Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beertema over het bericht hoe een nieuwe onderwijsmethode onrust naar Fontys bracht
Vragen van het lid Beertema (PVV) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het bericht hoe een nieuwe onderwijsmethode onrust naar Fontys bracht (ingezonden 28 februari 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 17 april
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hoe een nieuwe onderwijsmethode onrust naar Fontys
bracht: «Er wordt gevloekt en getierd, er is zoveel stress»»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de invoering van de nieuwe onderwijsmethode High Impact Learning that Lasts (HILL), een methode die binnen Fontys breed wordt toegepast en waarin de hoorcolleges
zijn afgeschaft, studenten in groepsverband werken aan het oplossen van maatschappelijke
vraagstukken en docenten gedegradeerd zijn tot veredelde coaches, faliekant mislukt
is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Nee, die mening deel ik niet. Elke geaccrediteerde opleiding wordt elke zes jaar beoordeeld
op de kwaliteit, zo ook de geaccrediteerde opleidingen van Fontys Hogeschool. Vertrekpunt
daarbij is dat de onderwijsvisie van een opleiding op zichzelf niet ter discussie
staat, wel de resultaten ervan. Er bestaat een grote variëteit aan pedagogisch-didactische
principes die worden gebruikt bij het vormgeven van het hoger onderwijs en veelal
is bij een opleiding geen sprake van één maar van meerdere onderliggende methoden
waar het onderwijsprogramma op terug te voeren is. Het hanteren van een bepaalde onderwijsmethode
is daarmee nooit op zichzelf goed of minder goed; van belang is dat het feitelijk
aangeboden onderwijs – ongeacht de onderwijsvisie van de betreffende opleiding of
instelling – voldoet aan de kwaliteitsstandaarden. Instellingen en opleidingen in
het hoger onderwijs hebben dan ook de ruimte om de inhoud van het onderwijs zelf vorm
te geven, mits elke opleiding aan de basiskwaliteit voldoet.
Fontys Hogeschool heeft mij geïnformeerd dat binnen de hogeschool HILL niet een breed
ingevoerde onderwijsmethode is, maar dat de HILL-principes worden toegepast bij enkele
opleidingen. Bij de opleidingen van Fontys waar dit het geval is, wordt blijkens de
meest recente accreditatiebeoordelingen aan de basiskwaliteit voldaan.
Vraag 3
Onderkent u dat het onacceptabel is dat de onderwijsmethode HILL binnen de hogeschool
een felle richtingenstrijd heeft ontketend, waardoor de sfeer gepolariseerd is geraakt,
dat docenten niet meer voor hun mening durfden uit te komen en dat docenten zelfs
door hun leidinggevenden werden verzocht om kritiek op deze onderwijsmethode binnenskamers
te houden en de sfeer niet negatief te beïnvloeden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik vind het zeer van belang dat binnen elke instelling en opleiding een kwaliteitsdialoog
wordt gevoerd met alle betrokkenen, zodat in gezamenlijkheid en met draagvlak van
de onderwijsgemeenschap wordt gewerkt aan het continu borgen en verbeteren van de
onderwijskwaliteit, ook tussen de accreditatiemomenten door. Dat er daarbij ruimte
is voor kritiek van docenten en andere betrokkenen is daar onderdeel van. Dat betekent
niet dat elke individuele betrokkene het volledig eens hoeft te zijn met gemaakte
keuzes. Wel dat men zich van verschillende perspectieven rekenschap geeft en dat deze
meewegen in de discussie. Ook de medezeggenschap kan een belangrijke rol spelen in
het vertegenwoordigen van verschillende perspectieven. Op het moment dat een individu
op een instelling onvoldoende ruimte voelt om deel te nemen of zich niet gehoord voelt,
dient de instelling een route te bieden om hierover een klacht in te dienen of aan
te kloppen bij een vertrouwenspersoon. Ik verwacht dat een instelling investeert in
een kwaliteitscultuur waarin dergelijke signalen intern worden geadresseerd en opgelost.
Fontys heeft mij geïnformeerd dat zij getracht heeft om alle stakeholders, waaronder
docenten en studenten, te betrekken bij (het implementeren van) de veranderingen.
In mijn contact met de instelling is gebleken dat het instellingsbestuur het betreurt
dat er in de onderwijsgemeenschap individuen zijn die zich niet hebben durven uiten
in de opleiding en dat zij het onacceptabel vindt dat door leidinggevenden werd gevraagd
om kritiek binnenskamers te houden. Fontys verzekert mij eveneens dat de instelling
er alles aan doet om in gesprek te blijven met docenten, medewerkers en studenten,
signalen intern zo goed mogelijk te adresseren en op te lossen om zo het proces van
vernieuwing zo goed mogelijk te laten verlopen.
Vraag 4
Vindt u het pedagogisch en moreel verantwoord dat een publiek bekostigde instelling
zonder instemming van de studenten en docenten een nieuwe onderwijsmethode heeft ingevoerd
met als basis de zogeheten «21st century skills» waar de focus niet langer ligt op
het overdragen van kennis?
Antwoord 4
Elke opleiding wordt als onderdeel van de opleidingsaccreditatie beoordeeld op de
vraag of de student wordt opgeleid tot de juiste beoogde leerresultaten (kennis, inzicht
en vaardigheden), en of de beoogde leerresultaten ook daadwerkelijk worden gerealiseerd.
Met andere woorden, de focus dient voor elke geaccrediteerde opleiding te liggen op
het overdragen van kennis, inzicht en vaardigheden. Het is aan de instelling en opleiding
om hieraan vorm te geven, zolang de kwaliteit is geborgd. Ik vind het voorts van groot
belang dat de instelling de onderwijsgemeenschap betrekt bij de kwaliteitsborging,
en de dialoog daarover.
In het geval van Fontys gaat het niet om een instellingsbreed ingevoerde onderwijsmethode.
De principes uit de HILL-methode worden toegepast bij enkele opleidingen. Onderwijsvernieuwingen
vinden in zijn algemeenheid plaats op het niveau van de instituten en/of opleidingen
binnen Fontys. Zij bepalen op grond van de urgentie, omvang en impact van de onderwijsvernieuwing
een passende implementatie. Bij bekostigde hogescholen zoals Fontys2 heeft de opleidingscommissie instemmingsrecht ten aanzien van bepaalde onderwerpen
in de onderwijs- en examenregeling (OER), zoals de wijze waarop het onderwijs in de
desbetreffende opleiding wordt geëvalueerd en de inrichting van praktische oefeningen.
Daarnaast heeft zij adviesrecht op onder meer de inhoud van de opleiding, de feitelijke
vormgeving van het onderwijs en de individuele studiebegeleiding. Het ligt voor de
hand dat wanneer een nieuwe onderwijsmethode wordt ingevoerd, in ieder geval de opleidingscommissie
daarbij betrokken wordt. Fontys heeft mij geïnformeerd dat de betreffende opleidingscommissies
op de wettelijk voorgeschreven wijze zijn betrokken, en dat daarnaast vaak een curriculumcommissie
waar studenten en docenten zitting in hebben, is betrokken bij de invoering van nieuwe
onderwijsmethodes bij opleidingen. Daar waar de vernieuwingen het gehele onderwijsinstituut
betreffen, wordt ook de instituutsmedezeggenschapsraad (IMR) betrokken, die bestaat
uit studenten en medewerkers.
Vraag 5
Deelt u de zorgen dat uitgerekend prof. dr. F.J.R.C. Dochy, de geestelijk vader van
de onderwijsmethode HILL, lid is geweest van het Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
(NVAO-)visitatiepanel van de opleiding HBO-ICT van Fontys en dat hij in juli 2022
ook in deze hoedanigheid de hbo-master «applied IT» heeft beoordeeld?3 Zo niet, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, ik vind het zorgelijk dat dhr. Dochy deel heeft genomen aan deze visitatiepanels.
In de onafhankelijkheidseisen van de NVAO die gelden voor panelleden is opgenomen
dat panelleden ten minste vijf jaar geen directe of indirecte banden hebben gehad
met de instelling of opleiding die zij beoordelen, die kunnen leiden tot een conflict
of interest of de schijn daarvan.4 Omdat in de praktijk soms wat interpretatieruimte bestond rondom deze eisen, zijn
deze in het beoordelingskader van 2018 nog iets verder aangescherpt.5
Uit mijn contact met Fontys Hogeschool komt naar voren dat Fontys zowel met betrekking
tot de accreditatie in 2017 als die in 2022 in de veronderstelling was met de voordracht
van dhr. Dochy als panellid aan de onafhankelijkheidseisen te voldoen omdat dhr. Dochy
volgens Fontys in de voorafgaande jaren geen directe (financiële) banden onderhield
met het instituut waartoe de betreffende opleidingen behoren. Bovendien werd er aan
het instituut gewerkt met een didactisch concept dat wel verband hield met de principes
uit het HILL-model, maar dat er volgens de instelling niet op geënt was. Vanwege het
ontbreken van deze directe belangen, was de afweging van Fontys en van dhr. Dochy
zelf destijds dat aan onafhankelijkheidseis was voldaan. Op basis van deze interpretatie
heeft Fontys destijds aanvragen voor goedkeuring van de panels – inclusief door alle
leden getekende onafhankelijkheidsverklaringen – ingediend. De NVAO heeft – op basis
van de voorliggende informatie – met de samenstelling van de panels ingestemd.
Ik erken het spanningsveld dat soms kan optreden tussen de vereiste onafhankelijkheid
en de expertise die benodigd is om een opleiding goed te kunnen beoordelen. Ik heb
ook begrip voor het feit dat er rondom de onafhankelijkheidseisen zoals die golden
voor het panel dat in 2017 de opleiding HBO-ICT beoordeelde enige interpretatieruimte
bestond, maar zeker in het specifieke geval van de beoordeling van de opleiding Applied
IT 2022 had de betrokkenheid van dhr. Dochy kritischer beschouwd moeten worden, door
de instelling, door dhr. Dochy zelf en ook door de NVAO. De bredere banden van dhr.
Dochy met de bij Fontys gehanteerde onderwijsmodellen hadden aanleiding moeten zijn
om hem uit te sluiten van het panel. De onafhankelijkheid van deskundige oordelen
tijdens opleidingsbeoordelingen moet buiten kijf staan.
Uit de beoordelingsrapporten blijkt dat het panel in 2017 uit 7 panelleden, en het
panel uit 2022 uit 5 leden bestond. Beide panelsamenstellingen kenden volgens de NVAO
een breed vertegenwoordigde onderwijsdeskundigheid en in de rapporten wordt transparant
weergegeven hoe het visitatieproces en de oordeelsvorming zijn verlopen, en wat daarover
is gerapporteerd aan de NVAO. Ik heb geen reden om te twijfelen aan het kwaliteitsoordeel
dat in beide gevallen is uitgesproken. De accreditatie van de opleiding HBO-ICT dient
in 2024 te worden vernieuwd: dit betekent dat er in november 2023 (zoals gebruikelijk
in de zesjaarlijkse cyclus) opnieuw een visitatie plaatsvindt.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat de uitdrukking «De slager keurt zijn eigen vlees» goed van
toepassing is in het geval dat prof. dr. F.J.R.C. Dochy als assessor is betrokken
geweest bij de accreditatie van een opleiding en hbo-master van Fontys en dat daarmee
het vertrouwen in het oordeel van de NVAO ernstig is gecompromitteerd?
Antwoord 6
De NVAO ziet toe op de samenstelling van de panels bij opleidingsvisitaties en hanteert
daarbij onafhankelijkheids- en deskundigheid eisen die zijn vastgesteld en vastgelegd
in het accreditatiekader. Instellingen zijn met deze vereisten bekend en de deskundigen
die door hen worden voorgedragen ondertekenen een onafhankelijkheidsverklaring voor
deelname aan het panel dat de opleiding gaat beoordelen. De NVAO beoordeelt of het
voorgedragen panel in zijn totaliteit voldoet aan de deskundigheidsvereisten en of
de panelleden daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Voor die beoordeling is de NVAO in
grote mate afhankelijk van de informatie die beschikbaar wordt gesteld door de deskundigen
(onafhankelijkheidsverklaring) en door instellingen zelf, en doet NVAO waar nodig
aanvullend navraag om de onafhankelijkheid vast te stellen. Deze navraag leidt regelmatig
tot aanpassing van de panelsamenstelling. Dit geheel is een zorgvuldig proces en ik
heb in zijn algemeenheid vertrouwen in het professionele oordeel van de NVAO. Wat
overigens niet wegneemt dat het ook een lerend proces is.
Ik vind het zorgelijk dat dhr. Dochy zitting heeft kunnen nemen in visitatiepanels.
Hoewel er in het proces van panelsamenstelling voor de beoordeling in 2022 intern
bij de NVAO vragen zijn gesteld over de onafhankelijkheid van het betreffende panel,
is er toentertijd geen informatie boven gekomen die, in dit specifieke geval, heeft
geleid tot aanpassing van de samenstelling. Pas veel later is duidelijk geworden dat
de banden van dhr. Dochy met de instelling nadrukkelijker onder de aandacht hadden
moeten worden gebracht. De NVAO en ook Fontys hebben mij laten weten dat zij die opvatting
delen. De NVAO heeft aangegeven de beoordeling van de onafhankelijkheid verder aan
te scherpen. Dat gebeurt door de onafhankelijkheidseisen verder te operationaliseren
zodat nog duidelijk wordt wat daaronder moet worden verstaan. Hierover wordt ook actief
met alle instellingen gecommuniceerd en de aanscherpingen worden in de onafhankelijkheidsverklaringen
die de afzonderlijke panelleden ondertekenen opgenomen.
Vraag 7
Waarom heeft de Inspectie van het Onderwijs niet ingegrepen bij het invoeren van een
onderwijsmethode die op geen enkele wijze als «evidence-based» gekwalificeerd kan
worden?
Antwoord 7
Zoals hierboven toegelicht, wordt er in het geval van Fontys niet één onderwijsmodel
gebruikt, maar gaat het om een samenspel van verschillende didactische methodes. Het
aangrijpingspunt voor extern toezicht is de onderwijskwaliteit die met (het samenstel
van de) de gebruikte methodes bereikt wordt.
Bij het toezicht op de hogeronderwijsinstellingen is er sprake van een rolverdeling
tussen de inspectie en de NVAO. De inspectie houdt toezicht op de naleving van de
WHW en de daarop gebaseerde regelgeving. Dit gebeurt door middel van signaaltoezicht
en is gericht op instellingen. Daarnaast onderzoekt de inspectie door middel van thematische
onderzoeken ontwikkelingen in het stelsel van hoger onderwijs.6 De inspectie heeft in het hoger onderwijs niet de taak om alle opleidingen periodiek
te beoordelen en is hiervoor ook niet toegerust. Die functie, is belegd bij de NVAO
in de vorm van accreditatie, aan de hand van visitaties. In het geval van de betreffende
opleidingen, hebben de meest recente visitaties een positief oordeel opgeleverd.
In het geval van Fontys is er in het afgelopen jaar contact geweest tussen de inspectie
en het instellingsbestuur naar aanleiding van een signaal over de onderwijsvernieuwingen
in het kader van HILL-principes. Dit signaal vormde voor de inspectie geen aanleiding
of noodzaak tot aanvullende stappen, omdat naleving van wet- en regelgeving niet in
het geding was.
Vraag 8
Bent u voornemens om een onderzoek in stellen naar hogescholen en universiteiten die
onderwijsvernieuwingen hebben ingevoerd die niet «evidence-based» zijn? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Ik zet – naast accreditatie en toezicht – in op het vergroten van het lerend vermogen
van het hoger onderwijs in Nederland. Daarom wordt via het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek
(NRO) sinds 2018 geïnvesteerd in onderzoek- en vernieuwingsprojecten die «evidence-informed»
zijn, en die onderzoeken wat wel of niet werkt. Bij evidence-informed onderwijs verbeteren
docenten hun onderwijs op basis van kennis uit praktijkonderzoek en kennis over de
praktijk. Resultaten worden gepubliceerd op onderwijskennis.nl en verspreid via seminars
en bijeenkomsten. Hiermee streef ik ernaar dat belangrijke vernieuwingen evidence-informed
worden vormgegeven.
Voor de vijf uitgangspunten voor leren7 bij Fontys is afzonderlijk voldoende evidence-informed onderbouwing aanwezig. Maar
uiteraard staan en vallen deze uitgangspunten ook met een goede uitvoering in de onderwijspraktijk.
Ik heb mede gelet hierop ook kennis van genomen van het feit dat Fontys een intern
onderzoek heeft aangekondigd naar de vraag hoe haar instituten en opleidingen vorm
geven aan onderwijsvernieuwing.8 Gelet op de ruimte die instellingen en opleidingen in het hoger onderwijs hebben
de inhoud van het onderwijs zelf vorm te geven, het feit dat de instelling een intern
onderzoek heeft aangekondigd en de hierboven beschreven investeringen in onderzoeks-
en vernieuwingsprojecten, zie ik geen aanleiding zelf een onderzoek te initiëren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.