Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van de leden Werner en Van den Berg over het item in Op1 ‘Administratieve lasten wijkverpleegkundige en huisarts’ d.d. 15 februari 2023
Vragen van de leden Werner en Van den Berg (beiden CDA) aan de Ministers voor Langdurige zorg en Sport en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het item in Op1 «Administratieve lasten wijkverpleegkundige en huisarts» d.d. 15 februari 2023 (ingezonden 23 februari 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport), mede namens de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 6 april 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 1889.
Vraag 1
Kent u de betreffende tv-uitzending en zo ja, wat vindt u hiervan?1
Antwoord 1
Ik vind de situaties die in de uitzending worden genoemd onwenselijk. Over deze problematiek
zijn recent ook Kamervragen gesteld door het lid Van Haga, die ik inmiddels beantwoord
heb.2 Ik zou graag de acties uit de voorgenoemde beantwoording op de Kamervragen willen
herhalen. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de beroepsvereniging van Verpleegkundigen
en Verzorgenden (V&VN) hebben hun leden en gecontracteerde hulpmiddelenleveranciers
opgeroepen situaties als deze zo concreet mogelijk te melden. Op deze manier zal het
veld in kaart brengen of de bestaande afspraken over de levering van hulpmiddelen
worden nageleefd. Zorgverzekeraars hebben toegezegd vervolgens in gesprek te gaan
met hulpmiddelenleveranciers. Het doel hiervan is om de dienstverlening verder te
verbeteren op basis van de reeds gemaakte kwaliteitsafspraken.
Vraag 2
Klopt het dat het beleid van zorgverzekeraars gewijzigd is, waardoor medische hulpmiddelen
(zoals incontinentie-, stoma- en verbandmaterialen en medische voeding) alleen nog
vergoed worden als die worden geleverd door landelijk opererende leveranciers?
Antwoord 2
Het klopt dat over het algemeen de levering van hulpmiddelen niet meer via de apotheek
plaatsvindt, maar via medisch speciaalzaken. Deze zijn in het overgrote deel van gevallen
onderdeel van landelijk opererende leveranciers.
Vraag 3
Waarom vindt de levering hiervan niet meer plaats via de apotheek van de verzekerde?
Antwoord 3
De verzekeraars hebben hun werkwijze aangepast door hulpmiddelenzorg in te kopen bij
medisch speciaalzaken. Hiermee wilden zij een breder assortiment bieden aan hun verzekerden,
inclusief gespecialiseerde expertise bij het voorschrijven.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de apotheek van de verzekerde beter op de hoogte is van de medische
achtergrond van de verzekerde, of van contra-indicaties van verschillende medische
hulpmiddelen in relatie tot medicijngebruik?
Antwoord 4
De wijkverpleegkundige en de huisarts hebben inzicht in de medische achtergrond van
de zorgvrager, bijvoorbeeld in het medicijngebruik en contra-indicaties. Als de wijkverpleegkundige
twijfelt over welk hulpmiddel het meest geschikt is met het oog op de medische achtergrond
van de zorgvrager, zoals medicijngebruik en contra-indicaties, dan neemt deze contact
op met de huisarts. Leveranciers hebben überhaupt geen inzicht in het medisch dossier
en dat hoeft ook niet. Zij leveren hulpmiddelen op basis van de medische indicatie
van de zorgprofessional aan het bed.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat er bij de verstrekking van medische hulpmiddelen de noodzaak
van de verstrekking door de zorgverzekeraar of leverancier opnieuw wordt vastgesteld?
Antwoord 5
De noodzaak wordt vastgesteld door de zorgprofessional aan het bed, dit wordt niet
opnieuw vastgesteld door de leverancier of zorgverzekeraar. Het kan zijn dat de gespecialiseerde
verpleegkundige van de medisch speciaalzaak navraag doet bij de zorgprofessional aan
het bed om zo het best passende hulpmiddel te vinden. Navraag gebeurt ook als de aanvraag
bijvoorbeeld niet volledig is.
Vraag 6
Deelt u het uitgangspunt dat wijkverpleegkundigen de kennis en kunde hebben om vast
te stellen welke soort medische hulpmiddelen er in die specifieke situatie nodig zijn?
Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 6
Ja, de wijkverpleegkundige kent de zorgbehoefte van de patiënt en voert de regie in
het zorgproces. Als de wijkverpleegkundige specifieke kennis heeft, bijvoorbeeld over
het in de uitzending genoemde voorbeeld wondzorg, dan is deze kennis het uitgangspunt
voor de vaststelling van de benodigde medische hulpmiddelen. Een gespecialiseerde
wondverpleegkundige kan waar nodig advies geven. Zoals beschreven in het antwoord
op vraag 5 is het de zorgverlener aan het bed die de diagnose stelt. Alleen als daar
aanleiding toe is, neemt de gespecialiseerde verpleegkundige van de medisch speciaalzaak
vervolgens contact op met deze zorgverlener of de gebruiker om te achterhalen wat
in de specifieke situatie het best passende hulpmiddel is. Deze gespecialiseerde verpleegkundigen
zijn opgeleid om bij iedere zorgvraag het juiste hulpmiddel te kunnen verstrekken.
Het idee is dat hun diensten van meerwaarde zijn voor de zorgprofessional bij het
bepalen wat het best passende hulpmiddel is.
Vraag 7
Deelt u het uitgangspunt dat door dit gewijzigde beleid de administratieve lasten
voor wijkverpleegkundigen en huisartsen hoger zijn geworden? Dat de wijkverpleegkundige
en de huisarts veel meer «handelingen moeten doen» om medische hulpmiddelen te regelen?
Antwoord 7
Ik heb van V&VN en de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) begrepen dat het aanvragen
van hulpmiddelen een administratielast oplevert. Deze lasten komen niet één op één
voort uit het leveren van hulpmiddelen door een landelijke leverancier in plaats van
door de apotheek. Dit komt eerder door hoe de samenwerking tussen die partijen vorm
krijgt, welke controles in dat proces zijn ingebouwd en hoe gemakkelijk de hulpmiddelen
in kwestie verkrijgbaar zijn. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) organiseert op dit
moment gesprekken om deze en andere knelpunten in de extramurale hulpmiddelenzorg
boven tafel te krijgen.
Vraag 8
Wat vindt u van de voorbeelden die wijkverpleegkundige en de huisarts in uitzending
geven, waardoor mensen die deze hulpmiddelen met spoed nodig hebben door dit gewijzigde
beleid soms enkele weken op dit materiaal moeten wachten?
Antwoord 8
Dit zijn zeer vervelende voorbeelden die helder laten zien dat de levering van hulpmiddelen
niet altijd goed verloopt. In de beantwoording van vraag 1 heb ik aangegeven welke
acties zijn ingesteld naar aanleiding van de beantwoording van de eerdergenoemde Kamervragen
van het Lid Van Haga om knelpunten boven water te krijgen.
Vraag 9
Klopt het dat het gewijzigde beleid van de zorgverzekeraar de acute zorgverlening
en de palliatieve zorg voor de huisarts en wijkverpleegkundige bemoeilijkt?
Antwoord 9
De ervaringsverhalen in de uitzending maken duidelijk dat er iets is misgegaan. Het
is onduidelijk welke problemen precies voortkomen uit het gewijzigde beleid. Zoals
eerder aangegeven ga ik met de betrokken partijen aan de slag om deze knelpunten boven
tafel te krijgen.
Vraag 10
Wat vindt u van het voorstel van het CDA om uit te gaan van de kennis en kunde van
wijkverpleegkundige en/of huisarts, vervolgens over te gaan tot verstrekking van deze
medische hulpmiddelen en steekproefsgewijs te checken of dit het adequate medische
hulpmiddel is?
Antwoord 10
Ik ben niet op de hoogte van de precieze inhoud van dit voorstel, maar ik zou het
plan graag ontvangen om er mijn mening over te kunnen vormen.
Vraag 11
Zou u hierover met zorgverzekeraars (en eventueel met leveranciers van medische hulpmiddelen)
in overleg willen gaan en de Tweede Kamer hierover informeren?
Antwoord 11
Naar aanleiding van de Kamervragen van het Lid Van Haga ben ik in gesprek gegaan met
het veld over het verstrekken van hulpmiddelen. Er zijn gesprekken gevoerd met V&VN,
zorgverzekeraars, de IGJ en de NZa. De uitkomst van deze gesprekken heb ik opgenomen
in de eerdere beantwoording van deze Kamervragen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.