Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over de artikelen ‘Voor het eerst in kaart gebracht: wie betalen onze hoogleraren?’ en 'Geen excuses meer, het zicht op financiers in hoger onderwijs moet er komen'
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de artikelen «Voor het eerst in kaart gebracht: wie betalen onze hoogleraren?» en «Geen excuses meer, het zicht op financiers in hoger onderwijs moet er komen» (ingezonden 21 februari 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 12 april
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1962.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Voor het eerst in kaart gebracht: wie betalen onze
hoogleraren?»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het artikel «Voor het eerst in kaart gebracht: wie betalen onze hoogleraren?»?
Antwoord 2
Het artikel gaat met name in op de externe financiering van leerstoelen en de mogelijke
invloed daarvan op de academische vrijheid.
Ik juich de samenwerking tussen onderzoekers, het bedrijfsleven, de overheid en andere
organisaties toe, omdat het ervoor zorgt dat wetenschappelijk onderwijs en onderzoek
goed aansluiten bij maatschappelijke uitdagingen en innovatie wordt gestimuleerd.
Academisch onderzoek kan niet zonder samenwerking met publieke en private organisaties.
Tegelijkertijd dient het onderwijs en onderzoek in de academische wereld vrij, onafhankelijk
en transparant te zijn, zodat de kwaliteit van het academisch onderwijs en onderzoek
op een hoog niveau blijft en we kunnen vertrouwen op de resultaten van onderzoek.
De colleges van bestuur, docenten en onderzoekers zijn daarvoor, vanwege de academische
vrijheid, zelf verantwoordelijk. Toezicht op de naleving hiervan is de verantwoordelijkheid
van de raad van toezicht.
Ik vind het belangrijk dat universiteiten informatie over externe financiering van
leerstoelen actueel, volledig en publiek toegankelijk hebben. Daarmee kan voorkomen
worden dat het vertrouwen in de wetenschap wordt geschaad.
Ik zie dat UNL en universiteiten het belang hiervan inzien. Zo hebben universiteiten
informatie over bijzondere hoogleraren met de bijhorende externe financieringsbronnen
op hun website gezet. UNL heeft deze informatie gebundeld tot een overzicht dat op
haar website staat en raadpleegbaar is2. Ik vind dit een goede stap voorwaarts. UNL gaat ook onderzoeken hoe dit overzicht
van bijzonder hoogleraren en externe financieringsbronnen op haar website uit te breiden
is met het deel van de gewone leerstoelen die niet gefinancierd worden uit de eerste
geldstroom, maar externe financieringsbronnen hebben. Ik ben bereid daarbij te helpen
als het gaat om de definiëring van uniforme begrippen, om te zorgen voor uniforme
informatie over de financiering van leerstoelen.
Verder heeft UNL de lijsten gecorrigeerd die ik bij brief van 26 januari aan uw Kamer
heb aangeboden3. Het gaat daarbij om lijsten van publiek bekostigde leerstoelen, niet zijnde met
financiering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: Ministerie
van OCW) en leerstoelen fiscaliteit die extern gefinancierd worden. Deze gecorrigeerde
lijsten stuur ik naar uw Kamer.
Hierbij aansluitend ga ik rond de zomer ook in gesprek met de rectoren van universiteiten
over het belang van transparantie van externe financiering van leerstoelen. Daarbij
zal ik ook met hen spreken over de balans tussen bijzondere en gewone hoogleraren,
met en zonder een nevenfunctie of externe financier.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat universiteiten kennis van buiten nodig hebben, en bedrijven
en andere organisaties kennis van universiteiten, maar dat deze uitwisseling van kennis
wel op een transparante manier moet gebeuren?
Antwoord 3
Ja, deze mening deel ik.
Vraag 4
Klopt het dat een op de vijf hoogleraren extern gefinancierd wordt?
Antwoord 4
Ik weet niet of dit klopt. Duidelijkheid hierover ontstaat wanneer UNL samen met de
universiteiten ook het deel van de gewone leerstoelen die niet gefinancierd worden
uit de eerste geldstroom, maar externe financieringsbronnen hebben, op hun websites
hebben geplaatst.
Vraag 5 en 6
Hoe kunt u de onafhankelijkheid van universiteiten waarborgen en tegelijkertijd wel
genoeg ruimte bieden voor publiek-private samenwerking?
Bent u bereid om richtlijnen op te stellen om de samenwerking tussen bedrijven en
externe partijen transparanter te laten verlopen?
Antwoord 5 en 6
De onafhankelijkheid van hoogleraren en hun onderwijs en onderzoek dient te worden
geborgd door het college van bestuur van de universiteit. Pas als het college er vertrouwen
in heeft dat de academische vrijheid en de onafhankelijk-heid van een bijzonder hoogleraar
voldoende zijn geborgd en de kandidaat hoog-leraar voldoet aan de vereisten voor hoogleraar,
mag zij de private organisatie bevoegd verklaren om een bijzondere leerstoel te vestigen.
Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) dient
het college van bestuur de bevoegd-verklaring in te trekken als het belang van het
weten-schappelijk onderwijs zich niet meer verdraagt met deze verklaring. Het niet
onafhankelijk uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, dat verweven is met het onderwijs,
is een voorbeeld hiervan.
Er zijn verschillende kaders en richtlijnen die van toepassing zijn op onderzoek verricht
in samenwerking met derde organisaties, zoals de Nederlandse gedrags-code wetenschappelijke
integriteit (NGWI) en de spelregels voor privaat-publieke samenwerking bij programmering
en uitvoering van fundamenteel en toegepast onderzoek. Daarnaast adviseert de KNAW
een verklaring van wetenschappelijke onafhankelijkheid te tekenen wanneer een onderzoekssamenwerking
met een opdrachtgever wordt aangegaan.
Binnen deze kaders hebben instellingen ruimte om samen te werken met het bedrijfsleven,
de overheid en andere organisaties. Dat vind ik belangrijk, omdat samenwerking ervoor
zorgt dat wetenschappelijk onderwijs en onderzoek goed aansluiten bij maatschappelijke
uitdagingen en innovatie wordt gestimuleerd. Net als het Rathenau-instituut vind ik
het belangrijk dat instellingen hierin bewuste en strategische keuzes maken.4
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat een toename van het aantal extern gefinancierde hoogleraren
geen probleem hoeft te zijn, mits instellingen en hoogleraren hier transparant over
zijn en belangenverstrengeling wordt voorkomen?
Antwoord 7
De balans tussen bijzondere en gewone hoogleraren met en zonder een neven-functie
of externe financiering is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de universiteit
of faculteit. Een juiste balans is belangrijk voor het behoud van de kwaliteit van
wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en de academische vrijheid. Met het oog op
het borgen van deze kwaliteit, vrijheid en mijn stelselverantwoordelijkheid heb ik
in mijn brief aan de UNL van 18 november 20225 de universiteiten uitgenodigd voor een dialoog hierover. Daarbij zal ik ook met hen
spreken over het belang van transparantie vanuit universiteiten over financiering
van leerstoelen en hoe de onafhankelijkheid daarbij geborgd wordt.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat volledige transparantie over herkomst van geld essentieel
is voor de kennisveiligheid?
Antwoord 8
Ik ben het met het lid Van der Woude eens dat het hebben van inzicht in de herkomst
van geld, externe buitenlandse financiering in het bijzonder, belangrijk is voor de
kennisveiligheid. Ik ondersteun kennisinstellingen op verschillende manieren om hen
in staat te stellen dit te doen. De rijksoverheid en het kennisveld hebben samen de
Nationale Leidraad Kennisveiligheid opgesteld. Daarin is opgenomen dat instellingen
zicht moeten hebben op hun directe en indirecte financieringsrelaties om situaties
van ongewenste afhankelijkheid en beïnvloeding te kunnen voorkomen. Ook is opgenomen
dat een instelling een gedegen risicoanalyse maakt bij het aangaan of verlengen van
een internationale samenwerking. De kennisinstelling moet zicht hebben op de motieven,
afspraken en condities die ten grondslag liggen aan die samenwerking om kennisveiligheidsrisico’s
goed in te kunnen schatten en waar nodig te mitigeren.
Ik heb kennisinstellingen vorig jaar opgeroepen een risicoanalyse van hun internationale
samenwerkingsverbanden uit te voeren. Daarbij kunnen kennisinstellingen advies vragen
aan het Loket Kennisveiligheid en dit benutten voor hun risicoanalyse. Ik heb uw Kamer
geïnformeerd over de uitvoering van een externe audit kennisveiligheid die dit jaar
plaatsvindt en die de stand van zaken van de implementatie van de leidraad door instellingen
ophaalt en op de aanpak en uitkomst van de risicoanalyse. Uw Kamer ontvangt de eerste
uitkomsten hiervan rond de zomer.
Vraag 9
Zijn er op dit moment leerstoelen bekostigd vanuit het buitenland waarvan de financiering
niet in beeld is, maar waarbij er een verhoogd risico is voor de kennisveiligheid,
bijvoorbeeld omdat de financiering uit een risicoland komt of omdat het gaat om een
gevoelig vakgebied?
Antwoord 9
Er bestaat geen landelijk inzicht in extern gefinancierde leerstoelen die een kennisveiligheidsrisico
met zich meebrengen. Kennisinstellingen brengen zelf potentiële risico’s in kaart
en de rijksoverheid ondersteunt hen daarbij, met de kennisveiligheidsdialoog, de Nationale
Leidraad Kennisveiligheid en het Loket Kennisveiligheid. Het is belangrijk om risico’s
te onderkennen, bijvoorbeeld in die gevallen waar externe buitenlandse financiering
leidt tot ongewenste afhankelijkheid, zo ook bij een leerstoel. Met behulp van de
handreikingen in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid en met advies van het Loket
Kennisveiligheid, kunnen instellingen in het kader van due diligence zorgvuldig onderzoeken
waar financiering vandaan komt en kennisveiligheid meewegen bij de beslissing om een
samenwerking aan te gaan of voort te zetten.
Vraag 10
Bent u bekend met het artikel «Geen excuses meer, het zicht op financiers in hoger
onderwijs moet er komen»?6
Antwoord 10
Ja. Het artikel betreft een interview met mij.
Vraag 11
Wat waren de oorzaken waardoor het heeft kunnen gebeuren dat de Kamer foutief is geïnformeerd?
Antwoord 11
Het Kamerlid Omtzigt heeft mij verzocht om een overzicht van alle hoogleraren en hun
leerstoelen die (mede) gefinancierd zijn uit publieke middelen, niet zijnde middelen
die op de begroting van het Ministerie van OCW staan. Daarbij werd ook gevraagd naar
hoogleraren (en leerstoelen en promotieplekken) in het vakgebied fiscaliteit die gedeeltelijk
of geheel extern gefinancierd worden.7 UNL heeft vervolgens bij de universiteiten uitvraag gedaan om aan dit verzoek tegemoet
te komen. Met mijn brief van 26 januari8 heb ik de overzichten hiervan aan uw Kamer doen toekomen. Daarna heeft UNL signalen
van universiteiten gekregen dat er mogelijk omissies zaten in die overzichten en heeft
zij mij daarvan op de hoogte gesteld en vervolgens alle universiteiten gevraagd om
eventuele omissies in de overzichten kenbaar te maken. Hierbij is uitgegaan van de
omissies op het moment van de eerste uitvraag van UNL. Op basis hiervan heeft UNL
twee nieuwe gecorrigeerde overzichten opgesteld. Nieuw gevestigde of gestopte leerstoelen
zijn dus niet meegenomen in deze overzichten. De corrigeerde lijsten heeft UNL met
mij gedeeld en deel ik tevens met uw Kamer.
In de bijgevoegde brief van UNL met bijgevoegd twee nieuwe gecorrigeerde overzichten,
wordt ingegaan op de oorzaken van de eerdere niet volledig correcte lijsten. Wat met
name daarbij meespeelde was verschillende interpretatie door de universiteiten van
gehanteerde definities.
Vraag 12
Wanneer wordt de evaluatie van de huidige integriteitscode afgerond?
Antwoord 12
Ik ben met de opstellers van de NGWI in overleg om deze in de loop van dit jaar te
laten evalueren door een onafhankelijke commissie. Vooralsnog verwacht ik oplevering
van de evaluatie in het vierde kwartaal van dit jaar.
Vraag 13
Welke stappen gaat u nemen als de evaluatie van de huidige integriteitscode negatief
uitvalt?
Antwoord 13
De onafhankelijke commissie krijgt als taak te evalueren in hoeverre de huidige NGWI
(nog) voldoet aan de eisen die aan een dergelijke code gesteld worden door de wetenschap
en de behoeften van de maatschappij. Deze commissie zal onder andere adviseren over
of herziening van de gedragscode nodig is, en in het verlengde daarvan concrete aanbevelingen
voor deze herziening doen. Na afronding van de evaluatie ga ik met de opstellers van
de gedragscode in gesprek over de resultaten van de evaluatie en over een (eventueel)
vervolg.
Vraag 14
Hoe gaat u ervoor zorgen dat bij de nog niet achterhaalde financiers van leerstoelen
duidelijk wordt wie de financiers zijn?
Antwoord 14
Zie hierover mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 15
Hoe gaat u ervoor zorgen dat universiteiten in de toekomst alle informatie op orde
hebben?
Antwoord 15
De informatievoorziening van de universiteiten is de verantwoordelijkheid van de colleges
van bestuur van de universiteiten. Ik zal in mijn gesprek met de rectoren het belang
van een actuele, volledige en publiek toegankelijke informatievoorziening over externe
financiering van leerstoelen benadrukken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.