Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Werner over het bericht ‘33 gemeenten verlagen tarieven voor pgb ondanks inflatie: ‘Als ik weer moet gaan werken, dan moeten mijn kinderen naar een instelling’
Vragen van het lid Werner (CDA) aan de Minister voor Langdurige zorg en Sport over het bericht «33 gemeenten verlagen tarieven voor pgb ondanks inflatie: «Als ik weer moet gaan werken, dan moeten mijn kinderen naar een instelling»» (ingezonden 21 maart 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 13 april 2023).
Vraag 1
Wat vindt u ervan dat de uurtarieven voor het persoonsgebonden budget (pgb) in 33
gemeenten zijn verlaagd, soms tot het minimumloon?1
Antwoord 1
Ik vind het belangrijk dat budgethouders de zorg en ondersteuning kunnen krijgen die
ze nodig hebben. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om toereikende tarieven vast te
stellen, zodat budgethouders passende zorg en ondersteuning kunnen inkopen. Daarbij
moeten gemeenten in de verordening opnemen hoe zij tot de opbouw van hun pgb-tarieven
komen.
Er is een onderscheid tussen tarieven voor formele en informele zorgverleners. Gemeenten
hebben de ruimte om hierin een passend onderscheid te maken. De Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 en de Jeugdwet zijn ontworpen om mensen waar mogelijk op eigen
kracht, aangevuld met gebruikelijke hulp door naasten, met mantelzorg en hulp van
het sociale netwerk, en daar waar nodig met passende (formele) zorg en ondersteuning
zoveel mogelijk mee te laten doen in de samenleving. Er wordt daarbij – waar dat kan
– een beroep gedaan op het probleemoplossend vermogen van de cliënt zelf, zijn naasten
en zijn sociale netwerk.
Als er sprake is van informele zorg, is er in veel gevallen geen formele arbeidsverhouding
tussen de zorgverlener en de budgethouder. Tegenover deze vorm van informele zorg
staat een lagere vergoeding dan bij formele zorg. Gemeenten zijn bij informele zorgverleners
in ieder geval gehouden aan het wettelijk minimumloon (Wml).
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat tientallen budgethouders anoniem willen blijven, omdat ze bang
zijn voor of geen ruzie willen hebben met de gemeente?
Antwoord 2
Ik vind het belangrijk dat budgethouders geen drempels ervaren als zij hun zorgen
uiten of als zij zich melden bij hun gemeente. Het is een onwenselijke situatie als
budgethouders anoniem willen blijven uit angst voor eventueel nadelige gevolgen. Ik
hecht er waarde aan dat gemeenten een goede vertrouwensband hebben met hun inwoners.
Vraag 3
Deelt u de mening dat je uitspreken over de hoogte van het pgb niet mag leiden tot
een volgende lagere indicatie?
Antwoord 3
Ja. Wanneer een inwoner het niet eens is met de hoogte van zijn pgb, mag dat geen
reden zijn tot een lagere indicatie.
Vraag 4
Snapt u dat – gezien vraag 3 – het melden bij de gemeente, mocht je niet met je pgb
uitkomen, voor een budgethouder ingewikkeld is?
Antwoord 4
Ik vind het belangrijk dat budgethouders zich kunnen melden bij de gemeenten indien
zij het niet eens zijn met een beslissing van een gemeente. Daar bestaan tevens (formele)
bezwaar- en beroepsprocedures voor. Er zijn mij geen signalen bekend dat melden bij
de gemeenten leidt tot nadelige gevolgen, zoals een lagere beschikking.
Vraag 5
Vindt u dat deze 33 gemeenten een reëel tarief betalen voor het pgb? Zo ja, waarom
wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het hanteren van toereikende tarieven en dienen
in de verordening te onderbouwen op welke wijze zij tot toereikende tarieven komen.
De beoordeling of tarieven in individuele gevallen toereikend zijn, is daarmee primair
aan gemeenten. Wanneer een budgethouder het niet eens is met de hoogte van het budget
bestaat de mogelijkheid van bezwaar en beroep.
Vraag 6
Kunt u uitleggen waarom u met een landelijke richtlijn komt?
Antwoord 6
Ik vind het belangrijk dat gemeenten toereikende tarieven vaststellen, zodat budgethouders
passende zorg en ondersteuning kunnen inkopen.
Gemeenten moeten in hun verordening opnemen hoe zij de kostprijs van een voorziening
berekenen. Het berekenen van deze kostprijs wordt voor de voorzieningen in natura
in de Wmo 2015 gedaan op basis van de AMvB reële prijs Wmo 2015. Deze schrijft de
(minimale) kostprijselementen voor op basis waarvan een tarief moet worden opgebouwd;
deze elementen moeten ook verankerd worden in de lokale verordening. Voor de Jeugdwet
is momenteel een AMvB reële prijs in ontwikkeling. Het voornemen is om de AMvB reële
prijs Jeugdwet voor het zomerreces te agenderen in de Tweede Kamer.
Ook voor de hoogte van het pgb geldt dat gemeenten in de verordening moeten vastleggen
op welke wijze zij de tarieven opbouwen. Ik constateer dat gemeenten op verschillende
manieren hun tarieven bepalen en dat dit soms onduidelijkheid kan veroorzaken voor
budgethouders en zorgaanbieders.
Daarom ontwikkel ik, in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)
en Per Saldo, een handreiking waarin een methode wordt uitgewerkt voor het berekenen
van toereikende pgb-tarieven. Er worden geen landelijke tarieven vastgesteld, maar
wel een uniforme, uitlegbare en uitvoerbare werkwijze. Met deze werkwijze wil ik gemeenten
ook toerusten om transparant te zijn in de opbouw van een pgb-tarief.
Vraag 7
Kun u toelichten wat u bedoelt met de zinsnede dat «gemeenten ook de ruimte moeten
krijgen om de lokale situatie goed te laten meewegen»?
Antwoord 7
Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om zelf keuzes te maken in de totstandkoming van
lokale tarieven. Deze tarieven kunnen zij zo opbouwen, zodat deze passen bij de lokale
situatie en lokale zorg- en ondersteuningsstructuur.
Daarin houden gemeenten bijvoorbeeld rekening met lokale verschillen in de verschillende
kostprijselementen, de beschikbaarheid van zorgaanbieders, het soort zorgaanbieders
en andere mogelijkheden van lokale ondersteuning.
Vraag 8
Gaat u in de landelijke richtlijn formele en informele tarieven voor een pgb opnemen?
Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 8
De handreiking waarin de werkwijze voor de opbouw van pgb-tarieven wordt opgenomen,
richt zich primair op tarieven voor formele zorg en ondersteuning.
Daarbij is het belangrijk voor ogen te houden dat er een onderscheid is tussen formele
en informele zorgverleners. Bij een tarief voor formele zorg zie ik een duidelijke
parallel met een maatwerkvoorziening (zorg in natura) uit de Wmo 2015. De kostprijs
van een dergelijke voorziening, of deze nu door de gemeente of via een pgb wordt ingekocht,
kan langs vaste kostprijselementen worden opgebouwd. Voor het tarief voor informele
zorg, waarbij het gaat om ondersteuning door naasten, vind ik een dergelijke werkwijze
niet passend.
Vraag 9
Worden naast de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ook cliënten- en patiëntenorganisaties
betrokken bij het maken van de landelijke richtlijn? Zo ja, hoe dan precies? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
Ja. Ik ben met zowel Per Saldo als met de VNG en gemeenten in gesprek bij het vormgeven
van deze handreiking. Ik vind het belangrijk dat ook Per Saldo betrokken is bij deze
opgave, omdat zij het perspectief van pgb-houders voor het voetlicht brengen.
Vraag 10
Kunt u aangeven wanneer de landelijke richtlijn gereed is?
Antwoord 10
Het voornemen is om de handreiking voor het kerstreces gereed te hebben.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.