Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op Vragen van de leden Ceder en Podt over de uitspraken van de minister-president inzake NGO's
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie) en Podt (D66) aan de Minister-President en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de uitspraken van de Minister-President inzake NGO's (ingezonden 10 maart 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid), mede namens de
Minister-President (ontvangen 6 april 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 2153.
Vraag 1 en 2
Hoe verhoudt zich de nuancering die u deze week gaf, namelijk dat ngo’s (Niet-gouvernementele
organisaties) de «beste intenties hebben», maar soms «onbedoeld met mensensmokkelaars
hebben meegewerkt» tot zijn oorspronkelijke uitspraak dat je wel mag «kijken naar
welk business model zit er achter een ngo. Er zijn goede ngo’s en er zijn slechte
ngo’s, die onderdeel zijn van een heel cynisch model van mensensmokkelaars»?1
Veronderstelde u op het moment van het gesprek met de NOS dat er ngo’s zijn die geld
verdienen aan het oppikken van vluchtelingen op de Middellandse Zee? Zo ja, waar was
die veronderstelling op gebaseerd? Zo nee, waarom suggereerde u dit door de bovengenoemde
uitspraak? Was deze uitspraak alleen maar «te kort door de bocht» of ongefundeerd?
Neemt u deze uitspraken volledig terug?
Antwoord 1 en 2
Het kabinet waardeert de inzet van ngo’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd
zijn er mensensmokkelaars actief op de Middellandse zee en in derde landen vanwaar
migranten vertrekken of doorreizen. De activiteiten van private schepen, die in SAR-zones
stelselmatig drenkelingen aan boord nemen, dienen niet behulpzaam te zijn bij het
in stand houden van deze criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens
op het spel zetten. Dit is een delicate balans waarbij er volgens het kabinet oog
moet zijn voor beide aspecten. Het is aan de nationale (opsporings)autoriteiten –
als daartoe aanleiding is – hiernaar onderzoek te doen en zo nodig over te gaan tot
strafrechtelijke vervolging. Dat hangt af van nationale wetgeving in het desbetreffende
land. In Nederland is deze bevoegdheid voorbehouden aan het Openbaar Ministerie.
Het kabinet is daarmee niet voor het strafbaar stellen van hulp aan mensen in nood
op zee door organisaties, zoals ngo’s, die handelen op basis van humanitaire gronden,
maar wil strafrechtelijke aansprakelijkheid niet principieel bij wet uitsluiten. Dit
is ook niet noodzakelijk. Indien op humanitaire gronden is gehandeld kan dit nu al
worden meegewogen in een strafrechtelijk onderzoek: op grond van een algemene strafuitsluitingsgrond
– zoals overmacht in noodtoestand – kan die omstandigheid in de weg staan aan de strafbaarheid.
Indien in een strafrechtelijk onderzoek aan het licht komt dat de betrokkene heeft
gehandeld op humanitaire gronden, kan het Openbaar Ministerie zelf besluiten om niet
over te gaan tot strafvervolging of kan uiteindelijk ten overstaan van de rechter
een beroep op zo’n algemene strafuitsluitingsgrond worden gedaan.
Vraag 3
Erkent u dat vluchtelingen geen mogelijkheid hebben op een veilige manier naar Europa
te komen? Wat vindt u van deze situatie? Erkent u, zoals beschreven door vele migratie-experts,
dat hiermee juist het verdienmodel van mensensmokkelaars wordt gecreëerd, ongeacht
of ngo’s actief zijn op de vluchtroutes?
Antwoord 3
Het kabinet onderschrijft het belang te voorkomen dat migranten de levensgevaarlijke
routes over zee afleggen en dat daarmee hun leven op het spel wordt gezet. Daar zet
het kabinet zich voor in. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het ontwikkelen van brede
migratiepartnerschappen, hervestiging van vluchtelingen via de UNHCR, het tegengaan
van grondoorzaken van migratie en de aanpak van mensensmokkel.
Voornamelijk is van belang dat de criminele smokkelnetwerken zelf zo goed mogelijk
worden aangepakt en dat hun verdienmodel zoveel mogelijk wordt ondermijnd. In Nederland
is hiertoe voor de integrale aanpak van mensensmokkel het barrièremodel mensensmokkel
ontwikkeld. Hierin staan verscheidene interventies op verschillende niveaus benoemd
– te weten in landen aan de andere kant van de EU-buitengrenzen, binnen het Schengengebied
alsook in Nederland zelf. Deze worden door de betrokken organisaties uitgevoerd, zoals
onder meer het OM, de Koninklijke Marechaussee, de Politie en de Immigratie en Naturalisatiedienst.
Internationaal werkt Nederland ook middels diverse initiatieven en projecten samen
met andere landen, EU agentschappen zoals Europol, Eurojust, Frontex en andere internationale
organisaties om irreguliere migratie tegen te gaan en mensensmokkel en de netwerken
daarachter te bestrijden.
Vraag 4
Bent bekend met het onderzoek van Eugenio Cusumano, docent Internationale Betrekkingen
aan de Universiteit Leiden, waaruit blijkt dat er geen relatie is tussen de aanwezigheid
van reddingsteams op zee en het aantal vluchtelingen dat oversteekt?2
Antwoord 4
Ja, het kabinet heeft hiervan kennisgenomen.
Vraag 5
Bent u ermee bekend dat het aantal migranten nu een stuk hoger is dan in eerdere jaren,
toen er juist meer ngo's actief waren?3 Hoe beoordeelt u dit gegeven en hoe verhoudt zich dit tot de uitspraken van de Minister-President
dat ngo’s onbedoeld meewerken aan mensensmokkel?
Antwoord 5
De oorzaken van de huidige hoge aantallen migranten zijn divers en het is lastig één
op één oorzaak-gevolgrelaties te leggen tussen de aan- of afwezigheid van bepaalde
factoren en de route die een migrant aflegt.
Ik verwijs u daarnaast naar de antwoorden op vragen 1 en 2.
Vraag 6
Deelt u de mening dat zelfs als ngo’s zouden worden misbruikt door mensensmokkelaars,
het redden van mensenlevens altijd de hoogste prioriteit heeft?
Antwoord 6
Zoals reeds aangegeven waardeert het kabinet de inzet van ngo’s die mensen in nood
op zee redden en daarbij het verlies van mensenlevens mede helpen voorkomen. De uitgangspunten
volgens het kabinet hierbij zijn de verplichtingen die voortvloeien uit verdragen,
zoals de verplichting voor verdragsstaten en daarmee kapiteins van schepen varend
onder de vlag van een verdragsstaat om mensen in nood te redden en onmiddellijk hulp
aan te bieden. Staten dienen conform deze internationaalrechtelijke verplichtingen
te handelen. In deze zin deelt het kabinet de mening van de vraagstellers. Ik verwijs
u daarnaast naar de antwoorden op vragen 1 en 2.
Vraag 7
Bent u bekend met wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat er ngo’s zijn die
betrokken zijn bij mensensmokkel? Zo ja, kunt u dit delen?
Antwoord 7
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2 is het aan de nationale (opsporings)autoriteiten
– als daartoe aanleiding is – onderzoek te doen of activiteiten van private schepen
behulpzaam te zijn bij het in stand houden van deze criminele activiteiten van mensensmokkelaars
en zo nodig over te gaan tot strafrechtelijke vervolging indien zijn feiten als strafbaar
kwalificeren. Dat hangt af van nationale wetgeving in het desbetreffende land. In
Nederland is deze bevoegdheid voorbehouden aan het Openbaar Ministerie.
Vraag 8
Welke rol speelt het onderscheid tussen «goede en slechte ngo’s» in de doorbraak die
er volgens u bereikt is in de gesprekken met Italië over de naleving van het Dublin-akkoord?4
Antwoord 8
Het is de inzet van Nederland dat de Dublin-verordening beter wordt nageleefd. Het
kabinet zet zich daarvoor in via contacten met andere lidstaten en via contacten met
de Europese Commissie. De Minister-President heeft het belang van de naleving van
de Dublin-verordening eveneens aan de orde gesteld in zijn recente gesprek met de
Italiaanse premier. Het belang van naleving van de Dublin-verordening staat voor het
kabinet los van de activiteiten van NGO’s.
Vraag 9
Wat voor soort dingen willen Italië, Bulgarije, Slovenië en Kroatië kunnen doen, om
vervolgens ook de registratie van asielzoekers goed plaats te laten vinden?5
Antwoord 9
Met het noemen van deze andere landen door de Minister-President verwees hij naar
de noodzaak om zowel aan de buitengrens op zee maar ook aan de grenzen op land in
het oosten van Europa grensbeheer te versterken om grip op irreguliere migratie te
krijgen, indien men uiteindelijk tot een echte oplossing van het Europese migratievraagstuk
wil kunnen komen. Dit was ook onderdeel van de Nederlandse inzet voor de Europese
Raad van februari.6 Uw vraag kan ik niet voor deze genoemde landen beantwoorden.
Vraag 10
Kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk verslag doen van de gesprekken met de Italiaanse
premier Meloni over dit onderwerp?
Antwoord 10
Tijdens het bezoek aan Rome op 8 maart kwamen verschillende onderwerpen aan bod, waaronder
migratie. Voor wat betreft migratie is er met de Italiaanse premier gesproken over
het belang van partnerschappen met derde landen, over de naleving van het Dublin-akkoord
en het bestrijden van mensensmokkelaars op de Middellandse Zee. Ook kwam het belang
van snelle implementatie van de ER-conclusies aan bod, waarbij Nederland en Italië,
samen met andere lidstaten, een prominente rol kiezen om dit proces verder te helpen.
Deze uitkomsten kwamen op 21 maart ook aan bod tijdens het Kamerdebat ter voorbereiding
van de Europese Raad van 23-24 maart.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M. Rutte, minister-president
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.