Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over het bericht ‘Zonvarken experimenteert met diervriendelijke stallen’
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Zonvarken experimenteert met diervriendelijke stallen» (ingezonden 2 maart 2023).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de
Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 13 april 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 1979.
Vraag 1
Bent u bekend met het initiatief van Zonvarken? Wat vindt u van dit concept?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het initiatief van de coöperatie Zonvarken. Deze bestaat uit
een groep van initiatiefrijke varkenshouders die het concept Zonvarken hebben ontwikkeld.
Dit is een houderijsysteem waarbij de varkens op een welzijnsvriendelijke wijze worden
gehouden, met veel aandacht voor het klimaat, circulariteit en beperking van emissies.
Vraag 2
Hoe wordt omgegaan met stalsystemen, anders dan gangbare stalsystemen, die nog niet
volledig getest zijn en daardoor nog geen officiële emissiereductiefactor toebedeeld
hebben gekregen? Wanneer wordt deze emissiereductie wel erkend en vastgelegd?
Antwoord 2
Voor stalsystemen die nog niet op de lijst van toegestane stalsystemen volgens de
Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) staan, kan een proefstalstatus aangevraagd
worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Hiermee is het mogelijk
om de stal in de praktijk te bemeten op emissie van ammoniak. Bij deze proefstal hoort
dan een bijzondere emissiefactor voor ammoniak, die alleen voor deze proefstal geldt.
Deze is nodig om voor die stal de omgevingsvergunning milieu aan te kunnen vragen.
Metingen voor het verkrijgen van een emissiefactor moeten op vier veehouderijen plaatsvinden
(voor luchtwassers op twee veehouderijen).
Wanneer er zicht is op voldoende meetresultaten kan er een voorlopige emissiefactor
voor ammoniak worden vastgesteld. Met deze voorlopige emissiefactor kan iedere veehouder
dit stalsysteem toepassen. Als alle metingen aan de proefstal(len) volledig zijn uitgevoerd
kan de voorlopige emissiefactor omgezet worden in een definitieve emissiefactor voor
ammoniak. Onder de Omgevingswet krijgt het bevoegd gezag een belangrijkere rol bij
een innovatief stalsysteem2. Het bevoegd gezag geeft namelijk toestemming aan veehouderijen om een proefstal
te mogen hebben. Deze toestemming gaat via maatwerk in de vergunning of met een maatwerkbesluit
en bevat voor dit innovatieve systeem een bijzondere emissiefactor dan wel doelvoorschriften
bij toepassing van meetsensoren. Daarover kan door het bevoegd gezag via RVO advies
aangevraagd worden bij de Technische Advies Pool (TAP).
Op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet ook bij deze stalsystemen worden
uitgesloten dat initiatieven leiden tot significant negatieve effecten op nabijgelegen
beschermde natuurgebieden. Er kan daarom niet zonder meer worden uitgegaan van Rav-emissiefactoren
in het kader van de natuurtoestemmingverlening. Dat komt door onderzoek en jurisprudentie
die erop wijzen dat de Rav-factoren op zichzelf onvoldoende onderbouwing vormen om
significant negatieve effecten op beschermde natuurgebieden uit te kunnen sluiten
in het kader van de Wnb. Daarom wordt er voor de korte termijn bekeken op welke wijze
stalemissies op individueel bedrijfsniveau nader kunnen worden onderbouwd, zodat negatieve
effecten op beschermde natuurgebieden met wetenschappelijke zekerheid kunnen worden
uitgesloten. Hiervoor wordt onder meer nauw samengewerkt met de sector, stalfabrikanten
en verschillende deskundigen. Daarbij wordt ook bekeken of het bijvoorbeeld mogelijk
is om over te schakelen naar een emissiearm stalsysteem als het dieraantal gelijk
blijft. Het streven is om medio juni 2023 de eerste inzichten te hebben hoe een alternatief
kader voor Wnb-toestemmingverlening voor emissiearme stallen eruit kan zien.
Vraag 3
Op welke manier kan de emissiereductie van deze stalsystemen wel worden meegerekend
in de opgave die het bedrijf heeft in het kader van stikstof?
Antwoord 3
De emissiereductie van stalsystemen zonder erkenning, zoals aangegeven in het antwoord
op vraag 2, kan worden meegerekend in de eisen waaraan het bedrijf (de proefstal)
moet voldoen op het moment dat het bedrijf beschikt over een bijzondere emissiefactor.
De emissiereductie van ammoniak bij de toepassing van innovatieve systemen in andere
stallen dan proefstallen kan worden meegerekend in de opgave van het bedrijf als het
systeem met een voorlopige of definitieve factor in bijlage 1 van de Rav is opgenomen.
Vraag 4
Op welke manier kan de emissiereductie van deze stalsystemen wel worden meegerekend
en worden benut voor het legaliseren van Programma Aanpak Stikstof (PAS-)melders?
Antwoord 4
Zoals in Kamerbrief van 10 februari jl. over de Uitwerking piekbelastersaanpak en
voortgang PAS-melders3 is aangegeven, blijft het kabinet op zoek naar uitbreiding van de mogelijkheden
voor de legalisatie van PAS-melders. Daarbij zal het kabinet alle mogelijkheden meenemen
die hiervoor worden aangedragen en aansluiten bij de juridische voorwaarden die gelden
voor legalisatie. Gezien de zekerheid over de vermindering van de stikstofdepositie
die hierbij noodzakelijk is, ziet de Minister voor Natuur en Stikstof geen mogelijkheden
om emissiereductie van stalsystemen die nog geen erkenning hebben een rol te geven
bij de legalisatie van PAS-melders. Stalsystemen die nog geen definitieve emissiefactor
voor ammoniak hebben kunnen in de praktijk wel bijdragen aan emissie- en depositiereductie
en aan het herstel van de natuur en daarmee ook bijdragen aan de onderbouwing dat
stikstofruimte die wordt ingezet voor PAS-meldingen additioneel is ten opzichte van
wat nodig is voor natuur.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat het gebrek aan een officiële beoordeling van alternatieve,
duurzame stalsystemen de omslag naar verduurzaming van de agrarische sector hindert?
Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, die mening deel ik niet. Het gaat hier niet om een gebrek aan een officiële beoordeling
van stalsystemen. In het kader van respectievelijk de Regeling ammoniak en veehouderij
(Rav), de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) en de Regeling beoordeling luchtkwaliteit
(Rbl) moeten alle nieuwe stalsystemen beoordeeld worden op emissies van ammoniak,
geur en fijnstof. Ook alternatieve, duurzame stalsystemen moeten in dat kader beoordeeld
worden op de emissie(reductie) van ammoniak, geur en fijnstof. Verder verwijs ik u
naar het antwoord op vraag 2.
Wat ik wel zie, is dat het wenselijk is om het innovatieproces voor emissiearme stalsystemen
ter versnellen en belemmeringen weg te nemen. Eerder hebben Taskforce Versnelling
Innovatieproces Stalsystemen en vervolgens kwartiermaker de heer Tijssens hierover
advies uitgebracht. Over hoe ik hier verder invulling aan wil geven, heb ik de Kamer
op 25 november 20224 geïnformeerd. Over verbeteringen in de huidige systematiek van stalbeoordeling heeft
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) de Kamer ook op 25 november
2022 geïnformeerd5. Daarbij wordt ook gekeken naar de meetprotocollen.
Vraag 6
Hoe wordt er omgegaan met het meten van stalsystemen waar de dieren in «open» stallen
binnen verblijven en een buiten uitloop hebben? Op welke methode kan hier gemeten
worden?
Antwoord 6
De Technische Advies Pool (TAP) adviseert bij de beoordeling van Rav-proefstalaanvragen.
Daarbij wordt onder andere ook beoordeeld of het meten aan deze stalsystemen mogelijk
is. Over het algemeen is het meten aan open stallen moeilijker dan aan meer gesloten
stalsystemen, in dichte stallen kan namelijk het luchtdebiet via de (mechanische)
afzuiging in beeld worden gebracht. Bij open stallen wordt het luchtdebiet vaak via
een tracergas gemeten. De tracergas ratio-methode is gebaseerd op het vaststellen
van concentratieverschil tussen stallucht en binnentredende lucht voor zowel tracergas
als ammoniak.
Vraag 7
Kunt u aangeven bij welk bevoegd gezag hiervoor de verantwoordelijkheid ligt?
Antwoord 7
Aanvragen voor een erkenning voor een nieuw stalsysteem volgens de Rav moet op dit
moment bij RVO. RVO adviseert de Staatssecretaris van IenW over dit stalsysteem. De
Staatssecretaris van IenW kan dat nieuwe stalsysteem uiteindelijk opnemen in bijlage
1 van de Rav. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 krijgt het bevoegd gezag
onder de Omgevingswet een belangrijkere rol bij een innovatief stalsysteem.
Vraag 8
Is het zo dat een dergelijk initiatief, zoals Zonvarken, valt onder de categorie «biologisch»?
Zo ja, op welke manier kan dit vastgelegd worden? Zo nee, onder welke categorie valt
het dan wel?
Antwoord 8
Bedrijven vallen onder de categorie «biologisch» wanneer zij voldoen aan de Verordening
(EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten.
Skal Biocontrole toetst hierop en geeft dan het certificaat biologisch af. Zonvarken
geeft op de eigen website aan dat de stal en het systeem op vele punten afwijken van
de gangbare en biologische varkenshouderij. Indien Zonvarken het keurmerk biologisch
wil hebben, zal het bedrijf moeten voldoen aan de eisen uit bovengenoemde verordening.
In het Besluit emissiearme huisvesting is een uitzondering opgenomen voor het emissiearm
uitvoeren van stallen voor het biologisch houden van landbouwhuisdieren (waaronder
varkens en pluimvee) en het houden van scharrelvarkens. Voor het biologisch houden
van melk- en kalfkoeien van twee jaar en ouder geldt de uitzondering niet. Op dit
moment loopt het proces om de uitzondering voor biologisch gehouden varkens en pluimvee
te beëindigen. De Staatssecretaris van IenW heeft de Kamer hierover geïnformeerd op
25 november 2022 (Kamerstuk 29 386, nr. 384).
Vraag 9
Begrijpt u dat afnemers (landelijke retailers) een samenwerking met nieuwe initiatieven,
die nog een stap verder gaan dan biologisch, niet aandurven omdat deze geen officiële
erkenning hebben en dit daardoor mogelijk niet bijdraagt aan de duurzaamheidsdoelstelling
van retailers? Wat zou hier een oplossing voor kunnen zijn?
Antwoord 9
Retailers kunnen hun eigen keuze maken in de duurzamere concepten die zij in de markt
zetten. Het is aan bedrijven met een marktconcept om zelf een keuze te maken om onder
een publiek kenmerk zoals biologisch te willen produceren of onder een privaat keurmerk
of label. Binnen het Marktprogramma verduurzaming dierlijke producten werken ketens,
overheden, maatschappelijke organisaties en onderwijs en onderzoek- en kennisinstellingen
samen om knelpunten op het gebied van verduurzaming en ketensamenwerking weg te nemen.
Jaarlijks worden kansen en knelpunten opgesteld per afzetkanaal en in nauwe samenwerking
met de partners leidt dit tot een jaarplan dat wordt uitgevoerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.