Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vestering en Van Raan over dassenburchten onder en rondom het spoor
Vragen van het lid Vestering en Van Raan (beiden PvdD) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over dassenburchten onder en rondom het spoor (ingezonden 24 maart 2023).
Antwoord van Minister van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 17 april
2023).
Vraag 1
Kent u het bericht «Hoe krijg je die dassen onder het spoor weg op de meest dasvriendelijke
manier»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de das op basis van de Natuurbeschermingswet een beschermde diersoort
is, die niet mag worden gedood, verontrust of anderszins verstoord?
Antwoord 2
De das (Meles meles) is beschermd onder artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming (beschermingsregime
andere soorten). Dit betekent dat het niet is toegestaan om in het wild levende dieren
opzettelijk te doden of te vangen en de vaste voorplantingsplaatsen of rustplaatsen
van deze dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen.
Door het bevoegd gezag, provincies of de Minister voor Natuur en Stikstof, kan een
ontheffing of vrijstelling worden verleend van deze verboden. Een ontheffing of vrijstelling
kan uitsluitend worden verleend als is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden
(Artikel 3.8, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming):
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing,
b. een wettelijk genoemd belang wordt gediend,
c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort
in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te
laten voortbestaan.
Voor bepaalde handelingen en projecten is in het Besluit natuurbescherming geregeld
dat de Minister in plaats van de provincie het bevoegd gezag is. Dit geldt onder andere
voor landelijke infrastructuur als landelijke spoorwegen, hoofdvaarwegen of hoogspanningsverbindingen.
Vraag 3
Klopt het dat ProRail al jaren weet dat er dassen om het spoor wonen en bekend was
met de dassenfamilies rondom het spoor in Brabant en Friesland? Zo ja, is er eerder
getracht om het spoor onaantrekkelijk te maken voor ondergraving door dassen zodat
de huidige situatie had kunnen worden voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren
de resultaten?
Antwoord 3
ProRail heeft sinds enkele jaren locaties in beeld waar dassen zich bij het spoor
bevinden, waaronder in Molkwerum en Esch. Op dit moment zijn dat ongeveer 40 locaties,
die goed in de gaten worden gehouden. ProRail heeft sinds januari 2023 een gedragscode
(vrijstelling) om holen met een beperkte bijdrage aan het leefgebied (geen kraamburchten
en andere belangrijke verblijfplaatsen) te verwijderen. ProRail handelt momenteel
volgens drie scenario’s als er dassen worden waargenomen bij het spoor:
• Scenario 1: dassen waargenomen, weinig tot geen graafschade.
○ Monitoring en eventueel onder de gedragscode van ProRail de spoorbaan herstellen van
graverij.
• Scenario 2: redelijk wat graafschade, maar niet kritiek voor de spoorveiligheid
○ Uitgebreide monitoring, het verrichten van ecologisch onderzoek en het aanvragen van
een ontheffing bij RVO.
○ Eventueel een tijdelijke snelheidsbeperking voor treinen instellen.
○ Zaken als acute kleine verzakkingen oplossen door ballast bij te storten en de baan
berijdbaar te houden.
○ Eventueel een ontheffing aanvragen bij RVO voor klein herstel.
• Scenario 3: te veel graafschade, kritieke situatie voor de spoorveiligheid
○ Het treinverkeer stilleggen.
IenW en ProRail gaan naar aanleiding van de problemen in Molkwerum en Esch evalueren
met de andere betrokken partijen (waaronder LNV en RVO) hoe het zo ver heeft kunnen
komen dat er geen treinen meer konden rijden. Daarvan zal geleerd moeten worden om
dit soort situaties in de toekomst te voorkomen. Ook zullen de mogelijkheden van een
generieke ontheffing verkend worden, zodat ProRail in de toekomst bij verder gevorderde
graafschade sneller kan ingrijpen om hinder zoveel mogelijk te beperken. Dit in aanvulling
op de recente gedragscode van ProRail waarmee al gelijk actie kan worden ondernomen
bij beginnende gravende activiteiten rondom het spoor, voordat de holen belangrijke
verblijfplaatsen worden. Goede monitoring is hierbij essentieel om deze activiteiten
op tijd te signaleren.
Vraag 4
Bent u ermee bekend dat deskundigen wijzen op het belang van het aanbrengen van bijvoorbeeld
heggen en houtwallen voor het ontstaan van geschikte leefgebieden, waardoor een das
voldoende voedsel vindt en zich veilig kan verplaatsen. Is dat in dit geval ook gebeurd?
Antwoord 4
De das is gebaat bij een kleinschalig ingericht (cultuur)landschap. Onder meer heggen
en houtwallen bieden dekking, alsook foerageer- en vestigingsmogelijkheden. Het heden
ten dage vrij grootschalig en open karakter van het Nederlandse (cultuur)landschap
is daarin beperkend voor een groeiende dassenpopulatie. Dientengevolge komen de dieren
ook voor in spoorzones; een begroeid, droog en vergraafbaar spoortalud wordt door
de dieren als een volwaardig alternatief gezien.
Het aanleggen van heggen en houtwallen is een maatregel om de kwaliteit van een leefgebied
te vergroten, maar niet om de verblijfplaats van de das te veranderen. Deze maatregel
kan daarom ook niet verhinderen dat de dieren zich alsnog op een zeker moment in de
spoorzone vestigen. Dat kan alleen met fysieke maatregelen worden tegengegaan die
de dieren beletten om zich te vestigen.
Vraag 5
Wat denkt u dat het betekent dat dassen hun onderkomen zelfs zoeken onder treinrails,
terwijl deze soort normaal gesproken kiest voor een rustige plek voor het graven van
een burcht, ver weg van mensen en herrie, laat staan een denderende trein die over
hun dak rijdt?
Antwoord 5
Het klopt dat dassen een voorkeur hebben voor rustige plekken met voldoende dekking.
Deze worden echter steeds schaarser. De dassenpopulatie staat ruimtelijk gezien onder
druk door een toenemend beslag van de mens op de beschikbare ruimte. Dat betekent
dat dassen zich soms ook vestigen op plekken, waar ze van nature minder snel zouden
willen verblijven, zoals door mensen aangelegde dijken, spoorwegen en wegen. Deze
bieden vaak een kunstmatig talud, dat voor dassen door de hoge en droge ligging aantrekkelijk
is om een burcht in te graven, zeker als er bosschage aanwezig is die de das dekking
biedt.
Vraag 6
Is er duidelijkheid over waarom de graafactiviteiten de laatste dagen zijn geïntensiveerd?
Antwoord 6
Dassen houden geen winterslaap maar hebben wel een periode van verminderde activiteit.
Die periode eindigt vaak rond maart. Na de winter neemt de graafactiviteit van dassen
vaak toe, in het kader van de «voorjaarsschoonmaak» en doordat plaats wordt gemaakt
voor de jongen van het voorjaar en (jonge) mannelijke familieleden eigen ruimte zoeken
in de omgeving.
Vraag 7
Was er sprake van een verstorende activiteit rondom de hoofdburcht?
Antwoord 7
Verstoring van de hoofdburcht kan een reden zijn van toenemende activiteit bij een
burcht op een andere locatie. De hoofdburcht bij Esch wordt gemonitord met camera’s,
daaruit blijkt dat er geen sprake was van verstoring.
Vraag 8
Is er wellicht sprake van een geboorte, gezien de kraamtijd loopt van 1 december tot
1 juni?
Antwoord 8
De kraamtijd van de das loopt van december tot en met juni, met een geboortepiek in
februari. In deze periode is er dus een reële kans op de aanwezigheid van jongen in
een burcht (kraamburcht). Dit is nadrukkelijk meegenomen in het plan van aanpak, dat
door ProRail is opgesteld voor elk van de locaties, ten behoeve van de ontheffingsaanvraag
voor het verwijderen van de dassenburchten onder het spoor.
Vraag 9
Wat is het risico voor de dassen bij mogelijk uitgraven van de dassenburcht in Brabant?
Hoe gaat u voorkomen dat er dassen sneuvelen?
Antwoord 9
Het risico is aanwezig dat dieren tijdens het uitgraven worden verwond en gedood.
Het risico hierop heeft men getracht te minimaliseren door de volgende maatregelen:
• Het onaantrekkelijk maken van de omgeving van de burcht door middel van het verwijderen
van vegetatie.
• Het afdichten van burchtpijpen met zogeheten keerkleppen. Dit is een klep in een raster
die slechts naar buiten toe open scharniert. Hierdoor kunnen dassen uit eigen beweging
de burchtpijpen verlaten maar niet meer terugkeren in de burchtpijpen.
• Tussen het plaatsen van de keerklep en het ontgraven van de burchtpijpen is een nachtelijke
periode in acht genomen om dieren de tijd te bieden de burcht uit eigen beweging te
verlaten.
• Ontgraven van de burcht is uitgevoerd vanaf de spoorbaan om instortingen van pijpen
kamers te voorkomen.
• Met behulp van een endoscoop zijn burchtpijpen en kamers in de burcht voorafgaand
aan het ontgraven gecontroleerd op de aanwezigheid van dassen.
• Voor het geval er dassen aanwezig zijn in de burcht is er een dierenarts beschikbaar
om dieren te verdoven en in een dassenopvang te plaatsen (locatie Natuurhulpcentrum
Opglabbeek). Deze dieren worden na controle uitgezet in geschikt leefgebied.
• Aangetroffen burchtpijpen en kamers zijn laagsgewijs ontgraven om de aanwezigheid
van dassen tijdig te signaleren.
• De werkzaamheden zijn uitgevoerd onder toezicht van een ecoloog namens ProRail en
een onafhankelijk dassendeskundige van Stichting Das en Boom.
• Om te controleren op het naleven van de voorschriften uit de afgegeven ontheffing
zijn er vanuit RVO toezichthouders van Handhaving nagenoeg continue aanwezig geweest
gedurende de werkzaamheden.
Tijdens de recente werkzaamheden zijn geen dassen aangetroffen in de burcht. De dieren
hebben dus uit eigen beweging de burcht verlaten. Er zijn tijdens het uitvoeren van
de werkzaamheden geen dassen gedood als gevolg van de betreffende werkzaamheden aan
de burcht ter plaatse.
Vraag 10
Wat zijn momenteel externe factoren die de dassenpopulaties reduceren dan wel hun
leefgebied verkleinen? Welke zijn dit en hoe wordt er aan gewerkt om deze te reduceren?
Antwoord 10
Zoals al genoemd in het antwoord op vraag 4, is de huidige inrichting van het Nederlandse
(cultuur)landschap limiterend. Door de vele ruimtelijke opgaven, zoals de woningbouwopgave
en de energietransitie (zonneparken of hoogspanningstrajecten) blijft er steeds minder
ruimte over voor de das.
Daarnaast komt jaarlijks circa 20–25% van de dassen om in het verkeer of verdrinken
ze in wateren waar ze niet uit kunnen geraken zoals beschoeide vaarten en kanalen.
Tot slot vormt ook klimaatverandering een bedreiging voor dassen. Tijdens lange periodes
van droogte kunnen zij weinig regenwormen bemachtigen, hun hoofdvoedsel.
Verkeersslachtoffers dan wel verdrinkingsslachtoffers kunnen worden (en worden ook)
tegengegaan door de aanleg van faunapassages zoals tunnels en ecoducten, alsook de
aanleg van speciale uittreedvoorzieningen en natuurvriendelijke oevers. Voorts maakt
de beschermde status van de das dat rekening met de soort wordt gehouden in geval
van onder meer ruimtelijke ontwikkelingen en dient in voorkomende gevallen een ontheffing
van de Wet natuurbescherming bij de provincies of het Rijk te worden aangevraagd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.