Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paul over het artikel 'Op deze school werden kinderen geslagen. Toch mochten de leerkrachten blijven'
Vragen van het lid Paul (VVD) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het artikel «Op deze school werden kinderen geslagen. Toch mochten de leerkrachten blijven» (ingezonden 9 maart 2023).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 7 april
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Op deze school werden kinderen geslagen. Toch mochten
de leerkrachten blijven» en de documentaire «De Platoschool»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het artikel en de documentaire.
Vraag 2
Bent u ook geschrokken van deze casus en het feit dat dit slechts twintig jaar geleden
gebeurd is?
Antwoord 2
Ik heb met ontzetting de verhalen van de kinderen en de leerkrachten uit de documentaire
aangehoord. Dat er kinderen, soms onder toeziend oog van de hele school, werden geslagen
en vernederd is afschuwelijk. En dat zo veel kinderen hierover niets durfden te zeggen
omdat ze dachten dat het normaal was, is hartverscheurend. Ik vind het onvoorstelbaar
dat dit zo lang heeft kunnen voortduren.
Casussen zoals die in de documentaire naar voren zijn gebracht, moeten we te allen
tijde zien te voorkomen. Daarom heeft dit kabinet de veiligheid van leerlingen tot
één van zijn speerpunten gemaakt. Onder andere door versterking van het klachtenstelsel,
uitbreiding van de monitor sociale veiligheid en aangescherpt toezicht.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat onderwijsvrijheid nooit misbruikt mag worden voor excessieve
straffen, waaronder lijfstraffen?
Antwoord 3
Natuurlijk mag het recht van scholen op onderwijsvrijheid nooit misbruikt worden voor
excessieve straffen, dit staat buiten kijf. Met artikel 23 van de Grondwet is het
recht op onderwijsvrijheid in het leven geroepen om ruimte te bieden aan de diversiteit
aan opvattingen die er bestaat over goed onderwijs. Maar deze ruimte is altijd begrensd
geweest, allereerst door de democratische rechtsstaat waarin wij leven. Binnen de
democratische rechtsstaat is het uitoefenen van geweld bij wet verboden. Scholen kunnen
zich dus nooit beroepen op artikel 23 van de Grondwet als legitimatie van geweld.
Ook de burgerschapsopdracht en de wettelijke zorgplicht van scholen voor de veiligheid
van onderwijs stellen vandaag de dag grenzen aan de ruimte die scholen hebben om een
eigen invulling aan het onderwijs te geven. Dit betekent, onder meer, dat scholen
de basiswaarden van de democratische rechtstaat die zijn gedefinieerd als vrijheid,
gelijkwaardigheid en solidariteit onder kinderen behoren te garanderen en dat scholen
zorgdragen voor een veilig schoolklimaat. Scholen die lijfstraffen geven of hun leerlingen
vernederen voldoen absoluut niet aan deze opdracht.
Vraag 4
Zijn de hedendaagse regels en toezicht op die regels voldoende om dit soort geestelijke
en fysieke mishandeling op scholen te voorkomen? Hoe weet u dat?
Antwoord 4
De wet verplicht besturen te zorgen voor veiligheid op scholen. De Inspectie van het
Onderwijs (hierna: inspectie) ziet erop toe dat deze regels naar behoren worden nageleefd,
dit doen zij aan de hand van scherpe kaders en processen.
Door een betrokkene bij de Platoschool wordt in de documentaire verklaard dat de inspectie
op de hoogte was van de lijfstraffen toen die op de school plaatsvonden en daar nooit
iets van gevonden heeft. Dit is niet in lijn met wat de inspectie zelf verklaarde
toen de misstanden in 1996 aan het licht kwamen: dat zij nooit met klachten of signalen
over lijfstraffen geconfronteerd waren.2
Sinds 1996 zijn de kaders en processen van de inspectie flink aangescherpt. Ook zijn
er aanvullende maatregelen getroffen om veiligheid op scholen te kunnen garanderen.
In mijn brief aan de Kamer van 18–11 jl. heb ik aangekondigd om dit pakket aan maatregelen
ten behoeve van de (sociale) veiligheid op scholen nog verder uit te breiden.3 Dat heeft onder meer betrekking op het versterken van het klachtenstelsel, het uitbreiden
van de monitor sociale veiligheid, het uitbreiden van de meldplicht naar seksuele
intimidatie en ernstige incidenten en het tijdig ingrijpen door de Inspectie.
Vraag 5
Hoe vaak zijn zulke of vergelijkbare excessen alsnog voorgevallen? Is in deze gevallen
ook strafrechtelijke vervolging ingesteld?
Antwoord 5
De inspectie heeft mij laten weten dat er bij de vertrouwensinspecteurs geen vergelijkbare
voorvallen bekend zijn of bekend zijn geweest. De inspectie maakt een jaarlijkse rapportage
met daarin op hoofdlijnen uitgesplitst de bij de vertrouwensinspecteurs gemelde incidenten.
De inspectie is niet (direct) betrokken bij strafrechtelijk vervolging. Slachtoffers
van dergelijke praktijken kunnen zelf aangifte doen. Wel kan de inspectie besturen
en scholen, maar ook ouders en leerlingen, adviseren over eventuele vervolgstappen.
Navraag leert dat ook bij stichting School & Veiligheid (SSV) sinds hun officiële
oprichting in 2014 nooit meldingen zijn binnengekomen van lijfstraffen of andere excessieve
straffen.
Vraag 6
Kunt u garanderen dat zoiets nooit meer gebeurt?
Antwoord 6
Ik beschouw het als een van mijn voornaamste taken om de sociale en fysieke veiligheid
van leerlingen en onderwijspersoneel te waarborgen. Een garantie op het voorkomen
van dit soort incidenten kan niemand geven. Wel stelt de huidige wetgeving die betrekking
heeft op sociale veiligheid de nodige eisen aan besturen en scholen. Het is in die
context dat ik in mijn brief aan de Kamer van 18 november 2002 heb aangekondigd om
het pakket aan maatregelen ten behoeve van de (sociale) veiligheid op scholen verder
uit te breiden.
Deze wetgeving wil ik verder versterken door een wettelijke meldplicht bij ernstige
incidenten in te voeren. De meldplicht van besturen wordt zo uitgebreid, waardoor
de vertrouwensinspectie bij meer incidenten een rol krijgt en de nodige stappen kan
zetten. Onderdeel van het pakket aan maatregelen is ook de versterking van het klachtenstelsel
dat dient voor leerlingen, ouders en medewerkers om officieel een klacht in te dienen
bij een klachtencommissie. Daarnaast is sinds dit jaar de verplichte jaarlijkse schoolmonitoring
rondom sociale veiligheid geïntensiveerd. Ook zijn de beslisregels rond herstelopdrachten
aangescherpt door de standaard «veiligheid» zwaarder te laten wegen en wordt er door
de inspectie een specifieke escalatieladder uitgewerkt voor sociale veiligheid. Voor
alle nieuwe of herziene maatregelen geldt dat ze, naar verwachting, in 2025 in werking
zullen treden.
Leerlingen, studenten en ouders kunnen zich overigens altijd in voorkomende gevallen
wenden tot de vertrouwensinspectie. In de onwenselijke situatie dat dit soort incidenten
zich alsnog voordoen, reageert de inspectie adequaat en resoluut. Daarnaast roep ik
ook onderwijspersoneel en ouders op om actief melding te maken als zij een misstand
vermoeden. Zo kan iedereen bijdragen aan een veilige leer- en werkomgeving.
Vraag 7
Kan verscherping van toezicht op bijzondere scholen, privéscholen en informeel onderwijs
bijdragen aan het voorkomen van excessen?
Antwoord 7
De wet maakt onderscheid tussen de in de vraag genoemde bijzondere scholen enerzijds
en privé en particuliere scholen en informeel onderwijs anderzijds. Bijzonder onderwijs
is bekostigd onderwijs en daar geldt hetzelfde wettelijke kader en toezicht als in
het openbaar onderwijs. Voor privé en particuliere scholen, ook wel niet-bekostigd
onderwijs genoemd, geldt een beperkt wettelijk kader. De zorgplicht voor de veiligheid
valt wel binnen dat wettelijke kader. Aan informeel onderwijs worden momenteel nog
geen eisen gesteld.
Ik ben ervan overtuigd dat vrijwel iedereen die bij het onderwijs betrokken is het
beste voorheeft met de leerlingen. Tegelijkertijd kunnen er zich excessen voordoen.
Het voorkomen daarvan begint met een goed en breed gedragen veiligheidsbeleid op school,
goede interne meldstructuren en een aanspreekcultuur tussen onderwijspersoneel onderling.
Extern toezicht door de inspectie is het sluitstuk hiervan. Daarom is, naast de eerder
aangekondigde maatregelen, ook het intensiveren van toezicht onderdeel van de maatregelen
ten behoeve van sociale veiligheid op reguliere scholen, waar ook bijzondere scholen
en particuliere scholen onder vallen.
Voor informeel onderwijs heeft de inspectie vooralsnog geen bevoegdheid om toezicht
te houden. Dit wringt: ook binnen het informeel onderwijs kunnen zich immers excessen
voordoen en ook binnen het informeel onderwijs moeten we dit willen voorkomen. Daarom
heb ik in mijn brief aan de Kamer van 18–11 jl. aangekondigd om aan de slag te gaan
met een wetsvoorstel dat signaalgericht toezicht van de inspectie op informeel onderwijs
mogelijk maakt. De contouren van het wetsvoorstel zullen halverwege 2023 aan de Kamer
worden voorgelegd.
Vraag 8
Is aanscherping van regels nodig om dit soort excessen te voorkomen? En is dit mogelijk
binnen het Nederlandse stelsel van onderwijsvrijheid?
Antwoord 8
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden al aangaf, wordt er op dit moment veel gedaan
aan de aanscherping van maatregelen ten behoeve van het voorkomen van excessen. Zie
hiervoor mijn antwoord op vraag 6.
Voorlopig ga ik ervan uit dat de gemaakte aanscherpingen voldoende zijn om zo’n omgeving
te garanderen en om excessen op het gebied van fysieke en sociale veiligheid te voorkomen.
Maar ik blijf hier scherp op. Mocht op den duur blijken dat scholen meer duidelijkheid
nodig hebben dan zal ik niet aarzelen om dit in gang te zetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.