Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
34 961 Voorstel van wet van het lid Aartsen tot wijziging van de Drank- en Horecawet en enkele andere wetten in verband met verruiming van de mogelijkheid tot het inzetten van mengformules (Wet regulering mengformules)
Nr. 10
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 13 april 2023
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen
1
1.
Aanleiding
2
2.
Het wetsvoorstel op hoofdlijnen
10
3.
Toezicht en handhaving
15
4.
Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten
17
5.
Consultatie
18
II.
Artikelsgewijs
19
I. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet van het lid Ziengs
tot wijziging van de Drank- en Horecawet (DHW) en enkele andere wetten in verband
met verruiming van de mogelijkheid tot het inzetten van mengformules (Wet regulering
mengformules). Deze leden hebben een aantal vragen naar aanleiding van dit voorstel.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel. Zij vinden met de initiatiefnemer
dat ondernemers de ruimte moeten krijgen om in te spelen op trends. Door verbodsbepalingen
in de huidige wetgeving is het voor ondernemers helaas niet mogelijk om mee te gaan
in de trend van het toepassen van mengformules.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de initiatiefnemer. Ondanks
dat deze leden begrip hebben voor de doelstelling van de initiatiefnemer om winkelstraten
nieuw leven in te blazen, zijn deze leden niet overtuigd dat het voorstel om detailhandel
toe te staan alcohol te schenken hier een oplossing voor is. Het exploiteren van een
horecabedrijf en met name het verstrekken van alcoholhoudende drank is een vak met
speciale verantwoordelijkheden. Daarom regelt de Drank- en Horecawet dat de exploitant
én het horecapand aan bepaalde eisen moeten voldoen. Toestaan van mengformules zou
betekenen dat het aantal verkooppunten van alcohol aanzienlijk groter zou worden.
Zoals de Afdeling advisering van de Raad van State terecht opmerkt, staat dit haaks
op het gevoerde alcoholbeleid. Deze leden hebben daarom de volgende vragen bij het
wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de initiatiefnemer over de
verruiming van de mogelijkheid tot het inzetten van mengformules en zij maken gebruik
van mogelijkheid om nog enkele vragen te stellen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet en
enkele andere wetten in verband met verruiming van de mogelijkheid tot het inzetten
van mengformules. Deze leden hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.
Met veel waardering en belangstelling heeft de initiatiefnemer kennisgenomen van de
opmerkingen en vragen van de leden van de fracties van de VVD, de PVV, het CDA, D66
en de SP. Graag gaat de initiatiefnemer in deze nota in op de gestelde vragen en de
gemaakte opmerkingen. Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in een nota van
wijziging nog enkele wetstechnische aanpassingen door te voeren die verband houden
met de inwerkingtreding van de Alcoholwet op 1 juli 2021.
1. Aanleiding
De leden van de VVD-fractie stellen dat zoals in de memorie van toelichting reeds wordt vermeld, deze wet voor
een belangrijk deel zal dienen om een reeds bestaande praktijk van een wettelijke
basis te voorzien. Kan de initiatiefnemer aangeven of hij daarnaast een significante
toename verwacht van mengformules tussen horeca en detailhandel?
De initiatiefnemer deelt de opmerking van de leden van de VVD dat deze wet een reeds
bestaande praktijk van een wettelijke basis voorziet. In het straatbeeld zijn er tal
van voorbeelden te vinden die door de autoriteiten gedoogd worden en door het publiek
gewaardeerd worden. Denk hierbij aan de prijskaartjes aan schilderijen en meubilair
bij een bar, de verkoop van een kookboek door een restaurant of een kledingwinkel
die tijdens een modeshow het winkelend publiek van hapjes en drankjes voorziet. Dit
zijn stuk voor stuk voorbeelden van situaties die veelvuldig voorkomen maar wettelijk
gezien verboden zijn op basis van de fungerende Alcoholwet. De periode waarin (horeca)ondernemingen
hun deuren moesten sluiten vanwege coronamaatregelen heeft aangetoond dat creatief
in kunnen spelen op verandering cruciaal is voor ondernemers. De initiatiefnemer merkt
op dat tal van activiteiten die ondernemers, vaak met publieke steun van de autoriteiten,
hebben ontplooid in de coronaperiode op basis van de fungerende Alcoholwet verboden
waren. Hoewel de voorliggende initiatiefwet vooral voorziet in een wettelijke basis
voor veel reeds in de praktijk bestaande mengformules, verwacht de initiatiefnemer
wel een toename van het aantal mengformules. Er zullen op dit moment ook veel ondernemers
zijn die graag een mengformule zouden willen starten, maar zich strikt aan de bestaande
verboden uit de huidige wet houden. Daarnaast bestaat de verwachting dat er ook ondernemers
zijn die tijdens de coronaperiode nieuwe activiteiten hebben ontplooid en hier een
economische meerwaarde van inzien voor hun klanten.
Tot slot ziet de initiatiefnemer, naast de stevige roep van ondernemers uit grote
en middelgrote stadsharten, ook een behoefte aan mengformules in kleine dorpskernen
op het platteland toenemen. In een tijd waarin voorzieningen in het landelijke gebied
onder druk staan, ontstaat de behoefte bij ondernemers om in dorpen bepaalde functies
te combineren of te vermengen. De bestaande wetgeving zorgt hierbij voor knelpunten,
onmogelijkheden of onnodige regeldruk.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer in reactie op het advies van de Raad van State aangeeft
dat het fenomeen waarbij winkels verdwijnen en vervangen worden door horecavestigingen,
gepareerd kan worden met dit wetsvoorstel. Daarbij verwijst hij naar cijfers van Locatus.1 Uit die cijfers blijkt echter dat de opname van winkelpanden door horeca afgelopen
jaar juist sterk gestagneerd is. Deze leden vragen hoe de initiatiefnemer deze ontwikkeling
interpreteert.
De leden van de CDA-fractie concluderen dat de opname van winkelpanden door horeca
in 2019 gestagneerd is. In de jaren daarvoor is er sprake van jaarlijks zevenhonderd
winkelpanden die getransformeerd zijn naar horecapanden. In 2019 is er geen sprake
meer van een stijgende trend maar is er nog wel sprake van honderden winkelpanden
die jaarlijks worden getransformeerd naar horecabedrijven. De initiatiefnemer wijst
op dit gegeven gelet op de vragen die aan de initiatiefnemer zijn gesteld over zorgen
van een toename van het aantal verkooppunten van alcohol.
Zij vragen de initiatiefnemer tevens of hij een reactie kan geven op de eindrapportage
«Effecten van het initiatiefwetsvoorstel «Regulering mengformules»» van Berenschot2. Uit deze rapportage blijkt dat het:
– zeer aannemelijk is dat alcoholconsumptie door mengformules negatieve effecten heeft
op de verkeersveiligheid, leidend tot verkeersongevallen;
– aannemelijk is dat alcoholconsumptie door mengformules negatieve effecten heeft op
de volksgezondheid, leidend tot diverse gezondheidsrisico’s (specifieke risicogroepen
zijn dan in ieder geval kinderen, jongeren, jongvolwassenen en mensen met (gevoeligheid
voor) verslavingsproblematiek);
– redelijk aannemelijk is dat alcoholconsumptie door mengformules negatieve effecten
heeft op de openbare orde, waardoor zich incidentele ordeverstoringen voordoen.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemer op elk van deze drie punten
te onderbouwen waarom de economische effecten van zijn wetsvoorstel volgens hem zodanig
positief zijn dat hij deze risico’s voor gezondheid, verkeersveiligheid en de openbare
orde voor lief kan nemen.
De initiatiefnemer wil op bovenstaande samenvatting en interpretatie van de eindrapportage
«Effecten van het initiatiefwetsvoorstel «Regulering mengformules»» van Berenschot
een aantal belangrijke aanvullende elementen benadrukken die van belang zijn. Het
rapport spreekt dat «de mate waarin deze effecten optreden onzeker is» waarbij het
refereert aan onder andere de negatieve effecten voor de volksgezondheid, verkeersveiligheid
en openbare orde. Ook schrijft het rapport dat het onduidelijk is of er sprake gaat
zijn van meer verstrekkingspunten van alcohol, de laagste score van aannemelijkheid
die het rapport hanteert. De door de leden van het CDA genoemde drie punten zouden
volgens het rapport echter alleen blijken als er daadwerkelijk meer alcohol wordt
verstrekt. Ook is in het onderzoek een uitbreiding naar verkoop bij tankstations meegenomen,
zoals oorspronkelijk ook in het initiatiefvoorstel was opgenomen. De initiatiefnemer
wijst erop
dat deze uitbreiding naar verkoop bij tankstations inmiddels door de initiatiefnemer
is verwijderd uit het initiatiefwetsvoorstel.
De initiatiefnemer wil tevens graag wijzen op het «eindrapport Pilot mengvormen Drank-
en Horecawet» wat gaat over de pilot die is gedaan in de praktijk door de VNG. Hieruit
blijkt onder andere dat er een positief economisch effect waar te nemen is op zowel
de individuele bedrijfsvoering van de ondernemer als op het winkelgebied als geheel.
Ook geven de deelnemende gemeenten aan dat zij geen negatief effect hebben geconstateerd
op de volksgezondheid, veiligheid en openbare orde. De initiatiefnemer merkt hierbij
op dat uit de pilot ook blijkt dat dit komt doordat er vaak sprake is van zeer kleine
hoeveelheden alcohol in vergelijking tot andere verkooppunten van alcohol en dat het
vaak gaat om bepaalde dagen en tijdstippen (einde dag en/of weekenden).
De initiatiefnemer wil hiermee niet voorbijgaan aan de zorgen die er spelen rondom
mogelijk ongewenste effecten, bijvoorbeeld voor risicogroepen zoals jongeren. In de
memorie van toelichting wordt benadrukt dat met het voorliggende wetsvoorstel de bepalingen
rond de strafbaarheid van jongeren onder de 18 jaar als zij alcohol in hun bezit hebben
in het openbaar en de verkoop van alcohol aan jongeren onder de achttien jaar niet
worden gewijzigd. De vergunningsvoorwaarden voor de verkoop van alcohol zullen in
de nieuwe situatie ook gelden voor iedere onderneming – waaronder horeca- en slijterijbedrijven,
gemengde kleinhandelsbedrijven en gemengde ambachtsbedrijven – die alcoholhoudende
dranken wil schenken aan haar klanten. Gemeenten moeten toezicht blijven houden op
de naleving van de geldende leeftijdsgrenzen en de vergunningsvoorwaarden voor de
verkoop van alcohol. Een voordeel van regulering en daarmee het formeel mogelijk maken
van mengformules, is juist dat de aanbieders van alcoholhoudende drank verplicht kunnen
worden tot het volgen van een opleiding. Het niet beschikken over de vereiste papieren
is een overtreding waar een sanctie op staat. De initiatiefnemer wil in dit kader
ook verwijzen naar de afspraken uit het coalitieakkoord waarin een nationaal rapporteur
wordt aangesteld die periodiek rapporteert over de omvang en ontwikkeling van verslavingsproblematiek.
Zij vragen de initiatiefnemer tevens te reflecteren op de onderzoeken «Effecten van
scenario's met betrekking tot blurring, alcoholverkoop en alcoholverbruik»3 en «Blurring nader bekeken. Een Europese vergelijking van wettelijke restricties,
verkooppunten en beschikbaarheid»4. In beide studies geven experts aan te verwachten dat het toestaan van blurring zal
leiden tot een toename van verkooppunten van alcohol. Tevens waarschuwen deze experts
dat dit met name vanuit gezondheidsperspectief een negatieve ontwikkeling zou zijn,
daar het terugdringen van alcoholgebruik en bescherming van kwetsbare groepen zoals
ex-verslaafden en jongeren juist gebaat zou zijn met een afname van het aantal verkooppunten
en een aparte status voor het product «alcoholhoudende drank». Genoemde leden vragen
daarom of de initiatiefnemer kan onderbouwen dat het aantal verkooppunten van alcohol
niet drastisch zal stijgen als mengformules worden toegestaan.
De initiatiefnemer deelt deze zienswijze niet. In deze onderzoeken wordt er niet gesproken
van concrete conclusies zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij de pilot van de VNG
die in de praktijk daadwerkelijk heeft gedraaid, maar wordt aangegeven dat het gaat
om de te verwachten gevolgen. De initiatiefnemer is echter van mening dat het aantal
verkooppunten van alcohol niet drastisch zal stijgen bij het toestaan van mengformules.
In veel gevallen gaat het bij een mengformule namelijk om ondernemers die nu al binnen
de huidige wetgeving alcohol aanbieden, denk hierbij aan restaurants die kunst aan
de muur hangt willen verkopen. Dat zou dus niet per definitie leiden tot een stijging
in het aantal verkooppunten. Daarnaast zijn er momenteel in de praktijk verkooppunten
die door dit wetsvoorstel een wettelijke basis krijgen. Hierbij geeft de initiatiefnemer
aan dat hij een goed gereguleerde situatie prefereert boven een ongereguleerde situatie
zoals nu het geval is. Tot slot wijst de initiatiefnemer erop dat het een gemeentelijke
bevoegdheid is om te bepalen waar en hoeveel vergunningen zij afgeven. Het lokale
gezag kan dit het beste beoordelen en ook risico’s voor de publieke gezondheid en
openbare orde hierin meewegen. Gemeenten hebben daarmee dus controle over het aantal
verkooppunten van alcohol.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemer het huidige onderscheid te schetsen
van de huidige mengformules. Klopt het dat detailhandel ook bijvoorbeeld koffie, thee,
fris, sappen en/of lunch kunnen combineren? Kan bijvoorbeeld een kapper ook een luxe
smoothie schenken? Waarop baseert de initiatiefnemer dat de toevoeging van alcohol
in dit rijtje een dusdanig effect heeft dat het winkelstraten weer leven inblaast?
Zijn er voor non-alcoholisch aanbod problemen waardoor er geen mengvorm kan bestaan?
Welke problemen zijn dit?
Op dit moment zijn er geen belemmeringen voor bijvoorbeeld retailers om non-alcoholisch
aanbod aan te bieden. Andersom zijn die beperkingen er voor horeca- en slijtersondernemingen
wel. Een interieurzaak mag naast stoelen wel een kop koffie verkopen, maar een horecaondernemer
mag naast een kop koffie geen stoelen verkopen wanneer hij in het bezit is van een
horecavergunning op basis van de Alcoholwet. Deze vorm van oneerlijke concurrentie
wordt opgelost met het voorliggende wetsvoorstel.
De initiatiefnemer benadrukt dat bepaalde dingen nu niet mogelijk zijn voor ondernemers.
Denk bijvoorbeeld aan een horecaonderneming waar men ook andere (lokale) producten,
zoals kazen of kunst, wil verkopen. Dat is nu niet toegestaan. Ook mag bijvoorbeeld
een slijterij geen pakketje maken met een stukje kaas, worst en bijpassende fles wijn.
Dit alles uiteraard onder dezelfde regels die gelden voor andere ondernemers die hetzelfde
product aanbieden; gelijke monniken, gelijke kappen. Dit is in de bestaande wetgeving
rondom mengformules wél een knelpunt.
De leden van de SP-fractie constateren dat het voorliggende voorstel in een wijziging van de Drank- en Horecawet
voorziet. Zij menen dat (overmatig) alcoholgebruik ontmoedigd moet worden, dit kan
immers grote gevolgen hebben voor de gezondheid en veiligheid van mensen. Het voorstel
maakt de regels voor het verkopen en schenken van alcohol soepeler. Het vergroten
van het aantal locaties waarop het mogelijk is alcohol te drinken, te kopen of te
schenken vinden deze leden dan ook onwenselijk en zij menen dat het ook strijdig is
met zowel het in 2018 gesloten Preventieakkoord, de aanbevelingen van de World Health
Organization (WHO) als het huidige alcoholbeleid. Wat is de reactie van de indiener
op de opmerkingen van Verslavingskunde Nederland dat het voorstel gezien kan worden
«als een stap achteruit voor de volksgezondheid» en dat «het wetsvoorstel extra gevolgen
kan hebben voor kwetsbare doelgroepen zoals jongeren en verslaafden»5?
De initiatiefnemer benadrukt het eens te zijn met de stelling van de leden van de
SP-fractie dat problematisch alcoholgebruik ontmoedigd moet worden. De initiatiefnemer
deelt echter niet de stelling dat door het voorliggende wetsvoorstel de regels voor
het verkopen en schenken van alcohol versoepeld zouden worden. Dit is niet het geval.
De strikte, reeds geldende regels voor het verkopen en schenken van alcohol in een
horecagelegenheid, zoals de leeftijdscontrole en het in bezit zijn van een SVH-diploma
door de vergunninghouder, gelden ook voor het gemengd kleinhandelsbedrijf en het gemengd
ambachtsbedrijf. Ook de stelling dat het wetsvoorstel in strijd zou zijn met het Nationale
Preventieakkoord deelt de initiatiefnemer niet. Dit akkoord gaat de strijd aan met
problematisch alcoholgebruik en richt zich specifiek op alcoholgebruik tijdens de
zwangerschap, alcoholgebruik onder de 18 jaar, overmatig en zwaar alcoholgebruik en
betere bewustwording. Dit wetsvoorstel draagt op geen enkele manier negatief bij aan
het verslechteren van deze doelstellingen. Ook bij de vergunningen van het gemengd
kleinhandelsbedrijf en het gemengd ambachtsbedrijf is strenge leeftijdscontrole verplicht
en is er net zo veel aandacht voor verantwoord schenken en het tegengaan van doorschenken
als bij reguliere, bestaande horecabedrijven. Hiervoor gelden dezelfde regels langs
de lijn van «gelijke monniken, gelijke kappen».
De initiatiefnemer wil voorts in gaan op de kritiek van Verslavingskunde Nederland
op het wetsvoorstel. Zoals eerder gezegd zal juist de bestaande praktijk beter gereguleerd
worden waardoor handhaving op misstanden beter mogelijk zal zijn. De initiatiefnemer
prefereert een goed gereguleerde situatie boven een ongereguleerde situatie zoals
nu het geval is. Daarmee kan er ook beter worden ingezet op verantwoord schenken.
Daarnaast blijkt uit de pilot van de VNG dat het vaak gaat om zeer geringe hoeveelheden
die geschonken worden. Ook gaat het om beperkte tijden en dagen zoals in de avond
of in het weekend. Hierdoor draagt het niet bij aan normalisering van alcohol en heeft
het geen extra negatief effect op kwetsbare groepen. Zoals eerder gesteld ondersteunt
de initiatiefnemer de ontmoediging van problematisch alcoholgebruik.
De leden van de SP-fractie steunen het voorstel om te komen tot mengformules waarbij
ondernemers in andere sectoren ook alcohol kunnen schenken of verkopen dan ook niet.
Ondernemers moeten ondersteund worden en het is zeer betreurenswaardig als bedrijven
de deuren moeten sluiten, maar genoemde leden menen dat een oplossing hiervoor niet
ten koste mag gaan van de volksgezondheid. Zij vragen waarom er in het geheel niet
ingegaan wordt op de mogelijke gezondheidseffecten van het voorstel. Kan de indiener
een afweging maken tussen de (negatieve) gezondheidseffecten die zijn voorstel oplevert
ten opzichte van de door hem verwachtte (positieve) economische gevolgen?
De initiatiefnemer benadrukt dat dit wetsvoorstel niet voorbijgaat aan mogelijk negatieve
gezondheidseffecten en verwijst daarbij naar de antwoorden die zijn gegeven op vragen
van de leden van het CDA. Ook is het zo dat uit de genoemde onderzoeken niet valt
op te maken of, wat en in welke mate er sprake gaat zijn van negatieve gezondheidseffecten.
In het eerdergenoemde rapport van Berenschot staat namelijk dat de mate waarin effecten
op zullen treden als «onzeker» en «onduidelijk» worden aangemerkt. De bestaande praktijk
wijkt op dit moment af van de geldende wettelijke bepalingen. Dit wetsvoorstel zorgt
ervoor dat de bestaande praktijk beter gereguleerd wordt. Dat komt volgens de initiatiefnemer
de volksgezondheid ten goede. Ter illustratie is het goed om te vermelden dat het
in de huidige ongereguleerde situatie voorkomt dat ondernemers ook sterke dranken
zoals whisky schenken in hun winkel of kapperszaak. In het voorliggende initiatiefwetsvoorstel
is dit verboden. Bij een goed gereguleerde situatie kan hier dus beter op gehandhaafd
worden.
Voor de positieve economische effecten verwijst de initiatiefnemer nogmaals op de
resultaten van de pilot, waaruit blijkt dat ondernemers overweldigend positief zijn
over de kansen die mengformules hen bieden. Zij geven aan:
– Meer beleving te kunnen bieden (82%)
– Meer klanten/gasten in hun zaak (47%)
– Meer levendigheid in de winkelgebieden (65%)
– Betere samenwerking tussen ondernemers (71%)
– Meer ruimte te krijgen voor ondernemerschap (94%)
De indiener ziet als een van de doelen van het voorstel het inspelen op de veranderende
consumentenvraag en economische vitaliteit van een stad of dorp. De leden van de SP-fractie
vragen wat de gevolgen van het voorstel zouden zijn voor de (vooral) kleinere horecagelegenheden
en bars. Nu er naar alle waarschijnlijkheid meer locaties komen die alcohol kunnen
verkopen, kunnen genoemde leden zich goed voorstellen dat deze locaties concurrentie
zullen vormen voor de kleinere zaken. Deze leden ontvangen hierop graag een toelichting.
Is er een reactie vanuit deze sectoren ontvangen op het voorstel? Als dit inderdaad
een mogelijk effect van het voorstel is, hoe verhoudt dit zich dan tot het doel tot
meer economische vitaliteit?
Mengformules bieden juist een kans voor kleinere zaken in dorpen en steden. Nu worden
kleinere horecaondernemers beperkt in hun mogelijkheden door de bestaande wetgeving
en is er op dit moment geen gelijk speelveld ten aanzien van non-alcoholisch aanbod
in de retail. Kleinere horecaondernemers kunnen door blurring niet alleen dienstdoen
als horecagelegenheid, maar ook als detailhandel op kleinere schaal. Juist voor dorpskernen
biedt deze mengformule daarom kansen. De initiatiefnemer noemt als recent voorbeeld
pogingen van ondernemers om hun onderneming aan te passen aan de huidige crisistijd.
Veel ondernemers probeerden bijvoorbeeld het verkopen van nevenproducten toe te voegen
aan hun bedrijfsmodel. Dit is binnen de huidige wet- en regelgeving echter niet toegestaan.
De reactie van dergelijke sectoren is met name gericht geweest op het pleiten voor
een gelijk speelveld. Juist dit wetsvoorstel voorziet daarin en komt daarin tegemoet.
Is er onder de bevolking draagvlak voor de voorgestelde wijzigingen? Herinnert de
indiener zich het opiniepanel van EenVandaag waaruit bleek dat slechts 13% van de
26.000 leden aangaf dat alcohol het winkelen aantrekkelijker zou maken? Is het voorstel
ter consultatie voorgelegd aan Verslavingskunde Nederland? Zo nee, waarom niet? Is
de indiener alsnog bereid dit te doen? Of heeft Verslavingskunde Nederland een reactie
gegeven op het voorstel? Zo ja, kunnen de leden van de SP-fractie deze inbreng ontvangen?
De initiatiefnemer is bekend met deze uitkomsten van het EenVandaag-opiniepanel. Wanneer
er geen vraag of behoefte is bij de consument, dan is het voor een ondernemer niet
interessant en rendabel om een mengformule te exploiteren. De huidige praktijk laat
zien dat die behoefte er op dit moment wel is. Zowel ondernemers als gemeenten geven
dat aan.
Het wetsvoorstel is niet voorgelegd aan Verslavingskunde Nederland maar Verslavingskunde
Nederland heeft wel gereageerd op het wetsvoorstel. In reactie hierop benadrukt de
initiatiefnemer dat problematisch alcoholgebruik moet worden tegengegaan en dat het
niet de verwachting is dat het wetsvoorstel een negatieve impact zal hebben op de
volksgezondheid. Voor uitgebreidere argumentatie verwijst de initiatiefnemer naar
hierboven gegeven antwoorden in reactie op het bericht van Verslavingskunde Nederland.
Wat is daarnaast de reactie van de indiener op de opmerkingen van de Alliantie Alcoholbeleid
Nederland (AAN)? De alliantie wijst erop dat het voorstel een aantal onwenselijke
gevolgen heeft, namelijk:
– dat er alcohol verstrekt kan worden op allerlei onverwachte plaatsen en ook nog eens
gedurende de gehele dag;
– dat in principe bijna iedere lokale winkel en dienstverlener als nevenactiviteit bier
en wijn kan verkopen en schenken, waarmee het kopen en drinken van alcohol verdergaand
genormaliseerd wordt;
– dat het aantal locaties waar alcohol kan worden gekocht en gedronken en waar reclame
voor alcohol wordt gemaakt, sterk worden uitgebreid.
De initiatiefnemer merkt op dat organisatie Alliantie Alcoholbeleid Nederland (AAN)
lijkt te veronderstellen dat de initiatiefnemer iets compleet nieuws wil introduceren,
namelijk het verstrekken van alcohol op allerlei plaatsen, gedurende de hele dag.
Dat is niet het geval. Voor een groot gedeelte zorgt dit wetsvoorstel voor een gereguleerde
wettelijke basis voor zaken die in de praktijk al heel veel voorkomen in Nederland.
Dit wetsvoorstel maakt diverse vormen van blurring juist legaal, inzichtelijk en daarmee
ook handhaafbaar. De opmerking dat er gedurende de gehele dag alcohol geschonken kan
worden dient ernstig genuanceerd te worden. In de praktijk blijkt juist, zoals benoemd
in de VNG-pilot, dat het vaak gaat om beperkte dagen en tijdstippen (koopavonden en
weekenddagen). Ook is het zo dat dit wetsvoorstel de gangbare, geldende sociale normen
in Nederland niet zal doen verdwijnen. De initiatiefnemer ziet het dan ook niet zo
snel gebeuren dat er ’s ochtends om negen uur een biertje geschonken zal worden in
een schoenenzaak. Ook de aanname dat in bijna iedere winkel straks bier en wijn verkocht
kan worden dient genuanceerd te worden. In theorie zou dit mogelijk zijn, in de praktijk
acht de initiatiefnemer dit echter zeer onwaarschijnlijk. Allereerst omdat er sprake
is van een aparte vergunningsaanvraag met bijbehorende vereisten. Hierdoor zullen
alleen ondernemers die economische meerwaarde zien in deze nevenactiviteit een dergelijke
vergunning aanvragen. Daarnaast hebben gemeenten de bevoegdheid om per gebied vergunningen
toe te staan. Hierdoor kunnen zij in hun eigen horeca-, retail- of binnenstadsbeleid
bepalen waar mengvormen zijn toegestaan.
Als het gaat om reclame, vragen de leden van de SP-fractie om een nadere reactie.
Mogen volgens het initiatiefwetsvoorstel alle zaken die door het toestaan van mengformules
alcohol zouden mogen schenken, reclame hiervoor maken? Zo ja, betekent dit niet een
grotere blootstelling wat schadelijk kan zijn voor jongeren en mensen met een alcoholprobleem?
Wat zijn precies de regels die gaan gelden op het gebied van reclame?
Regels rondom reclame die nu gelden voor horecabedrijven zullen ook gelden voor ondernemingen
met een vergunning in de categorie gemengd kleinhandelsbedrijf en gemengd ambachtsbedrijf.
Gelijke monniken, gelijke kappen is het devies van de initiatiefnemer. Hij verwijst
dan ook naar de landelijk geldende regels. De initiatiefnemer heeft geen aanwijzingen
dat dit gaat leiden tot een enorme toename van reclame voor alcohol. Daarmee zou namelijk
de toegevoegde waarde van een mengformule alleen worden versmald en gereduceerd tot
alcohol alsof het los staat van het geheel en dat het enige aantrekkelijke onderdeel
is van een mengformule. Het is er integraal onderdeel van en het zal dus ook in die
hoedanigheid worden gepromoot. Denk hierbij aan een schoenenzaak die een modeshow
aanprijst met een vermelding van een hapje en een drankje. Hierbij is de beleving
het totaalconcept en de trekker van de hoofdactiviteit.
Genoemde leden achten de argumentatie dat het voorliggende voorstel zou kunnen leiden
tot minder verkooppunten voor alcohol niet overtuigend en vragen dan ook of deze veronderstelling
cijfermatig onderbouwd kan worden.
De initiatiefnemer stelt dat het wetsvoorstel zorgt voor een betere bescherming van
de volksgezondheid. Dit wetsvoorstel zorgt voor een goede regulering van een fenomeen
wat momenteel in de praktijk veel voorkomt. Bij deze regulering komen ook beheersmaatregelen
zoals het in bezit hebben van een SVH-diploma (Sociale Hygiëne). De initiatiefnemer
prefereert een goed gereguleerde situatie boven de huidige ongecontroleerde situatie.
De initiatiefnemer wijst daarnaast op het feit dat er de afgelopen jaren jaarlijks
zevenhonderd winkelpanden zijn getransformeerd naar horecabedrijven.6 Dit wetsvoorstel kan een bijdrage leveren aan het tegengaan van deze trend. Het valt
daarom niet uit te sluiten dat het totaal aantal verkooppunten zal dalen.
De leden van de SP-fractie vragen de indiener in te gaan op de verwachte gevolgen
van het voorstel op de (sociale) veiligheid en openbare orde. Op welke manier wordt
hiermee rekening gehouden? Bijvoorbeeld een kapper is niet getraind in het omgaan
met dronken mensen of het in toom houden van door dronkenschap agressieve mensen.
Café- en restauranthouders hebben dan toch echt een ander beroep, zo menen deze leden.
De pilot van de VNG heeft aangetoond dat het toestaan van mengformules geen negatieve
effecten heeft op de volksgezondheid, (sociale) veiligheid en openbare orde. Ondernemers
met een vergunning binnen de categorie gemengd kleinhandelsbedrijf en gemengd ambachtsbedrijf
dienen aan dezelfde regels te voldoen als horecaondernemers. Gelijke monniken, gelijke
kappen is het devies van de initiatiefnemer. De kapper, zoals in het voorbeeld van
de SP-fractie genoemd, zal dus óók moeten voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving
ten aanzien van verantwoord schenken zoals een SVH-diploma (Sociale Hygiëne). Tevens
is het zo dat het schenken van alcohol ook geweigerd mag worden. De initiatiefnemer
merkt tot slot op dat hij het erg onaannemelijk acht dat mensen zich massaal zullen
gaan bezatten bij hun kapper.
2. Het wetsvoorstel op hoofdlijnen
De leden van de PVV-fractie willen weten waarom dit voorstel niet verwerkt is in de wijziging van de Drank- en
Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet.
De door de leden van de PVV-fractie genoemde wijziging van de Drank- en Horecawet
in de Alcoholwet was een wetswijziging van de toenmalige Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Het hier voorliggende initiatiefwetsvoorstel is al langer in de
maak via de procedure voor behandeling van een initiatiefwetsvoorstel. De Staatssecretaris
heeft deze aanbevelingen destijds niet overgenomen in zijn wetsvoorstel. Voor de redenen
van het niet overnemen van deze aanbevelingen en wijzigingen verwijst de initiatiefnemer
de leden van de PVV graag naar de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het toestaan van de verkoop van flessen wijn en olijfolie door een restaurant
volgens de initiatiefnemer daadwerkelijk bij zal dragen aan aantrekkelijker winkelstraten.
Zou dit juist niet ten koste gaan van de omzet van de detailhandel?
De initiatiefnemer is niet van mening dat de omzet van de in het door de leden van
het CDA genoemde voorbeeld ten koste gaat van de omzet van de detailhandel. Het zal
niet gebruikelijk worden om voor bijvoorbeeld de reguliere aankoop van olijfolie standaard
naar een restaurant te gaan ten koste van een andere detailhandelswinkel. Het zal
hier gaan om extra toegevoegde omzet, omdat een klant bijvoorbeeld over kan gaan tot
het kopen van een fles olijfolie wanneer hij deze heeft geproefd in het restaurant.
Zo ontstaat er toevoegde waarde door de toegepaste mengformule.
Het wetsvoorstel is zo opgesteld dat de mengformule voor beide partijen profijtelijk
kan zijn. Beide partijen kunnen profiteren van de in de pilot naar voren komende voordelen
van deze wetswijziging, zoals drukkere winkelstraten, meer ruimte om te ondernemen
en meer klanten of gasten in de zaak. Zo ontstaat er een positief economisch effect
voor zowel de individuele ondernemer en daarmee dus ook voor de winkelstraat als geheel.
Daarnaast kunnen ondernemers hierdoor makkelijker inspelen op klantbehoeftes, nieuwe
concepten uitproberen en meer beleving toevoegen. Dit totaal draagt volgens de initiatiefnemer
bij aan aantrekkelijkere winkelstraten, stads- en dorpscentra.
Zij vragen aan de initiatiefnemer om toe te lichten wat bedrijfsmatig verstrekken
van alcohol inhoudt. Kan hij daar een aantal voorbeelden van geven?
De initiatiefnemer sluit aan bij inhoud van de term «bedrijfsmatig verstrekken van
alcohol» zoals bedoeld in de Alcoholwet.
Genoemde leden vragen welke eisen er volgens de initiatiefnemer bij algemene maatregel
van bestuur (AMvB) gesteld moeten worden aan gemengde kleinhandels- en ambachtsbedrijven
die alcohol willen gaan schenken.
De initiatiefnemer acht het belangrijk om in deze AMvB een eis op te nemen die de
nevenactiviteit afbakent van de hoofdactiviteit. Hierbij valt te denken aan een maximumpercentage
van de omzet of vloeroppervlakte die de nevenactiviteit beslaat. Als richtpercentage
stelt de initiatiefnemer 30% voor als maximumpercentage voor de nevenactiviteit. Hiermee
sluit de initiatiefnemer aan bij het tijdens de coronalockdowns gebruikte criterium
om af te bakenen wat niet-essentiële en essentiële winkels waren. De AMvB voor de
drie categorieën in het wetsvoorstel moeten tevens het «gelijke monniken, gelijke
kappen»-principe waarborgen. De initiatiefnemer hecht hier veel waarde aan en stelt
voor om zo min mogelijk en slechts strikt noodzakelijke afwijkende eisen te gebruiken.
De initiatiefnemer stelt tevens voor om gemeenten en brancheorganisaties betrekken
bij het invullen van een geschikt criterium en de AMvB.
De initiatiefnemer stelt voor enkele onderdelen uit het Besluit eisen inrichting Drank-
en Horecawet te schrappen. De leden van de CDA-fractie vragen waarin de voorstellen
tot wijziging van de initiatiefnemer verschilt van de voorstellen tot wijziging die
de regering heeft voorgesteld in het voorstel van Wijziging van de Drank- en Horecawet
in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet.7 Deze leden vragen op basis waarvan de initiatiefnemer concludeert dat de eisen rond
de aanwezige ventilatiecapaciteiten en waterspoeling overbodig en verouderd zijn,
en daarom volgens hem geschrapt zouden kunnen worden.
In 2021 is de Drank- en Horecawet gewijzigd in de Alcoholwet. In deze, door de regering
voorgestelde, wijzigingen zijn bijna alle door de initiatiefnemer voorgestelde wijzigingen
die betrekking hebben op het Besluit eisen inrichting Drank en Horecawet overgenomen.
De initiatiefnemer heeft daarom besloten om de voorgestelde wijzigingen ten aanzien
van de inrichtingseisen uit het initiatiefwetsvoorstel te schrappen en hiermee aan
te sluiten bij de Alcoholwet. De initiatiefnemer verwijst hiervoor naar de laatste
nota van wijziging.
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over het gemengd kleinhandelsbedrijf. De initiatiefnemer stelt
dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)-pilot in 2016 en 2017 heeft aangetoond
dat er geen nadelen zijn geconstateerd in de openbare orde, veiligheid en gezondheidsbescherming,
maar dat de deelnemers aan de pilot zich wel ervan bewust dienen te zijn dat zorgvuldig
moet worden omgegaan met het bewaken van een ondergrens en met het schenken van alcohol,
met name vanuit het perspectief van volksgezondheid.8 Welke beheersmaatregelen zijn volgens de initiatiefnemer noodzakelijk om, ten behoeve
van gezondheidsbescherming, in nationale regelgeving vast te leggen?
De initiatiefnemer is het eens met de stelling van de leden van de fractie van D66
dat men zich bewust moet zijn dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met het bewaken
van een ondergrens en met het schenken van alcohol vanuit het perspectief van de volksgezondheid.
Om die reden zijn er in de bestaande Alcoholwet een aantal beheersmaatregelen opgenomen
die het verantwoord schenken moeten waarborgen. Het betreffen hier beheersmaatregelen
die zijn vastgelegd in nationale wetgeving, zoals het niet doorschenken van alcohol
aan beschonken personen en het niet schenken van alcohol aan mensen van onder de 18
jaar. Tot slot dient ook iedereen die alcohol verstrekt in het bezit te zijn van een
SVH-diploma (Sociale Hygiëne). De initiatiefnemer stelt voor om aan te sluiten bij
de bestaande beheersmaatregelen die gelden voor de horeca. Deze worden door de wetgever
op dit moment als voldoende beschouwd. Daarnaast wordt hiermee het principe van «gelijke
monniken, gelijke kappen» gewaarborgd.
Denkt de initiatiefnemer hierbij aan een verbod voor bepaalde type verkooplocaties,
een maximaal aantal eenheden per klant, verbieden van toegang voor minderjarigen en
maatregelen gericht tegen doorschenken?
De initiatiefnemer stelt voor om de nationale wetgeving (AMvB) aan te sluiten bij
de bestaande beheersmaatregelen die gelden voor de horeca om zo verantwoord schenken
én het gelijke speelveld tussen ondernemers te waarborgen. De bestaande beheersmaatregelen
bestaan uit een verbod op het schenken van alcohol aan mensen onder de 18 jaar en
het niet doorschenken aan beschonken personen. Het is de bevoegdheid van de gemeente
om wel of niet extra voorwaarden te stellen aan het verlenen van een vergunning.
Door hetzelfde onderzoeksbureau wordt in een rapport van mei 2019 echter geconcludeerd
dat het aannemelijk is dat alcoholconsumptie door mengformules negatieve effecten
heeft op de volksgezondheid, leidend tot diverse gezondheidsrisico’s.9 Wat is de reactie van de initiatiefnemer op de conclusies van dit rapport en met
name over de negatieve effecten op de volksgezondheid, verkeersveiligheid en openbare
orde? Waarom verschillen deze conclusies volgens de initiatiefnemer van de conclusies
van de VNG-pilot? Is de initiatiefnemer het eens met de aanname in het rapport uit
2019 dat de alcoholconsumptie toeneemt door mengformules toe te staan? Zo ja, waarom
wel? Zo nee, waarom niet?
De initiatiefnemer verwijst voorgenoemde leden voorts naar de antwoorden op de vragen
van de CDA-fractie die betrekking hebben op het rapport van Berenschot uit 2019. De
genoemde risico’s op het gebied van verkeersveiligheid, volksgezondheid en openbare
orde ziet de initiatiefnemer niet bevestigd in het onderzoek. Er wordt driemaal gesproken
van mogelijke aannemelijke risico’s, waarbij voorafgaand wordt opgemerkt dat het «onzeker»
en «onduidelijk» is of en in welke mate deze zich gaan voordoen.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar internationale vergelijkingen met betrekking
tot de volksgezondheid en verkeersveiligheid. Er zijn reeds (Europese) landen die
mengformules toestaan. Zijn er onderzoeken bekend die aantonen wat de relatie is tussen
het introduceren van mengformules en het te verwachte effect op de volksgezondheid
en verkeersveiligheid? Zo ja, welke conclusies worden daaraan verbonden?
Omdat wet- en regelgeving een nationale bevoegdheid is, is er weinig internationaal
vergelijkend onderzoek over de effecten van het toestaan van mengformules. Er zijn
landen die geen vergunningsplicht kennen voor het verkopen en schenken van alcohol.
Hier is het dus per definitie mogelijk om een mengformule te starten als ondernemer.
In deze landen is de mogelijkheid voor een mengformule geen onderwerp van maatschappelijke
of politieke discussie.
In het rapport van Berenschot wordt met name gesproken over de negatieve effecten
van alcohol in het algemeen, maar niet over de te verwachten extra risico’s op de
volksgezondheid nadat mengformules zijn geïntroduceerd, al dan niet met beheersmaatregelen
om overmatig alcoholgebruik tegen te gaan. Wat is de reactie van de initiatiefnemer
op de stelling dat restricties opleggen op de beschikbaarheid van alcohol bij tankstations
effectief is voor het verhogen van de verkeersveiligheid? Klopt het dat de initiatiefnemer
voorstelt om het verbod op verkoop van alcoholhoudende dranken bij tankstations te
handhaven?
De initiatiefnemer heeft het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
overgenomen om de bestaande restricties op de beschikbaarheid van alcohol bij tankstations
te handhaven. Aldus klopt het wat de leden van D66 stellen dat het verbod op verkoop
van alcoholhoudende dranken bij tankstations gehandhaafd blijft bij het aanvaarden
van dit wetsvoorstel.
Genoemde leden hebben nog een enkele vraag over de koppeling met het Preventieakkoord.
In het akkoord wordt gesproken over het tegengaan van met name problematisch alcoholgebruik.
Deze leden zijn het eens met het akkoord dat overmatig alcoholgebruik moet worden
voorkomen. Is dit initiatiefwetsvoorstel volgens de initiatiefnemer hiermee in lijn
met het Preventieakkoord? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
De initiatiefnemer is van mening dat dit initiatiefwetsvoorstel inderdaad in lijn
is met het Nationale Preventieakkoord en onderschrijft ook de doelstelling om problematisch
alcoholgebruik tegen te gaan. Het Nationaal Preventieakkoord richt zich specifiek
op alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, onder de 18 jaar, overmatig en zwaar alcoholgebruik
en betere bewustwording. Dit wetsvoorstel draagt niet bij aan het verslechteren van
deze doelstellingen. Bij de vergunningen van het gemengd kleinhandelsbedrijf en het
gemengd ambachtsbedrijf is strenge leeftijdscontrole verplicht en is er net zo veel
aandacht voor verantwoord schenken en het tegengaan van doorschenken als bij reguliere
bestaande horecabedrijven. Hiervoor gelden dezelfde regels langs de lijn van «gelijke
monniken, gelijke kappen». Ook kan er door de betreffende ondernemers in deze categorie
worden aangesloten bij initiatieven voor extra scholing en e-learning voor verantwoord
schenken zoals opgeschreven in het Nationaal Preventieakkoord.
De initiatiefnemer is ervan overtuigd dat een goed gereguleerde situatie met goede
beheersmaatregelen voor verantwoord schenken te prefereren valt boven de bestaande
ongereguleerde praktijk. Zo kan er ook beter worden gehandhaafd op excessen en overtredingen.
De leden van de D66-fractie constateren dat een hoofdstuk «Evaluatie» mist in de memorie
van toelichting. Welke aanbeveling doet de initiatiefnemer voor een evaluatie na de
eventuele inwerkingtreding van het wetsvoorstel? Wanneer dient een dergelijke evaluatie
plaats te vinden en hoe dient deze eruit te zien? Welke neveneffecten dienen te worden
onderzocht? Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat een evaluatie, net zoals
na de VNG-pilot nodig is om de gevolgen voor de volksgezondheid en verkeersveiligheid
te onderzoeken?
De initiatiefnemer bedankt de leden van de D66-fractie voor deze opmerkingen en is
het met hen eens dat er sprake moet zijn van een evaluatie van de wet. De aanbeveling
van de initiatiefnemer daarbij zou zijn om een evaluatie in te plannen na een periode
van tien jaar. Dit geeft ondernemers voldoende tijd en ruimte om ook daadwerkelijk
investeringen te doen. Aan te bevelen is dan om na te gaan of de zaken die in de wet
geregeld zijn ook werken zoals bedacht, of dat er aanpassingen benodigd zijn. De initiatiefnemer
stelt daarbij voor te kijken naar economische effecten op individuele ondernemers
en stads- en dorpscentra in het geheel, de ervaringen van gemeenten, handhaving en
de effecten op de gezondheid, openbare orde en verkeersveiligheid.
De leden van de SP-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat gemeenten regels kunnen stellen over
de verlening van vergunningen voor het toepassen van mengformules. Graag ontvangen
deze leden hierover extra informatie. Begrijpen zij het goed dat er dus tussen gemeenten
verschillen kunnen ontstaan? Is het mogelijk dat mengformules in gemeente A wel mogelijk
zijn maar in de aangrenzende gemeente B niet? Zo ja, op welke wijze draagt het voorstel
precies bij aan het voorkomen van leegstand, een vitalisering van winkelstraten of
het voorkomen van het moeten sluiten van winkels? Kunnen gemeenten prioriteit stellen
aan aandacht voor volksgezondheid of het belang van ondernemers? Hoe wordt dan voorkomen dat ondernemers kiezen voor de
gemeente die de voor hen meest gunstige voorwaarden kent? Aangegeven wordt dat nadere
regels kunnen verschillen per winkelgebied. Betekent dit, zo vragen de leden van de
SP-fractie, dat binnen één gemeente verschillende regels kunnen gelden voor verschillende
winkelgebieden? Hoe ziet de indiener dit voor zich, ook in het kader van handhaving?
Als dit inderdaad mogelijk is, hoe verhoudt dit zich tot het argument van de indiener
dat dergelijke mengformules leegstand in winkelgebieden kunnen voorkomen?
De initiatiefnemer sluit in het wetsvoorstel aan bij de bestaande situatie zoals vastgelegd
in de Alcoholwet waarbij de gemeente de bevoegdheid heeft als het gaat over de verstrekking
van vergunningen. Zij zijn de meest geschikte overheid om hier goed invulling aan
te geven. Veel gemeenten hebben al een horeca-, detailhandel- of binnenstadvisie waarbij
zij aangeven waar zij het in de gemeente wenselijk achten om horeca en detailhandel
toe te staan. Dit past volgens de initiatiefnemer ook bij de diversiteit aan gebieden
die er zijn binnen Nederland en binnen een gemeente. Het centrum van Amsterdam is
niet te vergelijken met een klein plattelandsdorp. Daarom is het goed dat gemeenten
zelf mogen bepalen of, waar en hoeveel vergunningen zij toestaan. Ook heeft de lokale
overheid op dit moment binnen de Alcoholwet de bevoegdheid om extra eisen te stellen
aan een vergunning bijvoorbeeld in het kader van de publieke gezondheid, openbare
orde, veiligheid en leefbaarheid. De initiatiefnemer vindt het verstandig om ook bij
deze bestaande situatie en bevoegdheid aan te sluiten. Wel wijst hij op het belang
van een gelijk speelveld tussen ondernemers en terughoudend te zijn met afwijkende
of willekeurige regels die het principe van «gelijke monniken, gelijke kappen» kan
aantasten.
Een van de doelen in het Preventieakkoord is «geen alcoholgebruik onder de achttien
jaar». De leden van de SP-fractie begrijpen dat het ook met dit voorstel niet is toegestaan
dat jongeren onder de achttien jaar alcohol in hun bezit hebben of dat alcohol aan
hen verkocht wordt. Maar het voorstel zal toch wel degelijk tot gevolg hebben dat
jongeren vaker worden blootgesteld aan alcohol(gebruik)? Hoe beoordeelt de indiener
dit gegeven? Vindt de indiener het wenselijk dat jongeren op meer locaties blootgesteld
worden aan alcohol? Is de indiener van mening dat dit vaker blootstellen drempelverlagend
kan werken ten opzichte van het gebruik van alcohol?
De initiatiefnemer hecht eraan erop te wijzen dat er in de praktijk op dit moment
veelvuldig al sprake is van mengformules. Dit is echter een ongereguleerde situatie.
Dit wetsvoorstel zorgt voor een wettelijke basis voor deze situaties en zorgt voor
een goede regulering van mengformules. De initiatiefnemer prefereert een goed gereguleerde
situatie boven een ongecontroleerde situatie waarbij er lastig kan worden gehandhaafd
op excessen en overtredingen. Daarnaast wijst de initiatiefnemer erop dat uit de pilot
van de VNG is gebleken dat er bij mengformules vaak sprake is van zeer beperkte hoeveelheden
alcohol en alleen op beperkte tijden en dagen.
3. Toezicht en handhaving
De leden van de CDA-fractie lezen dat uit de evaluatie van de Drank- en Horecawet (2016) blijkt dat 74% van de
toezichthouders DHW verwachten dat blurring een negatief effect zal hebben op de werkzaamheden
van de toezichthouder. Deze leden vragen daarom of de initiatiefnemer een inschatting
kan geven hoeveel extra toezichthouders DHW er nodig zullen zijn om alle nieuwe verkooppunten
te kunnen controleren. Hoeveel extra fte is nodig en wat gaat dit kosten? Waar worden
de extra toezichthouders van betaald?
De initiatiefnemer verwacht geen extra druk ten aanzien van de handhaving van deze
wetswijziging. Handhaving van de Alcoholwet is een lokale bevoegdheid. Het is aan
de gemeenten om zelf te prioriteren in de handhavingsprioriteiten op basis van wat
zij belangrijk vinden of wat er speelt in de betreffende gemeente. De initiatiefnemer
verwijst daarbij naar de conclusies van de pilot die is gedaan door de VNG. In de
eindrapportage wordt daarover het volgende geschreven:
– Toezicht op de pilot paste bij het grootste gedeelte van de gemeenten binnen het bestaande
beleid op toezicht, de bestaande capaciteit voor toezicht en de bestaande vorm van
uitoefenen van toezicht. De vorm van toezicht is voor een groot deel georganiseerd
op basis van periodiek of steekproefsgewijs bezoeken.
– Toezicht op de pilot wordt door een ruime meerderheid van gemeenten (71%) als uitvoerbaar
gezien.
– Er zijn slechts enkele overtredingen geconstateerd tijdens de pilot. In 91% van de
gevallen zijn er geen overtredingen geconstateerd. Deze overtredingen hebben niet
geleid tot handhavend optreden van de gemeente.10
De leden van de SP-fractie missen in de paragraaf «Toezicht en Handhaving» in de memorie van toelichting een
toelichting op het effect van de voorgestelde maatregelen op het ingewikkelder of
juist eenvoudiger worden van de handhaving door gemeenten. Graag ontvangen deze leden
een reactie op de aanname dat de handhaving van de Drank- en Horecawet voor de lokale
alcohol-inspecteurs veel ingewikkelder wordt. Hoe gaat de handhaving vorm krijgen
als er per gemeente verschillende typen vergunningen gaan gelden die zelfs per wijk
of winkelgebied kunnen verschillen? Genoemde leden lezen dat de handhaving een taak
is voor de gemeenten, maar gaan ervan uit dat de indiener over deze algemene handhavingsaspecten
een oordeel zal hebben. In paragraaf 2.6 («bescherming jongeren onder 18 jaar») staat
dat voor jongeren dezelfde voorwaarden blijven gelden. Op welke wijze heeft dit wetsvoorstel
gevolgen voor de effectieve handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar?
De initiatiefnemer is van mening dat dit wetsvoorstel geen gevolgen heeft voor de
effectieve handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar. Het is niet de verwachting
dat handhaving complexer wordt. Op dit moment is er al sprake van meerdere typen vergunning.
Het toevoegen van een extra type vergunning is daarom geen probleem. Ook wijst de
initiatiefnemer erop dat voor beide typen vergunningen dezelfde regels zullen geven
als het gaat om bijvoorbeeld de leeftijdscontrole of vergunningvereisten zoals een
SVH-diploma (Sociale Hygiëne). Handhavers en BOA’s hebben in hun eigen draagbare digitale
systemen alle benodigde informatie zo bij de hand: wat voor vergunningen welke zaak
heeft, hoeveel vierkante meter een terras heeft en mag hebben, etc. Via een dergelijk
systeem zal er niet veel meer sprake zijn van enorm lastige situaties voor de handhaving
ten opzichte van de huidige situatie.
4. Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten
De leden van de PVV-fractie vinden de manier waarop de indiener het voor ondernemers mogelijk wil maken om mee
te gaan in de trend van het toepassen van mengformules, nogal omslachtig. De indiener
geeft aan dat winkeliers die alcoholhoudende drank willen verstrekken een vergunning
op grond van artikel 3b van de Drank- en Horecawet moeten aanvragen. Verlangt de indiener
echt van onder meer de kapper die een glas prosecco schenkt tijdens de knipbeurt,
dat deze in het bezit moet zijn van een vergunning en moet voldoen aan alle relevante
artikelen van de Drank- en Horecawet, waaronder de aanwezigheid van een leidinggevende
en voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne voor het schenken
van één glaasje prosecco?
De initiatiefnemer is van mening dat er geen ongelijk speelveld mag ontstaan tussen
verschillende typen ondernemers. Het kan niet zo zijn dat een horecabedrijf wat alcohol
schenkt moet voldoen aan een vergunningsplicht en een kappersbedrijf wat alcohol schenkt
niet. Dat zorgt voor oneerlijke concurrentie. Uitgangspunt is gelijke monniken, gelijke
kappen. Daarom zou de initiatiefnemer ook terughoudend willen zijn met allerlei extra
afwijkende regels of beperkingen in de AMvB op nationaal niveau.
De indiener eist van horecagelegenheden en slijtersbedrijven die een mengformules
willen toepassen dat zij een vergunning aanvragen voor nevenactiviteiten, waarvan
de randvoorwaarden via een algemene maatregel van bestuur wordt vastgelegd. De leden
van de PVV-fractie vragen of dit niet simpeler kan. Hoe gaat de indiener voorkomen
dat er een wirwar aan gemeentelijke voorwaarden ontstaat? Hoe gaat de indiener voorkomen
dat er grote verschillen tussen gemeenten onderling ontstaan?
Is de indiener op de hoogte dat het toepassen van mengformules al op grootte schaal
plaatsvindt en dat zijn wetsvoorstel juist voor extra regelgeving bij deze ondernemers
zal zorgen?
De initiatiefnemer is zich ervan bewust dat het toepassen van mengformules al op grote
schaal plaatsvindt. Deze ondernemers ondernemen nu echter zonder wettelijke basis.
Dat zorgt voor onzekerheid en een hoog risico voor eventuele investeringen. Dit wetsvoorstel
regelt een wettelijke basis voor deze ondernemers zodat zij kunnen blijven ondernemen
binnen de grenzen van de wet. Ook zorgt het ervoor dat andere ondernemers de wettelijke
ruimte krijgen om ook te starten met een mengformule of nevenactiviteit, zonder daarbij
de wet te overtreden. Het doel van dit wetsvoorstel is juist om er zorg voor te dragen
dat er sprake is van een gelijk speelveld voor alle ondernemers. Momenteel is daar
geen sprake van. Sommige ondernemingen passen mengformules al toe, anderen niet omdat
het niet toegestaan is. Die laatste worden nu dus benadeeld. Met het wetsvoorstel
worden mengformules gereguleerd en wordt er ruimte gecreëerd voor een gelijk speelveld.
Ten aanzien van het voorkomen van te grote verschillen tussen gemeenten onderling
is de initiatiefnemer van mening dat na inwerkingtreding van de wet de VNG in gesprek
met haar leden mogelijk een modelverordening kan opstellen waar gemeenten gebruik
van kunnen maken. Dit is gebruikelijk en hiermee wordt een wirwar voorkomen. Het blijft
uiteraard een lokale bevoegdheid om hiervan af te wijken.
De leden van de SP-fractie menen dat wanneer het mogelijk wordt om detailhandelsactiviteiten in dezelfde ruimte
te verrichten als het schenken van alcohol, dit dan toch automatisch mensen vaker
blootstellen zal aan alcohol. Waarom worden dergelijke gevolgen in het geheel niet
behandeld/meegenomen in (de memorie van toelichting behorende bij) het initiatiefwetsvoorstel?
Het toestaan van de verkoop van detailhandelsactiviteiten in ondernemingen die nu
ook al alcohol mogen schenken zorgt niet voor een toename van het blootstellen van
alcohol.
Deze leden vinden het onwenselijk dat mensen in slijterijen de mogelijkheid krijgen
om (gratis) te proeven. Hoe wordt voorkomen dat mensen te veel drinken of gebruikmaken
van slijterijen om gratis te kunnen drinken? Op welke wijze worden de schenkers van
alcohol hiervoor opgeleid?
De initiatiefnemer wijst erop dat het momenteel al wettelijk mogelijk is om gratis
een product te laten proeven in een slijterij. Dit mag alleen wanneer de klant hier
expliciet om vraagt. Het is verboden om dit actief als service of gastvrijheid aan
te bieden. Daarmee wordt in de ogen van de initiatiefnemer het ondernemerschap te
veel beperkt vanuit de wetgeving zonder dat hier een duidelijk effectief doel gediend
wordt. Ook deelt de initiatiefnemer de aanname niet dat hierdoor massaal gratis drank
geschonken zal gaan worden door slijters. Allereerst is dat niet in belang van de
individuele ondernemer. Die heeft namelijk baat bij de verkoop van alcohol, niet bij
het gratis weggeven van alcohol. Zij kunnen de klant de gelegenheid bieden een bepaalde
drank te proeven voor een aankoop. Dit betekent niet dat deze slijterij een klant
continu gratis drank zal verschaffen. Ondernemers zijn niet verplicht om alcohol te
schenken.
5. Consultatie
De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemer aangeeft onder meer VNO-NCW en MKB-Nederland het
wetsvoorstel ter consultatie te hebben aangeboden. Zij vragen of de initiatiefnemer
kan expliciteren welke andere organisaties zijn geconsulteerd. Kan hij tevens inzicht
verstrekken welke adviezen tot welke wijzigingen hebben geleid? Welke adviezen heeft
de initiatiefnemer niet overgenomen? Zij vragen tevens waarom de initiatiefnemer het
wetsvoorstel niet ook aan enkele betrokken organisaties in de preventie en gezondheid
ter consultatie heeft aangeboden.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat met name VNO-NCW, MKB-Nederland, (individuele)
gemeenten, detailhandel en tankstations positief hebben gereageerd op het wetsvoorstel.
Kan de initiatiefnemer een lijst geven van de organisaties die zijn benaderd en welke
reacties er door deze partijen zijn gegeven? Zijn er naast gemeenten ook partijen
benaderd die opkomen voor de volksgezondheid, verkeersveiligheid en openbare orde?
Indien alleen partijen zijn benaderd die ondernemers vertegenwoordigen, waarom is
ervoor gekozen deze consultatie alleen op hen toe te spitsen?
De leden van de SP-fractie vragen of kan worden opgesomd welke organisaties precies hebben gereageerd op het
voorstel. Kan tevens worden aangegeven welke adviezen precies tot welke wijzigingen
hebben geleid? Welke adviezen en afkomstig van welke partij heeft de initiatiefnemer
niet overgenomen?
De vragen van de fracties van CDA, D66 en SP over de consultaties beantwoordt de initiatiefnemer
graag in hun samenhang. Het wetsvoorstel van initiatiefnemer kent een lang traject
waarbij er met veel partijen is gesproken en waarbij er ook behoorlijke aanpassingen
zijn gedaan aan het wetsvoorstel gedurende het traject. Zo is besloten om het onderdeel
dat betrekking had op tankstations uit de wet te schrappen, zijn er zaken rondom de
inrichtingseisen aangepast in verband met de wijziging van de Drank- en Horecawet
naar de Alcoholwet en is er beter ingegaan op zaken als de criteria voor het afbakenen
van een nevenactiviteit en het «anders dan om niet» verstrekken van alcohol. Initiatiefnemer
heeft gesproken met diverse gemeenten, VNO-NCW, MKB-Nederland, INretail, de Koninklijke
Horeca Nederland, BETA Tankstations, Stichting Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid
STAP, de Nederlandse Vereniging voor Drank en Horeca Inspecteurs, de Nederlandse Vereniging
van Maag- Darm- Leverartsen, Verslavingskunde Nederland, Trimbos Expertisecentrum
Alcohol, de Stichting Positieve Leefstijl, Alcohol Preventie voor de Gezonde Generatie
en Streetwise. Al deze informatie heeft geleid tot een integrale afweging van zaken
en heeft het wetsvoorstel zoals het nu voorligt gevormd.
II Artikelsgewijs
Artikel 1, Onderdeel H
De leden van de SP-fractie stellen dat wordt aangegeven dat artikel 15 komt te vervallen. In het tweede lid van
artikel 15 is het verbod opgenomen dat «een slijtlokaliteit in verbinding staat met
een ruimte waarin de kleinhandel of zelfbedieningsgroothandel of enige in artikel 14,
derde lid, genoemde activiteit wordt uitgeoefend, tenzij is voldaan aan bij algemene
maatregel van bestuur te stellen voorschriften». Wat is precies het gevolg van het
schrappen van dit artikel voor supermarkten? Kan worden toegelicht welke regels er
precies gaan gelden voor supermarkten? Begrijpen de leden van de SP-fractie het goed
dat door het schrappen van dit artikel de nu verplichte sluis tussen de supermarkt
en de inpandige slijterij verdwijnt? Zo ja, klopt het dat daarmee voor bezoekers van
een supermarkt de drempel verlaagd wordt om sterke drank te kopen?
De leden van de SP-fractie verwijzen in hun vraag naar artikel 15 van de Drank en
Horecawet. Door de wijziging van de Drank- en Horecawet naar de Alcoholwet door de
regering is dit wetsartikel inmiddels gewijzigd in artikel 10 van de Alcoholwet. Het
initiatiefwetsvoorstel in artikel 10 van de Alcoholwet alleen het tweede lid waarbij
het gemengd kleinhandelsbedrijf of gemengd ambachtsbedrijf wordt toegevoegd aan de
bepaling die ziet op het horecabedrijf. Het eerste en het vierde lid van artikel 10
van de Alcoholwet bevatten bepalingen ten aanzien van het niet rechtstreeks in verbinding
staan van de slijterslokaliteit met een neringruimte en de eisen aan de minimale verbindingsruimte.
Het wetsvoorstel doet geen wijzigingen in deze bepalingen.
Artikel 1, Onderdeel K
De leden van de SP-fractie nemen aan dat het niet de bedoeling is dat nergens, ook in bijvoorbeeld kledingwinkels
of warenhuizen, alcohol wordt verstrekt door minderjarigen. Graag ontvangen de leden een bevestiging hiervan. In de toelichting
bij artikel 24 staat dat er geen personen jonger dan zestien jaar dienst mogen hebben
gedurende de tijd dat alcoholhoudende dranken worden verstrekt. Welke gevolgen heeft
dit precies, bijvoorbeeld voor de werkgelegenheid voor jongeren tot zestien jaar,
dan wel voor de uren waarop alcohol geschonken zal worden of de handhaving? Hoe wordt
voorkomen dat mensen deze zaken enkel bezoeken om alcohol te kunnen drinken?
De initiatiefnemer sluit wat betreft leeftijdsgrenzen voor het verstrekken van alcohol
aan bij de Alcoholwet. Het wetsvoorstel wijzigt deze bepalingen niet. Ondernemers
die alcohol willen schenken naast hun hoofdactiviteit, zullen dus rekening moeten
houden met het inzetten van personeel onder de zestien jaar. De initiatiefnemer is
van mening dat het niet aannemelijk is dat mensen zaken alleen zullen gaan bezoeken
om alcohol te drinken. De ondernemer schenkt namelijk alcohol náást zijn reguliere
hoofdactiviteit. Het blijft daarmee aantrekkelijker voor mensen om een drankje in
de horeca te nuttigen dan bij een ondernemer die gebruik maakt van een mengformule.
Daarnaast suggereert de initiatiefnemer om in de AMvB een criterium op te nemen bijvoorbeeld
op basis van een maximumpercentage van de omzet en/of vloeroppervlakte waarbij de
nevenactiviteit goed afgebakend kan worden.
Artikel 3, lid 3
De leden van de VVD-fractie lezen dat het initiatiefwetsvoorstel stelt in artikel 3, ingevoegde derde lid, dat
bij algemene maatregel van bestuur regels zullen worden gesteld aan mengformules ten
minste ten aanzien van het maximale (aandeel in) vloeroppervlakte en omzet. Kan de
initiatiefnemer aangeven welke maxima hij hierbij redelijk vindt en of hij zich nog
andere regels kan voorstellen waar mengformules aan zullen moeten voldoen?
De initiatiefnemer acht het belangrijk om in deze AMvB een eis op te nemen die de
nevenactiviteit afbakent van de hoofdactiviteit. Hierbij valt te denken aan een maximumpercentage
van de omzet of vloeroppervlakte die de nevenactiviteit beslaat. Als richtpercentage
stelt de initiatiefnemer 30% voor als maximumpercentage voor de nevenactiviteit. Hiermee
sluit de initiatiefnemer aan bij het tijdens de coronalockdowns gebruikte criterium
om af te bakenen wat niet-essentiële en essentiële winkels waren. De AMvB voor de
drie categorieën in het wetsvoorstel moeten wel het «gelijke monniken, gelijke kappen»-principe
waarborgen. De initiatiefnemer hecht hier veel waarde aan en stelt voor om zo min
mogelijk en slechts strikt noodzakelijke afwijkende eisen te gebruiken in de AMvB.
De initiatiefnemer stelt tevens voor om gemeenten en brancheorganisaties te betrekken
bij het invullen van een geschikt criterium en de AMvB.
Artikel 25a0
De leden van de VVD-fractie lezen dat het initiatiefwetsvoorstel in artikel 25a0 stelt dat gemeenten «ter bescherming
van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde» regels kunnen stellen
aan de vergunningverlening. Betekent dit dat elke gemeente de facto naar eigen inzicht
zal kunnen besluiten of en waar mengformules zullen zijn toegestaan?
Ja, gemeenten kunnen volgens dit voorstel naar eigen inzicht besluiten of en waar
mengformules zullen zijn toegestaan. Het staat elke gemeente vrij daar beleid over
vast te stellen. Dit is een reeds bestaande bevoegdheid in de Alcoholwet en dit wetsvoorstel
sluit daarbij aan.
Aartsen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Thierry Aartsen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.