Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 30 maart 2023, over Internationale Klimaatstrategie
31 793 Internationale klimaatafspraken
Nr. 241 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 25 april 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste
commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 30 maart 2023 overleg gevoerd
met de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, en mevrouw Schreinemacher, Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
7 oktober 2022 inzake Internationale Klimaatstrategie (Kamerstuk 31 793, nr. 231);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
12 september 2022 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord
op brief van CARE en andere organisaties met betrekking tot de Internationale Klimaatstrategie
(Kamerstuk 36 180, nr. 3);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
31 oktober 2022 inzake informatie over de toezegging over de opties om mkb-fondsen
en kernkapitaal zo optimaal mogelijk in elkaars verlengde te laten fungeren en over
de toezegging over een vangnetregeling voor internationale klimaatinvesteringen van
ondernemers (Kamerstuk 36 180, nr. 28);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
2 december 2022 inzake Raadsbesluiten EU-positie tijdens de ministeriële conferentie
van het Energiehandvestverdrag (Kamerstuk 21 501-33, nr. 999);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
20 januari 2023 inzake voortgang mondiale klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31 793, nr. 236).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Wuite
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Agnes Mulder
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Meijers
Voorzitter: Wuite
Griffier: Blom
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Boutkan, Van der Graaf, Gündoğan,
Klink, Van der Lee, Sjoerdsma, Teunissen, Thijssen en Wuite,
en de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, en mevrouw Schreinemacher, Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, allemaal. Welkom aan de mensen die meekijken, de mensen die meeluisteren
en natuurlijk onze gasten op de tribune, welkom bij het commissiedebat van de vaste
Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over een belangrijk
onderwerp, namelijk de Internationale Klimaatstrategie. Een speciaal welkom aan beide
bewindspersonen, Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en Onze Minister voor Klimaat en Energie, en welkom aan hun team van adviseurs. Natuurlijk
ook welkom aan de commissieleden die zich hebben ingeschreven en aanschuiven. Er lijkt
brede interesse te zijn en dat is alleen maar goed. We hebben mevrouw Teunissen van
de Partij voor de Dieren, de heer Amhaouch van het CDA, de heer Boutkan van Volt,
de heer Klink van de VVD, voor D66 de heer Sjoerdsma die de heer Hammelburg vervangt,
de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid en de heer Van der Lee van GroenLinks.
Welkom.
Het is een belangrijk, gewichtig onderwerp en er is brede interesse, zoals ik al zei.
Dit debat is gepland van 10.00 uur tot 13.00 uur. Dat maakt het best spannend in verband
met het beheer van de tijd, maar natuurlijk willen we toch vooral een goed debat met
elkaar voeren. We hebben ons voorbereid op een inbreng van vier minuten. Dat weet
ik zeker. Daar houden we het ook bij. Dat betekent helaas dat we waarschijnlijk wat
strenger moeten zijn met de losse vragen. Probeer de inleidingen iets te beperken
en vooral puntig te zijn met de vragen in deze eerste termijn van de zijde van de
Kamer. Daarmee wil ik graag het woord geven aan mevrouw Teunissen van de Partij voor
de Dieren om af te trappen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Wat de Partij voor de Dieren betreft is er één grote blinde
vlek in de Internationale Klimaatstrategie. Dat is de noodzaak om ons voedselsysteem
radicaal te veranderen, niet alleen van een hoofzakelijk dierlijk voedselsysteem naar
een plantaardig voedselsysteem, maar ook van een internationaal systeem naar een meer
regionaal systeem voor produceren én consumeren. Ik zou willen benadrukken dat het
heel nobel klinkt dat we andere landen willen helpen qua klimaatfinanciering – dat
is ook noodzakelijk – maar dat we vooral naar onze eigen bijdrage in de klimaat- en
biodiversiteitscrisis moeten kijken. Daar kom ik zo op. Ik mis ook een integrale blik.
We moeten niet alleen maar de klimaatcrisis aanpakken; we moeten de klimaat- en biodiversiteitscrisis
in samenhang aanpakken. De problemen zijn ook in samenhang ontstaan. We zullen ze
dan ook in samenhang moeten oplossen.
Wat is de rol van Nederland in het internationale klimaat- en biodiversiteitprobleem?
Nederland importeert massa's soja voor veevoer en palmolie uit landen waar regenwouden
verdwijnen voor de Nederlandse veestapel. Dat systeem is onhoudbaar. Landbouw en veranderingen
in landgebruik vormen samen bijna een kwart van de mondiale emissies en landbouw is
wereldwijd de belangrijkste aanjager van biodiversiteitsverlies. De huidige wereldwijde
ontbossing wordt voor 90% veroorzaakt door de expansie van de landbouw. 77% van de
wereldwijd beschikbare landbouwgrond is in gebruik voor de productie van dierlijke
eiwitten, terwijl deze slechts verantwoordelijk is voor 18% van de totale mondiale
calorieproductie.
Nederland is per hoofd van de bevolking de grootste ontbosser van Europa. Die ontbossing
is hoofdzakelijk bedoeld voor veevoer voor de vee-industrie. Dit betekent dat Nederland
een enorm aandeel in de ecocide en klimaatverandering heeft, zonder dat dit wordt
meegerekend in de Nederlandse uitstootcijfers. Dit is niet alleen vanuit klimaatperspectief
onwenselijk. Die import verstoort namelijk ook de ontwikkeling van lokale voedselmarkten.
Daarnaast is het uiteraard een gruwelijk systeem dat dieren als producten na een kort
en ellendig leven doodt. Maar ook voor onze gezondheid is dit systeem onhoudbaar.
Daarom vraag ik het kabinet: definieer ambitieuze doelstellingen om de grondslag en
de uitstoot van de vlees- en zuivelproductie omlaag te brengen, nationaal en internationaal,
met een bijbehorend plan van aanpak. Ik vraag het kabinet ook zich hard te maken voor
het opnemen van de scope 3-emissies en de Nederlandse agrisector daaronder te laten
vallen en dit ook op te nemen in imvo-wetgeving. Daarnaast wil ik de Minister voor
BuHa-OS vragen of zij bereid is om het exporteren van stalsystemen die de landbouwsystemen
in stand houden en die elke dag bijdragen aan het vergroten van de voetafdruk, te
stoppen.
Voorzitter. We kunnen niet enerzijds aan klimaatfinanciering doen en anderzijds de
handel in vervuilende landbouwproducten aanjagen. In dit kader roep ik de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op om echt haast te maken met
het uitvoeren van de motie tegen Mercosur. Hoe langer we wachten, hoe meer de klimaatcrisis
en de biodiversiteitcrisis uit de hand lopen.
Voorzitter, hoelang heb ik nog?
De voorzitter:
U heeft nog 40 minuten, sorry 40 seconden.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Oké, 40 seconden. Dan wil ik nog iets zeggen over de fossiele-exportsteun, namelijk
dat we daarvan af moeten stappen. Wat ons betreft hoort dat ook thuis in de Internationale
Klimaatstrategie. Dit soort klimaatvernietigend beleid is hier gewoon onderdeel van
en het wordt niet genoemd. Is de Minister het hiermee eens? Zo niet, dan is de Internationale
Klimaatstrategie strategisch dus niet goed doordacht, want we moeten echt van die
steun af.
Ik heb al eerder gevraagd om een 1,5 gradentoets op de projecten die in 2023 nog worden
toegestaan. De Staatssecretaris van Financiën heeft gezegd dat hij dat niet gaat doen.
Ik roep de Minister voor Klimaat en Energie op om coördinerend op te treden en alsnog
die toets te doen.
Voorzitter. Tot slot wil ik nog iets opmerken over diepzeemijnbouw. Daar was vanochtend
bij de NOS een bericht over. Er wordt nu haast gemaakt met de besluitvorming over
diepzeemijnbouw. Deze heeft grote gevolgen voor de ecologie in de diepzee die we nog
niet helemaal kunnen overzien. Het is dus zeer onverstandig om ermee door te gaan.
Het ligt bij de Minister van Buitenlandse Zaken, maar wij als Kamer hebben nog geen
enkel inzicht in hoe Nederland hierin staat. Ik hoop dus vandaag wat meer helderheid
te krijgen van de Minister voor Klimaat en Energie over de precieze inzet bij de onderhandelingen
rondom diepzeemijnbouw.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat waren vier minuten en achtendertig seconden, mevrouw Teunissen. Hartelijk dank.
Ik weet dat er een interruptie is van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Er wordt een vrij zwart beeld geschetst voor mensen die misschien niet helemaal in
de materie zitten en naar mevrouw Teunissen luisteren. Dan bedoel ik met name de ontbossingen
in Zuid-Amerika en de bijdrage van Nederland daaraan, maar ook de palmolie in Indonesië,
waar 17 miljoen mensen in de palmolie-industrie werken. Mijn punt is dat de tijd niet
stilstaat. Ontbossing is zeker een probleem dat we moeten aanpakken. Ik weet dat Europa
bezig is met een verordening over ontbossing. Is mevrouw Teunissen op de hoogte van
de cijfers van IDH? Als ik kijk naar Insights on European uptake of responsible deforestation
and conversion-free soy in 2020, de monitor van IDH, dan is Nederland 100% ontbossingsvrij
en België ook. Frankrijk moet nog een behoorlijk stuk.
De voorzitter:
Heeft u een vraag?
De heer Amhaouch (CDA):
Mijn vraag is hoe mevrouw Teunissen hierop reflecteert met betrekking tot het verhaal
dat Nederland er niets aan doet of dat Nederland soja importeert door alleen maar
nog meer bossen te laten kappen. Ik denk dat het in de politiek belangrijk is om de
nuances op te zoeken en te zoeken naar waar we samen kunnen optrekken voor verbeteringen.
De voorzitter:
Dat is helder.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik baseer me op rapporten. Vorig jaar nog was er een rapport van Greenpeace waaruit
blijkt dat Nederland per hoofd van de bevolking de grootste ontbosser van Europa is.
Daar baseer ik mij op. Ik baseer me niet op certificaten waaraan Nederland meedoet
en waarvan al is gebleken dat ze zo lek als een mandje zijn. Ik ga dus uit van de
feiten die uit de rapporten komen.
De voorzitter:
Tweede interruptie voor meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Wat mevrouw Teunissen zegt, is dat er maar één waarheid is, namelijk die van Greenpeace.
Volgens mij moeten we de nuance opzoeken. We moeten de nuance opzoeken en als er inderdaad
verschillen in de cijfers zitten ... Je kunt in dezen niet zeggen dat Nederland alleen
maar soja importeert door steeds meer ontbossing, want dan gaan we de verkeerde kant
op. Ik ben het eens met mevrouw Teunissen als ze zegt dat de ontbossing moet stoppen.
Europa moet inderdaad met zo'n verordening komen, zodat we er verantwoord mee omgaan.
Maar om nu iedere keer het zwarte beeld te schetsen alsof de tijd stilstaat ... Inderdaad,
het maatschappelijk middenveld zoekt zelf ook naar certificering en kijkt of er een
RSPO is voor palmolie. Die certificering kunnen we elke keer wel van tafel vegen,
maar als we dat blijven doen, komen we helemaal niet verder. Dat is eigenlijk mijn
boodschap. Laten we dus kijken waar de nuances zitten.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik baseer me niet alleen maar op het rapport van Greenpeace. Het is wereldwijd. De
FAO en andere organisaties zijn al ... Er ligt een hele stapel aan rapporten die aantonen
dat de huidige wereldwijde ontbossing voor 90% wordt veroorzaakt door de landbouw.
Dat is wijdverspreid bekend. En Nederland heeft daar een groot aandeel in. Het is
mijn pleidooi dat we moeten omschakelen naar een landbouw zonder ontbossing. Daarvoor
is het nodig dat we overstappen naar plantaardig voedsel. Het huidige systeem is heel
inefficiënt, omdat we heel veel landbouwgronden moeten vrijmaken voor veevoer voor
dieren. Dat is onhoudbaar. Dát wil ik hiermee zeggen. Ik zou de heer Amhaouch willen
aansporen zich iets beter te informeren. Het enige waarop de heer Amhaouch zich nu
baseert, zijn die certificaten en daarvan is al aangetoond dat ze niet werken.
De voorzitter:
Ik weet niet of de heer Amhaouch zijn derde en laatste interruptie hieraan wil wijden.
De heer Amhaouch (CDA):
Nee, voorzitter. Maar dit is belangrijk. We proberen samen oplossingen te zoeken.
Ik kijk dadelijk in de tweede termijn ook naar de Minister om met duidelijke cijfers
te komen van waar Nederland staat en welke progressie Nederland maakt met betrekking
tot deze importen, zodat we allemaal dezelfde cijfers hebben en we elkaar hier geen
vliegen zitten af te vangen. Anders schetsen we aan de ene kant een zwart beeld, terwijl
aan de andere kant de tijd niet stilstaat en mensen inderdaad echt dagelijks werken
aan een duurzame wereld.
De voorzitter:
Dat was uw derde interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik wil nog even zeggen dat er nu niks gebeurt. Er zijn alleen maar plannen en de ontbossing
neemt nog steeds toe. Er zijn mooie beloftes gedaan in Glasgow, namelijk een einde
aan de ontbossing in 2030, maar er zijn nog geen maatregelen die daartoe aanzetten.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Volt, van Volt.
De heer Boutkan (Volt):
De heer Boutkan van Volt. Zou mevrouw Teunissen mij heel kort kunnen toelichten hoe
de ontbossingsverordening zo ver is afgezwakt dat daardoor de ontbossing van bepaalde
gebieden voor bepaalde producten zich zal verplaatsen naar nadergelegen gebieden?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank voor de vraag. Een heel belangrijk punt is bijvoorbeeld dat in de ontbossingsverordening
de cerrado in Brazilië volledig buiten beschouwing wordt gelaten. Dat betekent dus
dat er weliswaar regels komen om ontbossing in de Amazone te stoppen, maar dat die
bedrijven zich dan gewoon verplaatsen naar de cerrado. Het is een van de meest biodiverse
savannes ter wereld. Daar wordt dan gewoon weer nieuw land ontgonnen voor de productie
van veevoer. Die verordening is wat ons betreft nog niet afdoende.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Klink van de VVD.
De heer Klink (VVD):
Mevrouw Teunissen had wat kritische opmerkingen over de diepzeemijnbouw. Op zich snap
ik dat. Je mag daar best kritisch op zijn, maar erkent mevrouw Teunissen wel dat we
juist die kritieke grondstoffen nodig hebben voor de klimaatstrategie, voor de windmolens
en voor de batterijen? Als we het maar een beetje laten zoals het nu is, zijn we vooral
verschrikkelijk afhankelijk van China. Vindt mevrouw Teunissen dat een goede aanpak?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik erken dat ook aan de landmijnbouw grote nadelen zitten. We moeten dus vooral kijken
hoe we de grondstoffen die we voor de energietransitie gebruiken, zo veel mogelijk
kunnen beperken. Dat doen we door te recyclen. Dat doen we door energiebesparing,
vooral door het verminderen van ons gebruik. Als we kijken naar de diepzeemijnbouw,
blijkt uit een onderzoek dat het echt onnodig is om die mineralen en metalen te delven.
Dat zegt niet alleen dit onderzoek, maar dat zeggen bijvoorbeeld Google en Volkswagen
ook. Deze grote bedrijven zijn eveneens tegen de winning, omdat ze de risico's voor
de ecologie te groot vinden. Daarom zegt de Partij voor de Dieren: dit moet je niet
doen. Bovendien is het onnodig.
De voorzitter:
Is er behoefte aan een tweede interruptie?
De heer Klink (VVD):
Ik heb geen behoefte aan een tweede interruptie, maar ik vroeg ook: «En dus de status
quo met China handhaven?»
De voorzitter:
U wilt dus een verduidelijking.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
We kunnen altijd blijven zeggen: als wij het niet doen, gaat een ander land het wel
doen. Ik vind dat een heel slecht argument om de natuur daar te vernietigen. Iemand
moet stelling gaan nemen en als dat een meerderheid van de landen is ... Heel veel
landen hebben zich al uitgesproken tegen diepzeemijnbouw. Denk aan Frankrijk en Duitsland.
Ik zou graag willen dat Nederland zich daar ook achter schaart en niet als een soort
angsthaas zegt: straks gaat China het doen, dus laten wij het dan maar doen.
De voorzitter:
Geen behoefte aan aanvullende vragen of interrupties? Ondertussen heet ik mevrouw
Gündoğan welkom, die inmiddels ook is aangeschoven. We vervolgen de beraadslaging
met de inbreng van de heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. We zitten vandaag bijeen om het klimaat en de internationale inzet
van Nederland hierop te bespreken. Je merkt in de samenleving dat steeds meer mensen
terecht op zoek zijn naar concrete klimaatoplossingen en acties om klimaatverandering
en de gevolgen hiervan te beperken. Deze aardbol wil je natuurlijk fatsoenlijk kunnen
doorgeven aan de volgende generatie.
Voorzitter. Ik zal ingaan op water, energie, de doelstellingen en de financiering.
Water is vaak de oorzaak van het ontstaan van conflicten, hongersnoden en natuurrampen.
We moeten de kracht van water en watertekorten niet onderschatten. Het gaat om drinkwater,
water als basis voor voedselzekerheid en voor veiligheid. Welke concrete acties ziet
de Minister op waterbeheer in haar eigen kabinetsperiode? Hoe verbinden wij de private
en publieke sector om onze kennis en kunde op het gebied van watermanagement in te
zetten op klimaatadaptatie en -mitigatie?
Voorzitter. Landbouw en daarmee voedselzekerheid worden zwaar geraakt door klimaatverandering.
We krijgen te maken met te weinig water voor gewassen of te grote hoeveelheden neerslag,
waardoor gewassen aangetast worden. Het wordt steeds moeilijker om gewassen te verbouwen
in landen, zoals de landen in Afrika, met een enorme demografische groei. Daar worden
samenlevingen onevenredig hard getroffen door klimaatverandering. Dit tast de bestaanszekerheid
en voedselzekerheid van grote gemeenschappen aan. Net als water is ook voedselonzekerheid
een van de voornaamste oorzaken van het ontstaan van conflicten. Kortom, klimaatverandering
maakt deze kwetsbare gebieden nog kwetsbaarder voor grote conflicten. Welke concrete
inzet komt hierop?
Voorzitter. Dan kom ik op energie. Energie is strategisch erg belangrijk geworden,
waardoor ook wij als Nederland hard werken om toegang te krijgen tot energie en kritieke
grondstoffen. Hoe gaat de Minister voorkomen dat wij niet alleen in eigen belang handelen
met betrekking tot energie en de bronnen in kwetsbare landen uitputten? Hoe zorgen
we ervoor dat lokale gemeenschappen direct profiteren van de ontwikkeling van duurzame
energiebronnen en kritieke grondstoffen voor hun eigen transitie? Hoe gaan energiepartnerschappen
met onze combinatielanden concreet ingevuld worden?
Voorzitter. Bij de omschreven doelstellingen lezen we het doel om energie toegankelijk
te maken voor 100 miljoen mensen. Maar we lezen ook de doelstelling om het aantal
banen voor jongeren en vrouwen te verdubbelen. Dit is de SDG 8 waarover we het vaak
hebben. Deze doelstellingen roepen vragen op. Hoe concreet is deze doelstelling? Wanneer
begin je een en ander te tellen en in welke landen? Hoe is de keuze voor deze getallen
tot stand gekomen? Hoeveel geld wordt hier specifiek voor uitgetrokken? Wat draagt
dit concreet bij aan het behalen van de verschillende SDG's?
Voorzitter. Wat het CDA betreft moeten wij de financiering zo gericht mogelijk inzetten
en samenbrengen via het maatschappelijk middenveld en publiek-private samenwerking,
zodat het geld op die plekken terechtkomt waar het de meeste impact maakt op mens
en milieu. Geld en middelen moeten zo effectief mogelijk in ontwikkelingslanden ingezet
worden. Kan de Minister reflecteren op hoeveel middelen exact met deze strategie verbonden
zijn en hoe deze uitgesplitst worden over de verschillende doelstellingen binnen deze
strategie? Welke financiële speelruimte is er eventueel nog om extra middelen ter
beschikking te stellen? Het IPCC-rapport van vorige week loog namelijk niet over de
urgentie om voldoende financiering te mobiliseren.
Voorzitter. Het is een ambitieus plan met grote doelstellingen waarover wij als CDA
positief zijn. Maar het ontbreekt aan een concreet actieplan voor de korte en middellange
termijn richting 2030. Wij missen een uitvoeringsagenda. Wat gaat de Minister deze
kabinetsperiode nog aan concrete acties inzetten? Welke inzet en middelen worden toegevoegd
die nu nog niet zijn gemobiliseerd? Hoe gaat deze Internationale Klimaatstrategie
integraal binnen het rijksbeleid een plek krijgen, waarbij de internationale inspanningen
meegenomen worden?
Voorzitter. Ik sluit af. Als laatste: hoe zouden een aantal ontwikkelingslanden en
combinatielanden naar deze Internationale Klimaatstrategie kijken? Heeft de Minister
deze landen ook geconsulteerd?
De voorzitter:
Dank. Dit was het einde van de inbreng van de heer Amhaouch van het CDA. Er zijn inderdaad
interrupties en vragen. Ik zag als eerste de hand van de heer Thijssen van de Partij
van de Arbeid. Gaat uw gang.
De heer Thijssen (PvdA):
Het is goed om te horen dat het CDA ook vindt dat de urgentie om klimaatverandering
te stoppen zo hoog is. Het is ook goed om te horen dat de heer Amhaouch zegt dat we
het beschikbare geld vooral daar moeten besteden waar het effect ervan op het stoppen
van de klimaatverandering en het helpen van de klimaatadaptatie het grootst is. Maar
in mijn ogen staat dat wel op gespannen voet met het handelsbeleid waarin we zeggen
dat Nederland moet doen waar het goed in is. Vindt meneer Amhaouch inderdaad dat we
het geld dat we besteden aan het stoppen van de klimaatverandering en aan de klimaatadaptatie,
moeten richten op waar het effect het grootst is? Vindt hij dat we niet zozeer moeten
kijken naar hoe we ervoor zorgen dat het Nederlandse bedrijfsleven er zo veel mogelijk
profijt van heeft? Begrijp ik zijn woorden dan goed?
De heer Amhaouch (CDA):
Nederland is niet alleen op de wereld. Er zijn heel veel landen en elk land is wel
goed in zaken waarmee je een bijdrage kunt leveren. Als wij denken vanuit Nederland
bij te dragen in zaken waarin we niet goed zijn, doen wij dus de verkeerde dingen.
Gisteren was er in het nieuws een bericht over nieuwe patenten. Nederland is koploper
wat betreft nieuwe patenten op energieontwikkelingen. Ik denk dat juist Nederland
met zijn bedrijfsleven en de kennis en kunde die ik noemde op het gebied van voedselzekerheid,
water, energie en technologie wel degelijk het verschil kan maken.
In de strategie staat ook iets over fietsplannen in Oostenrijk en Amerika. Dat riep
wat vragen op. Toen ik dat las, dacht ik: hoort dat thuis in de Internationale Klimaatstrategie?
Ik weet dat fietsen bij behoorlijk wat mensen favoriet is. Fietsen doen wij in Limburg
ook heel veel. Maar om dit in de Internationale Klimaatstrategie te laten landen,
zeker met westerse landen die best wel veel geld hebben ... Dan denk ik: hebben we
daar doelstellingen voor en gaan we daar geld op inzetten? Nou, dat denk ik niet.
Dan hebben we toch een grotere uitdaging, zo zeg ik het even, op een continent als
Afrika, waar we met combinatielanden en ontwikkelingslanden moeten samenwerken om
daar de impact van de Internationale Klimaatstrategie voor mens en milieu zo groot
mogelijk te maken.
De voorzitter:
Een tweede vraag van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Hier ben ik het natuurlijk helemaal mee eens. Een prachtig antwoord, maar mijn vraag
is de volgende. Wat als er een project is waarvan Nederland misschien wat minder kan
profiteren of waar bedrijven misschien wat minder kunnen profiteren, maar dat wel
heel goed zou zijn om klimaatverandering te mitigeren of om ons te adapteren aan klimaatveranderingen?
Ik geef even een heel concreet voorbeeld. Er zijn boeren in Afrika die allemaal projecten
hebben waarbij ze controle houden over hun eigen zaden, zodat ze hun eigen voedselzekerheid
kunnen vergroten. Dat kan best wel op gespannen voet staan met allerlei patenten of
zaadbedrijven die we in Nederland hebben. Dus om het even scherp te stellen. Is meneer
Amhaouch er dan wel voor dat er toch Nederlandse klimaatfinanciering gaat naar dat
soort boeren om de voedselzekerheid in Afrika te vergroten, ook al is dat misschien
niet helemaal in lijn met de belangen van een aantal Nederlandse bedrijven?
De heer Amhaouch (CDA):
De belangen van individuele bedrijven kunnen nooit bovenaan in het lijstje staan.
Laten we ook de kennis en kunde die onze zaadveredelaars ... We hebben de beste zaadveredelaars
in de wereld. Met deze commissie zijn we daar ook vaak op werkbezoek geweest. Ze zijn
daar juist heel blij, juist met de zaden voor tomaten die daar in Afrika wel en hier
niet kunnen groeien. Dat is een andere tomaat dan hier in de kassen. Ik zie dat verschil
dus niet. Als er projecten zijn waar wij minder kennis en kunde van hebben, dan moeten
we zeggen dat ze niet bij ons moeten zijn en dan helpen we ze verder. Misschien moeten
de Belgen het dan doen, of de Duitsers of de Denen of de Zweden. Laten we daarop samenwerken
en elkaar geen vliegen afvangen, want Afrika is enorm groot. Een en ander geldt natuurlijk
ook voor landen buiten Afrika.
De voorzitter:
Dank. De heer Thijssen geeft aan hieraan geen derde interruptie te willen wijden,
maar deze te willen reserveren voor een ander deel van het debat. Wel zie ik de hand
van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank aan de heer Amhaouch, die net als ik vindt dat een strategie op papier heel geduldig
is, maar dat het ontbreekt aan een actieplan. Mijn concrete vraag is wanneer dat actieplan
er moet zijn. Is hij met mij van mening dat dit er uiterlijk op Prinsjesdag moet zijn,
zodat we er in het najaar over door kunnen spreken?
De heer Amhaouch (CDA):
Eigenlijk verwacht ik dat het actieplan in concept ergens al ligt, want we hebben
hier een strategie. Kijk, de Minister geeft juist duidelijk aan in de strategie – in
deel B, of is het deel twee? – wat we deze kabinetsperiode gaan doen. Dat vind ik
heel belangrijk. Voor mij is het inderdaad zoals de heer Van der Lee zegt. Er worden
heel veel zaken benoemd en als je daarop doorklikt, krijg je individuele projecten
in Ghana of Nigeria te zien. Is dit inderdaad een verzameling van projecten die al
lopen of zit er echt een programma achter? Het mogen ook programma's of projecten
zijn die nu lopen, maar maak het inzichtelijk voor de Kamer, zodat we onze controlerende
functie kunnen uitoefenen. De datum? Prinsjesdag? Ik vind zelf: vóór Prinsjesdag.
Ja, het liefst vóór Prinsjesdag, anders is deze kabinetsperiode voorbij, meneer Van
der Lee.
De voorzitter:
Dat is, denk ik, een bevestigend antwoord op de vraag van de heer Van der Lee. Ik
zie ook dat er geen behoefte is aan een tweede interruptie en dat u die wellicht nog
reserveert. De nota heet natuurlijk al «Van ambitie naar transitie». Dan kunnen we
heel goed begrijpen dat er inderdaad vragen over acties en planningen aan de orde
zullen komen.
We waren bij de derde spreker, de heer Volt. O, nou zeg ik het weer. Ik bedoel de
heer Boutkan van Volt. Als ik u zie, dan denk ik aan Volt. Ik denk dat dit een goed
ding is en ik hoop dat u het ook positief beoordeelt. Meneer Boutkan, ik geef u graag
het woord.
De heer Boutkan (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Het is dus een positieve associatie.
Iedereen heeft recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving. Dat vindt niet
alleen Volt. Dat vinden ook de VN, die dit recht als mensenrecht erkenden. Maar dit
mensenrecht wordt opnieuw geschonden. Het is de schending van dit mensenrecht dat
zorgt voor de schending van andere mensenrechten, namelijk het recht op leven en het
recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarover gaat dit debat vandaag
in de kern. Het is tijd voor rechtvaardigheid, juist voor mensen in het globale Zuiden,
de mensen die het hardst getroffen worden, maar het minst verantwoordelijk zijn.
Voorzitter. Ik wil de Minister allereerst vragen wat zij ervan vindt dat Nederland
het grootste negatieve effect heeft op andere landen in het behalen van de eigen ontwikkelingsdoelen.
Past dit volgens de Minister bij de win-winsituatie waarover steeds gesproken wordt?
In de beleidsnotitie 2022 Doen waar Nederland goed in is zijn zes werkwijzen voor
de win-winsituatie geformuleerd, maar die zijn niet in de strategie opgenomen. Ik
vraag de Minister waarom niet? Wie wint hier dan nog?
Voorzitter. Er zijn zo veel kansen om te zorgen dat de Nederlandse expertise en bedrijvigheid
expliciet worden gekoppeld aan de noden van lokale gemeenschappen zonder hen afhankelijk
te maken van onze producten. Vindt de Minister dat haar beleid past bij deze lokale
context? Vindt zij dat lokale prioriteiten, capaciteiten en duurzame ontwikkeling
in kwetsbare landen centraal staan, met daarbij een gelijkwaardige positie voor de
participatie van vrouwen, jongeren en inheemse gemeenschappen?
Voorzitter. We weten dat het aantrekken van voldoende private financiering enorm belangrijk
is. Helaas weten we ook dat wie betaalt, bepaalt. De klimaatfinancieringsanalyse laat
zien dat private investeringen zich vooral richten op landen die een gunstig klimaat
voor investeringen met weinig risico's organiseren. Erkent de Minister dat dit een
probleem is?
In de Internationale Klimaatstrategie wordt aangegeven dat de inzet van het kabinet
in eerste instantie gericht is op de kwetsbare gebieden en de zogenaamde «climate
hotspots». Denkt de Minister dat deze private investeringen naar deze climate hotspots
zullen vloeien? En wanneer wordt een land gezien als «meest kwetsbaar»?
In combinatie met andere risico's die private investeerders zien, is het echt nodig
dat het kabinet commitment laat zien en stevige investeringsbases neerlegt die die
risico's verkleint. Is het kabinet bereid om klimaatfinanciering eventueel aan te
vullen met publieke middelen in het geval dat private financieringen zouden achterblijven
in de toekomst?
Voorzitter. Wat financiering betreft weten we dat overheden onvoldoende acteren op
officiële waarschuwingen van naderende klimaatrampen. Hoe kan het dat slechts 1% van
het geld naar het anticiperen op naderende rampen gaat, terwijl we ongeveer 50% van
die rampen zien aankomen? Ik vind dat niet logisch en ik denk dat we hierover anders
moeten gaan nadenken. Het kabinet geeft aan te willen bijdragen aan effectiever en
efficiënter gebruik van de wereldwijde ontwikkelingssamenwerking door de nadruk te
leggen op dit soort anticiperende hulp- en rampparaatheid. De uitwerking van deze
doelstelling ontbreekt echter nog. Kan de Minister toelichten wat de Nederlandse inzet
is in de dialoog over de klimaatfinanciering die gestart wordt in voorbereiding op
de volgende wereldwijde klimaattop? Hoe wordt dit specifieke stuk daarin meegenomen?
Dat was het voor nu. Dank u wel.
De voorzitter:
Keurig. Ik zie ook geen vragen of interrupties. Dat betekent dat we de beraadslaging
vervolgen met de inbreng van de heer Klink van de VVD. Nogmaals mijn excuses voor
de mix-up, meneer Boutkan. Het woord is aan de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter. Voor de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat we wereldwijd klimaatverandering
tegengaan. Dat kunnen we niet als Nederland of als Europese Unie alleen. Daarbij moeten
we echt samen optrekken met derde landen. Het goede nieuws is dat economische groei
en de reductie van CO2-uitstoot hand in hand gaan. Om de gewenste snelheid te realiseren moeten we volop
inzetten op innovatie. In dit kader vraag ik dan ook aan de Ministers hoe het staat
met de uitvoering van de motie van de collega's Erkens en Boucke? Daarbij is de regering
verzocht om in samenwerking met innovatieve bedrijven en kennisinstellingen de voorgestelde
klimaatfinanciering verder te concretiseren en de Kamer daarover te informeren in
het eerste kwartaal van 2023. Morgen is het namelijk de laatste dag van het eerste
kwartaal.
De leden van de VVD-fractie onderstrepen dat bedrijven essentieel zijn om klimaatverandering
te beperken. Hoe staat het met de betrokkenheid van grote Nederlandse bedrijven bij
de input voor deze Internationale Klimaatstrategie? Momenteel is de financiering publiek-privaat
ongeveer 50/50. Zien de Ministers mogelijkheden om de verdeling bijvoorbeeld nog meer
privaat te maken, zodat met belastinggeld een zo groot mogelijke hefboom gerealiseerd
kan worden waardoor meer wereldwijde impact gemaakt kan worden?
De voorzitter:
Meneer Klink, er is een interruptie van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb toch een vraag aan de heer Klink. We zien dat Nederland al enorm uit de pas
loopt als het gaat om klimaatfinanciering in het aandeel publiek-privaat. De VVD wil
dat kennelijk nog verder ophogen. Is dit dan ook een voorbode op het niet willen beperken
van de kosten voor eerstejaarsasielopvang vanuit het OS-budget? Die dreigen enorm
omhoog te gaan en de hele publieke klimaatfinanciering onderuit te halen. Kunnen we
überhaupt op de VVD rekenen als het gaat om het beschermen van het budget voor klimaatfinanciering?
De heer Klink (VVD):
Het is nu ongeveer zo'n 900 miljoen/900 miljoen. De Ministers zullen beter kunnen
aangeven wat de precieze verdeling is, maar volgens mij is dit het. Ik zeg dus niet
dat het gedeelte publiek maar wat naar beneden moet. Ik zeg juist: probeer nou om
met dat publieke geld zo'n hefboom te ontwikkelen dat je nog meer privaat geld aanwendt,
zodat je nog meer impact kan maken. Dat is wat ik zeg. Ik zeg niet dat het publieke
gedeelte verminderd moet worden en gecompenseerd kan worden door meer private investeringen.
De voorzitter:
Dat is helder en er is geen behoefte aan een verdere verduidelijking. Dus u vervolgt
uw verhaal.
De heer Klink (VVD):
Voor duurzame energie zijn bepaalde kritieke grondstoffen zoals kobalt, lithium en
grafiet essentieel. Daarbij is het gebruik van deze grondstoffen zeer intensief en
zal de vraag waarschijnlijk stijgen. Om de strategische afhankelijkheden te verminderen
zal fors moeten worden ingezet op het stimuleren van innovatie in de circulaire economie
voor kritieke grondstoffen en op de import en winning hiervan. Kritieke grondstoffen
zijn essentieel voor de klimaattransitie en voor onze veiligheid tegenover rivaliserende
machtsblokken. Ik heb de volgende vragen aan de Ministers: welke strategische partnerschappen
zijn van belang en essentieel voor de klimaattransitie? Welke rol gaat de Global Gateway
van de EU spelen in het veiligstellen van grondstoffen voor de Europese Unie? Kan
de Minister voor BuHa-OS toezeggen dat de winning van kritieke grondstoffen in Afrika
terugkomt in de Afrikastrategie? Wanneer de grondstoffen naar de Europese Unie of
naar Nederland komen, zijn verderop in de keten ook investeringen nodig. Wordt daarom
coherent beleid gevoerd met betrekking tot de kritieke grondstoffen om het bedrijfsleven
te laten investeren in de juiste producten voor de klimaattransitie, zoals het investeren
in lithiumraffinaderijen in Nederlandse havens?
Nederland moet, wat de VVD-fractie betreft, inzetten op een zich op een duurzame manier
laten ontwikkelen van de lage- en middeninkomenslanden, met de Nederlandse kennis
en kunde op bijvoorbeeld voedselzekerheid en water als inzet. Landen als Irak, Jordanië
en Marokko hebben te maken met waterschaarste én slechte landbouwproductie. Daarnaast
vragen deze landen om concrete Nederlandse kennis. Wat doet de Minister concreet om
deze landen te helpen? Wil de Minister bijvoorbeeld een pilot starten in een van de
genoemde landen of in andere BuHa-OS-focuslanden om de sanitatie te verbeteren? Doordat
we door adaptatie en sociale preventie anticiperen op klimaatverandering kunnen we
inzetten op het voorkomen dat vooral jonge, werkloze mensen naar Europa gaan migreren.
Toekomstige werkgelegenheid in armere landen, vooral in Afrika, moet wat de VVD-fractie
betreft actief worden meegenomen in de klimaattransitie.
Voorzitter. Tot slot. De Wageningen Universiteit laat zien dat waterzekerheid automatisch
zal leiden tot meer banen en meer welvaart. Een actieve inzet op het gebied van water
in derde landen heeft het potentieel om zowel klimaatverandering tegen te gaan als
de economische situatie in deze landen te verbeteren. De VVD-fractie ziet graag dat
Nederland zich actief blijft inzetten op internationaal waterbeleid waarbij we niet
alleen de klimaatadaptatie verbeteren, maar ook emissies reduceren en zorgen voor
duurzame economieën wereldwijd.
De voorzitter:
Dank, meneer Klink. Er is een eerste vraag van de heer Boutkan van Volt.
De heer Boutkan (Volt):
Ik hoor de VVD hier spreken over strategische partnerschappen om kritieke grondstoffen
veilig te stellen in bijvoorbeeld de Afrikastrategie. Ziet de VVD ook mogelijkheden
om andere eisen te stellen, zoals ervoor zorgen dat er minder moderne kinderslavernij
in kobaltmijnen plaatsvindt?
De heer Klink (VVD):
Dank, collega Boutkan. De strategische partnerschappen gaan wat mij betreft nog verder.
Ik zou ze niet alleen willen beperken tot Afrikaanse landen, maar ik zou met alle
blokken, niet zijnde Rusland en China, allianties willen aangaan. Ik denk dat het
zeker zinnig is om strategische partnerschappen aan te gaan met landen in Zuid-Amerika
waar juist ook kritieke grondstoffen in de grond zitten. Ik heb de Minister voor BuHa-OS
verzocht, juist als het gaat om duurzame mijnbouw, om dat mee te nemen als zo'n alliantie
wordt aangegaan, zeker wat betreft de misstanden bij de winning en de arbeid die mensen
daarvoor ter plaatse moeten leveren. Het zou heel raar zijn als we nu zouden zeggen
– en volgens mij delen we dat breed in deze Kamer – dat we de mijnbouw in DRC waarbij
China een rol speelt, bijvoorbeeld verschrikkelijk vinden. We weten namelijk dat de
arbeidsomstandigheden daar niet goed zijn en toch laten we die kritieke grondstoffen
hierheen komen. We juichen dat niet toe. In tegenstelling tot mevrouw Teunissen zou
ik juist zeggen: laten we die afhankelijkheid van China toch echt wat gaan afbouwen,
zodat we zelf meer de regie pakken. Ik hoop echt dat de Minister voor BuHa-OS dit
opneemt in de Afrikastrategie.
De voorzitter:
Een tweede vraag. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (Volt):
Meer een opmerking. Ik kijk er enorm naar uit om bij de wetsbehandeling over het internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen hierover nog eens door te praten. Het lijkt
me heel goed dat we dat in wetgeving vastleggen en niet alleen in strategische partnerschappen.
De voorzitter:
Er is behoefte aan een reactie.
De heer Klink (VVD):
Ja, daar kan ik wel even op reageren. Als het gaat om internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen – ik begon daarmee en dit geldt ook voor de Internationale
Klimaatstrategie – dan kunnen we dat als Nederland niet alleen, dan kunnen we dat
als Europese Unie slecht en dan hebben we daar echt de rest van de wereld ook voor
nodig. Als het de gezonde aanpak van Volt is om zo met de Europese bril te kijken
hoe we dat zo goed mogelijk Europees kunnen doen, kunnen we heel goed samen optrekken.
De voorzitter:
De heer Klink, er is ook nog een interruptie van de heer Van der Lee en daarna van
mevrouw Teunissen.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik zou de VVD nog een vraag willen stellen over de geloofwaardigheid van onze klimaatstrategie
en onze klimaatambities. Het is inmiddels alweer zestien maanden geleden dat Nederland
de Glasgowverklaring heeft getekend. We hebben net weer een nieuw IPCC-rapport gehad,
dat er eigenlijk op neerkomt dat het beperken van de opwarming tot 1,5 graad bijna
niet meer haalbaar is. Toch zien we bijna daags na het uitkomen van dat rapport dat
Nederland een exportkredietverzekering geeft aan de bouw van een drijvend olieplatform
in Brazilië dat 30 jaar gaat opereren. Is dat nu geloofwaardig?
De heer Klink (VVD):
We hebben kortgeleden nog een debat gehad over de exportkredietverzekering. Ik denk
dat het heel goed is dat we toen onze handtekening hebben gezet onder de COP26-verklaring
om fossiel uit te faseren en de transitie door te maken van fossiel naar niet-fossiel.
Maar ik geloof er sterk in – dat ademt ook mijn hele bijdrage uit – dat je uiteindelijk
die transitie alleen mee kunt maken als je het bedrijfsleven aan je zijde hebt. Je
hebt een transitiepad nodig om van fossiel naar niet-fossiel te gaan. Ik denk dat
het kabinet een hele goede brief heeft gestuurd om die transitie mee te nemen. We
hebben daar ook een debat over gevoerd. Ik merk daarbij op dat we met elkaar hebben
gezegd – dit is met moties door de meerderheid in deze Kamer gestuurd – dat a. het
bedrijfsleven deze transitie moet kunnen meemaken en b. we wel rekening houden met
het gelijke speelveld in de omringende landen. Ik zie helaas toch dat landen als Duitsland
en Italië überhaupt nog niet zover zijn. Ik zou daar zeker ook m'n pijlen op willen
richten. Ik vind dat dit kabinet echt goede stappen heeft gezet op dat punt.
De voorzitter:
De heer Van der Lee heeft de drie interrupties al gehad, maar ik zag ook een vraag
van mevrouw Teunissen en daarna dacht ik ook non-verbale communicatie van de heer
Thijssen te zien. Klopt dat? Ja. Eerst mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Even aansluitend hierop, want ik hoor in het verhaal van de heer Klink alleen maar
meer extractie, meer uitstoot, en overal meer grondstoffen vandaan halen en dat alles
in het kader van de noodzaak van de transitie. De VVD gaat daarbij voorbij aan twee
heel belangrijke dingen. Eén. De klimaatdoelen, want als wij doorgaan met alsmaar
meer grondstoffen delven en alsmaar meer groei, gaan we keihard door die 1,5 graad
heen. Hoe gaat de VVD daarmee om? Twee. Herkent de heer Klink dat vooral besparing,
dus minder, en een andere economie nodig zijn om de klimaatdoelen te halen?
De heer Klink (VVD):
Ik heb in mijn bijdrage concreet genoemd om ook in te zetten op innovatie en circulaire
economie. Als je de kritieke grondstoffen in batterijen en in windmolens hebt zitten,
zou het heel intelligent zijn om die circulariteit zo in te zetten dat je ze voor
volgende producten over enkele decennia opnieuw kan gebruiken en ze niet weer uit
mijnen hoeft te halen. Ik ben wel de mening toegedaan dat we kritieke grondstoffen
moeten winnen om die klimaattransitie door te komen, om die windmolens te kunnen aanleggen
en om die batterijen te kunnen maken. Dat dus wel. Het is te allen tijde goed om te
besparen waar dat kan. Dat moet je zeker doen. Het is onze gezamenlijke ambitie om
die emissies zwaar te reduceren.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, een tweede vraag? Nee? U ziet ervan af. Dan de heer Thijssen, Partij
van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Deze week kregen we ook te horen dat de zeespiegel voor de Nederlandse kust harder
stijgt, mede door klimaatverandering. Oftewel, dit land, ons eigen land, wordt bedreigd
door klimaatverandering. Daarom is het zo belangrijk dat we de klimaatverandering
stoppen. Dat vindt de VVD volgens mij ook. Dat betekent ook dat alle andere landen
in de wereld ook naar 0% uitstoot moeten, omdat anders ons eigen land niet wordt beschermd.
Daar hebben we de internationale klimaatdiplomatie voor. We maken daar afspraken over
en een van de dingen is dat we hebben beloofd om onze exportkredietverzekeringen niet
meer in fossiel te zullen steken. Het is hartstikke goed dat we dat beloven. Het was
een beetje duwen en trekken in het parlement voordat die toezegging er vanuit het
kabinet kwam, maar het is gelukt. Nu blijkt er inderdaad gewoon een exportkredietverzekering
te worden verstrekt voor een olieplatform dat minstens 30 jaar meegaat, wat niet past
in de 1,5 graadaanpak, wat niet past in het houden van droge voeten in Nederland.
Hoe kan de VVD daar geen afstand van nemen? Hoe gaan we dan als grote historische
vervuiler in vredesnaam andere landen overtuigen dat wij ons land willen beschermen
en ons aan de 1,5 graad willen houden, terwijl we ondertussen dit soort platformen
blijven financieren? Hier moet de VVD toch afstand van nemen, vraag ik de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Het is een beetje van hetzelfde laken een pak als de vraag van de heer Van der Lee.
Ik denk nog steeds dat Nederland koploper is doordat die verklaring is ondertekend
en doordat er beleid is gevormd. Het is ook een democratische wens van dit parlement
geweest dat het bedrijfsleven dit mee kan maken en dat we rekening houden met het
gelijke speelveld. Het is juist zorgelijk dat vergelijkbare landen zo dicht bij ons,
zoals Duitsland met toch een best linksgeoriënteerd kabinet, hierop nog geen beleid
voeren. Ik denk dat deze Ministers juist de oosterburen moeten oproepen om ook die
stap te zetten. Volgens mij was daar eerder deze week ook overleg mee. Ik zou daar
nu de diplomatie op inzetten in plaats van weer tornen aan die transitieperiode, want
het bedrijfsleven heeft ook aangegeven dat het achter die transitie van fossiel naar
niet-fossiel staat en dat het dit wil. Het bedrijfsleven heeft ook gezegd dat het
dit wil kunnen meemaken. Dat is elke keer weer de discussie. Als je een hele harde
knip doet, staan we zeker op achterstand en kunnen we het verschil helemaal nooit
meer maken. Het blijft voor de VVD heel belangrijk dat het bedrijfsleven de transitie
van fossiel naar niet-fossiel kan meemaken. Ik begon mijn bijdrage met de stelling
dat we er wereldwijd vol op moeten inzetten om klimaatverandering tegen te gaan.
De voorzitter:
Dank, meneer Klink. Helaas, meneer Thijssen, ik moet een klein beetje streng zijn,
zeker omdat mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie ook is aangeschoven. Ik wil
haar ook gelegenheid geven. We zijn nog niet eens op de helft en ik moet de tijd toch
wat scherper gaan bewaken om te zorgen dat we binnen de tijd wel het goede debat kunnen
blijven voeren. Mevrouw Teunissen heeft nog wel gelegenheid voor interrupties en die
krijgt ze dus ook.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De heer Klink heeft het over een transitieperiode, maar is de heer Klink het met mij
eens dat dit geen transitieperiode is als wij nu een lng-project gaan goedkeuren en
gaan subsidiëren voor de komende 30 jaar?
De heer Klink (VVD):
We moeten ook een beetje waken dat we niet in het EZK-klimaatdebat terechtkomen, want
dit is het BuHa-OS-debat. De Minister is hier ook, dus hij zal er straks antwoord
op geven. In die zin is het zeker een terechte vraag. Nadat deze strategie is ontwikkeld,
hebben we ook met geopolitieke ontwikkelingen te maken, met de oorlog op het Europese
continent en dat geeft een totaal ander perspectief op leveringszekerheid. Ik heb
het nog nooit eerder gezegd, maar ik vind dat deze Minister voor Klimaat heel adequaat
gehandeld heeft. Ik vind het volkomen logisch dat het zo is gegaan. Natuurlijk kan
ik heel goed begrijpen dat iedereen het liefste had gehad dat we nu al volop gebruik
konden maken van kernenergie, maar dat is helaas niet de realiteit.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Toch even concluderend: de heer Klink gebruikt heel veel woorden en draait er helemaal
omheen. Het feit is gewoon dat Nederland zich niet aan de Glasgowverklaring houdt
waarin staat dat we eind 2022 zijn gestopt met het steunen van fossiele projecten
in het buitenland. Nederland doet dat niet. Ik vind het teleurstellend dat de heer
Klink mooie praatjes heeft over kernenergie et cetera, en dat de klimaatcrisis gierend
uit de hand loopt, juist door dit soort draaierig gedrag.
De heer Klink (VVD):
Ik heb het al eerder gezegd. We steunen met grote meerderheid van dit parlement wat
op de COP26 in Glasgow is ondertekend, maar we hebben ook – dat is ook gewoon de realiteit –
een democratische meerderheid die heeft gezegd: het is prima dat we die de transitie
van fossiel naar niet-fossiel inzetten als het gaat om de exportkredietverzekering.
We hebben ook met elkaar gezegd – dit is via stemmingen in dit parlement bekrachtigd –
dat het bedrijfsleven dit moet kunnen meemaken en dat we rekening houden met het gelijke
speelveld in omringende landen. Ik vind dat dit ook gerespecteerd moet worden.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen heeft de derde interruptie gehad. Ik verwacht dat daarmee het vervolg
van de zijde van de Kamer in eerste termijn iets sneller zal gaan doordat helaas een
aantal interrupties al is verbruikt. Ik geef graag het woord aan de heer Sjoerdsma
van D66 voor zijn inbreng.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank, voorzitter. Ik ben hier vandaag om collega Alexander Hammelburg te vervangen
die helaas afwezig is vanwege een begrafenis. Ik wil beginnen met een apocalyptisch
intro van een artikel dat niet zo heel erg lang geleden in een Amerikaans blad stond.
Dat begon met het beeld dat de adelaars in India uit de lucht vielen en dat kort daarna
de mensen in die regio vrij massaal ook omkwamen. Dat is geen verre toekomstmuziek,
maar dat gaat over het India van mei vorig jaar, niet zo heel lang geleden dus. Code
donkerrood dus. We zien dagelijks de gevolgen van klimaatverandering. We weten al
heel lang dat de landen die het hardst getroffen worden, het minst hebben bijgedragen
aan die klimaatverandering. Die Internationale Klimaatstrategie van ons komt geen
dag te vroeg. Nationaal worden we al een van de groenste landen ter wereld met zeer
ambitieuze doelstellingen. Dat is een compliment waard. Maar we moeten ook internationaal
die urgentie voelen. Daarover heb ik twee vragen aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Allereerst over de adviesaanvraag van Vanuatu, die natuurlijk wilde weten welke verplichtingen
rijke landen hebben als het gaat over klimaatverandering. Vanuatu wilde dat voorleggen
aan het Internationaal Gerechtshof en inmiddels gaat dat ook gebeuren, unaniem. De
eerste positie van deze Minister was dat ze dat niet zo heel erg ziet zitten. Haar
ambtenaren zeiden: «Dat moet u doen.» De Minister voor Klimaat zei: «Dat lijkt me
verstandig», maar deze Minister hield dat af. Ik vraag haar waarom.
De tweede vraag die ik wil stellen gaat over dat verschrikkelijke event in India vorig
jaar, de zogenaamde «wet bulb crisis». «Nattebolcrisis» is geen fantastisch Nederlands
woord, maar dat is wel de vertaling. In hoeverre is Nederland daarop voorbereid, in
de zin van humanitaire hulp? Dit zijn immers crises die vele malen intenser zijn dan
gewone humanitaire crises. Het gebrek aan urgentie dat ik in de eerste reactie proef,
zie ik ook een klein beetje terug in de strategie. We hebben een nationaal doel voor
CO2-reductie, een ambitieus doel, maar ik zie in de strategie geen doel om onze CO2-voetafdruk in het buitenland terug te brengen. Ik vraag de Minister waarom dat doel
er niet is. Wat mij betreft zou dat doel er wel moeten komen. Vervolgens kun je daaronder
gaan kijken welke concrete acties er nodig zijn. Ik ben het eens met collega Amhaouch,
want het lijkt me verstandig als er een uitwerkingsplan komt voor Prinsjesdag. Voor
de zomer kan de Kamer er nog wat meer naar kijken. Dat zijn nog drie maanden, dus
laten we daar hard aan werken.
Ik wil daarvoor twee voorbeelden meegeven die ik zelf graag iets meer zou willen uitwerken.
Eén. Ervoor zorgen dat de actuele weers- en klimaatvoorspellingen wereldwijd beter
gedeeld worden, zodat mensen zich beter kunnen voorbereiden op dat wat er gaat komen.
Dat staat op zich in de strategie van dit kabinet, maar laten we dat nu uitwerken
om te zorgen dat Nederland daarin een serieuze rol op zich neemt en daarmee enorme
impact kan hebben. Het tweede voorbeeld is een aardig voorstel van het Rode Kruis:
laten we ervoor zorgen dat noodhulp meer anticiperend is en dat de financiering en
voorbereiding van dit soort evenementen beter wordt georganiseerd. Op deze twee punten
zou ik graag een reactie van de Minister willen, inclusief het doel.
Het derde punt gaat over klimaatruzies, zo noem ik het maar even. Ik denk dat dit
een onderschat punt is. De woede van Pakistan richting het Westen was groot. We gaan
dit nog veel vaker meemaken in een tijd waarin we de Global South ongelooflijk hard
nodig hebben om bijvoorbeeld Rusland, maar ook China, enigszins in bedwang te houden.
Hoe wil de Minister omgaan met de geopolitieke ruzies die gaan voortkomen uit klimaatverandering?
Hoe gaan we ervoor zorgen dat ze niet de hele tijd op ons bordje worden gelegd? Hoe
gaan we ervoor zorgen dat die niet leiden tot voortdurende polarisatie?
Dan een laatste punt hierop. Het kabinet is wel voor koolstofverwijdering en niet
voor atmosferische acties zoals zwaveldeeltjes in de lucht. Ik zie hier een gat in
het Parijsakkoord. Er zijn geen afspraken gemaakt over wat je mag doen aan climate
engineering. Ik zou deze Ministers willen vragen wat we nu gaan doen en welke afspraken
we nu gaan maken om ervoor te zorgen dat niet iedereen zomaar wat doet en dat als
er al iets gebeurt, dit in goede gezamenlijkheid en op basis van wetenschappelijke
kennis gebeurt.
Dan heb ik nog een paar vragen over de klimaatfinanciering in het Caribisch gebied.
Ik heb een vraag aan de Minister voor Klimaat over de Caribische klimaatconferentie
die er komt. We zien dat de toegang tot klimaatfinanciering voor bijvoorbeeld de CAS-landen
heel moeizaam gaat. Ik vraag de Minister of hij deze signalen herkent en welke stappen
hij gaat zetten om dat te verbeteren.
Voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank meneer Sjoerdsma. Ik kijk naar de collega's. Ik zie geen behoefte aan
een interruptie. Inderdaad, meneer Amhaouch, u mag niet meer. Een aantal anderen zoals
de heer Klink, mevrouw Gündoğan en de heer Sjoerdsma mogen nog. Het kan dus nog heel
spannend worden. Desalniettemin, er zijn geen interrupties voor de heer Sjoerdsma.
Dan gaan we door naar de inbreng van de heer Thijssen. Gaat uw gang.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik wil beginnen met complimenten. Het is supergoed dat er een Internationale
Klimaatstrategie ligt. Die is kei- en keihard nodig. Ik vind het heel goed dat de
Minister zo duidelijk uitspreekt dat het vijf voor twaalf is en dat we alles op alles
moeten zetten om die 1,5 graad binnen bereik te houden. Ik zei het al eerder in een
interruptiedebat: dit jaar en deze week was in het nieuws dat de zeespiegel voor de
Nederlandse kust harder stijgt. Ik vraag de Minister om een reactie. Is dit nu een
van de grote gevolgen voor Nederland die het Nederland zoals we dat kennen, bedreigt?
Is het daarom zo belangrijk dat we in Nederland die CO2 reduceren, maar er ook voor zorgen dat het in het buitenland gebeurt? Daarnaast zijn
er natuurlijk allemaal andere gevolgen van klimaatverandering. We hebben een rapport
van Oxfam gezien. Dat zegt dat in de afgelopen decennia 4 miljard mensen te maken
hebben gehad met de gevolgen van klimaatverandering. Volgens mijn fractie is dat ook
een heel belangrijke reden om klimaatverandering aan te pakken en deze klimaatstrategie
te laten slagen.
Complimenten dus en heel goed dat allerlei verschillende aspecten van die Internationale
Klimaatstrategie en wat te maken heeft met klimaat genoemd worden: mitigatie, adaptatie,
landbouw, landgebruik en water. Dat is allemaal goed. Het is ook goed dat gezondheid
erin staat. Het viel mijn fractie alleen wel op dat «gezondheid» dan wat minder ver
is uitgewerkt, terwijl we weten dat klimaatverandering een enorme impact heeft op
gezondheid en dat die ook steeds groter zal worden. We horen dat in de noodhulptenten
van Artsen zonder Grenzen gezondheidsrisico's en gezondheidsproblemen steeds meer
worden veroorzaakt door klimaatverandering. En dat terwijl maar 2% van de internationale
adaptatiefinanciering wereldwijd naar gezondheid gaat en in Nederland maar 1%. Mijn
vraag aan de Minister is of zij bereid is om dit samen met de Minister van VWS verder
uit te werken, net zoals dit ook het geval is bij andere onderdelen van de strategie.
Ook mijn fractie vindt dat deze strategie goed is – complimenten heb ik al gegeven –
maar ook nog wel vaag. Als wij volgend jaar weer over deze strategie praten, hoe gaat
de Tweede Kamer dan beoordelen of deze succesvol is of niet? Hoe gaan wij beoordelen
of alle activiteiten van de Minister en van het ministerie succesvol zijn geweest?
Mijn collega zei net al «wij hebben een nationaal CO2-doel, waarom hebben wij niet ook een internationaal CO2-doel?» Waarom zetten we op onze internationale voetafdruk niet ook een doel van 60%
CO2-reductie en gaan we daarop sturen? Bij al die aspecten die worden genoemd, ben ik
eigenlijk op zoek naar concrete doelen en concrete actiepunten. Wat wil de Minister
bereiken? Wat gaat er vervolgens gebeuren om dat voor elkaar te krijgen?
Dan over de coherentie tussen deze strategie en andere stukken van het kabinetsbeleid.
Een werd al genoemd door de Partij voor de Dieren: ontbossing. We weten dat er soja
wordt geïmporteerd in Nederland. We weten dat dit tot ontbossing leidt. Daarover is
internationaal geen discussie. We zijn nu in Nederland bezig om die landbouwsector
helemaal te hervormen met het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Toch mis ik daarin
deze Minister die vervolgens zegt: ik heb nog een doel, want ik wil dat internationaal
geen ontbossing meer plaatsvindt vanwege de Nederlandse landbouw. Kan dit als doel
worden meegenomen in al deze gesprekken? Waarom zie ik deze Minister daar niet?
Hetzelfde geldt voor handel. De CO2-uitstoot moet naar nul, de ontbossing moet naar nul, de biodiversiteit moet worden
gered. Ik was gisteren bij een ambassadeursconferentie, maar hoorde toch nog heel
veel ambassadeurs praten over «we moeten zorgen dat bedrijven internationaal bedrijvig
moeten kunnen zijn». Volgens mij is dat niet het geval. We moeten ervoor zorgen dat
er bedrijvigheid is binnen de CO2-doelstelling van 0% om te zorgen dat er geen ontbossing meer plaatsvindt. Dit is
ook een reactie richting de heer Klink. Als wij nu een olieplatform gaan financieren,
is er een dikke kans dat dit bedrijf op een gegeven moment z'n investering niet kan
terugverdienen, want dat olieplatform kan niet 30 jaar lang olie produceren gezien
de urgentie van klimaatverandering. Dus ook daarom denk ik: bescherm dit Nederlandse
bedrijfsleven en zorg dat het investeert in de juiste dingen.
Een laatste punt gaat over de internationale klimaatpolitiek. Ik heb vaker gezegd
dat de klimaatfinanciering niet helemaal additioneel geld is, maar die is toch hartstikke
hard nodig. We hebben nu het klimaatschadefonds dat er gaat komen. Dat is cruciaal
om de wereld die nu niet op 1,5 graad koerst wél op 1,5 graad te krijgen. Mijn vraag
is dan ook wat de inzet van de Ministers wordt op dit hele belangrijke onderwerp.
Hoeveel wil Nederland gaan bijdragen? En hoe gaan zij zorgen dat inderdaad wereldwijd
de Global North gaat doen wat de Global South nodig heeft? Dus wat is de inzet zodat
we op een gegeven moment weer stappen kunnen zetten om de nationale doelen bij te
stellen en te zorgen dat de 1,5 graad binnen bereik blijft.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
En ook u dank, meneer Thijssen. Er is een vraag van de heer Klink van de VVD.
De heer Klink (VVD):
De heer Thijssen zei net dat het niet de bedoeling moet zijn om het internationale
bedrijfsleven te faciliteren. Dat vind ik nogal wat. Is meneer Thijssen het wel eens
dat uiteindelijk alles wat met publiek geld bekostigd wordt, van de belastingen komt,
van bedrijven die uiteindelijk winsten maken en belasting betalen? Als de heer Thijssen
daartegen is, hoe verwacht de heer Thijssen dan dat die klimaattransitie bekostigd
gaat worden? Aanvullend op deze vraag wil ik weten hoe de heer Thijssen de strategische
allianties met andere blokken in de wereld ziet om juist aan de kritieke grondstoffen
te komen om die klimaattransitie werkelijk mogelijk te maken.
De heer Thijssen (PvdA):
Het is zo'n groot debat met zo veel aspecten dat ik soms net iets te kort door de
bocht ga. Dus dank voor deze vraag, want dan kan ik het even uitleggen. Het bedrijfsleven
is superbelangrijk, want het zorgt voor banen, mooie producten, mooie diensten en
het zorgt ervoor dat onze samenleving zo mooi kan zijn als zij is. Van vrije handel
vind ik wel wat. Van gewoon het faciliteren van het bedrijfsleven om te doen wat het
wil doen, daar vind ik wel wat van. Ik weet dat er heel veel kinderarbeid in de wereld
is. Ik weet dat er moderne uitbuiting plaatsvindt. Ik weet dat mensen in Nederland
40 uur in de week werken en toch geen leefbaar loon hebben.
Laat ik een ander voorbeeld nemen: Tata Steel. Tata wil fossiel staal blijven maken
en de CO2 onder de grond stoppen. Het zijn de werknemers van Tata geweest die hebben gezegd:
«Dat is misschien goed voor de komende 10 jaar, maar niet voor de komende 30 jaar.
Wij willen over 30 jaar ook nog staal produceren in dit land. Wij willen onze baan
behouden. Wij willen niet dat de aandeelhouder op korte termijn winst maakt. Wij willen
op lange termijn zekerheid van een baan.» En dus zijn ze gaan staken en dat is ze
gelukt. Nu gaan we proberen om groen staal in de IJmond mogelijk te maken. Dat is
wat deze Minister volgens mij moet doen met het handelsbeleid en met de klimaatstrategie:
zorgen dat we ons richten op de onvermijdelijke samenleving die klimaatneutraal moet
zijn en die circulair moet zijn. Als we dat niet doen, lopen niet alleen de bedrijven
een groot gevaar, maar lopen ook de banen in Nederland een groot gevaar. Alle banken,
Europees en Nederlands, waarschuwen ervoor dat er een dikke kans is als je investeringen
doet zoals die in een drijvend olieplatform dat 30 jaar nodig heeft om terugverdiend
te worden, dat je niet de hele investering terugverdient vanwege de klimaatproblematiek.
We zullen dus stranded assets gaan hebben. Daarom waarschuw ik dus om ervoor te zorgen
dat het bedrijfsleven investeert in lijn met de klimaatdoelen, de diversiteitsdoelen,
de ontbossingsdoelen en de doelen van de circulaire economie.
De voorzitter:
Er zijn nog drie inbrengen. Ik kan me voorstellen dat we nog even tijd reserveren.
Dank, meneer Thijssen. We gaan door naar GroenLinks met de heer Van der Lee voor zijn
inbreng. Gaat uw gang.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ik heb ook gedacht «zal ik nou beginnen met een compliment», maar
het komt er niet uit. Sorry. Het staat bol van abstracte intenties, maar het ontbreekt
totaal aan concrete acties. We hebben een groot gebrek aan coherentie in beleid in
Nederland en we hebben veel te veel inconsistenties. Ik ga een paar voorbeelden noemen.
Als wij van ontwikkelingslanden vragen om de fossiele resources in de grond te laten
zitten, maar als wij nog volop fossiel subsidiëren – voor 30 miljard als we Alman
Metten mogen geloven – dan zijn we op de verkeerde weg bezig. We tekenen de Glasgowverklaring,
we roepen om een transitieperiode – wat feitelijk uitstel is, want we doen niets anders
in die periode en laten gewoon de verklaring later ingaan – en dat verkopen we dan
als iets groens. Dat is niet geloofwaardig.
De Europese Commissie heeft een onderzoek gedaan naar het investeringsklimaat en de
concurrentiekracht in Europa. Vijf van de tien meest concurrerende gebieden liggen
in Nederland. Waar zijn de VVD en de VVD-bewindslieden mee bezig op het moment dat
er een imvo-initiatiefwet in de Kamer ligt? Ze roepen dat het investeringsklimaat
onder druk staat en dat het om level playing field gaat. Dat is niet de manier waarop
we op een geloofwaardige manier een Internationale Klimaatstrategie kunnen uitrollen.
Er zijn geen doelen. We kunnen straks niks controleren. Ik ben blij dat de heer Amhaouch
dat erkent. Ik hoop, ik verwacht en ik wil ook dat er voor Prinsjesdag een concreet
actieplan ligt waarop wij de regering kunnen afrekenen. «Controleren» klinkt inderdaad
positiever, dat geef ik de heer Amhaouch graag mee. Dat moeten we als Kamer dan wel
kunnen en op dit moment kan dat niet.
Wat ik ook graag zou willen, is dat acties, budget en doelen aan elkaar gekoppeld
worden. Daarom vind ik het belangrijk dat het klimaatbudget voor de Internationale
Klimaatstrategie veilig wordt gesteld, dat dit niet gaat fluctueren op basis van de
eerstejaarsasielopvang, dat een stevig deel ervan giften zijn, geen achtergestelde
leningen, en dat het niet vooral bestaat uit private activiteiten die voor een deel
nog weer in de fossiele sector zitten. Ik roep het kabinet op om op dat terrein veel
concretere stappen te zetten.
Daarbij is het belangrijk om te anticiperen op wat er komen gaat. We hebben ook weer
een nieuw record gezien als het gaat om de temperaturen van de oceanen in de wereld.
Alle voortekenen zijn er dat er weer een El Niño komt. De grootste hongersnoden van
de afgelopen decennia volgen op een El Niño. Die gaat weer komen. Hoe helpen we landen,
met name rond de Sahara, om deze aankomende hongersnoden te weerstaan? Dat moet een
grote prioriteit zijn. Door de impact van klimaatverandering zijn de omstandigheden
in de landen die deze nieuwe dreiging tegemoet gaan, helaas nog verder verslechterd.
Ik hoop ook dat het kabinet op dat terrein grote stappen zet. Het hangt er ook mee
samen – anderen hebben dat terecht gezegd – dat het volksgezondheidsaspect onvoldoende
is uitgewerkt in de klimaatstrategie. Ik denk ook dat er op dit punt nadere acties
moeten worden gedefinieerd als het actieplan er komt. Daarbij is het cruciaal dat
het genderperspectief door alle activiteiten heen ook weer body krijgt in het feministische
buitenlandbeleid en het feministische ontwikkelingsbeleid. We weten dat veel projecten
effectiever zijn als we dat genderperspectief een goede plek geven.
Ik zou graag meer duidelijkheid krijgen over de Nederlandse bijdrage aan het verlies-
en schadefonds. Daar is in de internationale klimaatdiplomatie natuurlijk veel om
te doen. We moeten ook meer inzetten op partnerschappen daar waar de Minister van
Buitenlandse Zaken dat aangeeft, ook in relatie tot het zoeken van steun voor bijvoorbeeld
de oorlog die het Oekraïense volk voert. Zo moeten we op het terrein van klimaatstrategie
meer op een integrale manier werken aan partnerschappen. We moeten niet op slechts
één onderwerp inzetten omdat we een migratiedeal willen. Ook dat werd duidelijk verwoord
door de ambassadeurs. We hadden gisteren die ambassadeursconferentie. Zij zeggen:
betekenisvolle partnerschappen zijn alleen maar betekenisvol als ze een bredere range
van onderwerpen bevatten. Het moet niet alleen om onze eigen belangen gaan, of het
nu gaat om het veiligstellen van grondstoffen of het veiligstellen van niet te veel
migratiestromen. Als je op die manier zuidelijke landen tegemoet treedt, dan gaat
het gewoon niet komen. Dat gaan ze niet leveren. Dat willen ze ook niet. Er zijn bredere
partnerschappen nodig en klimaat is daar een cruciaal onderdeel van. Ook dat mis ik
in deze strategie. Ik mis de samenhang met die andere activiteiten. Dat kan allemaal
een mooie plek krijgen in dat actieplan.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Van der Lee. Ik keek al een beetje van: oké, we komen tot een
afronding. Maar het is prima. Ik zie dat er een interruptie en een vraag is van de
heer Klink. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
De heer Van der Lee heeft meerdere keren verwezen naar de ambassadeursbijeenkomst
waar we gisteren waren. Ik maakte me daar op zich wel zorgen over de aantrekkelijkheid
van Nederland. Juist vanuit de ogen van de Amerikanen bezien is een land als Portugal
inmiddels aantrekkelijker dan Nederland. Maar mijn vraag gaat over partnerschappen.
Ik heb daar zelf in mijn bijdrage ook naar verwezen. In hoeverre heeft de heer Van
der Lee oog voor de belangen van andere landen? Ik denk dat partnerschappen juist
veel breder moeten zijn. Die moeten inderdaad niet alleen over grondstoffen gaan of
over migratie. Wat mij betreft trek je dat echt veel breder en kijk je ook naar handelsgoederen.
Hoe kijkt de heer Van der Lee ernaar om juist landbouwproducten hiernaartoe te brengen
als er echt grote belangen vanuit Zuid-Amerikaanse landen zijn? Heeft meneer Van der
Lee daar oog voor?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Volgens mij is Nederland nog steeds de grootste buitenlandse investeerder in de VS.
Dat komt voor een deel door belastingontwijking, maar die discussie leek me niet zo
handig als het om Portugal en Nederland gaat. Dat winnen we nog steeds heel gemakkelijk.
Maar ik heb een andere vraag. Ik denk dat partnerschappen op basis van wederkerigheid
gebouwd moeten zijn. Ik ben voor consistentie in ons buitenlands beleid, maar ik zie
ook dat we in een wereld leven die geopolitiek steeds spannender wordt en waar vormen
van transacties nodig zijn. Het moet dan wel in een breed partnerschap gebeuren. Een
deal proberen te sluiten is op zich een onderdeel. Daar geloof ik gewoon niet in.
Ik heb ook gezegd: ik ben niet tegen handelsverdragen. Ik ben tegen handelsverdragen
die gebaseerd zijn op de ideologie uit de jaren negentig. Ik ben echter wel voor groene
en eerlijke handelsverdragen. Wat mij betreft zou dat ook kunnen met landen in Latijns-Amerika.
Dat is het continent dat wij, eerlijk gezegd, relatief aan het vergeten zijn, gelet
op onze focus op andere delen van de wereld om geopolitieke redenen. Met mij valt
daar dus prima over te spreken, maar wel vanuit een breed partnerschap.
We hebben recent met de Minister van Buitenlandse Zaken de opdracht aan dit kabinet
besproken over de strategie rond multilateralisme. Hij wil meer partnerschappen, maar
hij wil ook een arbeidsdeling met de Europese lidstaten over wie welke verantwoordelijkheid
gaat nemen. Daar zijn nog helemaal geen afspraken over. Wij kunnen als Nederland niet
met ieder land in de wereld een partnerschap sluiten. Dat begrijp ik ook wel. Maar
als je niet een ontwikkeling maakt waarin je dat verdeelt binnen Europa, wordt het
lastig kiezen. Op dit moment kiezen we niet. Je ziet dat andere landen bij OS andere
prioriteiten hebben als het om geopolitieke redenen gaat of om het investeren in grondstoffen.
Het is dus een beetje een rommeltje. Daarom pleit ik voor een herijking van het Nederlandse
buitenlandbeleid. Zo kan meer samenhang worden gecreëerd, komt er meer focus en kunnen
we kijken welke landen wij als Nederland gaan prioriteren als het gaat om het ontwikkelen
van echt betere partnerschappen. Hopelijk gebeurt dat in samenhang en coördinatie
met andere Europese lidstaten.
De voorzitter:
Dank, meneer Van der Lee. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Gündoğan voor haar
inbreng.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik begin, wil ik iets vertellen. Aanstaande maandag
gaat in Tuschinski de film Paved Paradise in première en aanstaande woensdag is die
hier te zien in Nieuwspoort. Ik wil iedereen daar van harte voor uitnodigen. Ik kan
die film zo aanbevelen omdat oud-minister – ik hoop dat ik het goed uitspreek – Alvaro
Umaña-Quesada, de eerste Minister van Klimaat en Natuurlijke Bronnen van Costa Rica,
met een baanbrekende manier van landbouw is gekomen. En dat heet «land sparing». Dat
zorgt ervoor dat je alleen nog maar op de vruchtbare delta's van je land produceert,
waardoor je geen calorie minder produceert dan wanneer je dat overal een beetje probeert
te doen. Daardoor kun je de rest van het land teruggeven aan de natuur. Dat heeft
ertoe bijgedragen – dat wordt in die film inzichtelijk gemaakt – dat de universiteiten
van Cambridge en Wageningen hebben uitgerekend dat in het huidige landbouwoppervlak
van Europa driekwart kan worden teruggegeven aan de natuur, zonder één calorie minder
te produceren. Er zitten wel wat voorwaarden aan vast, ook wat betreft de technologie,
maar dit zou weleens dé klimaatstrategie kunnen zijn. Ik had het hier afgelopen week
over met onder anderen Paul van den Berg van Cordaid. Hij zei toen tegen mij – ik
heb het maar even geprint – dat wij nog niet zo lang geleden, in 1994, klimaat vaak
anders aanpakten. Wij maakten als Nederland toen vaak bilaterale, langdurige afspraken.
Ik heb het Verdrag inzake duurzame ontwikkeling tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de republiek Costa Rica geprint en meegenomen. Behalve met Costa Rica, hebben we
dat ook gedaan met Benin en Bhutan. Dat levert op dat die landen zich stabiel en democratisch
kunnen ontwikkelen, dat de participatie en de toegang van vrouwen tot het onderwijs
en de economische markt toeneemt en dat minderheden vaak een betere positie hebben.
Ik heb in de afgelopen paar dagen, sinds ik dit weet, niet alles tot achter de komma
kunnen lezen, maar dit is een veelbelovende aanpak. In plaats van dat je overal een
beetje doet, adopteer je heel gericht en duidelijk een aantal landen.
Vanochtend had ik een ontbijtsessie die ook over iets heel moderns ging, namelijk
cellulaire landbouw. Singapore is op dit moment de nummer één, gevolgd door China,
de VS en Israël. Onderaan staat Nederland dan als enige van de EU. Wat we uitgeven
is eigenlijk een druppel op de gloeiende plaat. Maar kennis en technologie – dat heb
ik vanochtend geleerd, want dat wist ik niet – is het meest lucratieve exportproduct
van Nederland wat betreft landbouw. Als je dit allemaal met elkaar zou verbinden,
dan ga je iets doen. Ik heb het vorige week bij de Europese top ook voor de heer Rutte
uitgerekend. Als wij driekwart van het huidige landbouwoppervlak van Europa teruggeven
aan de natuur en echt gaan bebossen, dan kunnen we van de huidige CO2-uitstoot 38% opnemen. Dat is fors. Dat kunnen we ook in de rest van de wereld doen
omdat de kritieke massa van bebossing ontbreekt. We staan steeds op gespannen voet
tussen voedselzekerheid aan de ene kant en economische zekerheid aan de andere kant,
want we willen ook welvaart. Daarmee kunnen we ook welzijn financieren. Aan de andere
kant willen we ook het klimaat beschermen. We moeten dus echt tegen elkaar zeggen:
Tom Poes, verzin een list. Door deze manier van werken is het groene landoppervlak
de afgelopen veertig jaar verdubbeld in Costa Rica. Costa Rica is op dit moment het
meest biodiverse land. Tegelijkertijd is het volgens mij nog steeds koploper in de
ananasproductie. Het kan allemaal tezamen. Je kunt een stabiele economie bouwen én
een groene economie bouwen. In plaats van dat we het wiel met elkaar opnieuw gaan
uitvinden ... We hebben hier al een keer aan bijgedragen. Costa Rica wordt daarom
soms ook wel het Zwitserland van Zuid-Amerika genoemd. We kunnen dit dus. In plaats
van een verhaal van hel en verdoemenis – ik scan die rapporten ook en ik maak me ook
diepe zorgen – kijk ik liever naar de uitkomsten die zichzelf gegrond hebben bewezen
en die heel hoopvol zijn.
Volgens mij heb ik nog iets van ... Of ben ik ...?
De voorzitter:
U bent al over de vier minuten heen, dus komt u tot een afronding graag.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Dan wil ik heel kort aan beide Ministers vragen in hoeverre zij dit kennen van Costa
Rica en in hoeverre zij «land sparing» kennen. Ik wil ook vragen in hoeverre zij,
mogelijkerwijs, opnieuw willen kijken naar de oude bilaterale verdragen van Nederland
met landen die zich ontwikkelen. Daar zitten namelijk echt duurzame ontwikkelingen
in die de SDG's ook omarmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Gündoğan. Is er geen behoefte aan verdere verduidelijking
of vragen? Er is weinig ruimte, maar er is nog steeds ruimte. Dan geef ik graag het
woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Gisteren sprak ik met de heer Klink en de heer
Stoffer op uitnodiging van Woord en Daad met vertegenwoordigers van het Benkadi-project
uit Benin, Mali en Burkina Faso. In dit gesprek werd ons heel duidelijk gemaakt dat
gemeenschappen in West-Afrika enorm te lijden hebben onder internationale klimaatverandering.
Een stijgende zeespiegel zorgt voor kusterosie, rivieren overstromen en er is aanhoudende
droogte in de rurale gebieden. Dat leidt tot allerlei grote problemen als het gaat
om de toegang tot schoon drinkwater en de toegang tot voldoende voedsel om de bevolking
te voeden. Ook dat leidt weer tot andere problemen, veiligheidsproblemen, en daar
zijn met name jonge vrouwen en meisjes de dupe van. Zij lopen grote risico's als zij
schoon drinkwater willen halen of als ze voedsel willen krijgen. In ruil daarvoor
worden ze gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen. Ze worden verkracht
en misbruikt. Het is gewoon verschrikkelijk. In landen waar werd gewerkt aan het verbeteren
van het tegengaan van kindhuwelijken, zien we nu weer een stijging van het aantal
kindhuwelijken. Het gaat dus de verkeerde kant op. De urgentie is groot en de vraagstukken
liggen breed. Ik ga de Ministers een aantal vragen stellen. Ik hoop daar wat sneller
doorheen te gaan dan door mijn inleiding.
Voorzitter. We zien dat de ambitie in de Internationale Klimaatstrategie wordt opgeschaald
als het gaat om het verlenen van toegang tot veilig en schoon drinkwater en sanitaire
voorzieningen. Ik wil de Minister, met de inleiding in het achterhoofd, vragen om
de belangen van kwetsbare groepen, zoals de allerarmsten, kleinschalige boeren, vrouwen
en kinderen, voorop te zetten in die adaptatieprogramma's. Betrek hen ook bij hoe
je dit gaat vormgeven. Wat vinden zij? Wat zou hen helpen? Wat zou de veiligheid en
de toegang tot drinkwater voor hen vergroten? Maak ook inzichtelijk hoe de samenhang
tussen de WASH-programma's en het integraal waterbeheer nu wordt geborgd, met het
oog op noodzaak van blijvende beschikbaarheid van water.
Voorzitter. Beleidscoherentie – collega's hebben er al over gesproken – is een groot
vraagstuk. Je ondertekent aan de ene kant een klimaatafspraak en aan de andere kant
financier je de komende 30 jaar nog wel een fossiel project in Brazilië. Belastingontwijking
is een groot vraagstuk.
Voorzitter. Ik moet even mijn briefjes ordenen. Mijn vraag aan Minister Jetten is
de volgende. Er wordt jaarlijks voor 17 miljard euro aan fossiele subsidies uitgekeerd,
nog los van de exportsteun. We moeten daarvan af. De Minister zou met plannen komen.
Ik wil heel graag van Minister Jetten horen hoe het kabinet die fossiele subsidies
echt concreet gaat afbouwen. We moeten er ook voor zorgen dat de projecten om te werken
aan duurzame energievoorziening in Nederland niet wereldwijd ten koste gaan van kinderen
en gedwongen arbeid. Daar heeft de ILO vorig jaar een rapport over uitgebracht. Er
zijn grote risico's op het gebied van kinderarbeid bij mijnbouwactiviteiten die bijvoorbeeld
bijdragen aan elektrische auto's of aan zonnepanelen die wij hier gaan inzetten. Dit
is een groot vraagstuk. Ik vraag beide Ministers daarom om erop te reflecteren hoe
belangrijk het is dat er in Nederland zo snel mogelijk imvo-wetgeving wordt ingevoerd
die dit tegengaat. Ik vraag dat nadrukkelijk aan beide Ministers.
Voorzitter. Investeer ook in de stress- en schokbestendigheid van lokale voedselsystemen
in het mondiale Zuiden. Zet ook hen goed in bij het prioriteren en bij wat zij nodig
hebben. Zou Minister Schreinemacher willen reflecteren op hoe zij dat wil doen en
of zij de kennis en kunde ook daar wil stimuleren? Het gaat dus niet alleen om het
pakken van kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Hoe helpen we de mensen daar
echt verder? Hoe wil zij het leiderschap daar stimuleren? Het is een groot vraagstuk
of er in deze landen in het globale Zuiden voldoende geld beschikbaar is voor investeringen
in klimaatadaptatie en mitigatie. Veiligheid speelt in deze landen een hele grote
rol. Dat drukt op die kleine begroting. Een groot aandeel daarvan gaat al naar fysieke
veiligheidsinfrastructuur. Ik vraag Minister Schreinemacher of we ervoor kunnen zorgen
dat de publieke adaptatiefinanciering via het Dutch Fund for Climate and Development
daadwerkelijk ten goede komt aan die kwetsbare doelgroepen en dat middelen niet alleen
beschikbaar en behapbaar zijn voor grote westerse partijen. Ik vraag ook of de Minister
het lokale midden- en kleinbedrijf, om het zo maar te zeggen, daar toegang toe wil
geven en of zij het maatschappelijke middenveld wil betrekken bij het ontwerpen en
uitvoeren van projecten.
Voorzitter. Dan vraag ik nog ...
De voorzitter:
U zit al op 5 minuten en 10 seconden.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Oké. Ik doe niet mee met de rest van het debat, want ik doe een simultaan debat. Misschien
helpt mij dat. Mag ik nog twee vragen stellen?
De voorzitter:
Dat mag heel kort.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Het is niet duidelijk hoe de Internationale Klimaatstrategie nu bijdraagt aan het
tegengaan van ontbossing. Ik zou dus graag van de Minister willen weten of het daar
wel of niet onderdeel van uitmaakt. Of is zij van plan om het daar onder te brengen?
Dan nog een uitsmijter. Ja. Staar je niet blind op een van de kwetsbare focusgroepen.
De ChristenUnie zegt: kijk per land en per arbeidsmarkt die getroffen wordt door klimaatverandering,
wie onze steun verdient. Benut niet alleen de generatietoets, maar ook de SDG-toets.
Graag een reflectie daarop van Minister Schreinemacher.
Dank u wel.
De voorzitter:
We klokken af op zes minuten. Ik zag ook geen reacties van uw collega's, dus ik kan
me voorstellen dat het prima is. Zoals ik eerder zei: het gaat met name over de kwaliteit,
de inhoud van het debat. U heeft prima afgetrapt als commissieleden. Daarmee zijn
we natuurlijk aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
Ik heb begrepen dat beide bewindspersonen graag twintig minuten schorsen om de antwoorden
op de gestelde vragen voor te bereiden. Ik schors de vergadering dus graag voor twintig
minuten en dan komen we hier om 11.35 uur terug.
De vergadering wordt van 11.17 uur tot 11.44 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Ik heropen dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We doen dit debat met twee bewindspersonen:
de Minister voor Klimaat en Energie en onze eigen Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. We hebben net de eerste termijn gehad met de inbreng
van de zijde van de Kamer. Dat betekent dat we nu vooral het woord aan beide Ministers
kunnen geven om te antwoorden. Ik denk dat ik als eerste het woord zou willen geven
aan Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De Minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de vragen die door de leden zijn gesteld. Naar
aanleiding van de vragen en de interruptiedebatten kunnen we zien dat het onderwerp
leeft, en terecht. Het is ook heel belangrijk. Ik ben ook blij dat ik hier met mijn
collega Jetten zit omdat we in Nederland heel ambitieus moeten zijn. Dat heeft echter
niet zo veel zin als we over de grens niet ook ambitieus zijn. Daarom heet de strategie
zoals hij heet. Nu gaan we aan de slag met de uitvoering, waarin we echt inzetten
op mitigatie, adaptatie en financiering.
Ik heb een aantal hoofdstukjes. Er is een grote hoeveelheid vragen over diverse onderwerpen
gesteld. Eerst komt de uitvoering. Daarna gaat het over de klimaatfinanciering. Dan
komen de voedselsystemen en de voedselzekerheid. Daarna komen water, gezondheid, handel
en grondstoffen. Dat was het.
De voorzitter:
Dan nog even een opmerking naar de Minister en naar de commissieleden vanwege het
feit dat we om 13.00 uur moeten afronden. We moeten toch streng zijn met drie vragen
in totaal, ook al gaat het om veel blokjes en twee bewindspersonen. Laat ik iedereen
aanmoedigen om zo puntig mogelijk te zijn met de vragen. Dan zien we straks of er
misschien nog ruimte is voor wat extra verduidelijkende vragen. De heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik heb een punt van orde. Kan de Minister voor Klimaat misschien ook even de blokjes
opnoemen? Dan weten we in elk geval bij wie we moeten zijn.
Minister Jetten:
Ja. Dat zijn twee blokken. Eén gaat over energiediplomatie. Het andere gaat over het
1,5 graadscenario en allerlei andere zaken die daaraan zijn gerelateerd, waaronder
de vraag van mevrouw Teunissen over de voedseltransitie in relatie tot de klimaataanpak.
De voorzitter:
Als ik het goed begrijp zijn er in totaal iets van zeven blokjes. Die zijn verdeeld
en het grootste deel is voor de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Dank. De Minister.
Minister Schreinemacher:
Dank. Een aantal van uw leden vroeg naar de concrete acties. Er werd ook wel kritiek
geuit op de mate van concreetheid binnen de strategie. We hebben in de strategie zo
veel mogelijk geprobeerd concrete doelen aan te geven en concrete acties aan te kondigen.
Maar sommige dingen zijn lastig omdat ze onderhavig zijn aan ontwikkelingen. Dat «loss
and damage»-fonds hebben we bijvoorbeeld nog niet concreet opgenomen, omdat daar nu
ook internationaal over wordt onderhandeld. Internationaal vindt er nog een heleboel
onderhandeling plaats. Daarom konden we niet alles concreet opnemen. Een concrete
actie op mijn terrein is bijvoorbeeld een vervolg op het Dutch Fund for Climate and
Development. Daar wordt al heel veel gedaan om lokale organisaties te helpen bij het
ontplooien van acties waar het gaat om ontwikkelingssamenwerking en klimaat, en om
die met elkaar te verbinden.
Er werd ook een vraag gesteld over gezondheid en klimaat. Daar kom ik straks nog op
terug. Daarover gaan we natuurlijk verder met elkaar in gesprek op 30 mei. Dan bespreken
we de Global Health Strategy. Daarbij hebben we erg geprobeerd in te gaan op dit onderwerp.
Daarnaast werd door de heer Boutkan van Volt gevraagd waarom de zes doelen die ik
in mijn nota heb opgenomen, niet in de strategie staan. De reden daarvoor is dat die
zes manieren van handelen meer over de uitvoering gaan zoals we dat binnen BHOS doen,
en dat deze Internationale Klimaatstrategie kabinetsbreed is. We zitten hier nu met
twee Ministers, maar eigenlijk zijn er nog veel Ministers die hiervoor aan de lat
staan en daaraan bijdragen.
Dan werd er onder andere gevraagd naar partnerschappen. Nee ... Sorry, neem me niet
kwalijk. Onze doelen zetten we in onze begrotingen bij de memorie van toelichting
en in de jaarverslagen gaan we natuurlijk ook in op welke doelen we hebben bereikt.
We hebben het duurzame energiedoel van de Nederlandse OS bijvoorbeeld verdubbeld.
We hadden de ambitie om tussen 2015 en 2030 in totaal 50 miljoen mensen te bereiken
en we gaan nu tot 2030 in totaal 100 miljoen mensen bereiken. Dat gaat dus om mensen
die geen toegang tot elektriciteit hebben en koken op vuur. We rollen programma's
uit en steunen programma's om het aantal mensen te verdubbelen. Op die manier proberen
we het wel afrekenbaar of controleerbaar te maken voor uw Kamer. Op die manier proberen
we het ook inzichtelijk te maken waar dat nu al kan. Het budget voor de toegang tot
hernieuwbare energie loopt in de BHOS-begroting bijvoorbeeld van 52 miljoen euro in
2022 tot 112 miljoen euro in 2027. Er wordt ook gevraagd wat we dan in die combilanden
doen, de middeninkomenslanden. Daar versnellen we de lokale energietransitie onder
andere door bij te dragen aan het Just Energy Transition Partnership tussen de G7-landen,
Zuid-Afrika en Indonesië. De ontwikkeling van groene waterstof in Zuid-Afrika – daar
zal mijn collega nog het een en ander over zeggen – doen we gedeeltelijk met handel,
maar we helpen daar ook bij de lokale energietransitie.
Er werd gevraagd of we de lokale gemeenschap wel voldoende betrekken bij onze programma's
en bij onze OS-activiteiten. Dat hebben we juist in de BHOS-nota van juni opgenomen.
We zien lokalisering echt als speerpunt om de ontwikkelingsimpact te vergroten, want
daarmee vergroot je ook de aanvaarding, de legitimiteit en de effectiviteit van onze
projecten. In ons subsidiekader voor het maatschappelijk middenveld ondersteunen we
partnerschappen die relevant zijn voor het klimaat. Dat zijn juist lokale organisaties.
We zijn nog bezig met een lokaliseringsstrategie. Mevrouw Van der Graaf is niet meer
bij dit debat aanwezig, maar zij heeft daar al verschillende keren naar gevraagd.
Daar zijn we nu mee aan de slag. Via het partnerschap Voices for Just Climate Action
vergroten we bijvoorbeeld de stem en de invloed van de lokale bevolking, waaronder
die van inheemse groepen bij klimaatdiscussies en acties. We zetten dus wel degelijk
heel erg in op die lokalisering.
Dan kom ik op de vraag van de heer Van der Lee, want die vroeg ook naar partnerschappen.
Hij zei dat je eigenlijk niet op één doel moet ingaan als je met bepaalde landen spreekt.
Dat ben ik helemaal met de heer Van der Lee eens. Als wij dus met landen in Afrika
spreken, waar dan ook ter wereld – we hebben natuurlijk een hele brede agenda – dan
gaan we niet alleen over migratie praten. We praten ook niet alleen over grondstoffen.
Bij OS-landen spreken we over de projecten die we daar doen. Maar het gaat natuurlijk
veel verder. De heer Jetten spreekt over eventuele energieprojecten. Ik spreek over
ontwikkelingsprojecten, maar ik spreek ook over handel en over waar die die twee elkaar
kunnen versterken. Ik spreek ook over hoe we de samenwerking met landen kunnen aangaan.
Toen ik bijvoorbeeld met mijn collega Van der Burg in Niger was, hadden we het over
migratie, maar ook over andere manieren waarop we – zij zijn heel erg op zoek naar
investeringen vanuit Europa, vanuit Nederland – dat kunnen verbeteren. Daar helpen
we dus ook bij vanuit de posten. Op die manier gaan we een veel bredere samenwerking
aan en niet alleen maar op een enkel onderwerp. Ik ben het dus helemaal met de heer
Van der Lee eens. De wereld is nu transactioneler geworden, maar dat betekent niet ...
Tit for tat werkt niet. Dat hebben de ambassadeurs maandag op de ambassadeursconferentie
mij weer bevestigd en dat hebben ze dus ook bij u gedaan. Ik zal bij de Afrikastrategie
ook ingaan op grondstoffen en op verschillende partnerschappen. Ik denk wel dat het
nog een interessante discussie is voor uw Kamer. Het is natuurlijk ook een dilemma
waar ik zelf tegen aanloop als je het hebt over gelijkwaardigheid. Landen hebben zelf
ook normen en waarden. Je zien nu wat er in Uganda gebeurt, waar een lhbti-wet is
aangenomen, in ieder geval in het parlement. De president heeft hem nog niet getekend.
Hoe moeten wij daarmee omgaan? Hij is democratisch aangenomen met de democratische
meerderheid. Ik sta er absoluut niet achter. Ik ga ervan uit dat u er allen ook niet
achter staat. Volgens mij heeft u zich daar allen in het openbaar ook tegen uitgesproken.
Landen zeggen dan tegen ons: ja, maar wij gaan wel over onze eigen wetgeving. Dat
is dus ook een reden om het maatschappelijk middenveld te steunen, zoals we dat bijvoorbeeld
doen met The Power of Voices. We moeten dan nog wel de discussie voeren over hoe we
daarmee omgaan. Bij de behandeling van de Afrikastrategie komen we daarop terug. We
spreken allemaal steeds van gelijkwaardige partnerschappen, maar ik vraag me af of
we allemaal aan dezelfde invulling denken als we het daarover hebben.
Mevrouw Van der Graaf vroeg nog of ontbossing ook onder de IKS valt. Ja, dat valt
die.
Een aantal leden vroeg of wij nu wel echt de meest kwetsbare landen bereiken, met
name waar het gaat om private klimaatfinanciering. Dat is natuurlijk lastig, want
het heeft minder risico's om in middeninkomenslanden te investeren en projecten te
doen dan in lage-inkomenslanden. Wij kijken inderdaad hoe we ons publieke geld zo
veel mogelijk als hefboom kunnen gebruiken. Daar zijn we al mee bezig. We zeggen steeds
«publiek», maar het moet privaat waar het kan, juist om het gelimiteerde OS-budget
dat we hebben, zo effectief mogelijk in te zetten en zo veel mogelijk te vergroten.
De voorzitter:
Minister. Er is een vraag van de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wilde even iets checken. Dit ging over private financiering. Zijn we nu van uitvoering
naar klimaatfinanciering gegaan, dus naar het volgende blokje?
Minister Schreinemacher:
Ja. We zijn inderdaad geruisloos naar het volgende blokje overgegaan. Neem me niet
kwalijk.
De heer Thijssen (PvdA):
Dan heb ik een vraag over de uitvoering. Volgens mij hebben bijna alle leden gezegd
dat er een klimaatstrategie is, maar er ontbreekt concreetheid. Volgens mij vindt
het merendeel van deze leden het een goed idee als er een concreet uitvoeringsplan
komt met doelstellingen en actiepunten. Dan kunnen we als Tweede Kamer zien: zo wordt
concreet invulling gegeven aan deze klimaatstrategie. Dan kunnen we in een volgend
debat ook zeggen of het gelukt is of niet. We kunnen dan vragen of we daar een debat
over kunnen hebben. Is de Minister dus van plan om zo'n uitvoeringsplan of actieplan
te maken en die met Prinsjesdag of misschien bij de Voorjaarsnota naar de Kamer te
sturen? Dat laatste lijkt me nog mooier, want dan hebben we ook de ibo-besluitvorming.
Minister Schreinemacher:
Dat heb ik net proberen te adresseren door aan te geven dat sommige dingen in beweging
zijn. Dan kunnen we wel iets in een actieplan zetten, maar het is lastig voor ons
om te zien of en hoe we daar budgettair ruimte voor moeten maken als de heer Jetten
nog over losses and damages aan het onderhandelen is. Volgens mij hebben we juist
een begroting met daarbij een memorie van toelichting. Daarin geef ik specifiek doelen
aan en in het jaarverslag kom ik erop terug in hoeverre ik die doelen heb bereikt.
De voorzitter:
Ik weet niet of er een tweede vraag is of dat ik de heer Van der Lee en daarna de
heer Sjoerdsma het woord kan geven. Vervolgens kijken we dan of er nog andere vragen
zijn, maar ik kijk eerst even naar de heer Thijssen. Ja? Dan stelt de heer Van der
Lee inderdaad zijn vraag en geef ik het woord aan de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat de wereld in beweging is. Dat is hier in
Nederland ook zo. Maar we hebben in Nederland wel doelen. We hebben nationale doelen
en we hebben CO2-doelen. We hebben ons gecommitteerd. Het minste dat je dan kunt doen, is een doelstelling
formuleren als het gaat om mitigatie op CO2-reductie in het internationaal klimaatbeleid. Ik snap dat het ingewikkeld is. Ik
ben trouwens blij dat de Minister van Financiën bereid is om nationale wetgeving te
overwegen als het gaat om de financiële sector, want die beheert een vermogen. Er
zit een footprint achter die groter is dan de Nederlandse footprint. Er zijn dus potentieel
enorme reducties om mitigatie te bereiken, maar het zou fijn zijn als er iets van
een stip op de horizon wordt gezet en als er een concrete invulling aan wordt gegeven.
Hetzelfde geldt aan de mitigatiekant. Als het alleen al om water gaat, kun je een
aantal concrete ambities formuleren over hoeveel mensen je wilt bereiken en in welke
gebieden. Dat geeft ons de komende tijd iets meer houvast om te beoordelen of er voortgang
in die klimaatstrategie zit, zonder dat alles tot in details is dichtgetimmerd.
De voorzitter:
Houd u het een beetje bondig.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat kunnen we toch gewoon vragen? Dat gaan we samen ook doen, denk ik. Ik hoop op
een positieve reactie.
De voorzitter:
Helder. De Minister.
Minister Schreinemacher:
De laatste vraag van de heer Van der Lee was hoeveel mensen we bereiken. Dat is makkelijk
meetbaar. Dat kunnen we doen en dat zetten we dus ook in de begroting. Maar in hoeverre
een concreet project ook bijdraagt aan bijvoorbeeld dat 1,5 graadscenario, is echt
heel moeilijk meetbaar. Die discussie hebben we ook bij de ekv gehad. Het wordt heel
lastig meetbaar om te sturen op de CO2-reductie per project, terwijl je ook stuurt op hoeveel mensen je wilt bereiken. Ik
begrijp de vraag van de heer Van der Lee. Ik wil wel kijken wat voor doel we kunnen
stellen, zodat u kunt controleren of onze projecten bijdragen aan CO2-reductie en het tegengaan van klimaatverandering. Maar ik ben wel zoekende naar hoe
we dat echt meetbaar kunnen maken per project of per budgetonderwerp. Ik wil daar
graag over nadenken, dus misschien kan ik er op een later moment op terugkomen. Ik
kan het nu niet toezeggen omdat het heel lastig is om het inzichtelijk te maken.
De voorzitter:
Ik geloof dat er ook een vraag was van de heer Sjoerdsma?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ja. Ik denk dat de Kamer er vrij eensgezind over is dat dit nog uitwerking behoeft.
Volgens mij is dat een duidelijk geluid, of je nu links of rechts kijkt, naar coalitie
of oppositie. Ik denk ook dat het kan. Ik denk dat we moeten beginnen met het feit
dat we een nationale CO2-reductiedoelstelling hebben, dat we die internationaal nog niet hebben geformuleerd
en dat het kabinet dat gaat doen. Ergens in het voorjaar van 2023 gaan deze Ministers
ons daar iets over sturen. We hoeven dat niet per project geïdentificeerd te hebben.
Volgens mij wil niemand dat en dat kan ook helemaal niet. Maar je kunt wel in grove
lijnen schetsen in welke richting en met welke concreetheid je hiermee aan de slag
wilt. Ik heb er zelf in mijn eerste termijn ook een paar genoemd. Het moet natuurlijk
wel concreter, of het nu gaat over de wijze waarop je noodhulp invult of dat je weersvoorspellingen
wilt inzetten om hier iets aan te doen. Anders is het een soort samenraapsel van abstractheden
en daarmee gaan we niemand helpen. Daar zou ik dus graag een reactie op willen.
De voorzitter:
Helder. De Minister.
Minister Schreinemacher:
Ik heb al in de richting van de heer Van der Lee gezegd dat ik na wil denken over
hoe dat kan, maar het is echt geen onwil. Het is echt lastig. Een groot aantal van
de landen heeft de Paris Agreement getekend. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor hoe
ze aan die doelstellingen gaan voldoen. Wij helpen bijvoorbeeld met NDC Partnerships.
Zo bieden we ontwikkelingslanden een traject voor hoe ze die doelstellingen kunnen
gaan halen, maar het is heel lastig voor ons. Moeten wij dan per land gaan bepalen
in hoeverre zij hun CO2-reductie gaan bereiken? Het is dus geen onwil. Ik wil graag nog met u van gedachten
wisselen over hoe u dat dan ziet. Ik begrijp ook de wens. Zoals ik al tegen de heer
Van der Lee zei: ik wil daar graag over meedenken, maar het is niet zo eenvoudig.
De voorzitter:
Er is een tweede interruptie van de heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat snap ik niet zo goed. Aan de nationale kant heeft de Minister voor Klimaat natuurlijk
wel zo'n heel traject afgelopen. We hebben een nationale reductiedoelstelling en daaronder
is aannemelijk gemaakt, door een hele sloot aan maatregelen, subsidies en normeringen,
hoe we die doelstelling gaan halen. Als het kabinet nu komt – dat is het plan en ik
zou dat ook zeer aanmoedigen – met een doelstelling om ook onze internationale CO2-voetafdruk naar beneden te krijgen, dan lijkt het me logisch om dat ook aannemelijk
te maken. Op geen enkele manier wordt in deze strategie echter aannemelijk gemaakt
dat dat gaat gebeuren. Het kabinet zal dus moeten laten zien met welke maatregelen
we – het gaat niet over andere landen, maar over wat wij doen in het buitenland –
onze eigen CO2-voetafdruk naar beneden kunnen halen. Als dat niet kan, hebben we volgens mij wel
een probleem, want dan gaan we botsen als Kamer en als kabinet. Dat zou ik niet willen.
Ik zou willen dat we er hier met elkaar vandaag beter uit komen.
De voorzitter:
Helder. De Minister met een reactie.
Minister Schreinemacher:
Oké. Het gaat niet over andere landen. Dan hadden we inderdaad een misverstand. Waar
de heer Sjoerdsma naar vraagt, valt eigenlijk onder beleidscoherentie. Wat we hier
doen, streven we ook na in het buitenland. Een van de dingen is natuurlijk de ondertekening
van de Glasgowverklaring, waarin we zeggen: we steunen geen fossiele projecten meer.
Dat is een van de dingen. Er komt bijvoorbeeld imvo-wetgeving aan op Europees niveau
en op nationaal niveau. Ook daar moeten bedrijven duurzaam produceren en daarvoor
maken ze plannen. Moet ik dan bij elk bedrijf gaan kijken of zij hun besparing hebben
gehaald, ook in het buitenland? Ik vraag even naar de invulling. Het valt onder beleidscoherentie,
dus we zijn ermee bezig. De vraag is echter in hoeverre ik bedrijven daar dan op afreken.
De voorzitter:
Ik zie geen behoefte aan een derde reactie van de heer Sjoerdsma. Dat betekent dat
ik eerst de heer Amhaouch, dan mevrouw Teunissen en dan mevrouw Gündoğan het woord
geef. Zij waren ietsje eerder, mevrouw Gündoğan. Als eerste dus de heer Amhaouch.
U kunt uw reactie later nog geven, mevrouw Gündoğan.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik ben het wel eens met wat hier allemaal gezegd wordt. We moeten even kijken waar
we gaan landen. Ik kom uit een omgeving waarin je inderdaad kunt zeggen: we hebben
een aantal hoofddoelstellingen. De Minister zegt: oké, we willen de toegang tot energie
verdubbelen van 50 miljoen naar 100 miljoen. Maar over andere zaken: de crux zit ’m
in wat de heer Sjoerdsma zegt. Als we zeggen wat de doelstellingen zijn, dan gaan
we ieders rol invullen op aannemelijkheden. De Minister geeft zelf in haar visie de
inzet van deze kabinetsperiode aan. Dat zijn nog twee jaren. Maak daarbij nog een
doorkijk tot 2030 en dan heb je vijf jaren. Dat is redelijk overzichtelijk. Daar moeten
gewoon projecten onder komen, dus dat gaan we doen. Volgens mij is dat veel belangrijker
dan elk individueel project proberen toe te rekenen. Daar moet de Minister zich ook
niet in bewegen, want dat gaat zij niet waarmaken. U kunt de Kamer wel overtuigen
door te zeggen: met de kennis die we nu hebben, gaan we deze programma's ondersteunen
en dan komen we dichter bij ons doel. Dat is volgens mij waar wij een beetje naar
op zoek zijn.
De voorzitter:
De oproep is: toch nog een reactie van de Minister. U kunt er natuurlijk ook voor
kiezen om er in de tweede termijn op terug te komen.
Minister Schreinemacher:
Ik kom er graag in de tweede termijn op terug. Volgens mij is het actieplan beleidscoherentie
op 25 november naar de Kamer gestuurd. In dat actieplan zijn verschillende concrete
doelstellingen opgenomen. De eerste jaarrapportage volgt komende 17 mei en die gaan
we in juli bespreken. Daarin is al het een en ander aan concrete afrekenbare doelstellingen
opgenomen. Ik kom daar graag in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Teunissen. Dan ga ik door naar de heer Boutkan en
dan naar mevrouw Gündoğan. Nee, mevrouw Gündoğan, ik ga u zeker niet vergeten. Ik
denk dat ik het heel eerlijk doe. Ik zag het signaal van mevrouw Teunissen iets eerder
dan ik uw signaal zag. Ik ga u zeker niet vergeten. U krijgt beslist uw interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind deze discussie heel interessant, want nu blijkt dat de Nederlandse impact
op het buitenland, voor het kabinet althans, nog niet helemaal helder is. Hoe we dat
gaan aanpakken is ook nog niet helemaal helder, maar ik zie toch al belangrijke aanknopingspunten
in de strategie. Er staat heel duidelijk dat 40% van de Nederlandse broeikasgasvoetafdruk
buiten Nederland ligt. Daarnaast weten we ook dat de ecologische voetafdruk van Nederland
zo'n drieënhalve aardbol is. Dat is allemaal berekend. Als je daarvan uitgaat, dan
is de vraag natuurlijk hoe we ervoor gaan zorgen dat die voetafdruk wordt teruggedrongen.
Hoe gaan we ervoor zorgen dat die CO2-uitstoot wordt teruggedrongen? Ik deel echter de mening van veel collega's dat ontbreekt
hoe we dat concreet gaan doen. Dat bleek laatst ook uit het IPCC-rapport. Daaruit
blijkt dat heel veel landen wel mooie ambities hebben, maar dat er geen of onvoldoende
beleid aan ten grondslag ligt.
Ik zou graag zien dat de Minister met een plan komt met daarin die concrete doelen.
We willen die 40% terugdringen. Ik zou die ecologische voetafdruk breder trekken dan
alleen CO2-uitstoot, want het gaat ook over ontbossing en ons effect op watergebruik et cetera.
Het gaat dus om een doelstelling voor het verkleinen van onze ecologische voetafdruk
plus hoe we dat gaan doen. Daar zou ik echt een brief van de Minister over willen
zien, rond de Voorjaarsnota omdat Prinsjesdag echt te laat is. Dan is het beleid namelijk
al in beton gegoten. Ik zou graag zien dat wij daar ook nog een debat over kunnen
voeren, dus vandaar de Voorjaarsnota.
Minister Schreinemacher:
Zoals gezegd hebben we in het actieplan beleidscoherentie thema's opgenomen waarin
het terugbrengen van de Nederlandse voetafdruk, breder dan CO2-reductie, een van de drie thema's is. We hebben daaraan ook verschillende concrete
doelstellingen verbonden. Ik zou wel graag horen welke doelstellingen nog ontbreken
in het actieplan beleidscoherentie. Dat is misschien ook iets waar de leden dan in
tweede termijn op terug kunnen komen. We kunnen het daar verder hebben over wat we
nog aan beleidsdoelstellingen, aan concrete doelstellingen, nodig hebben. We gaan
dat op 17 mei nog bespreken. Mijn collega Jetten zal nog ingaan op die doelstellingen
en in hoeverre die meetbaar zijn.
De voorzitter:
Dat was een reactie van de Minister. Dan mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Ik heb er even een paar cijfers bij gehaald. Misschien kan de Minister daarmee uit
de voeten. Volgens mij was Minister Jetten hier al eerder mee bekend. Een hectare
bos kan 12 ton CO2opnemen. Je kunt prima meten hoeveel van je landoppervlak bebost is of niet. Ieder
percentage dat erbij komt, is zoveel hectare erbij en zal dus leiden tot zoveel ton
CO2-opname. Wil je dat verder slimmer aanpakken, dan zou je kunnen proberen om het ETS
dat wij hebben, dat echt een goed systeem is, internationaal te maken. Misschien ga
je dan niet werken met de € 80 per ton, maar Costa Rica heeft dit daadwerkelijk wel
gedaan. Voor iedere hectare die men in Costa Rica is gaan omzetten in bebossing, door
de overheid betaald. Dit zijn concrete, kwantificeerbare manieren om te zien of je
klimaatstrategie werkt of niet. Zonder dat we met elkaar het wiel opnieuw gaan uitvinden:
dit is direct toepasbaar, dit is bewezen, het werkt en er zit ook een financiële prikkel
achter. Ik denk dus dat dit model toch echt een keer ... We doen het in Europa best
aardig. We zijn met ETS best aardig op de goede weg. Volgens mij is het een van de
unique selling points in onze klimaatstrategie om landen te helpen uit deze worsteling
te komen die het zelf ook niet goed weten. Ik lees dat we ondertussen in Chinese yuan
wel gewoon lng aan het opkopen zijn. De geopolitieke context verandert dus. Als wij
als Europa niet voortvarend durven zijn, lopen we straks zowel economisch als klimatologisch
echt achteraan.
De voorzitter:
Helder. Dank, mevrouw Gündoğan. Een reactie van de Minister.
Minister Schreinemacher:
Ik vind het een interessante suggestie. Zoals gezegd komt collega Jetten er zo nog
op terug. Ik denk wel dat we een aantal van de dingen die u noemt – landen helpen
om zelf meer inzichtelijk te krijgen wat hun landbouw bijvoorbeeld doet, wat hun ontbossing
veroorzaakt, hoe ze dat kunnen tegengaan en wat voor verbeteringen dat teweeg zou
brengen – al doen, onder andere door die NDC Partnerships. We zijn al wel met ontwikkelingslanden
aan de slag om een roadmap te maken voor hoe zij hun eigen doelen kunnen bereiken.
We zijn dus gedeeltelijk al met die landen bezig. Wat onze bedrijven en onze projecten
daar doen en in hoeverre dat berekend kan worden? Mevrouw Gündoğan schetste een interessante
methode. Daar kan mijn collega nog op ingaan. We kunnen ook kijken hoe we dat kunnen
verduidelijken in de memorie van toelichting van de begrotingen, want daarin geven
we nu al wel concreet doelen aan.
De voorzitter:
Het is duidelijk dat het thema «de uitvoering van de Internationale Klimaatstrategie»
de commissie enorm bezighoudt, want er is inderdaad ook nog een interruptie van de
heer Boutkan van Volt en daarna van de heer Thijssen.
De heer Boutkan (Volt):
Ik ga eerst even iets gevaarlijks doen. Ik ga proberen de toezeggingen van de Minister
te interpreteren. Begrijp ik goed dat die zes werkwijzen, die aan het begin werden
genoemd, de uitgangspunten zullen zijn voor dat actieplan? Er werd gezegd dat het
uitgangspunten in de uitvoering zijn. Ik neem aan dat het actieplan gaat laten zien
hoe de uitvoering eruit gaat zien. Daar wilde ik dus wat duidelijkheid in. Ik vroeg
specifiek naar die climate hotspots. Gaat daar genoeg geld naartoe als we zo leunen
op die private investeringen? Wordt dat dan ook duidelijk in de jaarrapportage? Daar
zit namelijk wel echt een zorg. Laat ik daar even mee beginnen.
Minister Schreinemacher:
Zoals ik net al zei, gelden die zes werkwijzen voor de BHOS-uitvoering. Wij volgen
dus die werkwijze waar de Internationale Klimaatstrategie over BHOS gaat. De heer
Jetten heeft dus mogelijk zijn eigen werkwijze als het gaat om de uitvoering van zijn
klimaatstrategie, maar mijn gedeelte volgt die zes werkwijzen.
Dan over die climate hotspots. Wij zetten met publieke financiering nadrukkelijk in
op de low income countries, dus echt op die kwetsbare gebieden. Als het daar voor
het bedrijfsleven minder interessant is, dan proberen we het eerste risico voor ons
te nemen, of in ieder geval om het publieke geld als hefboom te gebruiken. Als dat
uiteindelijk niet interessant is – het zijn in veel gevallen ontwikkelingslanden –
dan doen we daar natuurlijk ook ontwikkelingsprojecten. Maar zoals gezegd probeer
ik wel zo veel mogelijk het publieke geld als hefboom voor privaat te gebruiken om
het zo veel mogelijk te laten worden, ook in die lage inkomenslanden.
De voorzitter:
Ik denk dat u een vervolgvraag heeft.
De heer Boutkan (Volt):
Ik hoop dat ik dat mag interpreteren als dat we in ieder geval kunnen terugvinden
of dat wel of niet genoeg is, bijvoorbeeld in de jaarrapportages. Dan nog even over
die scope 3-emissiediscussie die we net hadden. Wat gaan we doen met de impact die
Nederland op het buitenland heeft door allerlei zaken die we importeren en de afdruk
die we daar achterlaten? Ik wil graag meegeven – ik denk dat dat interessanter is
voor de Minister van EZK – dat Zweden een wet heeft aangenomen en dat het volledige
verantwoordelijkheid neemt voor die emissies in de wijze van toerekenen in zijn eigen
klimaatdoel. Dat is niet hoe de wereld rekent met klimaatdoelen, maar ik vind het
oprecht wel iets waar we serieus naar moeten gaan kijken als dit vraagstuk blijft
terugkomen. Ik zou daar ook wel een reactie op willen. Dank.
De voorzitter:
Een reactie van de Minister. U neemt dat later mee? Oké, dat is prima. Dan is er nog
een laatste vraag van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wil toch nog even teruggaan naar die uitvoering. Er worden vragen gesteld over
de klimaatstrategie. Er staan heel veel mooie dingen in over voedsel, ontbossing,
CO2-afdruk in het buitenland en voedselzekerheid. Maar volgens mij missen veel leden
welk concreet doel we willen halen. Dat is er bijvoorbeeld wel voor de groei van schone
energie, maar op heel veel van die andere doelen staat geen doel. Vervolgens is de
vraag hoe we dat doel gaan bereiken. Als we dat weten, kunnen we volgend jaar een
gesprek hebben met elkaar. Zijn alle acties uitgevoerd? Zijn de doelen inderdaad dichterbij
gekomen? Is het succesvol of niet? Dan hebben we een nuttig debat. Die informatie
missen we. Het is gewoon te hoog over. Ik begrijp dat de Minister erop terug wil komen
in de tweede termijn, maar volgens mij gaat er vandaag geen tweede termijn komen.
Daar is gewoon geen tijd voor. Misschien kan de Minister toch nog even kijken of we
een actieplan of een uitvoeringsplan kunnen krijgen. Misschien kan ze nadat Minister
Jetten aan het woord is geweest, toch nog iets meer toezeggen over hoe we dit concreter
gaan maken. Volgens mij wordt breed gedeeld dat dit te vaag is.
De voorzitter:
Er is toch nog een reactie van de Minister.
Minister Schreinemacher:
Ik begrijp de vraag van de heer Thijssen. We nemen al een heleboel op in die begroting.
Als daar dingen in missen, dan kunnen we het er zeker over hebben. We zetten als Nederland
natuurlijk vooral in op klimaatadaptatie. Dat vul je op een andere manier in dan mitigatie
waarbij je je CO2-uitstoot reduceert, maar het kan wel bijdragen aan de voedselzekerheid en de biodiversiteit.
Ik kom graag in de tweede termijn terug op hoe we dat inzichtelijk zouden kunnen maken,
maar dat zal toch moeten landen in de begroting volgens de reguliere begrotingssystematiek
en in het jaarverslag. Zo kunt u mij daar ook op controleren.
De voorzitter:
Dank, Minister. De heer Thijssen heeft natuurlijk een terechte opmerking over tijdsduur
en de termijn die we nog hebben. Ik merk inderdaad dat er veel behoefte is aan verduidelijkende
vragen. Daar wordt ook veel tijd voor genomen. Ik zou alle leden in ieder geval in
eerste instantie willen vragen om het zo kort mogelijk te doen. Het kan zijn dat ik
over tien minuten terugkom om te kijken hoe het gaat. U heeft een punt van orde?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb niet een punt van orde, maar toch een interruptie. We praten een beetje langs
elkaar heen. We hebben een Internationale Klimaatstrategie die in principe al ons
Nederlandse beleid raakt. We willen onze CO2-footprint ook verminderen buiten Nederland. Dat is niet een optie die alleen is uit
te werken in de BHOS-begroting. Dat mag van mij ook, maar ik wil helder hebben wat
onze ambitie is op het terrein van het verkleinen van onze internationale CO2-footprint. Dan raakt het ook aan initiatieven rond imvo-wetgeving. Het verduurzamen
van de financiële sector is veel breder. Dat is een onderwerp. Daarna komt specifiek
de vraag wat er vanuit het BHOS-budget wordt geïnitieerd aan concrete projecten. Dat
kan ook bijdragen aan CO2-reductie in derde landen. Maar ook daarvoor geldt: wil je die projecten kunnen evalueren,
dan moet je op een gegeven wel iets van een doel hebben dat je probeert te bereiken.
Opgeteld zou dat ook nog een specifieke doelstelling kunnen zijn van wat BHOS bijdraagt
aan de overalldoelstelling van het kabinet om de footprint van Nederland in het buitenland
te reduceren. Dat zijn volgens mij hele simpele vragen die we als Kamer hebben. Het
maakt mij niet uit in welke begroting het komt, maar ik vind wel dat we daar vóór
Prinsjesdag inzicht in moeten hebben. Anders kunnen we de voortgang op dit terrein
niet controleren.
De voorzitter:
Helder, meneer Van der Lee. De Minister.
Minister Schreinemacher:
Ik begrijp de wens van de Kamer echt. Ik denk dat het, ook met het oog op de tijd,
het meest zinnig is dat wij vanuit het kabinet en de andere ministeries die hierover
gaan, een brief schrijven over hoe we dit inzichtelijk kunnen maken. We sturen een
voortgang op de IKS-rapportage. Misschien kunnen we naar aanleiding van de brief eerst
nog van gedachten wisselen over of wat daarin staat, datgene is waarnaar u op zoek
bent.
De voorzitter:
Dat is een toezegging van de Minister. De heer Klink heeft toch nog een verhelderende
vraag. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Ik ben tot nu toe stil geweest over dit onderwerp, maar als handreiking naar de Minister
en naar ons als Kamer denk ik het volgende. We hebben juist dat beleidscoherentiedebat
op 6 juli gepland staan. Het is de bedoeling dat alles wat met BHOS te maken heeft,
breed wordt besproken. Als die brief komt, moeten we ook echt op inhoud met elkaar
van gedachten kunnen wisselen.
Minister Schreinemacher:
Over die brief, begrijp ik dan. Ja.
De voorzitter:
Er is geen behoefte aan een verheldering, dus dat zegt de Minister toe. Ik denk dat
we dan aan het einde zijn van deze serie interrupties en vragen. We zijn nog steeds
bij het eerste blokje, dus ik wil vooral het woord geven aan de Minister om het verhaal
met financiering voort te zetten. Graag, Minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Een aantal leden vroeg nog naar klimaatkwetsbare landen en
stelde dat er meer aandacht voor preventie en rampenparaatheid moet komen. Ik heb
onder andere vorige week bij de VN-waterconferentie toegezegd dat we 50 miljoen gaan
doneren in een nieuw partnerschap tussen verschillende organisaties. Daarbij wordt
het meteorologisch instituut van de VN, dat ook rampen voorspelt, juist gekoppeld
aan mensen ter plaatse die, zeg maar, de zandzakken op de goede plek moeten leggen.
We hebben nu best een voorspellend vermogen, maar om ervoor te zorgen dat die landen
echt geholpen worden tegen extreme omstandigheden, is er dus een nieuw partnerschap
opgericht. Wij gaan als Nederland met 50 miljoen helpen. We gaan helpen in Ethiopië,
Sudan, Zuid-Sudan en Uganda. Dat heb ik vorige week aangekondigd.
De heer Sjoerdsma vroeg ook naar klimaatruzies en hoe wij daar anticiperend mee omgaan.
Met Nederlandse financiering is een project opgezet, een fonds voor data over waar
bijvoorbeeld waterschaarste zal gaan ontstaan. Dat kan al acht maanden van tevoren
voorspeld worden. Naar aanleiding daarvan kunnen wij dus anticiperend optreden. Op
die manier proberen we de klimaatruzies bij voorbaat zo veel mogelijk te voorkomen.
We doen dat door bijvoorbeeld ter plaatste al humanitarian stockpiling te laten plaatsvinden.
Je kunt in acht maanden natuurlijk geen heel voedselsysteem opbouwen, maar op die
manier kun je er wel anticiperend mee omgaan.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dit is natuurlijk goed, maar mijn vraag ging eigenlijk over een ander soort klimaatruzies.
Het gaat meer over iets wat we vorig jaar hebben gezien met die grote overstromingen
in Pakistan. De enorme onrust, maar ook de woede die toen in dat land ontstond tegen
– laat ik het maar in algemene zin zeggen – het Westen als veroorzakers van de klimaatveranderingen
en zij als ontvangers van de negatieve gevolgen van de klimaatveranderingen. Dat is
natuurlijk een voorbeeld, maar het gaat steeds vaker gebeuren. Het gaat straks in
India gebeuren; het gaat in Afrikaanse landen gebeuren. Dat gaat de verhoudingen tussen
ons en dit soort landen die op de frontlinie van klimaatverandering liggen, drastisch
veranderen. Het gaat heel veel consequenties hebben voor veel van onze andere doelstellingen.
Dat is eigenlijk mijn vraag, want het staat namelijk niet in die klimaatstrategie.
Hoe gaan we met dat soort spanningen om? Hoe gaat we ervoor zorgen dat we die spanningen
er tijdig uithalen? Los van China en Rusland, gaat dit een van de grootste schisma's
van deze tijd worden.
Minister Schreinemacher:
Het risico dat de heer Sjoerdsma schetst, zie ik ook. Dat doet hij ook terecht. Dat
is natuurlijk bij de vorige COP uitgebreid aan bod gekomen. Landen die slachtoffer
zijn en zich slachtoffer voelen van klimaatverandering, zijn juist op zoek naar erkenning,
maar ook naar hoe de meest vervuilende landen hen gaan helpen. Die discussie wordt
nu in internationaal verband gevoerd. Minister Jetten zal daar zo meteen ook nog het
een en ander over zeggen, maar ik ben het helemaal met de heer Sjoerdsma eens dat
dat probleem er gaat komen en dat het er eigenlijk al is. Het is wel zo dat landen
soms zelf ook veroorzaker zijn en dat we landen daar wel op moeten kunnen aanspreken.
Als er grote rampen ontstaan, komt dat door grote vervuilers, maar ik denk dat het
ook heel goed is dat we landen zelf helpen bij het op orde krijgen van hun klimaatplannen
en bij de uitvoering daarvan.
De voorzitter:
De Minister vervolgt. Ja, prima.
Minister Schreinemacher:
Dan werd er nog gevraagd naar die publiek-private 50/50-verdeling. Eigenlijk wil ik
die percentages niet aanpassen; ik wil kijken waar de financiering nodig is. In een
eerder antwoord gaf ik ook al aan dat er soms meer publieke financiering nodig is
dan in andere landen, omdat het privaat interessanter is om in meer middeninkomenslanden
iets te doen dan in lage inkomenslanden. We willen volgens mij niet op 80/20 gaan
zitten en vervolgens alleen maar in middeninkomenslanden dingen kunnen doen. We moeten
ook werken aan capaciteitsopbouw van lokale organisaties in die armste landen. Daarom
wil ik dus dat percentage niet bij voorbaat vastleggen.
De heer Klink (VVD):
Bij mijn vraag ging het er om juist niet te tornen aan het bedrag dat publiek is,
maar om met de publieke middelen die we hebben nog meer privaat geld aan te trekken.
Dan is het dus niet een doel op zich om het percentage te veranderen. Ik zeg dus:
met de publieke middelen die je hebt, nog meer privaat aantrekken zodat je een nog
hoger hefboomeffect hebt en het bedrijfsleven meer in positie brengt. Het antwoord
van de Minister lijkt nu net alsof ze zegt daaraan eigenlijk niet te willen tornen.
Dat lijkt me niet een gezonde ontwikkeling. Ik zou er juist alles aan doen om het
bedrijfsleven volop mee te nemen.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het met de heer Klink eens dat hoe groter de hefboom, hoe beter het is. We
gaan wat dat betreft zeker op zoek naar manieren waarop we zo veel mogelijk privaat
kapitaal kunnen mobiliseren. Het enige wat ik zeg, is dat ik niet alleen maar 80/20
wil doen. Het ligt er heel specifiek per project en per land aan hoe die verdeling
eruitziet. Volgens mij zijn de heer Klink en ik het daar dus over eens.
De voorzitter:
De Minister vervolgt met het derde blokje over voedsel.
Minister Schreinemacher:
Mevrouw Teunissen vroeg naar de export van stalsystemen. De Nederlandse inzet is erop
gericht ervoor te zorgen dat de export van kennis en kunde wat betreft voedselzekerheid
zo veel mogelijk over duurzame productiemethoden gaat. Uiteindelijk is het aan het
Nederlandse bedrijfsleven zelf wat het produceert en exporteert, maar dat hangt natuurlijk
mede af van het beleid dat er in Nederland wordt gevoerd. De Minister van LNV is op
dit moment bezig met een landbouwakkoord. Dat zou ingaan op welke landbouwsector wij
in Nederland willen hebben en welke kennis en kunde we uiteindelijk gaan exporteren.
We zetten echt in op duurzame productiemethoden, juist omdat we andere landen willen
helpen meer zelfvoorzienend te worden. Maar we willen natuurlijk wel dat dat op een
duurzame manier gebeurt.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Mijn vraag ging meer over het probleem – en dat schets ik ook in mijn betoog – dat
het huidige landbouwsysteem zo'n ontzettend grote footprint heeft, met name de Nederlandse
landbouw als tweede exporteur van vlees en zuivel, en dat we die fout niet moeten
gaan herhalen in andere landen. We zien nu dat Nederland met die exportkredietverzekeringen
dezelfde landbouwsystemen als we hier hebben, zoals stallen en eiermachines, voor
miljarden aan het verzekeren is. Mijn vraag was dus: moeten we daar niet vanaf als
we richting een duurzame landbouw willen?
Minister Schreinemacher:
U heeft natuurlijk ook met andere bewindspersonen debatten over hoe de Nederlandse
landbouw eruitziet. Zoals gezegd wordt er nu aan een landbouwakkoord gewerkt. Ik ga
niet over de export door bedrijven. Als ik het over OS-projecten en dat soort dingen
heb, dan zorgen we er natuurlijk voor dat die zo duurzaam mogelijk zijn, omdat we
landen helpen hun voedselzekerheid zo duurzaam mogelijk te garanderen. Uiteindelijk
zijn we daar echt op gericht. Zoals gezegd moeten bedrijven bij handelsmissies aan
imvo-voorwaarden voldoen. Als zij niet-duurzame productiemethoden exporteren, gaan
ze dus ook niet mee op handelsmissie.
De voorzitter:
Er is geen behoefte aan een vervolgvraag. De Minister vervolgt het blokje met betrekking
tot voedsel. Ik wil trouwens tussendoor opmerken dat we even hebben verkend in hoeverre
er ruimte is om ietsje langer door te gaan. Er is ruimte tot 13.30 uur. Dat geeft
misschien een klein beetje rust aan beide zijden. Ik hoop natuurlijk dat de Ministers
ook beschikbaar zijn. Dat geeft wel de gelegenheid om de tweede termijn te doen. Ook
al hebben we dat halfuurtje extra, ik zou toch nog even de extra oproep willen doen
om nog iets korter en bondiger te zijn met de vragen die worden gesteld. Ik weet dat
het lastig is. Ik geef graag het woord terug aan de Minister.
Minister Schreinemacher:
De heer Amhaouch had een vraag over voedselzekerheid en het gebrek daaraan wat bijdraagt
aan het ontstaan van conflicten. De heer Amhaouch weet dat de inzet op het gebied
van voedselzekerheid met name juist geconcentreerd is op de landen die kwetsbaar zijn
voor klimaatverandering. We zetten ook in op duurzame en weerbare landbouwsystemen.
Ik heb de Kamer daar eind vorig jaar over geïnformeerd met het stappenplan mondiale
voedselzekerheid. We gaan daar in mei ook nog over met elkaar in debat. We investeren
in voedselzekerheid ter plaatse, natuurlijk ook via het World Food Programme, maar
dat gaat meer over humanitaire hulp. Dat is uiteindelijk de last resort, omdat we
willen dat mensen ter plaatse zo veel mogelijk in hun eigen voedsel kunnen voorzien.
Mevrouw Teunissen vroeg naar biodiversiteit en in hoeverre wij biodiversiteit meenemen
in ons beleid. In het op de COP15 aangenomen Global Biodiversity Framework is een
doelstelling op klimaat aangenomen. De Nederlandse bijdrage aan dat framework wordt
nu uitgewerkt in een nationaal plan, het National Biodiversity Strategy and Action
Plan. U ontvangt binnenkort een brief over de BHOS-inzet op biodiversiteit. Ik heb
net al gezegd dat we voor wat betreft voedsel inzetten op duurzame voedselsystemen
waarbij ook wordt gekeken naar een betere balans tussen dierlijke en plantaardige
eiwitten.
Verder vroeg mevrouw Van der Graaf naar lokale voedselsystemen en de stressbestendigheid
daarvan. We investeren echt op een integrale manier met lokale voedselproductiesystemen.
De zaadveredelaars kwamen al ter sprake, maar ik heb het ook over de bodemvruchtbaarheid,
de toegang tot markten en de organisatie van boeren. Alles wat nodig is om productiviteit
en weerbaarheid te vergroten, maakt deel uit van onze projecten daar, of in ieder
geval de projecten waar wij aan bijdragen. Dat doen we in samenwerking met lokale
instituties en in lijn met de plannen die de landen zelf in het kader van de UN Food
Systems Summit hebben opgesteld om hun voedselzekerheid te borgen. De landen zijn
namelijk zelf in the lead. Dat doen we natuurlijk in samenwerking met onze eigen kennisinstituten
en de Wereldbank, het IFAD en SNV. Hierbij is goed bestuur van belang, dus ook daar
zetten we bij verschillende OS-landen op in.
Dan ga ik snel door naar water. In het vorige kopje heb ik eigenlijk al het een en
ander gezegd over wat we vorige week aan extra pledges hebben gedaan met 50 miljoen.
We hebben natuurlijk de Blue Deal waarbij we inzetten op kennis via ondersteuning
die Nederlandse waterschappen geven aan organisaties in ontwikkelingslanden die verantwoordelijk
zijn voor waterzekerheid en waterveiligheid. Nederlandse deskundigen verlenen op verzoek
van internationale humanitaire organisaties noodhulp bij watergerelateerde rampen.
Ook worden ze op verzoek van buitenlandse overheden en internationale organisaties
ingezet om te adviseren bij het voorkomen van watergerelateerde rampen. Dat zijn de
zogenaamde Disaster Risk Reduction Teams. Daar draagt Nederland dus ook aan bij, juist
vanwege onze kennis en expertise op dit gebied.
Dan ga ik door naar gezondheid.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wil toch even voedsel en water samen nemen. Mijn eerdere vraag ging erover dat
er zeer waarschijnlijk weer een El Niño gaat komen die tot extreme droogte en hongersnoden
leidt. Dat is de laatste decennia elke keer opnieuw gebeurd. In het kader van disaster
risk preparedness vraag ik me af of er proactief mensen aan de slag worden gezet om
te proberen de effecten van dit fenomeen ditmaal iets kleiner te maken dan in het
verleden.
Minister Schreinemacher:
De opmerkingen van de heer Van der Lee over een mogelijke komst van El Niño vormen
inderdaad een groot punt van zorg, ook binnen de internationale organisaties en de
internationale gemeenschap. Er wordt nu wel op geanticipeerd. Er wordt nu binnen het
UNOCHA en de UNHCR gekeken naar wat er ter plaatse moet gebeuren. De anticiperende
activiteiten schetste ik net ook al. Er wordt naar gekeken. Men is er nu al mee bezig
om zo veel mogelijk aan stockpiling et cetera te doen. Maar dit is inderdaad een groot
punt van zorg. Dat deel ik met de heer Van der Lee.
De voorzitter:
De Minister vervolgt met het blok over gezondheid.
Minister Schreinemacher:
Een aantal van uw leden merkte terecht op dat klimaat en gezondheid onlosmakelijk
met elkaar verbonden zijn. We hebben klimaat dus ook als een van de drie prioriteiten
in de mondiale gezondheidsstrategie opgenomen. Bij de internationale inzet zetten
we vooral in op het klimaatbestendig maken van de gezondheidszorg en het verduurzamen
en vergroenen van gezondheidssystemen. Ook zetten we ons natuurlijk binnen het klimaat
in op de as van water en voedsel. We zijn bijvoorbeeld met de Wereldgezondheidsorganisatie
en andere partners daarover in gesprek. Dat hebben we afgelopen week bij de waterconferentie
weer bij verschillende gelegenheden gedaan. We kijken naar waar de Nederlandse kennis
en kunde de meeste meerwaarde heeft. We gaan op 30 mei natuurlijk met uw commissie
nog het debat aan met mijn collega over de mondiale gezondheidsstrategie.
Mevrouw Teunissen vroeg naar de uitvoering van de moties over het Mercosur-handelsakkoord.
De premier heeft in het debat over de Europese Raad al aangeven – ik heb dat eerder
in een debat ook al gedaan – dat wij zeer binnenkort bij de Kamer terugkomen op de
uitvoering van die moties.
Mevrouw Teunissen vroeg ook naar de fossiele exportsteun als onderdeel van de Internationale
Klimaatstrategie. Een grote groep landen heeft op de klimaattop in Glasgow afspraken
gemaakt. Daar behoort Nederland ook toe. Als je vandaag een aanvraag indient voor
een fossiel project in het buitenland, kun je daar geen exportkredietverzekering voor
ontvangen.
Dan werd er gevraagd naar hoe we omgaan met grondstoffen en de partnerschappen daarvan.
De heer Klink vroeg daar ook naar. We hebben natuurlijk een Nationale Grondstoffenstrategie
gepubliceerd en met uw Kamer gedeeld. Daarin hebben we aangegeven dat we vooral inzetten
op het Europese spoor wat betreft de toegang tot grondstoffen. Het kabinet moedigt
de EU aan om partnerschappen aan te gaan en bilaterale overeenkomsten te sluiten,
ook ten behoeve van onze open strategische autonomie. We kijken eveneens hoe we daar
als kabinet en als Nederland zelf verder invulling aan kunnen geven. We hebben natuurlijk
wel steeds gezegd dat het moet gaan om duurzame winning. Dat is een van de randvoorwaarden
die we als kabinet stellen. Ook kijken we welke instrumenten we eventueel beschikbaar
kunnen maken om Nederlandse bedrijven meer te laten investeren in grondstoffenwinning.
De Europese Commissie heeft gezegd de Global Gateway in te zetten bij grondstoffenpartnerschappen.
Dat is in de Critical Raw Materials Act aangegeven. Daarover wordt binnenkort een
BNC-fiche naar uw Kamer gestuurd.
De voorzitter:
De Minister was natuurlijk al bij haar laatste blokje over handel, begrijp ik? Het
is niet aangekondigd, maar dit is toch het laatste blokje?
Minister Schreinemacher:
Ja, dat was het wat mij betreft.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Er is nog een interruptie van de heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Er zijn vooral nog ontbrekende antwoorden. Misschien even ter herinnering: ik had
een vraag gesteld over Vanuatu. Die gaat de heer Jetten beantwoorden, zie ik. Het
was een vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel. Die was vrij specifiek. Misschien
even ter verduidelijking: de vraag was waarom Nederland er in eerste instantie negatief
over was, terwijl de ambtenaren van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
er positief over waren. Ook de Minister voor Klimaat was positief. Ik heb dus niet
zo heel veel aan het antwoord van de Minister voor Klimaat. Dat was mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag die nog onbeantwoord was, ging over de natte bol en de mogelijkheid
dat er wet-bulb incidents plaatsvinden. Dat zijn zeer grootschalige droogten met een
hoge luchtvochtigheid, waardoor er heel veel doden vallen. Mijn vraag was op welke
wijze het Nederlandse humanitaire systeem en het noodhulpstelsel van deze Minister
hierop voorbereid zijn.
De voorzitter:
Misschien kan de Minister daar aan het einde van haar beantwoording in deze eerste
termijn nog op reageren. Anders gebeurt het later. Ik geef graag het woord aan de
Minister.
Minister Schreinemacher:
De heer Jetten zal meer in zijn algemeenheid ingaan op Vanuatu. Ik heb steeds gezegd
– maar dat is tussen mijn ambtenaren en mijzelf – dat ik graag de definitieve teksten
wilde afwachten voordat ik een handtekening ergens onder zet. Inmiddels is Nederland
cosponsor.
De voorzitter:
Helder. Ik zag dat de heer Klink nog behoefte heeft aan een verheldering.
De heer Klink (VVD):
Hoe zit het met die andere vraag?
Minister Schreinemacher:
Daar kom ik in de tweede termijn op terug.
De heer Klink (VVD):
Ik had nog een vraag over het coherente beleid met kritieke grondstoffen en dat de
juiste producten daarvan gemaakt worden met lithiumraffinaderijen. Wellicht komt de
heer Jetten daarop terug, maar misschien kan de Minister nu al toezeggen dat dit in
de brief komt die sowieso naar de Kamer gestuurd wordt vóór het commissiedebat over
beleidscoherentie in juli.
Minister Schreinemacher:
In de Nationale Grondstoffenstrategie gaan we daarop in. We zijn aan het onderzoeken
hoe en of we extra raffinage in Nederland gaan vestigen, maar dat is natuurlijk ook
aan het bedrijfsleven. Op dit moment zitten we nog met een geweldig stikstofprobleem.
Hoewel ik het belang echt heel erg onderschrijf van de heer Klink, denk ik dat we
al die elementen wel moeten meenemen bij de weging waar en hoe we raffinagecapaciteit
in Nederland kunnen ontplooien.
De voorzitter:
De heer Amhaouch geeft aan dat er ook een vraag met betrekking tot soja niet is beantwoord.
Kunt u misschien een korte toelichting geven? Dan hoop ik dat we het kunnen afronden
en de andere Minister het woord kunnen geven.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik geef een korte toelichting. We hebben het in het debatje met mevrouw Teunissen
gehad over de cijfers over ontbossing versus soja-import. Zijn wij inderdaad de grootste
boosdoener of maken we stappen? Hoeveel moeten we nog? Ik denk dat het heel belangrijk
is voor de Kamer, zodat we samen stappen voorwaarts zetten. Dat geldt voor soja en
palmolie. Waar staan we als Nederland wat betreft onze bijdrage in het kader van ontbossing?
Zijn we er al? Moeten we nog iets doen? Ik denk dat dat belangrijk is. Misschien kan
die vraag ook wel in de tweede termijn worden beantwoord.
Minister Schreinemacher:
Die zou ik graag in de tweede termijn willen beantwoorden.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik geef graag het woord aan de Minister
voor Klimaat en Energie.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Dank dat ik te gast mag zijn bij uw commissie voor een belangrijk
onderwerp, want we moeten de klimaatverandering met elkaar afremmen. We hebben afgesproken
in het klimaatakkoord van Parijs dat we ons inspannen om de opwarming te beperken
tot 2 graden, maar liever nog tot maximaal 1,5 graad, omdat bij een 1,5 graadscenario
klimaatverandering nog steeds aan de orde van de dag is, maar de effecten ervan in
het kader van extremer weer nog enigszins binnen de perken te houden zijn. We weten
dankzij de klimaatwetenschappers van het IPCC dat de aarde niet op koers is om binnen
dat 1,5 graadscenario te blijven. Het water staat de helft van de wereldbevolking
inmiddels al spreekwoordelijk gezien aan de lippen. We zien op allerlei plekken op
de planeet dat het extreme weer grote impact heeft op ecosystemen en op samenlevingen.
Ook zien we dat vrouwen, kinderen en indigenous people vaak de grootste slachtoffers
zijn van de extreme weersomstandigheden en klimaatverandering die al plaatsvinden.
We moeten ons harder inspannen om beter te mitigeren, dus de uitstoot van broeikasgassen
af te remmen en terug te dringen. Dat doen we in Nederland en in de EU, maar we dragen
ook een verantwoordelijkheid om andere landen te helpen die transitie ook door te
maken. Omdat we weten dat klimaatverandering al aan de orde van de dag is, moeten
we vol inzetten op klimaatadaptatie, beter watermanagement en een oplossing voor loss
and damage, in goed Nederlands «klimaatschade», waar landen en samenlevingen al mee
geconfronteerd worden. Daarom ben ik ook zo blij dat ik samen met Minister Schreinemacher
de Internationale Klimaatstrategie heb kunnen ontwikkelen. De nationale en internationale
klimaataanpak is namelijk niet alleen iets van deze twee Ministers. Die moet een rode
draad worden in al het internationale beleid dat dit kabinet en de rijksoverheid voeren.
Horende dit debat, snap ik uw zoektocht naar een uitvoeringsprogramma of een actieprogramma.
Wij zorgen er in het kabinet met z'n tweeën vooral voor dat klimaat een van de topprio's
is bij alle inspanningen van onze collega's op internationaal vlak.
De Internationale Klimaatstrategie is ook voor een deel bedoeld om die echt als rode
draad door het landbouwbeleid, het bosbeleid en het handelsbeleid dat bij deze Minister
zit, te laten lopen. Ook de Minister van EZK is regelmatig met het bedrijfsleven in
het buitenland in gesprek over het uitgangspunt dat het klimaat daar altijd bij de
topprioriteiten hoort. De Minister heeft net al toegezegd dat we in een brief beter
zullen proberen te schetsen hoe we de uitvoering van de Internationale Klimaatstrategie
volgen en hoe u via de begrotingen de specifieke acties beter kunt controleren. Ik
hoop echter dat u ook met deze twee Ministers samen vooral de rest van het kabinet
scherp wilt houden dat deze Internationale Klimaatstrategie een strategie van iedereen
is.
Voorzitter. Ik kom dadelijk bij de twee blokjes. Ter inleiding wil ik nog het volgende
zeggen. Een deel van dit debat gaat over waar je op stuurt qua klimaatdoelen en hoe
je ziet dat de klimaatverandering nu al internationale impact heeft. De heer Sjoerdsma
en de heer Amhaouch noemden dat «klimaatruzies». Allereerst: waar stuur je op? We
hebben in het Akkoord van Parijs afgesproken dat we sturen op scope 1. We zijn nog
een aantal sectoren vergeten, zoals de luchtvaart en de internationale scheepvaart.
Daar lopen nu aparte onderhandelingen over. Maar het doel dat we in Nederland in de
Klimaatwet hebben verankerd, namelijk ten minste 55% minder uitstoot in 2030, ziet
echt op scope 1-emissies. Met u ziet het kabinet ook dat dat nog geen perfecte aanpak
is, want scope 2- en scope 3-emissies zijn minstens zo relevant om mee aan de slag
te gaan.
Ik heb recentelijk de Wetenschappelijke Klimaatraad die net is ingesteld, om een eerste
advies gevraagd. Dat advies gaat in op klimaatneutraliteit, het belangrijke doel voor
uiterlijk 2050. Ik heb de Wetenschappelijke Klimaatraad ook gevraagd te reflecteren
op hoe we als Nederland de scope 2- en scope 3-emissies beter kunnen verankeren in
al het beleid dat we maken. We zien dat op een aantal plekken al terugkomen, dus in
het Nationale Programma Circulaire Economie en in de Grondstoffenstrategie. Daar neem
je scope 2 en 3 al meer mee. Ik ben momenteel bezig een aanvullend klimaatpakket te
maken dat dit voorjaar in de ministerraad voorligt. U zult zien dat we een aantal
keuzes maken om CO2-emissies in Nederland te reduceren die ook een grote scope 2- en scope 3-impact hebben.
Daar heb ik nog geen doel op, maar ik ga bij die maatregelen proberen voor u inzichtelijk
te maken wat het CO2-effect is op andere plekken in de wereld, omdat dit iets is wat we de komende tijd
met elkaar moeten ontwikkelen.
Voorzitter. Ik wil het tot slot in deze inleiding over de klimaatruzies hebben en
dat is ook mijn bruggetje naar het eerste blok dat over energiediplomatie gaat. Ik
heb daar namelijk het afgelopen jaar als Minister voor Klimaat en Energie echt wat
over geleerd. We hebben het vaak over de relatie tussen Global North en Global South
en hoe we als EU beter kunnen samenwerken met de Afrikaanse Unie en de Small Island
States. Daarin hebben we het afgelopen jaar behoorlijk wat stappen teruggezet. Toen
de oorlog in Oekraïne door de Russische agressie op een gegeven moment overging in
een internationale energiecrisis, hebben wij alles uit de kast moeten trekken om deels
onze leveringszekerheid te garanderen en deels onze burgers en bedrijven te beschermen
tegen de prijsschok op de energiemarkt. Dat hebben we gedaan door onder andere kolencentrales
in heel Europa weer harder te laten draaien in het kader van leveringszekerheid en
gasbesparing, maar we hebben het ook gedaan door wereldwijd lng, vloeibaar gas, in
te kopen om onze gasopslagen te vullen. Ik was zelf bij de COP in Egypte in een panelgesprek
met een aantal Afrikaanse en Europese Ministers, waarbij de Minister van Ghana zei:
«Bij ons lagen letterlijk twee lng-tankers in de haven die zijn omgedraaid omdat Europese
landen – niet Nederland – die lng hebben opgekocht. Dan kun je dus als Europa met
een opgeheven vingertje in Afrika gaan vertellen dat we meer moeten doen aan klimaatmitigatie,
maar u bent eerst vooral zelf in Europa uw eigen boontjes aan het doppen.» Dat was
een moment dat ik niet zal vergeten. Het is echt een heel harde les geweest het afgelopen
jaar dat we ons als EU gezamenlijk beter moeten inspannen in het kader van klimaatruzies
en klimaatdiplomatie juist om bruggen te blijven slaan.
Daarom hebben we nu een paar dingen in gang gezet. Ik ben zelf heel nadrukkelijk bezig
richting de volgende VN-klimaattop om als Nederland een grotere rol te spelen in de
voorbereiding daarop. Daar kom ik zo meteen op terug. De waterconferentie van vorige
week wordt door heel veel landen in de Global South genoemd als een goed voorbeeld
waarin Nederland laat zien dat je vanuit Europa wel degelijk de brug met de Afrikaanse
Unie en de Small Island States de komende tijd beter kunt slaan. Daar blijven Minister
Schreinemacher en ik ons voor inzetten, maar gelukkig zijn er ook andere Ministers
in het kabinet die daar meer en meer voor doen.
Voorzitter. Ik maak energiediplomatie even af, want dit ligt heel erg in het verlengde
daarvan. We zijn nu een paar dingen aan het doen. Minister Schreinemacher noemde net
ook al een paar voorbeelden. Op de eerste plaats hebben we in het kader van het programma
van het Internationaal Energieagentschap JETP's. Ik weet even de afkorting niet precies,
maar in goed Nederlands zijn dat gezamenlijke programma's met vrij grote economieën
en energie-intensieve economieën, zoals die van India, Indonesië, Zuid-Afrika, Vietnam
en Senegal. Daar lopen niet alleen gesprekken, maar ook echt concrete actieprogramma's
waarbij een aantal Westerse landen zo'n JETP-programma adopteert. We gaan met kennis
en expertise, maar ook met financiering die landen helpen om sneller hun hernieuwbare
energiemarkt van de grond te krijgen. In Zuid-Afrika kent u alle voorbeelden van black-outs,
waarbij een groot deel van de bevolking geen toegang heeft tot betaalbare energie
grote problemen met de kolencentrales. Via dat JETP-programma helpen we nu Zuid-Afrika
om daar de enorme potentie aan wind, zon en waterstofproductie echt van de grond te
krijgen. We doen het ook in het kader van onze ambities wat betreft groene waterstof.
U krijgt volgende maand een uitgebreide energiediplomatiebrief van mij over wat Nederland
nu doet met landen die potentiële exporteurs van groene waterstof kunnen worden. Ik
had afgelopen week nog de Minister van Chili op bezoek waarmee we grote akkoorden
hebben gesloten. Ik ga binnenkort met de premier naar Marokko, Namibië en Zuid-Afrika.
In het verlengde van wat Minister Schreinemacher eerder al heeft gedaan, hebben we
met die landen MoU's afgesloten, of die zijn we aan het afsluiten, waarbij we de SNG's
helemaal onderdeel laten zijn van de energiediplomatieaanpak. Namibië is in potentie
de goedkoopste producent van waterstof, omdat de zon daar eigenlijk altijd schijnt
en de wind ook altijd waait. Je kunt in Namibië grootschalige energieprojecten gaan
opzetten en dan de groene waterstof zo snel mogelijk naar Europa exporteren, maar
als ondertussen de lokale bevolking er niet van profiteert, zijn we de fouten van
de vorige eeuw aan het herhalen. In de MoU's die de Minister en ik sluiten, maken
we afspraken over hoe local content wordt meegenomen, hoe de lokale bevolking toegang
krijgt tot betaalbare energie en hoe we op een fatsoenlijke manier omgaan met de grondstoffen
die daar nodig zijn. Het IMVO-convenant vind ik een heel mooi voorbeeld, dat de wind-
en zonsector onlangs heeft gesloten onder regie van de Sociaal-Economische Raad, maar
onze beide ministeries waren daar ook bij betrokken. Je ziet dus dat de wind- en zonsector
zelf nu de verantwoordelijkheid neemt om imvo helemaal onderdeel te laten zijn van
hun keten. Het gaat echt van de delving van de grondstoffen voor windmolens en zonnepanelen
tot en met helemaal het einde van de keten, namelijk de recycling daarvan. Dat IMVO-convenant
over wind en zon vind ik dus een heel mooi voorbeeld. We benutten dat ook in onze
internationale diplomatieaanpak met die landen.
Voorzitter. Daarmee heb ik het blokje energiediplomatie afgerond.
De voorzitter:
Dank. Ik zag dat er een vraag was van de heer Amhaouch. Daarna is de heer Klink aan
de beurt.
De heer Amhaouch (CDA):
Mijn complimenten aan de heer Jetten om die insteek te kiezen zodat we niet dezelfde
fouten maken zoals in de vorige eeuw en zodat wederkerigheid vooropstaat in alles
wat we doen. SDG 8 gaat bijvoorbeeld over het creëren van fatsoenlijke banen. Als
wij inderdaad in klimaat gaan investeren of helpen, of voor ons eigen belang energie
willen halen, is het van belang dat we daar ook fatsoenlijke banen creëren. Ik sloot
mijn betoog af met een vraag die ik eigenlijk aan beide Ministers stelde. Hebben ontwikkelingslanden
of combinatielanden meegelezen met deze Internationale Klimaatstrategie, van buiten
naar binnen gekeken? Dit is namelijk een Nederlands stuk, van ons zoals wij hier zitten.
Hebben we ze laten reflecteren? Ik hoor dat er op de achtergrond «ambassades» wordt
gezegd. Ik waardeer de ambassades enorm, want we hebben gisteren heel goede gesprekken
gehad, waarvoor dank, maar toch. Als het nog niet is gebeurd, zou ik de Ministers
uit willen dagen om eens een keer goede collega's aan de overkant van de Middellandse
Zee een keer mee te laten lezen en te laten reflecteren.
Minister Jetten:
We hebben inderdaad via het ambassadenetwerk input opgehaald over wat er waarschijnlijk
belangrijk is bij onze belangrijkste partnerlanden voor de Internationale Klimaatstrategie.
Ook hebben we ngo's in Nederland gevraagd daar input voor aan te leveren. Ik zie uw
vraag maar even als aanmoediging om bij de verdere uitwerking en acties die voortvloeien
uit deze Internationale Klimaatstrategie, altijd zo veel mogelijk in gezamenlijkheid
te doen met de landen waar we het over hebben. Dat doen we denk ik ook echt in de
waterstofaanpak. U ziet dat de MoU's die we met die landen sluiten, echt gelijkwaardige
MoU's zijn, waarbij vaak meer input van de potentiële exporteur af komt dan per se
van ons. Ik denk dus dat we dat voor een deel heel erg aan het toepassen zijn.
De voorzitter:
Helder. Ook dank aan de Minister. Er is een vraag van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dank aan de Minister. Ik heb een vraag over de energie- en klimaatdiplomatie. Er werden
wat woorden gewijd aan imvo. Ik ben benieuwd hoe het zit, zeker met de Zuid-Amerikaanse
landen, met de winning van grondstoffen, in hoeverre die meegenomen is en in hoeverre
daar afspraken over gemaakt zijn. Dat doet namelijk wel wat met onze strategische
afhankelijkheid. Ik ben daar heel benieuwd naar.
Minister Jetten:
Ik denk dat het afgelopen jaar, in het verlengde van wat Minister Schreinemacher net
al zei, ook voor de EU een wake-upcall is geweest over onze eigen strategische autonomie.
We weten dat we voor de klimaat- en energietransitie de komende jaren allerlei grondstoffen
nodig zullen hebben. Er ligt nu vanuit de Europese Commissie een nieuw voorstel, namelijk
de Critical Raw Materials Act. Daarin gaat het om de kritische grondstoffen die we
de komende decennia nog veel nodig zullen hebben. De inzet van het kabinet krijgt
u binnenkort via een BNC-fiche, maar op hoofdlijnen ligt onze focus in de eerste plaats
op de circulaire economie. Hoe kun je met je ontwerp met meer biogrondstoffen en beter
hergebruik ervoor zorgen dat je überhaupt minder van die kritische grondstoffen nodig
hebt? Dan is er de realiteit dat een deel van de kritische grondstoffen ook gewoon
in Europa geworven zal moeten worden. We kunnen die niet alleen maar van over de hele
wereld hiernaartoe verslepen en onze ogen sluiten voor de impact. Ook in Europa zal
mijnbouw plaats blijven vinden, maar hoe doe je dat op een manier zodat het een beperkte
impact heeft op de leefomgeving, de natuur, het milieu en al die andere zaken?
De derde stap is, zoals de Minister net ook al zei, dat ook mijnbouwactiviteiten die
elders in de wereld plaatsvinden, natuurlijk op een fatsoenlijke manier moeten gebeuren.
Zo zullen we er in de EU betere afspraken over moeten maken, maar daar kan de imvo-aanpak
van bedrijven zelf ook een grote rol in spelen. Het gaat over kinderarbeid, natuurvervuiling
en noem het allemaal maar op. Het gaat echt om circulair en nog eens circulair. Als
je dan nog mijnbouw hebt, hoe doe je dat dan op een verantwoorde manier, zowel in
de EU als daarbuiten? In het imvo over wind en zon heeft het Nederlandse bedrijfsleven
– heel veel Europese bedrijven hebben overigens dit IMVO-convenant ondertekend – afspraken
gemaakt over waar ze grondstoffen nog vandaan willen halen voor wind- en zonprojecten
en hoe ze gaan toezien op de fatsoenlijke winning van de grondstoffen die daarvoor
nodig zijn. Dat is dus echt een compliment aan het bedrijfsleven dat het IMVO-convenant
over wind en zon heeft gesloten.
De voorzitter:
Er is geen behoefte aan een vervolgvraag, dus de Minister vervolgt met zijn tweede
blokje over het 1,5 graadscenario.
Minister Jetten:
Voorzitter. In mijn enthousiasme had ik daar net in de inleiding ook al het een en
ander over gezegd, maar om het onderwerp nog even iets meer af te pellen, wil ik het
volgende zeggen. We sturen via ons nationale beleid op scope 1-emissies die ook onder
de Klimaatwet wettelijk zijn verankerd. Ik heb de Wetenschappelijke Klimaatraad gevraagd
om breder te adviseren over klimaatneutraliteit en hoe scope 2- en scope 3-emissies
daarin een plek moeten krijgen. U krijgt daar vóór de zomer nog een uitgebreidere
brief over. Ik denk dat ik dan het debat zal hebben met de commissie voor Klimaat
en Energie, maar dat zal u vast ook interesseren. Ik ben van plan om in het Klimaatplan
2024 – dat is de langetermijnaanpak van het kabinet waarvan ik de update moet maken
die tweejaarlijks plaatsvindt – uitgebreider in te gaan op klimaatneutraliteit, scope 2-
en scope 3-emissies. Ik heb eerder al aan mevrouw Teunissen toegezegd dat ik dan ook
zal ingaan op het koolstofbudget als een andere manier van sturen op klimaatbeleid
dan de puntdoelen die we al hebben.
De heer Thijssen en anderen stonden stil bij de bedreigingen van klimaatverandering
voor Nederland. Ik zou het even iets breder willen trekken naar het Nederlandse Koninkrijk.
De Secretaris-Generaal van de VN ging laatst in de Veiligheidsraad uitgebreid in op
de bedreigingen van klimaatverandering, waarbij hij vijf landen noemde als de meest
bedreigde landen. Het Koninkrijk der Nederlanden was een van die vijf. Dat heeft onder
andere te maken met de impact hier in Noordwest-Europa. In een 1,5 graadscenario zie
je dat de klimatologische effecten door de Atlantische Oceaan in Noordwest-Europa
veel meer impact hebben dan in andere delen van Europa. Wij zijn dus kwetsbaar voor
de klimaatverandering. De zeespiegel in dit deel van de wereld stijgt sneller dan
we eerder wisten. Maar we zien ook dat uit recente onderzoeken blijkt dat ook delen
van het Caribisch deel van het Koninkrijk buitengewoon kwetsbaar zijn voor de klimaatverandering.
Dat vraagt dus om een gerichtere aanpak. Ik ben daar zelf volop mee bezig. Afgelopen
jaar heb ik al forse investeringen aangekondigd op Bonaire, Saba en Statia, waar we
nu een enorme stap gaan zetten naar hernieuwbare energie. Onder leiding van Ed Nijpels
is er nu een klimaattafel bezig op Bonaire om breed naar klimaatmitigatie, -adaptatie
en loss and damage te kijken. Ik verwacht zijn advies later dit voorjaar. Met Curaçao,
Aruba en Sint-Maarten ben ik samen met de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties
in gesprek over hoe we Nederlandse fondsen toegankelijk kunnen maken voor deze drie
landen binnen het Koninkrijk, zodat we klimaattransitieprojecten op Curaçao, Aruba
en Sint-Maarten mede kunnen financieren.
Later dit voorjaar organiseer ik samen met de premier van Aruba de eerste Caribbean
Climate & Energy Conference ooit. Daar hebben we niet alleen de landen van het Koninkrijk
voor uitgenodigd, maar ook breder landen uit het Caribisch gebied. We willen daar
ingaan op de vraag hoe de samenwerking met het Caribisch gebied kan worden versterkt
om de energietransitie in het Caribisch gebied echt veel meer tempo te geven. We hebben
ook een aantal ontwikkelingsbanken en andere internationale organisaties uitgenodigd
om deel te nemen aan die conferentie. Ik merk dat dat heel veel losmaakt, omdat de
Small Island States op zoek zijn naar heel concreet handelingsperspectief. Wij kunnen
daar met onze kennis en expertise een grote rol in vervullen, net zoals dat Minister
Schreinemacher en Minister Harbers dat vorige week hebben gedaan met de VN-waterconferentie,
die volgens mij zeer positief ontvangen is.
In het kader van «hoe remmen we de internationale klimaatverandering beter af?» vroeg
de heer Sjoerdsma naar geo-engineering. Daarbij gaat het om het toepassen van innovatieve
technieken om de opwarming van de aarde af te remmen. Daar is nog geen goed Europees
of internationaal beleid op, maar het IPCC heeft aangegeven dat je toch ook met negatieve
emissies zult moeten gaan werken, wil je het 1,5 graadscenario op een goede manier
borgen op de lange termijn. Het kabinet is hierover aan het nadenken. Wat willen wij
met deze inzet? Ik zie drie categorieën. Negatieve emissies in de vorm van opslaan
onder de grond kan in de transitiefase, maar je wil uiteindelijk negatieve emissies
vooral echt met koolstofvastlegging in de natuur. Punt twee is dat geo-engineering
bijvoorbeeld kan helpen met het uit de lucht halen van CO2. In Alkmaar is daar een zeer innovatief bedrijf mee bezig dat binnenkort live gaat.
Er zijn grote verwachtingen van dat je koolstof uit de lucht kan halen en bijvoorbeeld
kan inzetten in de chemiesector. De derde vorm is geo-engineering waar ik wat minder
enthousiast over ben, namelijk met allerlei nieuwe technieken de zon gaan terugkaatsen,
zodat de zon überhaupt niet op de aarde valt. Dan ben je toch wel een beetje aan de
verkeerde kant van het eind bezig. Maar we zijn hier dus breder over aan het nadenken.
Ik denk dat we hier later dit jaar, namelijk in de tweede helft, bij u op terugkomen.
We zullen dan schetsen hoe deze gesprekken binnen de EU en internationaal lopen.
De Minister is net al uitgebreider ingegaan op de rol die de voedselvoorziening speelt
in het kader van de klimaattransitie, maar ik had mevrouw Teunissen beloofd daar zelf
ook nog wat over te zeggen. De voedseltransitie is echt cruciaal, willen we dat 1,5 graadscenario
halen. Dat heeft er deels mee te maken dat we de omvang van het landgebruik van de
voedselketen moeten beperken, dat we veel minder moeten slepen met voedsel over de
hele wereld en dat we ons voedingspatroon zullen moeten veranderen, willen we de impact
van onze CO2-footprint op het bord inperken. Het is de ambitie van het kabinet om een flinke verschuiving
te krijgen van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten. Daarin willen we in
de komende jaren al een enorme stap gaan zetten. Het landbouwakkoord en de aanpak
van de Minister van LNV moeten daarin een belangrijke rol gaan spelen. Het gaat om
verschillende elementen. Hoe kun je plantaardige eiwitten beter ondersteunen? Daar
zijn heel innovatieve bedrijven uit Nederland volop mee bezig. Hoe help je de huidige
Nederlandse landbouwsector om de switch van dierlijke naar plantaardige eiwitten te
maken? Maar ook: hoe stimuleer je de consument om betere keuzes te maken? Het gaat
soms om de informatievoorziening, maar het gaat ook om de prijs van voedsel in supermarkten
en om wat supermarkten aanbieden. Die hele ketenaanpak is nu onderdeel van het landbouwakkoord.
In onze internationale klimaataanpak proberen we landen te helpen om landbouwsystemen
te ontwikkelen die passen bij het toekomstige klimaat in die landen.
Voorzitter. Tot slot wil ik op dit punt zeggen dat ontbossing een belangrijk onderdeel
daarvan is. Daar heeft de Minister al het een en ander over gezegd. Binnen de «Fit
for 55»-aanpak van de EU is een betere aanpak van ontbossing een belangrijk onderdeel.
Minister van der Wal heeft actief deelgenomen aan de klimaattop die afgelopen jaar
in Canada plaatsvond. Ik zou hier nog het volgende lichtpuntje willen aanstippen.
Brazilië is over een paar jaar de gastheer van de COP en heeft al aangekondigd dat
het eigenlijk heel erg onzinnig is om allemaal aparte COP's te organiseren. Zij hebben
de ambitie om één integrale COP te organiseren waar klimaat, biodiversiteit en water
bij elkaar komen. Ik ben heel erg blij dat de regering-Lula dit van plan is, want
we moeten echt die verschillende uitdagingen bij elkaar gaan brengen.
De voorzitter:
Ik zag een punt van orde van de heer Van der Lee. Vervolgens is er een vraag van mevrouw
Teunissen en mevrouw Gündoğan.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik moet namelijk eerder weg. Ik kan dus niet mijn tweede termijn doen, maar ik wilde
nog één vraag stellen. Kan dat?
De voorzitter:
Met toestemming van uw collega's vind ik het prima.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Fijn, hartelijk dank. Ik wil de Minister een vraag stellen over wat hij allemaal gezegd
heeft over scope 2 en 3. In dat licht zou ik het heel belangrijk vinden als er wel
een ambitie of doelstelling komt. Ik leg het even uit. U weet dat er een imvo-initiatiefwet
ligt die ook raakt aan de scope 2- en scope 3-emissies. De Minister van Financiën
heeft aangekondigd een verkenning te starten en daar in de zomer over te berichten
na wetgeving voor de financiële sector, die ook raakt aan scope 2 en scope 3. Straks
moeten we afwegingen maken. Ga je voor een Europese richtlijn of voor nationale wetgeving?
Doe je er een COP op, ja of nee? Het hangt samen met de mate waarin je in het totaalbeleid
de doelstelling binnen bereik brengt. Als er geen doelstelling is, kunnen wij moeilijk
dat soort afwegingen maken. Ook vanuit dat licht hoop ik dat beide trajecten synchroon
oplopen – de trajecten die de Minister heeft geschetst, maar ook de brief die nu is
aangekondigd richting het debat over coherentie van beleid – en dat er een doel komt
op het reduceren van de footprint, ook als het gaat om scope 2- en scope 3-emissies.
Minister Jetten:
Die oproep heb ik bij dezen genoteerd. Die neem ik ook mee als ik straks de verschillende
adviezen over de aanpak voor scope 2 en 3 heb gekregen. Dan kom ik bij u terug met
een aanpak waarvan ik denk dat die verstandig is. Samen met de Minister van Financiën.
Die brief heeft ze denk ik mede namens mij gestuurd, maar of ik die medeondertekend
heb, weet ik niet meer precies. De financiële sector is natuurlijk per definitie een
internationaal opererende sector. Het zou heel goed zijn om meteen integraal te kijken
naar de wetgeving, maar we komen later terug op de vraag of en hoe we de wetgeving
voor de financiële sector gaan maken. Daar moeten we in het kabinet nog over besluiten.
Tot slot. Zelf heb ik invloed op het volgende. Ik ben bijvoorbeeld nu met Minister
Adriaansens en Staatssecretaris Heijnen aan het kijken of we extra klimaatmaatregelen
kunnen nemen in het kader van de industrieaanpak en de aanpak wat betreft de circulaire
economie. Je kunt heel erg door een nauw rietje gaan kijken en alleen maar focussen
op scope 1. Dat doen we nu al nadrukkelijk niet. We hebben nog geen scope 2- en scope 3-doel,
maar we zijn bijvoorbeeld naar het volgende aan het kijken. Er zijn allerlei ambities
over circulair plastic, beton, staal, et cetera. Als je die alleen vanuit scope 1
bekijkt, vallen er heel veel maatregelen af. Dat doen we nu dus nadrukkelijk niet.
We kijken er ook meteen naar of het internationaal heel veel oplevert. Dan zijn we
soms bereid om iets in het nationale beleid te doen zonder dat het per se aan het
scope 1-doel bijdraagt. Dat probeer ik in de voorjaarsbrief in ieder geval concreet
te maken voor u.
De voorzitter:
Dat is een toezegging aan de heer Van der Lee. Ik denk dat u tevreden kunt vertrekken.
Ik wens u een fijne dag. Voordat ik de heer Thijssen het woord geef, is eerst mevrouw
Teunissen aan de beurt. Vervolgens krijgt mevrouw Gündoğan het woord en dan de heer
Thijssen, als hij die gelegenheid nog heeft. Mevrouw Thijssen. Sorry, mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Er loopt hier heel veel door elkaar. Ik moet helaas ook zo weg, maar ik wil graag
nog even aangeven dat ik blij ben dat de Minister erkent dat de transitie van dierlijk
naar plantaardig voedsel echt noodzakelijk is om de klimaatdoelen te halen. Ik zie
naar mijn idee alleen nog niet voldoende terug in de Internationale Klimaatstrategie
hoe het kabinet daar internationaal aan bijdraagt. Mijn vraag is of de Minister voor
Handel in de brief die ze stuurt, wil terugkomen op hoe de transitie naar een duurzaam
voedselsysteem uitvoering vindt.
De voorzitter:
Ik kijk naar beide Ministers om te zien wie het beste kan reageren.
Minister Jetten:
Ik heb even heel snel overlegd met mijn collega, maar in de toegezegde voortgangsbrief
kunnen we daar nader op ingaan. Dan zullen we ook aan de Minister van LNV vragen om
daarvoor in het kader van het landbouwakkoord input aan te leveren. Dat lijkt me heel
nuttig.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen is tevreden. Hartelijk dank.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Ik had aan beide Ministers een vraag gesteld over land sparing. Ik had net eigenlijk
al aan mevrouw Schreinemacher moeten vragen hoe ze kijkt naar wat er al eerder is
gedaan wat betreft bilaterale langetermijnverdragen. Wat betreft land sparing zou
ik toch graag het volgende willen toevoegen. Er komt deze maand vanwege een aangenomen
motie van de heer Valstar en mijzelf een overzicht van wat we in Nederland allemaal
gaan financieren voor alternatieve eiwitten. Ik denk dat in de zoektocht naar verder
verduurzamen de cellulaire landbouw ook meegenomen moet worden, want we worden nu
links en recht ingehaald. Sterker nog, we staan al achteraan. Ik zou graag een reactie
willen op mijn vraag over land sparing.
De voorzitter:
Een reactie van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Gaat uw gang.
Minister Schreinemacher:
Daarop was ik mevrouw Gündoğan inderdaad nog een antwoord verschuldigd. We doen nu
niet meer aan duurzame ontwikkelingsverdragen in de vorm die we begin jaren negentig
deden, maar we werken natuurlijk wel samen met ontwikkelingslanden als partners. Land
sparing is wel echt een interessante aanpak. Het is ook heel knap hoe er in Costa
Rica nu invulling aan is gegeven. Dat verdient navolging. Wij ondersteunen internationaal
landbouwkundig onderzoek al lang. Duurzame intensivering is een belangrijk element
in dit onderzoek. De context in Costa Rica is natuurlijk wel een andere dan die in
bijvoorbeeld Burkina Faso. We moeten dus wel bekijken hoe we er per land invulling
aan geven. Het is echter een aanpak die we zeker in onze bilaterale aanpak en samenwerking
nog verder vorm kunnen geven, ook met de partnerlanden die we al hebben.
Mag ik, als ik dan toch het woord heb, ook meteen een antwoord geven op de vraag van
de heer Sjoerdsma?
De voorzitter:
Eerst cellulaire landbouw. Dan komen we misschien op de reactie in de richting van
de heer Sjoerdsma. De vragen van de heer Thijssen zijn er ook nog.
Minister Schreinemacher:
Die circulaire landbouw nemen we ook mee in de brief. O, neem me niet kwalijk, ik
bedoel cellulaire landbouw. Door de Raw Materials Act zit ik nu in de circulariteit.
De voorzitter:
Ik noteer de toezegging. Dan gaan we naar een antwoord op de vraag van de heer Sjoerdsma.
Minister Schreinemacher:
Ja, de vraag over de nattebolcrisis. In hoeverre staat de humanitaire hulp al klaar
en in hoeverre zijn we daarop voorbereid? Nederland geeft vooral aan grote internationale
organisaties, zodat die meteen flexibel inzetbare en meerjarige hulp kunnen bieden,
dus ook wanneer zich zo'n crisis voordoet. Dat weet de heer Sjoerdsma heel goed. Met
die core resources stellen we de organisaties eigenlijk in staat om meteen actie te
ondernemen. Dat doen we bijvoorbeeld via de VN, het Rode Kruis en de Rode Halve Maanbeweging,
en de Dutch Relief Alliance. Dat gaat over acute, levensreddende hulp.
Wat de nattebollenevents betreft begrijp ik dat het nog wel lastig is, omdat een en
ander alleen op te lossen is met drinkwater, schaduw en airconditioning. In de landen
waar het nu over gaat, is dat natuurlijk heel lastig. Een en ander wordt vooral door
overheden gedaan, bijvoorbeeld in Pakistan en India. Dat is geografisch heel specifiek,
maar ook daar moeten die grote internationale organisaties dan wel hulp bieden. Het
gebeurt wel via die nationale overheden.
De voorzitter:
Dat was het antwoord voor de heer Sjoerdsma. Er is nog een vraag van de heer Thijssen
en volgens mij zag ik ook de heer Boutkan zijn vinger opsteken. Eerst de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik had nog een vraag gesteld over het klimaatschadefonds.
De voorzitter:
Ik dacht dat u al klaar was, Minister Jetten.
Minister Jetten:
Nee, ik was nog niet klaar. Ik had loss and damage nog liggen.
De voorzitter:
O, dan wachten we eventjes. Is dat ook voor de heer Boutkan akkoord? Ja? Oké. Dan
doen we het even aan het einde. Gaat u gang, Minister.
Minister Jetten:
Dat was inderdaad mijn laatste onderwerp. Het meeste is al aan de orde geweest. Loss
and damage was echt wel een doorbraak tijdens de VN-klimaattop in Egypte. Het zijn
hele moeizame gesprekken geweest, om allerlei verschillende redenen. Voor kwetsbare
landen en kleine eilandstaten betreft het een grote erkenning dat we nu met klimaatschade
bezig zijn. De inzet van Nederland en van een aantal andere EU-landen is geweest,
en dat geldt nog steeds, dat zo'n klimaatschadefonds zich moeten richten op de meest
kwetsbare gebieden en landen die dus ofwel permanent geraakt worden door klimaatschade
ofwel te maken hebben met grote klimaatschade-events, zoals zo'n grote overstroming
in Pakistan. We moeten tot een transparant fonds komen, dat wordt gevuld door álle
grote uitstotende landen. Dat is een heel belangrijk punt in het vervolg van de onderhandelingen.
Dat betekent dat ook een land als China zijn verantwoordelijkheid moet gaan pakken
in de financiering van het klimaatschadefonds.
We kijken ook nadrukkelijk naar innovatieve vormen van financiering. Het zou namelijk
zonde zijn als je het geld binnen de prachtige begroting van Minister Schreinemacher,
waarmee we dus volop inzetten op bijvoorbeeld klimaatadaptatie, moet gaan heralloceren
naar een klimaatschadefonds. Innovatieve internationale vormen van financiering en
ook het dwingen van de ontwikkelingsbanken en de investeringsbanken om hieraan meer
te gaan besteden, vormen dus een belangrijk onderdeel.
De realiteit is dat na die doorbraak in Sharm el-Sheikh de transitiecommissie die
het moet uitwerken deze week voor het eerst bijeenkomt. Nederland deelt daarin samen
met Denemarken een stoel. We zijn heel blij dat we echt aan tafel zitten bij de uitwerking
van het klimaatschadefonds. Ik was zelf vorige week bij de klimaatconferentie in Kopenhagen.
Daar hebben we met een vijftigtal landen van over de hele wereld afgesproken dat we
ons er maximaal voor zullen inspannen dat er voor de volgende VN-klimaattop in Dubai
echt een concrete uitwerking van het klimaatschadefonds ligt, zodat we daar in Dubai
verdere besluiten over kunnen nemen. We zullen u voorafgaand aan die VN-klimaattop
nader informeren over de Nederlandse inzet.
De voorzitter:
Heel goed. Ik kijk nogmaals naar de heer Thijssen en de heer Boutkan. Geen behoefte
aan een vervolgvraag? De heer Thijssen wel.
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, graag. Dank voor deze antwoorden. Is dit nu een toezegging dat het voor Nederland
in ieder geval additioneel geld gaat zijn? Dat hoop ik dan maar. Creatieve financiering
lijkt me goed. Volgens mij zijn er fossiele bedrijven die genoeg winst maken. Dat
mag wel een beetje minder, dus dat geld kan mooi naar dat klimaatfonds toe. Dat betreft
allemaal uitwerking en dat gaan we zien.
Als je nu ziet wat alle landen op tafel hebben gelegd, is dat niet genoeg voor de
1,5 graad. Vorig jaar voorafgaand aan de COP27 hebben we natuurlijk besproken of dit
de doorbraak kan zijn om op een gegeven moment tegen alle landen te zeggen: oké, het
klimaatschadefonds is er nu, maar dan moet er ook druk worden uitgeoefend om te zorgen
dat de pledges omhooggaan. Hoe ziet de Minister die strategie? Is dat inderdaad ook
hoe hij de weg voorwaarts ziet? Hoe komen we er uiteindelijk toe dat die 1,5 graad
gehaald wordt in de doorrekening?
Minister Jetten:
Allereerst heb ik net niks toegezegd. Ik heb geschetst in welk proces we zitten en
dat het kabinet er nader bij u op terugkomt. Laat ik daar even helder over zijn. Het
is echter goed dat de heer Thijssen het wat breder trekt. Stel dat we in Egypte niet
uit de «loss and damage»-discussie waren gekomen, dan hadden nu alle dossiers vastgezeten.
Omdat de transitiecommissie nu bezig is met de uitwerking van het klimaatschadefonds
kunnen we internationaal ook weer een beter debat hebben over meer mitigatie en meer
adaptatie.
Dit jaar staat de VN-klimaattop in het teken van de global stocktake. Dat is eigenlijk
het opmaken van de wereldwijde balans na Parijs. Daar weet iedereen al de uitkomst
van, namelijk «we doen nog te weinig om binnen 1,5 graad te blijven.» Alle blokken
moeten dus hun nieuwe NDC's gaan presenteren. De Europese Unie kan dat doen omdat
we de «Fit for 55»-onderhandelingen nu zo goed als afgerond hebben, waarmee we op
EU-niveau al op 57% in plaats van 55% komen. We oefenen volle druk uit op alle andere
grote blokken om ook aangescherpte NDC's te presenteren rondom de VN-klimaattop in
Dubai en daarmee het 1,5 graadscenario levend te houden.
Als u mij toestaat, voorzitter: ik heb vorige week in Kopenhagen de nieuwe voorzitter
van de COP ontmoet. Dat is namens de Arabische Emiraten doctor sultan Al Jaber. Er
was veel kritiek op hem, omdat hij vroeger actief was in de olie- en gasindustrie
in de Verenigde Arabische Emiraten. Je ziet nu echter wel een hele interessante dynamiek
ontstaan. De Arabische Emiraten zijn echt zeer gemotiveerd om aan de wereld te bewijzen
dat zij een succesvolle COP kunnen organiseren. Daar moeten we als Nederland en als
Europese Unie dus volop op inspelen. We moeten echt de druk opvoeren dat dit een VN-klimaattop
moet zijn die levert op meer mitigatie, meer adaptatie en voortgang op het klimaatschadefonds.
We nemen de komende tijd veelvuldig deel aan voorbereidende bijeenkomsten of organiseren
die zelf, om in aanloop naar die VN-klimaattop al zo veel mogelijk te hebben voorbereid
en als EU samen met de Afrikaanse Unie en de kleine eilandstaten op één lijn te zitten.
De voorzitter:
Ik denk dat we met dit perspectief en dit doorkijkje naar de nabije toekomst de eerste
termijn van de antwoorden van de Ministers kunnen afronden. We zijn inmiddels over
met een team van vijf Kamerleden. Ik stel inderdaad zeker nog de vraag of er behoefte
is aan een tweede termijn. Ik zie al instemmend geknik van de heer Amhaouch. Ik wil
ook gelijk doorzetten naar de tweede termijn. We hebben nog een aantal minuten over.
Ik ben blij dat we in ieder geval iets zijn ingelopen. Ik geef graag als eerste het
woord aan de heer Amhaouch. Ik gaf u even gelegenheid tot wat overleg. Moet er even
worden geschorst of kan ik u het woord geven? De heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Volgens mij kunnen we het heel snel doen. Dank aan de beide Ministers voor de beantwoording.
Er ligt een strategie. We moeten voorzichtig zijn dat het op tafel krijgen van de
strategie niet het doel op zich is. We hebben een klimaatstrategie, een Afrikastrategie,
een Grondstoffenstrategie, een Global Health Strategy. Er moet ook een onderlegger
zijn voor welke projecten en programma's we wat gaan doen. Ik geloof niet heilig in
alles tot achter de komma toerekenen in doelen. Het is goed dat we die doelendiscussie
hebben, maar uiteindelijk gaat het erom wat we gaan doen. Ik denk dat dat heel belangrijk
is. Daarom doe ik nogmaals de oproep om de uitvoeringsagenda met de Kamer te delen.
Het tweede punt is inderdaad: wat we doen, moet gebeuren op basis van wederkerigheid.
We moeten elkaar helpen in de andere landen. Er moeten zowel voor ons als voor de
andere mensen voordelen in zitten. Dat moet een belangrijk subdoel zijn van de klimaatstrategie.
Ik wacht nog op de beantwoording van de Minister dadelijk in tweede termijn over de
sojadiscussie.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan is het woord aan de heer Boutkan van Volt. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (Volt):
Dank, voorzitter. Ik wil vooral de bewindspersonen bedanken en hun mijn afdronk van
dit debat meegeven. Dit is het vijfde debat dat ik gevoerd heb in dit huis. Daarbij
lopen twee andere debatten over in doelen, nu ook weer in dit debat. Hoe kunnen we
dat controleren? Het valt mij op dat het behoorlijk lastig is, ook wat betreft de
wijze waarop dingen worden meegegeven. Dat wilde ik dus nog even gezegd hebben.
Verder ben ik heel blij dat die scope 2- en scope 3-emissies zullen worden meegenomen.
Ik ben benieuwd hoe concreet dat wordt als we kijken naar andere Europese landen die
er ook mee bezig zijn.
De voorzitter:
Ik was even afgeleid. Ik geloof dat de heer Amhaouch iets wil corrigeren.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik ben vergeten een tweeminutendebat aan te vragen.
De voorzitter:
Bij dezen is genoteerd dat de heer Amhaouch een tweeminutendebat heeft aangevraagd.
Ik had het inderdaad eerder niet gehoord. Dank. Dan gaan we door naar de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dank aan de Ministers voor de beantwoording. Het is goed dat in de Afrikastrategie
nog de koppeling wordt gemaakt met de winning van grondstoffen. Ik begon met de motie-Erkens/Boucke,
over de koppeling met innovatieve bedrijven en kennisinstellingen over de klimaatfinanciering.
Er zijn wel wat woorden over uitgesproken, maar vervolgens is de Kamer daarover nog
niet geïnformeerd. Dat kan nog tot morgen. Wellicht kan daar nog iets over gezegd
worden.
De voorzitter:
Dank ook aan meneer Klink. De heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Dank aan de beide bewindspersonen voor hun antwoorden in de eerste termijn.
Ik heb een beetje het gevoel dat sommige dingen nu naar een brief ergens in juli worden
geduwd. Ik herinner het kabinet graag even aan zijn eigen voornemens. Nederland dient
niet alleen binnen de eigen landsgrenzen de uitstoot te verminderen, maar ook daarbuiten.
Het kabinet zal in het voorjaar 2023 met een nadere uitwerking komen van niet alleen
het doel van die voetafdrukvermindering, maar ook van de stappen die nodig zijn om
de inzet waar mogelijk te versnellen. Dat is volgens mij waar de Kamer om heeft gevraagd
in de eerste termijn. Het blijkt dat dit ook gewoon de intentie van het kabinet is.
Dat is mooi. Laten we het kabinet dan ook gewoon houden aan de eigen intentie. Het
meteorologisch voorjaar is begonnen. Laten we zorgen dat het niet al te laat in het
voorjaar wordt.
De voorzitter:
Dank, de heer Sjoerdsma. Dat is heel oplettend. De heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik sluit me graag aan bij de toezegging van de Minister, want volgens mij hebben we
het gewoon heel erg hard nodig om dit gesprek verder te voeren en dit debat te hebben.
Ik kom nog heel even op gezondheid. De Minister zei hierover: we hebben het over de
Global Health Strategy; dan kunnen we het ook hebben over het klimaat. Het lijkt me
echter goed om dat ook in dit debat te doen. We komt een brief aan. We hebben een
Minister van Volksgezondheid, dus laat hem lekker meedoen aan de Internationale Klimaatstrategie.
Verder vind ik het gewoon spijtig dat de toezegging er toch niet was. Toch kijk ik
reikhalzend uit naar de Internationale Klimaatstrategie en dan gaat het daar vast
gebeuren.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Thijssen. We schorsen even een minuutje.
De vergadering wordt van 13.27 uur tot 13.28 uur geschorst.
De voorzitter:
We hervatten de tweede termijn van dit commissiedebat van de commissie voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Internationale Klimaatstrategie. Graag
geef ik het woord aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij hebben we een aantal belangrijke onderwerpen besproken
en we gaan met elkaar op zoek naar hoe we indicatoren kunnen identificeren en zo kunnen
inrichten dat ze voor u werkbaar zijn. Dat gaan we doen in de brief. De heer Amhaouch
en mevrouw Teunissen vroegen nog specifiek naar cijfers rondom palmolie en soja. We
zijn natuurlijk een belangrijk doorvoerland voor landbouwgrondstoffen. In ieder geval
kan ik antwoorden dat het grootste deel van wat er in Nederland zelf wordt gebruikt
aan palmolie en sojaolie, wordt afgedekt met duurzaamheidscertificaten. Wat betreft
palmolie was dat in 2020 bijvoorbeeld 90% in de voedselmiddelenindustrie en 61% in
de diervoederindustrie. Voor soja geldt dat bijvoorbeeld 96% van de in mengvoer verwerkte
soja duurzaam gecertificeerd is.
Met die EU-verordening, waarbij al verschillende keren is gesproken over ontbossingsvrije
producten, moeten de ketens van de belangrijkste producten die ontbossing veroorzaken,
volledig ontbossingsvrij worden. Palmolie en soja vallen daaronder, net als rundvlees.
Dat zijn de cijfers zoals we die in ieder geval nu hier vandaag voorhanden hebben.
We komen terug op de motie-Erkens/Boucke, ook in de brief. In ieder geval hebben we
verschillende sessies over klimaatfinanciering met Nederlandse bedrijven, financiers
en kennisinstellingen georganiseerd en hebben we ook echt concrete kansen en initiatieven
in Zuid-Afrika, Nigeria en Indonesië besproken. Daar komen we in de brief nog op terug.
Tot zover mijn beantwoording. Ik geloof dat er voor mijn collega geen vragen meer
waren.
De voorzitter:
Nee, misschien nog iets aanvullends?
Minister Jetten:
Nee. Er zijn nog een paar suggesties die we gewoon meenemen in het vervolg. Dank,
voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat over de Internationale
Klimaatstrategie. Er is een tweeminutendebat aangevraagd door de heer Amhaouch. Dat
zal natuurlijk worden ingepland. We hebben ook een tweetal toezeggingen, meen ik.
Die zou ik graag eventjes willen voorlezen:
– De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeert de Kamer
in het voorjaar over de concrete uitvoering en doelstelling van de Internationale
Klimaatstrategie. Dat hebben we nu nog even geconcretiseerd. Dat is natuurlijk naar
aanleiding van de vragen vanuit eigenlijk de hele breedte van de commissie. De Minister
betrekt daar de transitie naar een duurzamer voedselsysteem bij en zal, zoals verzocht,
ook de cellulaire landbouw erbij betrekken.
– De tweede toezegging is dat de Minister voor Klimaat en Energie de Kamer informeert
over de doelstellingen bij scope 2- en scope 3-emissies. Hij zal dat in het voorjaar
doen. Dat is naar aanleiding van een vraag van de heer Van der Lee. Dat is dus een
toezegging naar hem toe.
Er is een opmerking.
Minister Jetten:
Als ik daar een kleine opmerking bij mag maken? Dit voorjaar komt een brief over hoe
we daartoe gaan komen. Volgend voorjaar bij het klimaatplan wordt dat dan geconcretiseerd.
De voorzitter:
Helder. Met die toelichting wil ik nogmaals beide bewindspersonen, beide Ministers,
hartelijk bedanken voor alle antwoorden. Dat geldt natuurlijk ook voor het gehele
team en de staf van de beide ministeries. Dank ook aan de mensen die zijn blijven
zitten. Dat benadrukt het belang van dit mondiale onderwerp dat iedereen behoorlijk
bezighoudt. Het houdt ook jullie op de publieke tribune bezig, want daarom zijn jullie
gebleven. Er komt een vervolg met een commissiedebat. We zullen blijven volgen wat
er aan de hand is en wat er wordt verzocht vanuit de zijde van de Kamer.
Dank. Daarmee sluit ik dit commissiedebat. Ook hartelijk dank aan de Kamer, de supportstaf
en hartelijk dank aan jullie assistentie en support, en ook aan de griffier. Dank.
Sluiting 13.32 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier -
Mede ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.