze
wetgeving voor de Europese circulaire economie op het gebied van textiel, het bevorderen
van groene innovaties in de EU, het tegengaan van vervuiling, en recycling van materialen
om de circulaire economie te bevorderen.
De leden van de D66-fractie hebben onlangs kennisgenomen van het bericht dat bureaucratie
de verduurzamingsambities van veel Nederlandse bedrijven belemmert9. Bij het verduurzamen van bedrijven, producten en productieprocessen lopen ondernemers
– groot en klein – aan tegen dure financiering, onduidelijke regelgeving en subsidiepotjes
die net niet aansluiten. Ook binnen Nederland zelf moet er op het gebied van de groene
transitie dus worden gewerkt aan het verminderen van regeldruk en administratieve
lasten daaromtrent. Op welke manier hangt dit samen met de Europese inzet van de Staatssecretaris?
Op welke manier wordt besluitvorming doorvertaald naar door Nederland in te zetten
middelen?
Het kabinet erkent het belang van verminderde regeldruk en administratieve lasten,
voorspelbaarheid van wetgeving en simpele uitvoering voor het vestigingsklimaat en
uitvoering van de groene transitie. Graag verwijs ik hiervoor naar het actieplan vestigingsklimaat
van de Minister van Economische Zaken en Klimaat.10
De recente voorstellen van de Commissie voor de NZIA en CRMA kunnen bijdragen aan
het concurrentievermogen van de EU, en specifiek het verminderen van regeldruk en
administratieve lasten, maar het succes zal met name liggen in de uitvoering en implementatie
van de wetgeving. In de respectievelijke BNC-fiches over de voorstellen vindt uw Kamer
de specifieke onderhandelingsinzet van het kabinet en de impact op regeldruk. Vooralsnog
is niet voorzien dat deze voorstellen leiden tot aanpassing van de door Nederland
in te zetten middelen.
Kan de Staatssecretaris duiden wat het effect is van de versoepeling van de staatssteunregels
binnen de Net Zero Industry Act? Op welke manier draagt dit bij aan het Nederlandse
beleid en hoe zet de Staatssecretaris in op het verbeteren van het concurrentievermogen?
Is daarbij oog voor de al bestaande zorgen om bureaucratie in de groene transitie?
Binnen de Net Zero Industry Act (NZIA) zijn geen aanvullende staatssteunmogelijkheden aangekondigd. Wel wordt in
het voorstel verwezen naar de recent herziene kaders: het tijdelijk crisis- en transitiekader
en de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Deze herziene kaders bieden meer en
snellere mogelijkheden voor lidstaten om steun te bieden aan bedrijven, gericht op
versnelling van de groene transitie. Het kabinet acht het van belang om de transitie
naar een groene en digitale economie te ondersteunen en procedures te versimpelen
en te versnellen, en verwelkomt daarom de herziening van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
Er zijn al veel nationale maatregelen beschikbaar die de industrie ondersteunen met
verduurzaming. Bijvoorbeeld de maatwerkafspraken met de grootste uitstoters, maar
ook subsidieregelingen zoals de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI), Demonstratie
Energie Innovatie (DEI+), en de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE++). Het
kabinet bestudeert, ook in het kader van motie van het lid Amhaouch (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1941), de mogelijkheden van de herziene steunkaders. Het kabinet kijkt ook naar het ophogen
van bestaande regelingen om mogelijke bureaucratie over versnippering te voorkomen.
Het verhogen van bestaande regelingen heeft echter wel budgettaire consequenties.
De besluitvorming daarover wordt meegenomen in de voorjaarsnota en zal dan aan de
Kamer worden voorgelegd.
Circulaire economie
De leden van de VVD-fractie vragen aan de Staatssecretaris hoe zij ervoor gaat zorgen
dat bedrijven die belangrijk zijn voor een circulaire economie zich in de Europese
Unie (EU) of Nederland vestigen en niet in China en/of de Verenigde Staten.
Net als bij de klimaattransitie is het ook voor de omslag naar een circulaire economie
van groot belang dat niet alleen Nederlandse en Europese bedrijven omschakelen naar
circulaire businessmodellen, maar bedrijven buiten Europa dat ook doen. Het kabinet
zet zich ervoor in om in Nederland en in Europa een aantrekkelijk vestigingsklimaat
te creëren voor circulaire bedrijven. Dit doet het kabinet door in Europa en in Nederland
in te zetten op een hoge ambitie voor de circulaire economie, door transparantie over
duurzaamheid te bevorderen, door wetgeving op het terrein van de circulaire economie
te steunen, door innovatie te bevorderen en door bij het instrumentarium waar bedrijven
gebruik van kunnen maken steeds meer mogelijkheden te bieden voor bedrijven met een
circulair businessmodel. Voorbeelden hiervan zijn de milieu-investeringsaftrek (MIA)
en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil)11, en de subsidieregeling voor circulaire ketenprojecten die sinds 23 maart jl. beschikbaar
is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).12 Ook stimuleert het kabinet een werkgroep van financiële instellingen om knelpunten
in de financiering op te lossen. Deze werkgroep financiering circulaire economie is
aangesloten bij het platform voor duurzame financiering onder coördinatie van De Nederlandsche
Bank.13
Het kabinet streeft naar een klimaatneutrale economie in 2050. Dit is noodzakelijk
om de klimaatdoelen te halen, maar kan ook bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland.
Onder meer op terreinen als circulaire grondstoffen en materialen (inclusief digitalisering
van ketenmanagement) liggen er kansen die goed aansluiten bij waar Nederlandse bedrijven
goed in zijn. Waar de overeenkomsten liggen tussen groeimarkt (vraag) en Nederlandse
sterktes (aanbod) ligt de basis van een duurzame industriële portfolio voor Nederland.
Het doel van het kabinet is dit portfolio richting 2030 verder uit te bouwen. De opbouw
van een kansengerichte portfolio voor CO2-neutrale en circulaire industrie vergt langdurige samenwerking van uiteenlopende
bedrijven uit verschillende bedrijfstakken in consortia voor innovatie en opschaling.
Hierbij neemt het kabinet de regierol.
Op verschillende manieren ondersteunt het kabinet bedrijven die belangrijk zijn voor
de circulaire economie. Zo worden in het Nationaal Groeifonds projecten ingediend
die bijdragen aan de circulaire economie en zijn er instrumenten beschikbaar om circulaire
projecten te ondersteunen, bijvoorbeeld de Demonstratie Energie Innovatie (DEI+).
In Europees verband heeft de Commissie onlangs de Net Zero Industry Act (NZIA) en Cricial Raw Material Act (CRMA) gepresenteerd. In beide voorstellen doet de Commissie voorstellen die de circulaire
economie sector ten goede kunnen komen. Binnenkort ontvangt uw Kamer de BNC-fiches
over deze voorstellen. Daar wordt dieper ingegaan op hoe deze voorstellen bij kunnen
dragen aan het stimuleren van circulaire economie in de EU en Nederland.
Ook willen deze leden graag van de Staatssecretaris weten welke producten en sectoren
volgens haar van strategisch belang zijn binnen een circulaire economie in Nederland.
En wat is de inzet van de Staatssecretaris daarop?
Op 3 februari jl. heeft het kabinet het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)
aan uw Kamer aangeboden14. In het NPCE zijn vijf prioritaire productketens opgenomen, namelijk consumptiegoederen,
kunststoffen, bouw, maakindustrie en biomassa en voedsel. Deze ketens zijn om meerdere
redenen gekozen, waaronder het belang van de Nederlandse economie, de grote milieudruk,
de grote maatschappelijke energie die voor de transitie naar een circulaire economie
bestaat en omdat ze aansluiten bij de prioriteiten van de Commissie.
In het NPCE zijn binnen deze ketens, productgroepen geselecteerd met de sterkste effecten
op het gebied van klimaatverandering, milieuvervuiling, biodiversiteitsverlies en
leveringsrisico’s. Dan gaat het bijvoorbeeld om elektrische apparaten, textiel en
plastic verpakkingen. In het NPCE zijn alle maatregelen opgenomen die daarop zullen
worden ingezet. Dit is een mix van stimulerende, beprijzende en normerende maatregelen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris ervaringen met betrekking
tot een circulaire economie zal delen en daarbij zal benoemen dat innovatieve bedrijven
van belang zijn om die economie vorm te geven. Is de Staatssecretaris bereid om tijdens
de informele Milieuraad ook aandacht te vragen voor de belemmeringen waar deze innovatieve
bedrijven in Nederland tegenaan lopen, zoals het verkrijgen van vergunningen om grondstoffen,
voorheen afval, te mogen verhandelen of het feit dat regels voor voedselveiligheid
in de Verenigde Staten meer ruimte bieden voor hergebruik dan in Europa?
Het is belangrijk om onbedoelde belemmeringen die innovatieve bedrijven ervaren aan
te pakken. Binnen het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) zal actief gezocht
worden naar een zo goed mogelijke afstemming tussen de gewenste circulaire innovaties
en het benodigde flankerend beleid om opschaling te versnellen. In dit kader werkt
het kabinet bijvoorbeeld samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en Omgevingsdienst
NL (ODNL) aan een kennisgremium met als doel een gelijk speelveld te creëren voor
de beoordeling van de status van een materiaal of product en bij te dragen aan meer
uniformiteit. Kennis over de manier van beoordelen en casuïstiek kan via dit gremium
sneller worden opgebouwd en gedeeld. Het verduidelijken van het beleid rondom einde-afval
en de mogelijkheden om ook afvalstoffen nuttig toe te passen kan worden gezien als
flankerend beleid om circulaire innovaties binnen duurzaamheidskaders te faciliteren.
Het is daarbij belangrijk om in aanvulling te benadrukken dat de bestaande afvalwetgeving15 erop is gericht te zorgen dat afvalstoffen op een voor mens en milieu veilige manier
worden verwerkt of nuttig worden toegepast. Binnen die wetgeving wordt ruimte geboden
op het gebied van het toepassen van afvalstoffen, mits dat op een verantwoorde manier
gebeurt. Bedrijven kunnen zelf, en in overleg met hun bevoegd gezag, aan de slag met
de beoordeling of iets een afvalstof is of niet wanneer zij een bepaald materiaal
willen toepassen in een product. Hiervoor is geen formele goedkeuring vanuit het Rijk
nodig. Het kabinet biedt ondersteuning in de vorm van de Leidraad Afvalstof of product16, andere handreikingen en de Helpdesk afvalstoffen bij Rijkswaterstaat17. Deze ondersteuning wordt ook uitgebreid en versterkt. Daarnaast zet het kabinet
zich op Europees niveau in voor meer einde-afval verordeningen. Zo wordt er momenteel
gewerkt aan een einde-afval verordening voor bepaalde typen kunststof en voor textiel18. Bovendien zet het kabinet bij de herziening van de Europese Verordening Overbrenging
Afvalstoffen (EVOA) in op het vergemakkelijken van afvaltransport voor hoogwaardige
verwerking binnen de EU, en op digitalisering, wat de lasten verder verlicht voor
ondernemers. De EU-regels ten aanzien van voedselveiligheid zijn terecht strikt. Tegelijkertijd
wordt gekeken naar de mogelijkheden die innovatieve technologieën bieden voor de toepassing
van gerecycled materiaal in voedselcontactmaterialen. Daarmee zet het kabinet zich
op zowel nationaal als internationaal niveau in om onbedoelde belemmeringen weg te
nemen.
In de geannoteerde agenda staat dat de Staatssecretaris hier vooral in zal gaan op
circulaire economie. Op welke manier zal de Staatssecretaris het ruimtelijke vraagstuk,
wat komt kijken bij een overgang naar een circulaire economie, onder de aandacht brengen
bij de Europese collega’s? Ziet de Staatssecretaris hier mogelijkheden om op Europees
niveau samen te werken en hoe is de Staatssecretaris van plan daar opvolging aan te
geven?
Er is nog weinig bekend over de toekomstige ruimtelijke (gekwantificeerde) impact
van een (volledig) circulaire economie in 2050. Om deze reden is door de ministeries
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Infrastructuur en Waterstaat
(IenW)het kabinet een onderzoek gestart ten behoeve van beleidsvorming en (toekomstige)
ruimtelijke planvorming. De eerste resultaten, een analyse en duiding van bestaande
kennis, worden voor de zomer verwacht.
De focus van het kabinet voor het ruimtelijke vraagstuk ligt op nationaal niveau.
Het Rijk en provincies maken in 2023–2024 bestuurlijke afspraken over de ruimtelijke
inpassing van opgaven op het gebied van wonen, bereikbaarheid, energie, economie,
landbouw en natuur. Circulaire economie valt daar ook onder. Deze grote urgente opgaven
krijgen vorm via de verschillende nationale programma’s van de verschillende ministeries
in het fysieke domein. Niet alles kan en niet alles kan overal, waarbij een deel van
de keuzes op nationaal niveau gemaakt moeten worden. Provincies zijn gevraagd in oktober
2023 met ruimtelijke voorstellen te komen die zicht geven op wat ruimtelijk mogelijk
en realiseerbaar is. Deze voorstellen vormen de opmaat naar 12 ruimtelijke arrangementen
en vormen de basis voor de nieuwe nota ruimte in 2024. Er wordt nauw opgetrokken met
diverse nationale en regionale stakeholders die zich hiermee bezighouden. Zo is het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bezig met de ontwikkeling van het programma
Werklocaties dat inzet op toekomstbestendige werklocaties met voldoende en kwalitatief
goede ruimte voor bedrijven op de juiste plek. Circulaire bedrijvigheid maakt hier
onderdeel van uit. Daarnaast is recent de Ruimtelijke Verkenning van het Planbureau
voor de Leefomgeving gepubliceerd19 en wordt een speciaal beleidsrapport (voor de zomer) van het Planbureau voor de Leefomgeving
verwacht waarin de ruimtelijke consequenties van een circulaire economie en de implicaties
voor beleid worden verkend. Tijdens de uitvoering van het eerder genoemde onderzoek
zal, indien bestaand, worden gekeken naar enkele best practices uit andere EU-lidstaten.
Hoe is de Staatssecretaris van plan om ook in de toekomst vorm te blijven geven aan
de Europese koplopersrol van Nederland op het gebied van de circulaire economie?
Met het Nationaal Programma Circulair Economie (NPCE) geeft het kabinet een nieuwe
impuls aan onze nationale ambitie op het gebied van Circulaire Economie. In het NPCE
zijn concrete doelen opgenomen op productgroepniveau en beleidsmaatregelen die gaan
helpen om de transitie naar een circulaire economie verder te brengen. Daarmee zijn
we verder dan andere EU-lidstaten. Met het NPCE zet het kabinet in op 1) vermindering
van grondstoffengebruik, 2) substitutie van primaire grondstoffen, 3) levensduurverlenging
en 4) hoogwaardig hergebruik alsook het belang van circulair ontwerp voor al deze
vier punten. Met de inzet op punten 1 t/m 3 legt het kabinet meer focus op de voorkant
van de productieketen en wordt beoogd de nationale koplopersrol binnen de EU die nu
vooral op het gebied van recycling zit, verder te verbreden en daar economisch de
vruchten van te plukken.
Circulaire economie is ook in EU-verband een prioritair thema, als onderdeel van de
Europese Green Deal20 en uitgewerkt in het EU-actieplan Circulaire Economie21. Het kabinet zal zich dan ook in blijven zetten voor ambitieuze beleidsontwikkeling
vanuit de EU op circulaire economie. Daarbij draagt het kabinet actief bij aan ambitieuze
invulling van onze circulaire ambities, en stimuleren we tegelijkertijd een gelijk
speelveld binnen de EU. Zo draagt Nederland bijvoorbeeld actief bij aan de ontwikkeling
van afspraken op EU-niveau over minimale circulaire eisen aan producten die op de
markt komen. Door deze eisen steeds scherper te stellen, wordt het circulaire niveau
van de markt steeds verder omhooggetrokken. Ook is het de inzet van het kabinet dat
de interne markt voor secundaire grondstoffen wordt gestimuleerd door in verschillende
algemene en sectorspecifieke EU-wetgeving te werken aan verplichte percentages recyclaat.
Ook is de inzet gericht op versterking van de samenhang tussen klimaat- en circulair
beleid, en een ambitieus EU-staatssteunkader voor de circulaire economie, net zoals
dat voor klimaat is gedaan. Wat moet en kan wil het kabinet op EU-niveau regelen.
Er wordt proactief gekeken wat er eventueel aanvullend op nationaal en internationaal
niveau buiten de EU kunnen doen. Het kabinet draagt nationaal en op EU-niveau actief
uit dat het belangrijk is om hierbij niet alleen naar recycling te kijken, maar ons
te richten op acties gericht op de gehele productketen om zo het grondstoffengebruik
en daarmee gepaard gaande milieu-impact te verminderen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er op het gebied van textiel veel gebeurt in
Europees verband. Wat is de Nederlandse inzet bij het verder uitwerken van de wetgevingsvoorstellen
onder de textielstrategie? Ziet de Staatssecretaris ruimte om in de uitwerking van
de wetgevingsvoorstellen het ambitieniveau te verhogen? Is de Staatssecretaris van
plan om ook op Europees niveau te pleiten voor het tegengaan van kleding gemaakt van
fossiele bronnen (polyester) en tegen het mengen van verschillende stoffen wat recycling
nagenoeg onmogelijk maakt?
Het kabinet heeft in de afgelopen jaren in EU-verband actief gepleit voor een ambitieuze
strategie voor circulair en duurzaam textiel. Om te komen tot een circulaire textielketen
in 2050, is het van belang dat textiel van goede kwaliteit is, lang meegaat en aan
het einde van de levensduur goed en hoogwaardig kan worden gerecycled.
Bij de uitwerking van specifieke ontwerpeisen voor textiel onder de Ecodesign kaderverordening22 zal in het bijzonder gepleit worden voor een verplicht percentage recyclaat in nieuwe
producten en het minimaliseren van zeer zorgwekkende stoffen in textiel en maatregelen
voor het tegengaan van vervuiling door microplastics.23 De Commissie heeft aangekondigd dat textiel één van de eerste productgroepen is waarvoor
specifieke Ecodesign eisen worden uitgewerkt. Dit zal naar verwachting voor textiel
uitgewerkt worden in 2024. Om daarop voor te bereiden, voert het kabinet twee onderzoeken
uit. Het eerste onderzoek wordt uitgevoerd om te bepalen welke minimale eisen aan
het ontwerp van een kledingstuk gesteld kunnen worden. Dit onderzoek wordt opgeleverd
in Q2 van 2023. Het tweede onderzoek moet inzicht geven in welke stoffen en kledingstukken
duurzamer zijn. Dit onderzoek wordt opgeleverd in Q2 van 2024. Op basis van de uitkomsten
van beide onderzoeken zal het kabinet de inzet bij de EU-onderhandelingen bepalen.
In beide onderzoeken wordt ook gekeken naar materiaalkeuze en de gevolgen voor recyclebaarheid,
zoals het toepassen van polyester en het gebruiken van gemengde materialen. Het past
binnen het kabinetsbeleid om het gebruik van fossiele grondstoffen af te bouwen. Overgaan
op alternatief grondstofgebruik brengt echter niet alleen maar voordelen met zich
mee. Het is niet zo dat plastic in kleding per definitie slechter is dan bijvoorbeeld
katoen. Zo is katoen één van de meest waterverbruikende gewassen, en gaat polyester
kleding over het algemeen heel lang mee. Het kabinet zet daarom in eerste plaats in
op hergebruik en langer gebruik van kleding, zodat er minder nieuwe grondstoffen nodig
zijn bij de productie van kleding.
Naast de Ecodesign kaderverordening zal onder de herziening van de Kaderrichtlijn
Afvalstoffen, die begin juni verwacht wordt, ingezet worden op een Europese uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid voor textiel met tariefdifferentiatie. Het kabinet
is, en zal nauw betrokken zijn bij beide wetgevingsvoorstellen. Daarnaast zal het
kabinet op basis van de uitkomsten van deze wetgevingsvoorstellen bepalen of een verhoging
van het ambitieniveau op nationaal niveau nodig is.
Chemicaliën en REACH
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen aandacht voor het belang om zo
snel mogelijk menselijke en dierlijke blootstelling aan hormoonverstorende chemicaliën
te verminderen. Hormoonverstorende chemicaliën, waaronder PFAS, zijn volop aanwezig
in ons leefmilieu en worden in verband gebracht met ernstige nadelige gezondheidseffecten.
Groepen zoals zwangere vrouwen en kinderen zijn extra vatbaar voor de effecten van
hormoonontregeling. Dat betekent dat actie die nu wordt ondernomen schade aan toekomstige
generaties kan voorkomen. Deze leden hebben vernomen dat er een voorstel ter herziening
van de REACH-verordening klaarligt, maar dat er onenigheid bestaat over het tijdstip
van de publicatie en dit daarom is vertraagd. Is de Staatssecretaris het met deze
leden eens dat de herziening van de REACH-verordening zeer urgent is, om zo toxische
en persistente stoffen zoals onder andere PFAS beter te reguleren? Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat een spoedige aanpak van de blootstelling aan schadelijke
stoffen van groot belang is en dat er geen kans moet worden gemist om burgers tegen
schadelijke stoffen te beschermen? Is de Staatssecretaris bereid om de voorzitter
van de Europese Commissie per brief aan te sporen om het klaarliggende voorstel ter
herziening van de REACH-verordening zo snel mogelijk te publiceren, uiterlijk vóór
de zomer van 2023, zodat de herziening nog in de huidige ambtstermijn van de Europese
Commissie afgerond kan worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de urgentie om de REACH-verordening te herzien om zo de aanpak van
stoffen die schadelijk zijn voor gezondheid of milieu verder te verbeteren en te versnellen.
Het kabinet zet zich daar toe in, ook al onder de huidige regelgeving, bijvoorbeeld
door het initiatief te nemen voor het restrictievoorstel van PFAS, opgesteld in samenwerking
met Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen.24 Daarnaast zet Nederland zich op verschillende niveaus in op verdere verbetering van
de REACH verordening. Zo heeft het kabinet tijdens de Milieuraad in oktober 2022 steun
uitgesproken voor een brief door andere lidstaten die de Commissie opriep om zich
te houden aan de oorspronkelijke planning van de herziening REACH en een goede implementatie
van de ambitieuze Europese Strategie voor Duurzame Chemische Stoffen.25
Helaas ligt er op dit moment niet een compleet voorstel voor een herziene verordening
klaar. Wel blijft het kabinet er met een aantal andere EU-lidstaten bij de Commissie
op aandringen om het voorstel voor de herziening zo snel mogelijk te publiceren, sneller
dan de huidige planning eind dit jaar.
Maritiem
De leden van VVD-fractie lezen dat een akkoord bereikt is tussen de Raad en Europees
Parlement op FuelEU Maritime. Schepen moeten hun broeikasgasemissies verminderen,
walstroomvoorzieningen gebruiken en hernieuwbare brandstoffen opnemen in hun energiemix.
Wordt tijdens de informele Milieuraad besproken hoe omgegaan moet worden met de uitdagingen
rond de beschikbaarheid van specifieke hernieuwbare brandstoffen, zoals e-fuels, die
vooral voor zee- en luchtvaart moeten worden ingezet?
Het bereikte akkoord op FuelEU Maritime en daaraan gerelateerde onderwerpen, zoals hernieuwbare brandstoffen voor zee- en
luchtvaart, staan niet op de agenda van de informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers,
en zal daar dan ook niet besproken worden.
Is de samenwerking tussen de verschillende Europese havens voor het implementeren
van de walstroomvoorziening en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen onderwerp
van gesprek, en welke richting kiest de Staatssecretaris in deze samenwerking?
De samenwerking tussen de verschillende EU-havens voor het implementeren van walstroomvoorziening
en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen is geen onderdeel van de agenda van de
informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers.
Milieucriminaliteit
De leden van de D66-fractie merken op dat in 2021 de Europese Commissie haar voorstel
voor het tegengaan van milieucriminaliteit presenteerde. Nu ook de Raad en het Europees
Parlement hun posities duidelijk hebben gemaakt, kunnen de trilogen beginnen. Is de
Staatssecretaris het met deze leden eens dat milieucriminaliteit passend moet worden
bestraft zodat milieucriminaliteit nooit loont? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar
de verschillen tussen de voorstellen van het Europees Parlement, de Europese Commissie
en de Raad? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar het verschil in maximumboetes?
Het kabinet is voorstander van een effectieve bestraffing van milieucriminaliteit
zoals ook toegelicht in het BNC-Fiche Mededeling en Richtlijn milieucriminaliteit26 dat uw kamer heeft ontvangen in verband met het voorstel van de Europese Commissie
voor een richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht
en tot vervanging van Richtlijn 2008/99/EC. Het kabinet steunt het doel van dit voorstel:
het Europees versterken van de strafrechtelijke aanpak van grensoverschrijdende milieucriminaliteit.
De inzet van het Kabinet is datgene wat de Raad heeft afgesproken met het oog op het
vaststellen van de richtlijn.27 Zo heeft het kabinet het voorstel voor omzetgerelateerde geldboetes voor milieudelicten
gesteund. Het kabinet kan niet vooruitlopen op de trilogen en zal uw Kamer informeren
over de te zijner tijd beschikbare uitkomsten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
N. Wiendels, adjunct-griffier