Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang medicinale cannabisbeleid (Kamerstuk 29477-802)
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 813
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 april 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 6 maart 2023 over de voortgang medicinale cannabisbeleid (Kamerstuk 29 477, nr. 802).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 maart 2023 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 11 april 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
4
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
5
II.
Reactie van de Minister
5
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang van
het medicinale cannabisbeleid. Zij danken de Minister voor zijn brief en hebben hierbij
nog enkele vragen.
Medicinale cannabis blijkt voor diverse patiëntgroepen een positief effect te hebben
op kwaliteit van leven, maar de stand van wetenschap en praktijk is nog niet compleet.
Wat doet de Minister eraan om te zorgen dat er voldoende onderzoek wordt gedaan naar
de effectiviteit én veiligheid, waaronder verslavingspreventie, van medicinale cannabis
in relatie tot bijvoorbeeld dosering?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de vraag naar de medicinale cannabis zo groot
is dat niet aan alle verzoeken kan worden voldaan. Kan de Minister een uitgebreidere
toelichting geven op de vraag en het aanbod? Hoeveel verzoeken moeten worden afgewezen?
En vanuit welke landen komen de verzoeken binnen?
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister voornemens is om het exportplafond
te schrappen om beter aan de internationale vraag te voldoen en internationale samenwerking
ruimte te geven. Waarom is ervoor gekozen het plafond geheel te schrappen, en biedt
een verhoging van het plafond onvoldoende oplossing om aan de toenemende vraag te
voldoen? Ditzelfde vragen de leden de Minister inzake het wegnemen van beperkingen
op de productiecapaciteit. Kan de Minister tevens een overzicht geven over de mogelijke
positieve en negatieve effecten van het schrappen van dit exportplafond?
De Minister is voornemens de kaders voor het verlenen van opiumontheffingen te herzien,
met behoud van kwalitatieve voorwaarden, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Op
welke manier wordt de kwaliteit gemonitord van marktpartijen waar BMC niet via een
aanbesteding een ontheffing tot teelt of bewerking van medicinale cannabis aan verleent?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wanneer de resultaten van het reeds gestarte
onderzoek naar het effect van medicinale cannabis op (neuropathische) pijn worden
verwacht. Wordt op basis van dit onderzoek en het onderzoek naar het effect van medicinale
cannabis bij kinderen met therapieresistente epilepsie besloten over de mogelijke
vergoeding vanuit het basispakket of worden nog meer onderzoeken verwacht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Minister inzet op het
internationaal verbeteren van kennis over, onderzoek naar en toepassing van medicinale
cannabis met als inzet om patiënten beter te kunnen bedienen. Deze leden zijn van
mening dat Nederland op internationaal vlak een trekkersrol op zich kan nemen en voorzien
dat voorgestelde beleidsaanpassingen hieraan bijdragen. Deze leden hebben enkele vragen
over de uitvoering en volgende stappen.
De leden van de D66-fractie lezen dat deze beleidsaanpassingen een opmaat zijn naar
aanpassing van het wettelijk kader en daarmee de Opiumwet. Kan de Minister beschrijven
welke wijzigingen hij voor ogen heeft, met welke doelstellingen en hierbij een tijdspad
duiden?
Voorts vragen deze leden of de Minister kan aangeven of één van de doelstellingen
is om opdracht te verlenen om meer verschillende soorten medicinale cannabis te ontwikkelen
en te produceren, passend bij de vraag van patiënten. Kan de Minister toelichten hiermee
te werken naar een oplossing voor chronisch zieke patiënten die zich nu genoodzaakt
voelen te wenden tot illegale koop van medicinale cannabis(olie)?
De leden van de D66-fractie hebben eerder vernomen dat de kennis en informatievoorziening
over het gebruik van medicinale cannabis bij zowel huisartsen als patiënten verbetering
behoeft. Deze leden hebben in het verleden hun zorgen geuit over artsen die patiënten
doorverwijzen naar coffeeshops in plaats van naar een apotheek of helemaal geen medicinale
cannabis voorschrijven terwijl de patiënt wel degelijk in aanmerking zou komen hiervoor.,1
2 Deze leden vragen aan de Minister wat de stand van zaken is met betrekking tot de
informatievoorziening aan huisartsen en patiënten over het gebruik van medicinale
cannabis. Op welke wijze zet de Minister zich in om de voorlichting onder beide groepen
te verbeteren?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister voornemens is om het exportplafond
op te heffen, met als doel ook onderzoek naar medicinale cannabis in het buitenland
te bevorderen. Op welke wijze zet de Minister zich in om kennis die wordt opgedaan
in het buitenland, waarbij onderzoeken gebruik maken van Nederlandse medicinale cannabis,
terugvloeit naar Nederland en de Nederlandse patiënt?
De leden van de D66-fractie vinden het een goede zaak dat er verdere onderzoeken lopen
om de therapeutische meerwaarde van medicinale cannabis te onderzoeken wat mogelijk
kan leiden tot een herbeoordeling van medicinale cannabis als verzekerde zorg. Kan
de Minister in tabelvorm een overzicht geven van alle lopende en verwachte klinische
onderzoeken, inclusief afrondingsdatum? Kan de Minister aangeven of deze onderzoeken
voldoende informatie zullen geven voor een eventuele herbeoordeling (wat de uitkomst
ook moge zijn) of dienen er verdere onderzoeken plaats te vinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief over de voortgang
van het medicinale cannabisbeleid. Deze leden hebben hier enkele vragen bij
De Minister schrijft dat steeds meer landen zouden erkennen dat medicinale cannabis
therapeutische waarde voor patiënten zou kunnen hebben. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister een opsomming te geven van al het wetenschappelijke bewijs van
deze therapeutische waarde en de beoordeling van het Zorginstituut Nederland hierbij.
Klopt het dat het Zorginstituut momenteel alleen bewezen meerwaarde ziet in het medicijn
cannabidiol voor patiënten vanaf twee jaar met zeldzame vormen van zeer ernstige epilepsie?3 Wordt de huidige productie en export van medicinale cannabis alleen gebruikt voor
behandelingen van deze patiënten en voor wetenschappelijk onderzoek? Als de geproduceerde
medicinale cannabis ook voor andere patiënten gebruikt wordt zonder dat er wetenschappelijk
bewijs voor de werking ervan is (naar mening van het Zorginstituut), hoe rechtvaardigt
de Minister dan dat hiervoor medicinale cannabis wordt geproduceerd en geëxporteerd?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister uit te leggen waarom onderzoek en ontwikkeling
van nieuwe geneesmiddelen en het onderzoek naar de werking daarvan normaal gesproken
bij private partijen wordt belegd, maar dat specifiek bij medicinale cannabis dit
vanuit de overheid gestimuleerd moet worden, bijvoorbeeld via ZonMw? Wat maakt medicinale
cannabis hierin zo speciaal? Waarom is het voor private partijen blijkbaar helemaal
niet interessant om te investeren in dergelijk onderzoek?
De Minister schrijft dat een belangrijk onderdeel van het Nederlandse medicinale cannabisbeleid
de «gesloten keten» is en dat deze constructie tot dusver goed werkt.
In de beslisnota lezen de leden van de CDA-fractie echter dat ambtelijk het Ministerie
van Justitie & Veiligheid (J&V) verkent dat de maatregelen uit deze brief beperkt
raken aan het J&V-beleidsdomein met betrekking tot drugscriminaliteit. Deze leden
vragen op welke maatregelen en op welke wijze deze volgens ambtelijk J&V raken aan
het beleid met betrekking tot drugscriminaliteit.
BMC exporteert binnen bepaalde voorwaarden medicinale cannabis die in haar opdracht
geteeld wordt naar (partijen in) landen die hierom vragen. De vraag naar deze medicinale
cannabis is volgens de Minister echter zo groot dat niet aan alle verzoeken kan worden
voldaan. De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot de vraag momenteel op jaarbasis
is, en hoeveel groter dit is dan het huidige exportplafond.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens welke andere Europese landen
eigen productiefaciliteiten hebben voor medicinale cannabis.
De Minister is voornemens om zowel het exportplafond als de productiebeperking te
schrappen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat oorspronkelijk de redenen
waren dat er überhaupt een exportplafond en een productiebeperking was, en wat er
exact is veranderd waardoor die redenen nu niet meer zouden gelden.
De Minister schrijft dat het kopen van medicinale cannabisproducten in binnen- en
buitenland van een leverancier die BMC géén opdracht heeft verleend, op dit moment
niet mogelijk is voor bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen. Dit zou volgens de Minister
een remmend effect hebben op innovatie en onderzoek. De leden van de CDA-fractie merken
echter op dat de strekking van de brief van de Minister is dat het BMC juist kwalitatief
hoogstaande medicinale cannabis levert, zodanig zelfs dat andere landen liever de
Nederlandse producten invoeren dan het zelf te telen. Dan zouden onderzoeksinstellingen
toch juist alleen onderzoek willen doen met producten die in opdracht van BMC geteeld
is door een aanbestede partij? Waarom willen volgens de Minister onderzoeksinstellingen
juist niet gebruik van het BMC maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen
te stellen over de voortgang van het medicinale cannabisbeleid.
De Minister schrijft dat de beleidsmatige aanpassingen die hij in zijn brief aankondigt
de opmaat zijn voor wijzigingen van de Opiumwet. Aan welke wijzigingen denkt de Minister,
zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Deze leden lezen dat de Minister nadrukkelijk het onderscheid tussen recreatieve cannabis
en medicinale cannabis benoemt. Hoe voorkomt de Minister dat mensen recreatieve cannabis
voor medicinale toepassing gebruiken en vice versa?
Wat betekent het dat met het opheffen van het exportplafond ook de kwalitatieve voorwaarden
aan de export vervallen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de Minister.
Welke garantie is er dan nog dat de medicinale cannabis verantwoord wordt gebruikt
en wordt geleverd aan betrouwbare partijen? Op welke manier wordt bijgehouden dat
de cannabis niet voor andere doeleinden wordt gebruikt of verhandeld? Welke ambitie
heeft de Minister voor het exportbeleid van medicinale cannabis? De leden van de ChristenUnie-fractie
zien het niet direct wenselijk als Nederland zich als groot exportland voor medicinale
cannabis ontwikkelt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen bovendien wat de gevolgen zijn van het
wegnemen van de beperking in de productiecapaciteit. Wordt de productiecapaciteit
nog wel aanbesteed? Welke verwachting heeft de Minister van het aantal telers dat
medicinale cannabis gaat telen?
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voldoende capaciteit om de uitbreiding
van de opiumontheffing aan te kunnen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
de Minister.
Op welke termijn evalueert de Minister de uitvoering en het toezicht van de beleidswijzigingen
die in deze brief zijn uitgewerkt? De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het
belangrijk dat de verruiming van het beleid rond medicinale cannabis geen ongewenste
neveneffecten heeft, zoals meer criminaliteit en een toename in recreatief gebruik
van cannabis, en vragen de Minister hierop scherp toezicht te houden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
medicinale cannabis en wil daar graag een paar vragen over stellen.
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat er via een Europese aanbesteding toestemming
is verleend aan één teler om medicinale cannabis te leveren. Er loopt nu een aanbesteding
om twee telers te laten leveren. Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister waarom
er met zo weinig telers wordt gewerkt. Gaat het om zulke kleine hoeveelheden dat meer
telers niet haalbaar is? En als dat zo is waarom wordt er dan gewerkt met een Europese
aanbesteding?
Het lid van de BBB-fractie vindt het verder onbegrijpelijk dat medicinale cannabis
voor de meeste patiënten niet vergoed wordt. Het lid waardeert de inspanningen op
dit gebied van de Minister om middels onderzoeken hier toch argumentatie voor te vinden,
maar tegelijkertijd vindt het lid het triest dat er kennelijk geen oog is voor de
vele mensen die hier baat bij hebben.
II. Reactie van de Minister
Ik dank de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor hun vragen.
Het verzoek was de vragen te beantwoorden voorafgaand aan het Commissiedebat Drugspreventie
en Verslavingszorg. Doordat de beantwoording van de vragen afstemming vereiste met
andere departementen en organisaties, is mij dit helaas niet op tijd gelukt. Ik wil
daarbij wel meegeven dat beleidswijzigingen m.b.t. medicinale cannabis geneesmiddelenbeleid
betreffen, en dat de raakvlakken met het domein drugspreventie en verslavingszorg
beperkt zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Medicinale cannabis blijkt voor diverse patiëntgroepen een positief effect te hebben
op kwaliteit van leven, maar de stand van wetenschap en praktijk is nog niet compleet.
Wat doet de Minister eraan om te zorgen dat er voldoende onderzoek wordt gedaan naar
de effectiviteit én veiligheid, waaronder verslavingspreventie, van medicinale cannabis
in relatie tot bijvoorbeeld dosering?
Met de voorgenomen beleidswijzigingen geef ik bedrijven en instellingen meer ruimte
om onderzoek te doen naar de therapeutische effectiviteit, onder andere in relatie
tot dosering en te gebruiken soort, van medicinale cannabisproducten bij verschillende
patiëntengroepen.
Binnen het ZonMW-programma «Goed Gebruik Geneesmiddelen» zijn twee onderzoeksprogramma’s
medicinale cannabis ondergebracht waarin budget beschikbaar is gesteld voor klinisch
onderzoek naar het therapeutisch effect van medicinale cannabis. Eén onderzoek zit
in de eindfase, een tweede onderzoek start op korte termijn. Hoewel veiligheid en
dosering geen primaire uitkomstmaten zijn, wordt daar wel informatie over verkregen.
Het bijwerkingencentrum Lareb doet daarnaast een onderzoek naar, onder andere, de
bijwerkingen van medicinale cannabis, het gebruik en de impact op de kwaliteit van
leven. De resultaten van dit onderzoek komen op korte termijn beschikbaar.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de vraag naar de medicinale cannabis zo groot
is dat niet aan alle verzoeken kan worden voldaan. Kan de Minister een uitgebreidere
toelichting geven op de vraag en het aanbod? Hoeveel verzoeken moeten worden afgewezen?
En vanuit welke landen komen de verzoeken binnen?
Vanwege de huidige productiebeperking kan slechts een maximum van circa 5.500 kilo
medicinale cannabis per jaar worden geteeld door de aanbestede teler. Hiervan wordt
circa 700 kg nationaal afgezet. Door het exportplafond kan er 100 kilo per jaar voor
de duur van drie jaar naar een land geëxporteerd worden. Met Duitsland en Italië zijn
op ministerieel niveau andere afspraken gemaakt met betrekking tot de te exporteren
hoeveelheden. De praktijk wijst uit dat de gerealiseerde vraag uit deze landen groter
is dan vooraf ingeschat.
BMC levert momenteel aan Duitsland, Italië, Polen, Noorwegen, Denemarken, Zwitserland,
Macedonië, Malta, UK, Finland, Zweden, Ierland, Slovenië, Frankrijk, Oostenrijk, Australië,
Israël, India en de VS ten behoeve van apotheekverstrekking en wetenschappelijk onderzoek.
BMC wijst aanvullende leveringen aan landen waaraan al geleverd wordt af. Daarbij
kan op verzoeken van nieuwe landen nu niet worden ingegaan. Er is aan zes landen (binnen
en buiten Europa) aangegeven dat niet op hun verzoek kon worden ingegaan.
Waarom is ervoor gekozen het plafond geheel te schrappen, en biedt een verhoging van
het plafond onvoldoende oplossing om aan de toenemende vraag te voldoen? Ditzelfde
vragen de leden de Minister inzake het wegnemen van beperkingen op de productiecapaciteit.
Kan de Minister tevens een overzicht geven over de mogelijke positieve en negatieve
effecten van het schrappen van dit exportplafond?
Het instellen van het exportplafond is meer dan tien jaar geleden ingegeven door het
toen controversiële karakter van het product. Export werd alleen toegestaan als dit
van relatief korte duur zou zijn, tot dat exportpartners hun eigen productie van medicinale
cannabis opgezet zouden hebben, om daarmee aan hun binnenlandse vraag – veelal van
patiënten – te voldoen.
Ik zie weinig beleidsmatige redenen om vast te blijven houden aan dit plafond: er
heeft internationaal een kentering plaatsgevonden in de manier waarop tegen medicinale
cannabis wordt aangekeken. Er is inmiddels een bredere erkenning van de mogelijke
meerwaarde die het voor patiënten kan hebben.
Een andere reden voor het instellen was dat, indien de aanbestede teler binnen de
gesloten keten voor een groot deel leunt op export en een groot deel van deze internationale
vraag zou plotseling wegvallen, hiermee het bedrijf in financiële problemen zou kunnen
komen en daarmee de beschikbaarheid voor de Nederlandse patiënt onder druk kan komen
te staan. De verbreding van de internationale vraag zorgt in dat opzicht voor risicospreiding:
valt de vraag uit één land weg, dan is daardoor de relatieve impact op alle inkomsten
van het bedrijf kleiner. Daar komt bij dat in de nieuwe aanbesteding van BMC twee
telers worden aanbesteed.
Op welke manier wordt de kwaliteit gemonitord van marktpartijen waar BMC niet via
een aanbesteding een ontheffing tot teelt of bewerking van medicinale cannabis aan
verleent?
Kwalitatieve voorwaarden blijven een belangrijk element van de kaders die nu worden
uitgewerkt. Voor handelingen met medicinale cannabis zijn daarbij naast een opiumontheffing
ook andere vergunningen nodig die raken aan kwaliteit, zoals een API-registratie of
een fabrikantenvergunning. Hiervoor bestaat een uitgebreid (internationaal) toezichtregime
gericht op productkwaliteit. Dit is van toepassing naast het toezicht in het kader
van de Opiumwet.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wanneer de resultaten van het reeds gestarte
onderzoek naar het effect van medicinale cannabis op (neuropathische) pijn worden
verwacht. Wordt op basis van dit onderzoek en het onderzoek naar het effect van medicinale
cannabis bij kinderen met therapieresistente epilepsie besloten over de mogelijke
vergoeding vanuit het basispakket of worden nog meer onderzoeken verwacht?
Het klinisch onderzoek naar het effect van medicinale cannabis op neuropathische pijn
is vrijwel afgerond. De data worden nu door de onderzoeksinstelling geanalyseerd en
zijn voor de instelling aanleiding om een vervolgonderzoek uit te voeren.
Op basis van resultaten van dit onderzoek, maar ook van het nog te starten onderzoek
naar het effect van medicinale cannabis bij kinderen met therapieresistente epilepsie,
wordt steeds bezien of de beschikbare data voldoende robuust zijn om een aanvraag
voor vergoeding in te dienen. Hierbij worden zo mogelijk ook resultaten van relevante
klinische studies meegenomen die elders in de wereld zijn of worden uitgevoerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat deze beleidsaanpassingen een opmaat zijn naar
aanpassing van het wettelijk kader en daarmee de Opiumwet. Kan de Minister beschrijven
welke wijzigingen hij voor ogen heeft, met welke doelstellingen en hierbij een tijdspad
duiden?
De voorgenomen beleidswijzigingen spelen in op de ontwikkeling van de markt van de
medicinale cannabis, en de gegroeide kennis en expertise in zowel binnen- en buitenland.
Daarbij werk ik op de langere termijn toe naar een wijziging van de Opiumwet om de
positie van de Nederlandse medicinale cannabis te bestendigen.
De herziening van de Opiumwet bestaat onder andere uit het wijzigen van de rol van
het BMC bij de handel in medicinale cannabis, door het alleenrecht op handel in medicinale
cannabis te herzien. Dit heeft tot doel de mogelijkheid tot samenwerking en handel
tussen bedrijven en onderzoeksinstellingen in binnen- en buitenland te vergemakkelijken.
Hierbij blijft gelden dat aantoonbaar moet zijn dat de teelt, bewerking of verhandeling
van medicinale cannabis wetenschappelijk onderzoek naar de geneeskundige toepassing
van cannabis of de productie van geneesmiddelen tot doel heeft.
Een tijdpad kan ik momenteel niet geven. Ik richt mij op het tot uitvoer brengen van
voorgenomen beleidswijzigingen. Daarna zal ik bezien hoe de Opiumwet specifiek gewijzigd
zal moeten worden. Ik verwacht in de eerste helft van 2024 concreter met uw Kamer
in gesprek te kunnen over hoe ik voorzie de Opiumwet te wijzigen.
Voorts vragen deze leden of de Minister kan aangeven of één van de doelstellingen
is om opdracht te verlenen om meer verschillende soorten medicinale cannabis te ontwikkelen
en te produceren, passend bij de vraag van patiënten. Kan de Minister toelichten hiermee
te werken naar een oplossing voor chronisch zieke patiënten die zich nu genoodzaakt
voelen te wenden tot illegale koop van medicinale cannabis(olie)?
Ik heb er begrip voor dat chronisch zieke patiënten zoeken naar verschillende manieren
om hun situatie te verlichten. Ik benadruk daarbij wel dat er nu al verschillende
variëteiten, met verschillende gehaltes THC en CBD, voortkomen uit door BMC aanbestede
teelt. Daarbij is BMC bezig met het afronden van een nieuwe aanbesteding, waarin twee
telers worden aanbesteed. Het doel van de uitbreiding van de aanbesteding was onder
andere om meer variëteiten aan te kunnen bieden.
Tot slot geven de voorgenomen beleidswijzigingen meer ruimte voor verhandeling van
medicinale cannabis ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en de productie van
geneesmiddelen. Ik kan mij goed voorstellen dat hierdoor ook meer variëteiten geproduceerd
zullen gaan worden.
Deze leden vragen aan de Minister wat de stand van zaken is met betrekking tot de
informatievoorziening aan huisartsen en patiënten over het gebruik van medicinale
cannabis. Op welke wijze zet de Minister zich in om de voorlichting onder beide groepen
te verbeteren?
BMC zet zich in voor goede informatievoorziening aan huisartsen en patiënten. Zo zijn
er zijn brochures beschikbaar en is er in samenwerking met het Instituut Verantwoord
Medicijngebruik (IVM) een FTO-module ontwikkeld t.b.v. nascholing van artsen en apothekers.
In 2022 heeft het BMC samen met het IVM en het Instituut Medicinale Cannabis (IMC)
een Kijksluiter (Kijksluiter) laten ontwikkelen voor patiënten en werkt momenteel met deze zelfde partijen aan
een update van bestaand informatiemateriaal. In 2022 heeft het BMC tezamen met het
IMC een symposium medicinale cannabis georganiseerd met een wetenschappelijke insteek.
Op dit moment werkt het BMC samen met het IMC aan een nascholingsdag voor voorschrijvers
gepland op 8 juni 2023.
Tevens staat het BMC op patiëntendagen (zoals de MS-dag) en verzorgt presentaties
indien daartoe een verzoek wordt gedaan.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister voornemens is om het exportplafond
op te heffen, met als doel ook onderzoek naar medicinale cannabis in het buitenland
te bevorderen. Op welke wijze zet de Minister zich in om kennis die wordt opgedaan
in het buitenland, waarbij onderzoeken gebruik maken van Nederlandse medicinale cannabis,
terugvloeit naar Nederland en de Nederlandse patiënt?
Geneesmiddelenontwikkeling is bij uitstek een internationale aangelegenheid. Het verruimen
van de mogelijkheden om exportrelaties te intensiveren, vergroot de mogelijkheden
tot internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en productontwikkeling,
zoals deze voor veel andere middelen al bestaat. Ik ken de sector van medicinale cannabis
als een innovatieve sector, continu op zoek naar mogelijkheden om betere producten
te ontwikkelen. Ik heb er vertrouwen in dat zij een scherp oog houden op (kennis)ontwikkeling
elders, en samenwerking opzoeken waar dat productontwikkeling dient. Ik zie het als
mijn taak om deze samenwerking en uitwisseling mogelijk te maken. Het is aan bedrijven
om deze mogelijkheden te benutten.
Kan de Minister in tabelvorm een overzicht geven van alle lopende en verwachte klinische
onderzoeken, inclusief afrondingsdatum? Kan de Minister aangeven of deze onderzoeken
voldoende informatie zullen geven voor een eventuele herbeoordeling (wat de uitkomst
ook moge zijn) of dienen er verdere onderzoeken plaats te vinden?
In Nederland worden, naast de binnen het ZonMW-programma «Goed Gebruik Geneesmiddelen»
ondergebrachte onderzoeksprogramma’s rond medicinale cannabis, de volgende mij bekende
onderzoeken uitgevoerd:
Verwachte einddatum
Locatie
Onderzoek naar effect van cannabisolie bij uitbehandelde patiënten met leverkanker.
2025/2026
UMCG Groningen
Onderzoek naar effect van Bediol als co-medicatie op voorkomen van bijwerkingen veroorzaakt
door opioïdengebruik in fibromyalgie-patiënten met chronische pijn.
2025/2026
LUMC Leiden
Klinisch onderzoek naar het effect van medicinale cannabis op patiënten met neuropathische
pijn ...
Q4–2024 / Q1–2025
CHDR Leiden
Onderzoek naar het effect van medicinale cannabis bij kinderen / jong-volwassenen
met therapieresistente epilepsie ...
2025/2026
Diverse locaties
In verschillende landen, zoals Israël, Australië en het Verenigd Koninkrijk, wordt
onderzoek gedaan naar de (therapeutische) effecten van medicinale cannabis of daarvan
afgeleide producten. Een volledig overzicht is niet voorhanden. De resultaten van
deze onderzoeken worden na publicatie, betrokken bij het vormen van een dossier voor
eventuele herbeoordeling. Hiervoor moeten zij voldoen aan de door het Zorginstituut
Nederland gedefinieerde criteria voor het includeren van relevante gegevens uit wetenschappelijk
onderzoek. Vooruitlopen op eventuele herbeoordeling of op de uitkomst hiervan kan
ik niet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De Minister schrijft dat steeds meer landen zouden erkennen dat medicinale cannabis
therapeutische waarde voor patiënten zou kunnen hebben. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister een opsomming te geven van al het wetenschappelijke bewijs van
deze therapeutische waarde en de beoordeling van het Zorginstituut Nederland hierbij.
Klopt het dat het Zorginstituut momenteel alleen bewezen meerwaarde ziet in het medicijn
cannabidiol voor patiënten vanaf twee jaar met zeldzame vormen van zeer ernstige epilepsie?4 Wordt de huidige productie en export van medicinale cannabis alleen gebruikt voor
behandelingen van deze patiënten en voor wetenschappelijk onderzoek? Als de geproduceerde
medicinale cannabis ook voor andere patiënten gebruikt wordt zonder dat er wetenschappelijk
bewijs voor de werking ervan is (naar mening van het Zorginstituut), hoe rechtvaardigt
de Minister dan dat hiervoor medicinale cannabis wordt geproduceerd en geëxporteerd?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister uit te leggen waarom onderzoek en ontwikkeling
van nieuwe geneesmiddelen en het onderzoek naar de werking daarvan normaal gesproken
bij private partijen wordt belegd, maar dat specifiek bij medicinale cannabis dit
vanuit de overheid gestimuleerd moet worden, bijvoorbeeld via ZonMw? Wat maakt medicinale
cannabis hierin zo speciaal? Waarom is het voor private partijen blijkbaar helemaal
niet interessant om te investeren in dergelijk onderzoek?
Het is correct dat het Zorginstituut op dit moment niet voldoende aanknopingspunten
ziet om te adviseren medicinale cannabis algeheel te vergoeden. In het basispakket
is alleen een middel op basis van cannabidiol in het basispakket opgenomen, mits gebruikt
in combinatie met clobazam. Cannabis is echter een bijzonder product: dat de bewijslast
voor de werkzaamheid ervan relatief beperkt is, staat in groot contrast met het aantal
mensen dat het wereldwijd, ook in Nederland, voor medicinale doeleinden gebruikt.
Dat onderzoeken die werkzaamheid van medicinale cannabis aantonen lastig van de grond
komen, kan verschillende oorzaken hebben. Het eerder genoemde controversiële imago
van cannabis, speelt hier mogelijk een rol. Daarbij is onderzoek naar de geneeskundige
werking van cannabis financieel minder aantrekkelijk, omdat planten niet patenteerbaar
zijn. Onderzoek naar de geneeskundige werking van cannabis is verder in brede zin
uitdagend, vanwege de grote hoeveelheid stoffen die het lastig maken een bepaalde
werking aan bepaalde actieve stoffen toe te wijzen.
De combinatie van het grote aantal gebruikers van cannabis voor medicinale doeleinden
die hier positieve effecten van menen te ervaren, samen met een realiteit waarin onderzoeken
naar de werkzaamheid van cannabis moeilijker van de grond komen, maakt dat ik een
rol zie voor de overheid. Allereerst om gebruikers te voorzien van medicinale cannabis
van grote kwaliteit en betrouwbaarheid, maar ook om onderzoek verder te stimuleren.
Ik merk dat mijn opstelling internationaal in toenemende mate gedeeld wordt. Het produceren
en exporteren van medicinale cannabis naar landen die wensen patiënten via voorschrijving
van artsen van betrouwbare medicinale cannabisproducten te voorzien, acht ik in dat
licht een logische stap.
In de beslisnota lezen de leden van de CDA-fractie echter dat ambtelijk het Ministerie
van Justitie & Veiligheid (J&V) verkent dat de maatregelen uit deze brief beperkt
raken aan het J&V-beleidsdomein met betrekking tot drugscriminaliteit. Deze leden
vragen op welke maatregelen en op welke wijze deze volgens ambtelijk J&V raken aan
het beleid met betrekking tot drugscriminaliteit.
De in de beslisnota weergegeven verwoording betekent: niet of nauwelijks. Voor medicinale
cannabis geldt dat, als middel dat net als veel andere geneesmiddelen op lijst II
van de Opiumwet staat, de raakvlakken met het domein van het Ministerie van J&V er
voornamelijk zijn op het gebied van het risico van weglekken naar het illegale circuit.
Dit wordt ondervangen door het vormgeven van adequaat toezicht. Goed om te benadrukken
is dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat er medicinale cannabis naar het
illegale circuit lekt.
BMC exporteert binnen bepaalde voorwaarden medicinale cannabis die in haar opdracht
geteeld wordt naar (partijen in) landen die hierom vragen. De vraag naar deze medicinale
cannabis is volgens de Minister echter zo groot dat niet aan alle verzoeken kan worden
voldaan. De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot de vraag momenteel op jaarbasis
is, en hoeveel groter dit is dan het huidige exportplafond.
Een totale weergave van de vraag is niet te geven, o.a. omdat bekend is dat BMC aan
haar plafond zit. Er zijn momenteel zes landen aan wiens verzoeken tot export niet
kan worden voldaan.
Dat er een aanzienlijke buitenlandse vraag is naar Nederlandse medicinale cannabis,
komt omdat Nederland sinds de oprichting van het Bureau Medicinale Cannabis 22 jaar
geleden een goede reputatie heeft opgebouwd. BMC heeft in deze tijd bewezen producten
te kunnen leveren die kwalitatief hoogstaand zijn, gestandaardiseerd zijn, onder gecontroleerde
omstandigheden worden geproduceerd en over langere tijd van dezelfde samenstelling
blijven. De betrouwbaarheid van de producten maken dat veel landen ze voor patiënten
in eigen land beschikbaar willen maken.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens welke andere Europese landen
eigen productiefaciliteiten hebben voor medicinale cannabis.
Ik weet dat in ieder geval Duitsland, Italië, Oostenrijk en Denemarken productiefaciliteiten
van telers van medicinale cannabis hebben. In veel andere Europese landen zoals Spanje,
Portugal, Tsjechië en Polen zijn er ontwikkelingen op het gebied van medicinale cannabis
maar is eigen productie in door de overheid toegestane bedrijven mij niet bekend.
Het hebben van productiefaciliteiten betekent overigens niet dat landen geen vraag
hebben naar andere, al dan niet Nederlandse, medicinale cannabis.
De Minister is voornemens om zowel het exportplafond als de productiebeperking te
schrappen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat oorspronkelijk de redenen
waren dat er überhaupt een exportplafond en een productiebeperking was, en wat er
exact is veranderd waardoor die redenen nu niet meer zouden gelden.
Het instellen van het exportplafond is meer dan tien jaar geleden ingegeven door het
toen controversiële karakter van het product. Export werd alleen toegestaan als dit
van relatief korte duur zou zijn, tot dat exportpartners hun eigen productie van medicinale
cannabis opgezet zouden hebben, om daarmee aan hun binnenlandse vraag – veelal van
patiënten – te voldoen.
Ik zie weinig beleidsmatige redenen om vast te blijven houden aan dit plafond: er
heeft internationaal een kentering plaatsgevonden in de manier waarop tegen medicinale
cannabis wordt aangekeken. Er is inmiddels een bredere erkenning van de mogelijke
meerwaarde die het voor patiënten kan hebben. Het schrappen van het plafond stelt
de Nederlandse keten in staat om, internationaal te leveren ten behoeve van patiëntgebruik
en onderzoek.
Een andere reden voor instellen was dat indien de aanbestede teler binnen de gesloten
keten voor een groot deel leunt op export en een groot deel van deze internationale
vraag zou plotseling wegvallen, hiermee het bedrijf in financiële problemen zou kunnen
komen en daarmee de beschikbaarheid voor de Nederlandse patiënt onder druk kan komen
te staan. De verbreding van de internationale vraag zorgt in dat opzicht voor risicospreiding:
valt de vraag uit één land weg, dan is daardoor de relatieve impact op alle inkomsten
van het bedrijf kleiner. Daar komt bij dat in de nieuwe aanbesteding van BMC twee
telers worden aanbesteed.
De Minister schrijft dat het kopen van medicinale cannabisproducten in binnen- en
buitenland van een leverancier die BMC géén opdracht heeft verleend, op dit moment
niet mogelijk is voor bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen. Dit zou volgens de Minister
een remmend effect hebben op innovatie en onderzoek. De leden van de CDA-fractie merken
echter op dat de strekking van de brief van de Minister is dat het BMC juist kwalitatief
hoogstaande medicinale cannabis levert, zodanig zelfs dat andere landen liever de
Nederlandse producten invoeren dan het zelf te telen. Dan zouden onderzoeksinstellingen
toch juist alleen onderzoek willen doen met producten die in opdracht van BMC geteeld
is door een aanbestede partij? Waarom willen volgens de Minister onderzoeksinstellingen
juist niet gebruik van het BMC maken?
Ik wil opmerken dat er zeker onderzoeksinstellingen zijn die gebruik maken van medicinale
cannabis die via BMC wordt aanbesteed. De producten van BMC zijn hiervoor geschikt.
Via BMC wordt momenteel een vijftal variëteiten geleverd. Dat is een relatief beperkt
aantal, dat niet altijd kan voorzien aan behoeften binnen een onderzoek. Hiervan gaat
een remmende werking op onderzoek naar de geneeskundige werking van cannabis uit.
Met de voorgenomen beleidswijzigingen probeer ik hiervoor juist meer ruimte te creëren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De Minister schrijft dat de beleidsmatige aanpassingen die hij in zijn brief aankondigt
de opmaat zijn voor wijzigingen van de Opiumwet. Aan welke wijzigingen denkt de Minister,
zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
De herziening van de Opiumwet zal onder andere het wijzigen van de rol van het BMC
bij de handel in medicinale cannabis omvatten, door het alleenrecht op handel in medicinale
cannabis te herzien binnen de kaders van internationale verdragen. Dit heeft tot doel
de mogelijkheid tot samenwerking en handel tussen bedrijven en onderzoeksinstellingen
in binnen- en buitenland te vergemakkelijken. Hierbij blijft gelden dat aantoonbaar
moet zijn dat de teelt, bewerking of verhandeling van medicinale cannabis wetenschappelijk
onderzoek naar de geneeskundige toepassing van cannabis of de productie van geneesmiddelen
tot doel heeft.
Deze leden lezen dat de Minister nadrukkelijk het onderscheid tussen recreatieve cannabis
en medicinale cannabis benoemt. Hoe voorkomt de Minister dat mensen recreatieve cannabis
voor medicinale toepassing gebruiken en vice versa?
Er is inderdaad een groep Nederlanders die recreatieve cannabis gebruikt voor medicinale
toepassing, in plaats van medicinale cannabis die via BMC in Nederland al 20 jaar
beschikbaar is. Dit kan verschillende oorzaken hebben: denk aan een arts die niet
voorschrijft, maar ook aan een patiënt die voorkeur geeft aan anoniem gebruik of andere
variëteiten prefereert dan via BMC beschikbaar zijn. Momenteel loopt het MEDUSA-onderzoek
van het Trimbos Instituut naar medicinaal gebruik van niet-farmaceutische cannabis,
die als doel heeft inzicht te krijgen in hoe toegang tot en het aanbod van medicinale
cannabis verbeterd kan worden. Dit biedt mij hopelijk aanknopingspunten voor vergroten
van de groep Nederlanders die geen recreatieve, maar medicinale cannabis voor medicinale
toepassing gebruikt.
Van het gebruik van medicinale cannabis voor recreatief gebruik heeft mij tot dusver
geen enkel signaal bereikt. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat recreatieve
cannabis binnen Nederland snel en eenvoudig te verkrijgen is, terwijl medicinale cannabis
alleen op recept verkrijgbaar is na overleg met een voorschrijvend arts. Als er mij
signalen bereiken die wijzen op recreatief gebruik van medicinale cannabis, dan zal
ik hierop vanzelfsprekend in overleg treden met IGJ en BMC.
Wat betekent het dat met het opheffen van het exportplafond ook de kwalitatieve voorwaarden
aan de export vervallen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de Minister.
Welke garantie is er dan nog dat de medicinale cannabis verantwoord wordt gebruikt
en wordt geleverd aan betrouwbare partijen? Op welke manier wordt bijgehouden dat
de cannabis niet voor andere doeleinden wordt gebruikt of verhandeld? Welke ambitie
heeft de Minister voor het exportbeleid van medicinale cannabis? De leden van de ChristenUnie-fractie
zien het niet direct wenselijk als Nederland zich als groot exportland voor medicinale
cannabis ontwikkelt.
Er is geen sprake van het vervallen van kwalitatieve kaders uit de exportrichtlijn.
Alleen het exportplafond zal uit deze richtlijn worden geschrapt. De kwalitatieve
kaders uit deze richtlijn zijn van groot belang voor het verantwoord realiseren van
exportrelaties. Dit betekent dus ook dat alleen met landen wordt gehandeld die lid
zijn van de VN en verdragen omtrent verdovende middelen en psychotrope stoffen onderschrijven.
Ook moeten deze landen voldoen aan de eisen van internationaal verkeer van Opiumwetmiddelen,
wat betekent dat medicinale cannabis alleen ten goede mag komen van wetenschappelijk
onderzoek naar de geneeskundige toepassing ervan of voor de productie van geneesmiddelen.
Er wordt dus alleen gehandeld met instellingen en personen die in dit kader tot handelen
bevoegd zijn verklaard door nationale autoriteiten. Via export onder deze voorwaarden
hoop ik internationale samenwerking te versterken, patiënten te dienen en onderzoek
naar de geneeskundige werking van cannabis te verder te helpen. Het zijn van een groot
exportland is geen doel op zichzelf.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen bovendien wat de gevolgen zijn van het
wegnemen van de beperking in de productiecapaciteit. Wordt de productiecapaciteit
nog wel aanbesteed? Welke verwachting heeft de Minister van het aantal telers dat
medicinale cannabis gaat telen?
Doordat de productiebeperking bij de teler die door BMC is aanbesteed wordt weggenomen,
kan beter aan de toegenomen vraag vanuit het buitenland worden voldaan. Deze extra
productiecapaciteit wordt niet aanbesteed. De omvang van de opdracht van de huidige
aanbesteding is niet uitgezet op een maximale, maar op een minimale af te nemen hoeveelheid
per opdrachtnemer.
Het is binnen de Opiumwet niet mogelijk voor niet-aanbestede telers om medicinale
cannabis te telen ten behoeve van apotheekverstrekking in binnen- en buitenland. Wel
verwacht BMC een toename in het aantal aanvragen voor opiumontheffingen ten behoeve
van de teelt voor wetenschappelijk onderzoek naar de geneeskundige toepassing en de
productie van geneesmiddelen. Hoe groot de toename op den duur gaat zijn is lastig
te voorspellen. Er zullen in ieder geval niet meer ontheffingen worden verleend dan
waarvoor adequaat toezicht voor kan worden vormgegeven.
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voldoende capaciteit om de uitbreiding
van de opiumontheffing aan te kunnen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
de Minister.
De inspecteurs belast met het toezicht op de Opiumwetgeving zullen deze inspecties
uitvoeren. Advisering rondom ontheffingverlening zal mogelijk «tranchegewijs» plaatsvinden,
naar rato van beschikbare capaciteit. Over hoe het toezicht verder wordt vormgegeven
wordt meer duidelijk nadat uitkomsten van uitvoeringstoetsen bekend zijn. Op basis
daarvan kan het gesprek met de IGJ over de werkzaamheden verder gevoerd worden.
Er zijn verschillende opties denkbaar. Duidelijk is dat, naast de initiële inspectie
bij aanvraag van een ontheffing, ook frequent periodiek toezicht nodig zal zijn om
lekkage naar het illegale circuit te voorkomen. IGJ zal altijd de toezichthouder voor
de initiële inspectie zijn. Het periodieke toezicht dat hierop volgt kan op verschillende
manieren worden ingericht. Meerdere partijen kunnen hierin een rol spelen. Daarover
zullen nog afspraken gemaakt worden.
Op welke termijn evalueert de Minister de uitvoering en het toezicht van de beleidswijzigingen
die in deze brief zijn uitgewerkt? De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het
belangrijk dat de verruiming van het beleid rond medicinale cannabis geen ongewenste
neveneffecten heeft, zoals meer criminaliteit en een toename in recreatief gebruik
van cannabis, en vragen de Minister hierop scherp toezicht te houden.
Ik onderschrijf de insteek om ongewenste neveneffecten van voorgenomen beleidsverruimingen
te beperken, maar benadruk wel met klem dat ik geen enkele aanleiding zie te veronderstellen
dat beleidsverruimingen leiden tot meer criminaliteit of een toename in recreatief
gebruik. Ik ben in overleg met IGJ en BMC om uitvoering en toezicht van het nieuwe
beleid zo gecontroleerd en verantwoordelijk vorm te geven. Mede daarom vind ik het
schetsen van een tijdlijn lastig: ik wil me in belangrijke mate laten sturen door
de mogelijkheden in uitvoering en toezicht. Het is mijn insteek beleidswijzingen in
te voeren wanneer duidelijk is dat dit binnen uitvoering en toezicht te realiseren
valt. Het streven is zoveel mogelijk wijzigingen dit jaar door te voeren. Na invoering
ben ik van plan continu een vinger aan de pols te houden voor wat betreft de uitwerking
van het nieuwe beleid in de praktijk. Mochten hier onwenselijke conclusies uit getrokken
worden, dan grijp ik daarop in.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
medicinale cannabis en wil daar graag een paar vragen over stellen.
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat er via een Europese aanbesteding toestemming
is verleend aan één teler om medicinale cannabis te leveren. Er loopt nu een aanbesteding
om twee telers te laten leveren. Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister waarom
er met zo weinig telers wordt gewerkt. Gaat het om zulke kleine hoeveelheden dat meer
telers niet haalbaar is? En als dat zo is waarom wordt er dan gewerkt met een Europese
aanbesteding?
Het huidige aanbestedingstraject van BMC is complex en langlopend en startte in 2017.
De aanbesteding is gebaseerd op de vraag uit de markt van die tijd, die destijds beperkter
was dan nu het geval. Desalniettemin wordt ook met deze opdracht de aanbestedingsgrens
van € 140.000,- gehaald en is het BMC verplicht Europees aan te besteden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier