Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kathmann over een fatsoenlijk loon voor werknemers van sociale werkbedrijven
Vragen van het lid Kathmann (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een fatsoenlijk loon voor werknemers van sociale werkbedrijven (ingezonden 20 maart 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
13 april 2023).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de acties van werknemers van sociale werkbedrijven (SW), waarbij
onder andere wordt gevraagd om een fatsoenlijke vergoeding voor de gestegen prijzen?
Antwoord 1
Ik deel de zorgen van veel Nederlanders die door de inflatie en hoge energieprijzen
de eindjes niet aan elkaar kunnen knopen. De acties van medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven
gaan over loonsverhogingen en een hogere reiskostenvergoeding. Deze aangelegenheden
liggen primair bij gemeenten, sociaal ontwikkelbedrijven en (de vertegenwoordiging
van) werknemers. Daarom past mij terughoudendheid bij het beoordelen van de acties.
Vraag 2
Vindt u ook dat SW-werknemers, waarvan de cao’s vóór de grote prijsstijgingen werden
afgesloten, gecompenseerd zouden moeten worden voor de duurdere boodschappen en energierekening?
Antwoord 2
Voor veel huishoudens met een kleine beurs is de nood hoog door de fors gestegen energieprijzen
en duurdere boodschappen. Dit geldt zeker ook voor medewerkers die vallen onder de
Wsw en werken bij sociaal ontwikkelbedrijven.
Om mensen te compenseren voor de duurdere boodschappen en de hogere energierekening,
heeft het kabinet een uitzonderlijk groot pakket aan koopkrachtmaatregelen beschikbaar
gesteld, dat vooral ter ondersteuning is van lage en middeninkomens. Denk aan de verhoging
van het wettelijk minimumloon, de inzet van de energietoeslag, het instellen van een
tijdelijk prijsplafond voor energie, de verhoging van zowel de huur- als de zorgtoeslag,
de korting op accijns op brandstof en de verlaging van de inkomensbelasting. Tegelijkertijd
kunnen we de koopkracht niet alleen met maatregelen van het kabinet versterken. Werkgevers
zijn hier hard bij nodig en spelen een belangrijke rol.
Hoewel ik oog heb voor de vraagstukken die voortkomen uit de afspraken die sociale
partners in de cao SW hebben gemaakt, is het Rijk geen partij in de cao. Het is primair
aan de cao-partijen zelf om afspraken uit de cao na te komen en om eventueel nieuwe
afspraken te maken over de arbeidsvoorwaarden voor medewerkers. Het Rijk heeft een
verantwoordelijkheid voor het bieden van financiering voor de uitvoering van de Wsw
en de Participatiewet, waaronder beschut werk. Het geld dat het Rijk hiervoor beschikbaar
stelt, kunnen gemeenten vrij besteden, onder meer aan de financiering van de cao’s.
De financiering vanuit het Rijk wordt geïndexeerd voor ontwikkelingen in de lonen
en prijzen middels het accres (voor de Algemene uitkering Gemeentefonds) en de LPO-systematiek
(voor de Integratie-uitkering Participatie), wat arbeidsvoorwaardenruimte biedt.
Ik ben met VNG en Cedris over de situatie in gesprek. Zodra deze gesprekken zijn afgerond,
zal ik de Kamer nader informeren.
Vraag 3
Vindt u ook dat een stempelkaart waarmee je in een kringloopwinkel spullen kan krijgen,
zoals in Rotterdam aan SW-werknemers is gegeven, geen recht doet aan de financiële
problemen waar veel van de SW-werknemers mee te maken hebben?
Antwoord 3
Ik vind dat mensen die kampen met geldzorgen, problematische schulden of leven rondom
de armoedegrens zich gezien en gehoord moeten voelen, goede hulp tot hun beschikking
moeten hebben en moeten kunnen rekenen op bestaanszekerheid. Want achter geldzorgen
en financiële problemen gaat enorm veel leed en verdriet schuil. De stress, eenzaamheid
en uitsluiting die geldzorgen met zich meebrengen, belemmeren mensen om volwaardig
deel te nemen aan de samenleving. Hierdoor ontstaan ook hardnekkige problemen op andere
gebieden, zoals mentale en fysieke gezondheid, onderwijs, wonen, werken, opvoeding
en veiligheid.
Hoewel ik het initiatief uit Rotterdam mooi vind, omdat veel mensen hierdoor geholpen
worden, baart het mij zorgen als mensen hierop aangewezen zijn. Want uiteindelijk
is het hebben van een voldoende en stabiel inkomen de basis voor bestaans- en inkomenszekerheid.
In het antwoord op vraag twee heb ik een schets geven van de maatregelen die het kabinet
treft om de bestaans- en inkomenszekerheid van mensen verder te versterken. Daarnaast
vind ik dat ook werkgevers een belangrijke verantwoordelijkheid hebben om hieraan
bij te dragen.
Vraag 4
Begrijpt u dat werknemers van sociale werkbedrijven het oneerlijk vinden dat zij geen
hoger loon krijgen, terwijl de andere ambtenaren er met de reeds afgesloten cao (terecht)
9% bij krijgen plus een eenmalige vergoeding van 750 euro?
Antwoord 4
Ja, dat begrijp ik. Medewerkers die vallen onder de Wsw zien dat gemeenten de arbeidsvoorwaarden
binnen de cao Gemeenten verbetert en hun cao hierbij achterblijft.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dat het
niet mogelijk is om aanvullende arbeidsvoorwaarden af te spreken zonder dat daar een
financiële dekking vanuit het Rijk tegenover staat?1
Antwoord 5
De werkgevers (VNG en Cedris) hebben in de tekst van de cao Aan de Slag opgenomen
dat indexatie van het loongebouw met het stijgingspercentage van het wettelijk minimumloon
afhankelijk is van volledige compensatie hiervan door het Rijk. Bij het formuleren
van deze voorwaarde is het Rijk geen partij geweest. Ook zijn er hierover geen afspraken
gemaakt met het Rijk.
Zoals hierboven geschetst heb ik oog voor de vraagstukken die voortkomen uit de afspraken
die sociale partners onderling hebben gemaakt. Tegelijkertijd is het Rijk geen partij
in de cao en is het in de eerste instantie aan de partijen zelf om afspraken uit de
cao’s na te komen. Het Rijk biedt financiering voor de uitvoering van de Wsw en de
Participatiewet. De middelen die hiervoor beschikbaar worden gesteld kunnen gemeenten
inzetten voor de financiering van de cao’s.
Vraag 6
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat SW-medewerkers fatsoenlijk worden gecompenseerd
voor de gestegen prijzen?
Antwoord 6
Het kabinet heeft een aantal maatregelen genomen om mensen te compenseren voor de
gestegen prijzen. In het antwoord op vraag twee geef ik een schets van welke maatregelen
het kabinet zoal treft.
Verder heeft het Rijk een belangrijke verantwoordelijkheid voor het bieden van financiering
voor de uitvoering van de Wsw en de Participatiewet. Dit geld kunnen gemeenten vrij
besteden, onder meer aan de financiering van een cao. Hierbij is van belang dat de
financiering vanuit het Rijk wordt geïndexeerd voor ontwikkelingen in de lonen en
prijzen middels het accres (voor de Algemene uitkering Gemeentefonds) en de LPO-systematiek
(voor de Integratie-uitkering Participatie), wat arbeidsvoorwaardenruimte biedt.
Tenslotte benadruk ik graag opnieuw de belangrijke rol die werkgevers spelen. Naast
alle maatregelen die het kabinet, treft spelen zij een essentiële rol om – met name
arbeidsvoorwaarden – de bestaans- en inkomenszekerheid van mensen verder te versterken.
In het geval van medewerkers die vallen onder de Wsw, is het dan ook primair aan gemeenten
om eventueel aanvullende maatregelen te treffen om deze medewerkers – eventueel via
arbeidsvoorwaarden – te compenseren. Ik ben met VNG en Cedris over de situatie in
gesprek. Zodra deze gesprekken zijn afgerond, zal ik de Kamer hierover informeren.
Vraag 7
Bent u bereid om oneerlijke verschillen in arbeidsvoorwaarden tussen SW-werknemers
en andere ambtenaren weg te nemen?
Antwoord 7
Ik heb begrip voor de gevoelens van de Sw-medewerkers. Tegelijkertijd is het nadrukkelijk
de verantwoordelijkheid van gemeenten om met de verschillen in arbeidsvoorwaarden
tussen medewerkers die vallen onder de Wsw en ambtenaren om te gaan en om te besluiten
over een eventuele aanpassing van de arbeidsvoorwaarden van medewerkers die vallen
onder de Wsw. Zoals eerder aangegeven ben ik met de VNG en Cedris over de problematiek
in gesprek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.