Schriftelijke vragen : De berichtgeving over jongvolwassenen met psychische problemen
Vragen van het lid Ephraim (Groep Van Haga) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de berichtgeving over jongvolwassenen met psychische problemen (ingezonden 7 april 2023).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Ruim helft jongvolwassenen ervaart psychische
klachten» van GGD GHOR?1
Vraag 2
Hoe reflecteert u op de conclusies uit de Corona Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen
2022? Deelt u de zorgen van GGD GHOR? Had u verwacht dat zoveel jongvolwassenen kampen
met mentale problemen?2
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat vooral jonge vrouwen last hebben van psychische problemen? Herkent
u dit beeld en heeft u hier al eerder en/of meer signalen over gehad? Zo ja, op welke
manier? Heeft u hierover contact met onderwijsinstellingen en de zorgsector? Welke
feedback krijgt u hierover van deze partijen?
Vraag 4
Kunt u onderzoeken of meisjes en jonge vrouwen in Nederland inderdaad vaker dan jongens
en jonge mannen last hebben van psychische klachten en welke factoren deze meisjes
en jonge vrouwen aanwijzen als problematisch in hun leven – bijvoorbeeld door input
op te halen bij scholen, andere onderwijs- en zorginstellingen en bij ouders/verzorgers?
Vraag 5
Kunt u reflecteren op het feit dat het welbevinden van jongvolwassenen al voor de
coronacrisis steeds verder afnam? Heeft u hiervoor een verklaring/analyse? Waarom
ervaren steeds meer jongeren het leven steeds vaker als zwaar? Welke negatieve ontwikkeling
heeft er de afgelopen jaren plaatsgevonden die hiertoe heeft geleid?3
Vraag 6
Hoe reflecteert u op de conclusies uit de Corona Gezondheidsmonitor en andere onderzoeken,
dat jongeren zich in toenemende mate zorgen maken over maatschappelijke kwesties,
zoals de hoge inflatie, de energiecrisis en de wooncrisis? Welke rol denkt u dat deze
zorgen spelen in het algeheel welbevinden van jonge mensen?4
Vraag 7
Kunt u verklaren waarom jongeren van tegenwoordig zich op grote schaal druk maken
over maatschappelijke kwesties, op een dusdanige manier dat hun kwaliteit van leven
daaronder lijdt? Waar komt deze toegenomen zorgelijkheid onder jongeren naar uw inzicht
vandaan, in vergelijking met de schijnbare zorgeloosheid van jongeren uit het verleden?
Vraag 8
Wat vindt u van de conclusie van het RIVM dat het welbevinden van jongeren na de coronacrisis
zich niet langer verder lijkt te herstellen? Kunt u reflecteren op de lange termijn-
en (wellicht) permanente schade die de coronacrisis en de maatregelen bij jongeren
hebben aangericht?
Vraag 9
Hoe kan het dat bijna tweederde van de jongvolwassen eenzaam is? Waar komt deze eenzaamheid
volgens u vandaan? Speelt de afnemende sociale cohesie in de samenleving daar in uw
optiek een rol in? Kunt u duiden waarom jongeren, blijkbaar, geen gezelschap en verbinding
meer vinden bij elkaar?
Vraag 10
Waarom is er nooit eerder breed onderzoek gedaan naar het afkalvende welbevinden van
jongeren en de oorzaken daarvan, terwijl er al jaren een toename is van jongeren die
psychische hulp nodig hebben en/of in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de Jeugdzorg
terechtkomen? Kunt/wilt u een dergelijk onderzoek instellen?
Vraag 11
Kunt u proberen te duiden waar het toegenomen «problematiseren», zoals u in een interview
in het AD aangeeft, van kinderen en jongeren in de huidige samenleving vandaan komt?
Als dit inderdaad het geval is, waarom is in de maatschappij dan de neiging ontstaan
om «normale» ontwikkelingen die horen bij opgroeien te zien als problemen waarbij
(professionele) hulp nodig is?5
Vraag 12
Kan het niet zo zijn dat de maatschappij die wij, niet in de laatste plaats beleidsmakers
en politici, gecreëerd hebben daadwerkelijk zorgt voor de ontwikkeling van psychische
problemen, zoals eenzaamheid en stress bij jongeren? Hoe reflecteert u op de vele
complexe maatschappelijke vraagstukken en crises die momenteel spelen in Nederland
en de problemen die dat oplevert voor het dagelijks leven van de burger, waarmee ook
jongvolwassenen te maken krijgen en die voor hen grote obstakels opwerpen bij het
vormgeven van hun leven?
Vraag 13
Bent u van mening dat de prestatiedruk voor jongeren, zoals ook genoemd in uw interview
in het AD, inmiddels buitenproportioneel is geworden? Wordt er wat u betreft inderdaad
te veel verwacht van kinderen en jongeren? En zo ja, hoe is deze tendens, bijvoorbeeld
op scholen, dan ontstaan? Waar komt de «we moeten eruit halen wat erin zit» mentaliteit
in het onderwijs vandaan?
Vraag 14
Kunt u in dat licht ook reflecteren op de berichten dat het Nederlands onderwijs kwalitatief
juist achteruit gaat en dat de eisen steeds verder naar beneden worden bijgesteld?
Is het niet zo dat er juist een steeds verdergaande nivellering in het onderwijs plaatsvind,
om tegemoet te komen aan het gemiddeld dalende cognitieve niveau van leerlingen? Hoe
rijmt u dat dan met de toegenomen druk om te presteren en maximale resultaten te behalen?
Vraag 15
Hoe kan het dat er in steeds meer gezinnen sprake is van «opvoedingsproblemen», zoals
de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) schetst? Om wat voor problemen
gaat het dan en waarom hebben we in toenemende mate problemen met het opvoeden van
onze kinderen? Vraagt de maatschappij teveel van ouders? Hebben we te weinig tijd
om onze kinderen op te voeden? Is de wereld waarin ouders/verzorgers kinderen moeten
grootbrengen te complex geworden?
Vraag 16
Kunt u duiden waarom steeds meer jongeren met «lichte» problematiek, zoals slaapproblemen
en dyslexie, terechtkomen in de jeugdhulp? Ligt dat aan ouders, die te snel een te
groot probleem zien en zo ja, waar komt dat volgens u dan vandaan? Ligt dat aan scholen
die te snel een te grote zorgvraag signaleren? Of is er te weinig geld, mankracht
en tijd in de onderwijs- en zorgsector om dergelijke lichte problemen op tijd te triageren
en aan te pakken, waardoor de problematiek zwaarder en complexer wordt en er uiteindelijk
wel degelijk zwaardere (jeugd)hulp nodig is, wat vervolgens weer resulteert in grotere
druk op de zorgketen?
Vraag 17
Indien het «getuur op telefoontjes» en de invloed van sociale media inderdaad een
dusdanig grote, negatieve invloed heeft op het welbevinden van jongvolwassenen, hoe
gaan we dat dan aanpakken? Bent u zich bewust van de vele dubieuze websites en digitale
platforms waarop meisjes, bijvoorbeeld, worden aangespoord om zich uit te hongeren
om dun te worden, of jongeren tips krijgen om zichzelf van het leven te beroven? Hoe
kunnen we ervoor zorgen dat dit soort uitwassen op internet en sociale media aan banden
gelegd worden?
Vraag 18
Heeft u een idee wat de invloed is van maatschappelijke ontwikkelingen in het buitenland,
bijvoorbeeld vanuit de Verenigde Staten, op de gemoedstoestand van jonge mensen? Wat
doet de grote aandacht voor bepaalde ideologieën, zoals bijvoorbeeld de transgenderbeweging
en de Black Lives Matter (BLM)-movement, met het welzijn van jonge mensen? Welke invloed
heeft de zeer aanwezige diversiteits- en inclusiviteitsbeweging en de daarmee gepaard
gaande cancelcultuur op hen?
Vraag 19
Wat vindt u ervan dat het aantal jonge mensen – met name meisjes en jonge vrouwen
– dat zich meldt met genderproblematiek sterk toeneemt en de aanzwellende zorgen die
experts daarover hebben? Waarom twijfelen zoveel jonge mensen aan hun (gender)identiteit?
Vraag 20
Waarom denkt u dat zoveel jongeren aangeven dat zij mentale hulp nodig hebben, maar
die hulp vervolgens niet zoeken en/of niet kunnen vinden/krijgen? Is de weg naar hulp
onduidelijk, is er te weinig hulp, durven jongeren niet open te zijn over hun problemen,
en/of is er in de hulp- en zorgsector te weinig kennis en expertise om jongeren te
helpen? En hoe kunnen we zorgen dat jongeren wel (eerder) hulp zoeken, zonder daarvoor
gelijk het professionele (jeugd)zorg/hulp systeem aan te spreken?
Indieners
-
Gericht aan
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Gericht aan
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Indiener
O.R. Ephraim, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.