Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over voortgang aanpak kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap (Kamerstuk 31288-1003)
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1030 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 april 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 23 december
2022 inzake de voortgang aanpak kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap (Kamerstuk
31 288, nr. 1003).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 april 2023. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Huls
1
Zijn de NCTV1 en/of inlichtingen- en veiligheidsdiensten geraadpleegd over de CSC2-beurzen?
Ja, er is regelmatig contact tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en de NCTV en/of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
2
Zijn de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van der Woude over het artikel
«Chinese promovendi in Nederland moeten trouw beloven aan de communistische partij»
van 14 oktober 20223 afgestemd met NCTV en/of AIVD4/MIVD5?
Deze antwoorden zijn niet afgestemd met deze partijen. Wel zijn de NCTV, AIVD en MIVD
actief betrokken bij het vormgeven van het kennisveiligheidsbeleid.
3
Worden brieven met betrekking tot kennisveiligheid ook afgestemd met het Ministerie
van Justitie en Veiligheid en in het bijzonder met de NCTV?
De brieven met betrekking tot kennisveiligheid worden afgestemd met het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, waaronder de NCTV.
4
Hoe gaan andere landen in Europa om met de CSC-beurzen en in hoeverre wordt specifiek
beleid gevoerd ten aanzien van CSC-beurzen, eventueel ook in samenwerking met veiligheidsdiensten?
De vraag hoe om te gaan met CSC-beurzen speelt ook in andere Europese landen. Dit
zien we ook terug in de media, bijvoorbeeld door artikelen in Zweedse en Duitse media
waarover het lid Van der Woude Kamervragen heeft gesteld.6 Ik beschik niet over een beeld per land en het is lastig om dit op te halen, omdat
CSC met alle kennisinstellingen, in Nederland maar ook in Europa, andere contracten
afsluit. We spreken met like-minded landen binnen en buiten de EU over de vormgeving van effectief kennisveiligheidsbeleid.
Binnen de EU neemt Nederland neemt deel aan verschillende gremia waar kennis en informatie
over de kansen en risico’s van samenwerking met China worden uitgewisseld.
5
In hoeverre werkt Nederland samen met andere gelijkgestemde Europese landen op dit
gebied en wordt er bijvoorbeeld relevante kennis en informatie uitgewisseld?
Nederland neemt een leidende rol in het agenderen van kennisveiligheid bij de Europese
Commissie en de lidstaten. Zo zal Nederland later dit jaar een mutual learning exercise
organiseren op het gebied van kennisveiligheid en is eind 2022 op initiatief van Nederland
met gelijkgezinde landen een ministerieel overleg over kennisveiligheid georganiseerd.
Daarnaast is er ook op bilateraal niveau nauw contact met lidstaten, onder andere
met Duitsland. Ook kennisinstellingen zelf brengen kennisveiligheid ter sprake in
hun internationale samenwerkingsverbanden.
Naast het definiëren van risico’s is het belangrijk om oog te houden voor de mogelijkheden
van internationale wetenschappelijke en onderwijssamenwerking. Zo staat China op bepaalde
terreinen wereldwijd aan de top van wetenschap en technologie. Het is daarnaast noodzakelijk
om wereldwijde maatschappelijke uitdagingen als de energietransitie en klimaatverandering
gezamenlijk aan te gaan. Zoals in de Kamerbrief Ontwikkelingen Chinabeleid: een verschuiving van de balans staat7: «Het is belangrijk om de balans te bewaren in de betrekkingen en oog te blijven
houden voor de mogelijkheden tot samenwerking». Een Memorandum of Understanding (MoU)
is een veelgebruikt, niet-bindend middel in de internationale samenwerking. Een MoU
geeft structuur aan de samenwerking en fungeert als een kader voor de kennissector.
De huidige MoU’s op het gebied van Wetenschap, Technologie en Innovatie en Onderwijs
zijn inmiddels meer dan tien jaar oud en dienen geactualiseerd te worden om de balans
tussen kansen en risico’s goed te houden. Ook andere Europese landen hebben recentelijk
hun MoU’s met China vernieuwd of zijn hiermee bezig. De Ministeries van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken en Klimaat zullen over de MoU Wetenschap,
Technologie en Innovatie besprekingen met de Chinese overheid voeren. Het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal daarnaast in gesprek gaan met de Chinese
overheid over een MoU Onderwijs. De Kamer zal voor het einde van het jaar geïnformeerd
worden over de voortgang.
6
Zijn de afspraken met betrekking tot kennisveiligheid, die u beschrijft in het Bestuursakkoord
Hoger Onderwijs en Wetenschap 20228, een uitputtende lijst van afspraken of zijn er specifiekere afspraken gemaakt om
de werking in de praktijk ook effectief te laten zijn?
Sinds de start van het kennisveiligheidsbeleid in 2020 is samenwerking tussen de overheid
en de kennisinstellingen, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, de fundering
waarop het beleid is gestoeld. Ik heb vanaf de start een constructieve dialoog met
het kennisveld geïnitieerd. Zoals aangekondigd in mijn voortgangsbrief van 23 december
2022 jl.9 zet ik de dialoog met kennisinstellingen dit jaar voort. De dialoog is niet gericht
op het maken van afspraken, maar op het gezamenlijk ontwikkelen van een effectieve
aanpak en het verder vergroten van het bewustzijn en handelingsvermogen. Ik ondersteun
de kennisinstellingen op verschillende manieren. Samen met het kennisveld is de Nationale
Leidraad Kennisveiligheid (hierna: leidraad) opgesteld, waarin we duidelijkheid en
handvatten bieden. In het bestuursakkoord zijn afspraken gemaakt over de implementatie
van de leidraad. De overheid heeft een stevig landelijk Loket Kennisveiligheid (hierna:
loket) opgericht dat adviezen verstrekt, dat dient als expertisepunt en het netwerk
kennisveiligheid faciliteert. De leidraad, het loket en de gezamenlijke insteek van
de Nederlandse aanpak worden internationaal inmiddels als best practice gezien.
7
Gaan universiteitsbesturen op een eenduidige wijze om met het Loket Kennisveiligheid?
Universiteitsbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen omtrent
kennisveiligheid. Als overheid ondersteunen we hen daar actief bij door hen met de
adviezen van het loket in staat te stellen afgewogen beslissingen te nemen. Om een
eenduidige aanpak van kennisveiligheid vast te houden en te bevorderen wordt er door
het loket consistent geadviseerd. In vergelijkbare gevallen worden vergelijkbare mogelijke
mitigerende maatregelen aangedragen om de kennisinstelling een eenduidig handelingsperspectief
te bieden. Van de advisering door het loket gaat een normerende werking uit, maar
hoe een instelling aanbevelingen opvolgt is de verantwoordelijkheid van de instelling
zelf. In de bestuurlijke dialoog met kennisinstellingen besteed ik aandacht aan een
eenduidige aanpak van kennisveiligheid over de sector heen. Kennisinstellingen voeren
hierover ook onderling al het gesprek. Hoe kennisinstellingen in het algemeen omgaan
met het afwegen van risico’s en het nemen van mitigerende maatregelen, wordt op sectorniveau
zichtbaar door de audit die dit jaar plaatsvindt.
8
Gaan universiteitsbesturen op zodanige wijze om met het Loket Kennisveiligheid, zodat
u hier inzicht in heeft en de effectiviteit van het loket kan worden gemeten?
De opgave op het gebied van kennisveiligheid kan alleen effectief worden aangepakt
met het totale pakket aan maatregelen, zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag
10. Het loket toetst of de adviezen bruikbaar zijn door na behandeling van een vraag
een evaluatie aan de indiener te sturen. Via de kennisveiligheidsdialoog met bestuurders
van kennisinstellingen krijg ik informatie over wat zij met de adviezen van het loket
doen. Hier geven bestuurders voorbeelden van concrete casussen waarbij zij naar aanleiding
van een advies een samenwerking met een onderzoeker of instelling bewust hebben afgewogen
en er vervolgens voor hebben gekozen deze af te houden of te continueren.
9
Is er een overzicht van welke restrisico’s, door niet het Loket Kennisveiligheid te
raadplegen, door instellingen aanvaard zijn, welke gemitigeerd zijn en welke vermeden,
en wie daar verantwoordelijk voor is?
Rijksoverheid en kennisinstellingen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het kennisveiligheidsbeleid.
Dat doen we ieder vanuit een eigen rol en verantwoordelijkheid, zoals in het antwoord
op vraag 10 uiteen wordt gezet. In het kader van de dialoog hebben bestuurders van
kennisinstellingen mij voorbeelden gegeven van risico-inschattingen die zij maken
en de maatregelen die zij nemen. Daarbij kunnen zij gebruik maken van de leidraad
en van de adviezen van het loket. Het loket vervult geen controlerende functie maar
raadt indien nodig sterk aan bepaalde maatregelen te nemen. De audit die dit jaar
plaatsvindt, zal op sectorniveau meer inzicht geven in hoe kennisinstellingen omgaan
met het afwegen van risico’s en het nemen van mitigerende maatregelen. De sectorbeelden
die het resultaat zijn van de audit, zullen worden geagendeerd inreguliere overleggen
met de sectororganisaties en in de bestuurlijke kennisveiligheidsdialoog.
10
Waar ligt de verantwoordelijkheid voor het aanvaarden van een mogelijk risico voor
de nationale veiligheid door een universiteit; is dat bij het universiteitsbestuur,
bij u, bij beide of bij geen van beide?
Het vormgeven en uitvoeren van kennisveiligheidsbeleid is een brede en gedeelde maatschappelijke
opgave van kennisinstellingen en van de Rijksoverheid. Beide hebben daarin een eigen
verantwoordelijkheid die gericht is op het mitigeren van kennisveiligheidsrisico’s.
In het bestuursakkoord hebben we afspraken gemaakt over wat de kennisinstellingen
doen om het kennisveiligheidsbeleid te implementeren. De wijze waarop ze daar invulling
aan geven, is aan de instellingen zelf. Het bestuur van een kennisinstelling en in
het bijzonder de bestuurlijk portefeuillehouder is verantwoordelijk voor het beleid
binnen de instelling en is er in individuele casussen voor verantwoordelijk om een
bewuste afweging te maken.
Het is de rol van de overheid om de kennisinstellingen daarbij te ondersteunen en
de dialoog hierover te organiseren. Dit heeft geleid tot de Kennisveiligheidsdialoog,
de leidraad, bestuurlijke afspraken over onder meer een externe audit en de totstandkoming
van het loket waarin advisering, informatievoorziening en kennisdeling centraal staan.
Daar waar de risico’s voor de nationale veiligheid het grootst zijn, is het de rol
van de overheid wettelijke kaders te stellen. Bijvoorbeeld in de vorm van exportcontrole
of sanctieregelingen. Daar wordt de Screening Kennisveiligheid (hierna: screening)
aan toegevoegd. Tot slot pakt de overheid een leidende rol op internationaal niveau.
Bijvoorbeeld in de EU en in internationaal verband met like-minded landen om te komen tot een level playing field.
11
Hebben alle universiteitsbesturen inzicht in alle adviezen die vanuit hun eigen instelling
zijn gedaan bij het Loket Kennisveiligheid en delen zij dat inzicht met u?
Het loket is een laagdrempelig contact- en expertisepunt waar eenieder die verbonden
is aan een kennisinstelling terecht kan met vragen omtrent kennisveiligheid. Wanneer
bij het loket een vraag wordt ingediend door iemand anders dan een coördinator of
medewerker kennisveiligheid of integrale veiligheid, wijst het loket er in het advies
op dat het voor de kennisopbouw goed is het advies met deze functionarissen te delen.
Of er binnen een instelling afspraken worden gemaakt over het behouden van overzicht,
is aan henzelf. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 10, heeft de overheid een
ondersteunende en faciliterende rol welke de instellingen in staat stelt hun verantwoordelijkheid
waar te maken. Het is niet passend om de instellingen te vragen hun overzicht met
de overheid te delen. In het kader van de bestuurlijke dialoog en de learning community
wordt wel informatie met elkaar gedeeld ten behoeve van het leren van elkaar en de
doorontwikkeling van de aanpak van kennisveiligheid. Kennisinstellingen voeren hierover
ook onderling al het gesprek.
12
Beargumenteren universiteitsbesturen, indien zij een risico (aangegeven door het Loket
Kennisveiligheid) aanvaarden, niet alleen desgevraagd waarom zij een risico aanvaarden?
En indien zij risico’s denken te kunnen mitigeren, hoe denken zij dat te gaan doen?
Het mitigeren van de risico’s in individuele casussen valt binnen de verantwoordelijkheid
van kennisinstellingen. De wijze waarop ze risico’s mitigeren en het beleid daarop
vormgeven, is aan de instellingen zelf. De instellingen kunnen daarbij gebruik maken
van de ondersteuning die de overheid biedt. In het kader van de dialoog bevorderen
we het gesprek over het mitigeren van maatregelen en hebben bestuurders van kennisinstellingen
voorbeelden gegeven van de risico-inschattingen die zij maken en de wijze waarop zij
risico’s mitigeren. De audit die dit jaar plaatsvindt, zal op sectorniveau inzicht
geven in hoe kennisinstellingen omgaan met het afwegen van risico’s en het nemen van
mitigerende maatregelen
13
Zijn er duidelijke afspraken met universiteitsbesturen gemaakt over wat zij doen met
adviezen die een risico aangeven?
Om een eenduidige aanpak van kennisveiligheid vast te houden en te bevorderen worden
in vergelijkbare gevallen vergelijkbare mogelijke mitigerende maatregelen aangedragen.
Ieder advies is maatwerk en de context van iedere kennisinstelling is weer anders.
Wel besteed ik in de bestuurlijke dialoog en kennisinstellingen onderling aandacht
aan de consistentie van het kennisveiligheidsbeleid over de instellingen heen.
14
Wat is de doorlooptijd van een aanvraag bij het Loket Kennisveiligheid? Beperkt dit
de werking van het loket?
Snelheid van de advisering was bij de oprichting van het loket voor koepelorganisaties
een belangrijke voorwaarde. Daarom streeft het loket ernaar om binnen vijftien werkdagen
een advies te geven. Bij het grootste deel van de adviezen lukt dit. Op dit moment
zien we een forse toename van het aantal en van de complexiteit van de vragen. Ook
nu streeft het loket naar een goede balans tussen een snel proces en een inhoudelijk
gedegen advies.
15
Hebben instellingen een centraal informatiepunt over kennisveiligheid?
Ja, de overheid faciliteert een centraal informatiepunt over kennisveiligheid in de
vorm van het loket dat hulp biedt aan iedereen die verbonden is aan een kennisinstelling
met vragen over kansen, risico’s en praktische zaken rondom internationale samenwerking.
De website van het loket is een centraal informatiepunt voor alle zaken omtrent kennisveiligheid.
Daarnaast kunnen instellingen voor specifieke casussen bij het loket advies opvragen.
Het loket organiseert ook informatiesessies en evenementen voor het netwerk kennisveiligheid.
Dit netwerk wordt in 2023 doorontwikkeld tot learning community.
16
Onder welke voorwaarden, op welke manier en op welke termijn worden de middelen van
het amendement Van der Woude c.s.10 concreet ingezet?
In de Kamerbrief over de planning van het wetsvoorstel voor de screening die uw Kamer
recent heeft ontvangen, is tevens uiteengezet hoe het amendement wordt uitgewerkt.11 Hierin staat toegelicht dat de middelen afzonderlijk over de instellingen worden
verdeeld via lumpsumfinanciering. Voor de volledige uitwerking verwijs ik naar deze
brief.
17
Is er een beeld hoeveel fte12 elke instelling heeft aangesteld met betrekking tot kennisveiligheid?
Het is de verantwoordelijkheid van instellingen, en in het bijzonder van de portefeuillehouder
kennisveiligheid in het College van Bestuur, om het kennisveiligheidsbeleid op hun
eigen instelling uit te voeren. Hieronder valt ook dat zij zelf bepalen hoeveel fte
zij hiervoor inzetten. Dit is immers ook afhankelijk van de aard en context van de
instelling.
18
Wordt er gemonitord of elke instelling genoeg uitvoeringscapaciteit heeft voor de
genomen maatregelen op het gebied van kennisveiligheid?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 17 betreft dit de verantwoordelijkheid van
de kennisinstellingen. Dit wordt door mij niet gemonitord.
19
Welke kennisinstellingen hebben meegedaan aan de kennisveiligheidsdialoog en welke
niet en wat was daar dan de reden voor?
Sinds de start van de kennisveiligheidsdialoog in 2020 is met het grootste gedeelte
van de kennisinstellingen (universiteiten, UMC’s, hogescholen, NWO- en KNAW-instituten)
gesproken over kennisveiligheid. De gesprekken hebben op het niveau van zowel besturen
als raden van toezicht van kennisinstellingen plaatsgevonden. Ook op het niveau van
beleid wordt het gesprek gevoerd binnen het Netwerk Kennisveiligheid. In de dialoog
is brede betrokkenheid van kennisinstellingen bij de ontwikkeling van het kennisveiligheidsbeleid
zichtbaar. Uit de dialoog blijkt ook de grote diversiteit die het kennisveld rijk
is en die ertoe leidt dat het belang van en de behoefte aan het gesprek over kennisveiligheid
voor de ene instelling groter is dan voor de ander.
20
Wat zijn de meetbare doelen die u beoogt met de learning community en hoe gaat u de
effectiviteit en doelmatigheid van de learning community in de toekomst beoordelen?
In 2022 is, gefaciliteerd door het loket kennisveiligheid, een netwerk van kennisveiligheidsexperts
en -coördinatoren op kennisinstellingen ontstaan. Ik heb aangekondigd in 2023 in te
zetten op doorontwikkeling van dit netwerk tot een learning community. Deze ontwikkeling
wordt ingezet vanuit het loket kennisveiligheid. In 2023 worden diverse evenementen,
webinars en trainingen door experts georganiseerd en worden e-learnings en andere
praktische tools gelanceerd. Over de verdere invulling van de learning community ben
ik in gesprek met het kennisveld. Het uitgangspunt van de learning community is dat
kennisinstellingen gezamenlijk werken aan het verwerven en vergroten van de benodigde
vaardigheden, handvatten, netwerk, kennis en expertise. Bij de volgende voortgangsrapportage
over het kennisveiligheidsbeleid neem ik uw Kamer mee in de voortgang van de ontwikkeling
van de learning community.
21
Wat is per maatregel de voortgang van de implementatie van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid?
Dit beeld kan ik uw Kamer nu nog niet geven. De audit die dit jaar plaatsvindt, zal
op sectorniveau een beeld geven van de voortgang van de implementatie van de Nationale
Leidraad Kennisveiligheid. Het sectorbeeld van de universiteiten verwacht ik, zoals
toegezegd in mijn Kamerbrief over de voortgang van de aanpak van kennisveiligheid,
rond de zomer met uw Kamer te kunnen delen. Het sectorbeeld van de hogescholen verwacht
ik bij de volgende voortgangsrapportage kennisveiligheid in december 2023 met uw Kamer
te kunnen delen.
22
Hoe groot zijn de verschillen tussen instellingen wat betreft de implementatie van
de Nationale Leidraad Kennisveiligheid?
De audit die dit jaar plaatsvindt, zal op sectorniveau een beeld geven van de verschillen
tussen de instellingen wat betreft de implementatie van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid.
23
Op basis van welke inhoudelijke expertise is gekozen de externe audit bij Oberon en
Dialogic te beleggen?
De externe audit kennisveiligheid is een beleidsonderzoek omdat deze is vormgegeven
als een 0-meting van de stand van implementatie van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid.
Oberon en Dialogic hebben als onderzoeksbureaus ruime ervaring met het uitvoeren van
beleidsonderzoek.
24
Hoe wordt de externe audit concreet vormgegeven?
Het onderzoek start met een zelfevaluatie vragenlijst die alle kennisinstellingen
invullen. Deze vragenlijst is opgesteld door onderzoeksbureaus Oberon en Dialogic
en besproken met en getoetst bij het kennisveld met de betrokken partijen via een
klankbordgroep die hier speciaal voor is ingericht. De onderzoeksbureaus analyseren
de antwoorden op de vragenlijst. Zij delen de analyse van de antwoorden op de vragenlijst
op instellingsniveau alleen met de betreffende instelling. Zo krijgt de instelling
zelf een beeld van waar zij staat en kan zij aan de slag met eventuele aandachtspunten
of aanbevelingen die hieruit volgen.
Op basis van de analyse en de review stellen de onderzoeksbureaus een sectorbeeld
op waaruit blijkt waar de kennisinstellingen nu staan met de uitwerken van het kennisveiligheidsbeleid.
Om dit sectorbeeld in te kleuren, voeren de onderzoeksbureaus tot slot een kort verdiepend
onderzoek uit – in de vorm van case studies – bij een klein aantal kennisinstellingen.
Ik ga dit najaar in de dialoog met de kennisinstellingen in gesprek over de sectorbeelden,
de analyse die zij op instellingsniveau hebben ontvangen en over de mogelijkheid een
sectorbreed model, geïnspireerd op capability maturity model’s, te ontwikkelen zoals de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (hierna:
AWTI) aanbeveelt.
25
Hoe implementeren kennisinstellingen de verplichting tot het doen van een risicoanalyse?
De aanpak en uitkomsten van de risicoanalyse door kennisinstellingen maken onderdeel
uit van de externe audit kennisveiligheid, zoals uw Kamer aan mij heeft gevraagd in
de motie van de leden Van der Woude en Van der Molen13. Op basis van de sectorbeelden die in de loop van dit jaar worden opgeleverd, kan
ik uw Kamer een antwoord geven op deze vraag.
26
Kunt u kwantificeren hoeveel instellingen wel en niet de benodigde stappen voor de
risicoanalyse hebben doorlopen en wat is de volgende stap die u gaat zetten als instellingen
de risicoanalyses niet systematisch oppakken?
Naar aanleiding van de externe audit kennisveiligheid kan ik uw Kamer straks op sectorniveau
een beeld geven van de aanpak en de uitkomsten van de risicoanalyses. Op basis van
de dialoogsessies met de Raden van Toezicht blijkt dat de meeste instellingen het
uitvoeren van de risicoanalyses serieus hebben opgepakt of hier vóór mijn verzoek
al op systematische wijze invulling aan gaven. Naar aanleiding van de resultaten van
de externe audit ga ik met de kennisinstellingen en externe experts in gesprek, zoals
uw Kamer van mij gevraagd heeft in de motie van de leden Van der Woude en Van der
Molen14.
27
Is er een lijst van de CDIU15 specifiek ingericht voor instellingen?
De Centrale Dienst voor in- en uitvoer (CDIU) hanteert geen lijst specifiek voor instellingen.
Onderzoeksinstituten dienen namelijk de reguliere wetgeving te volgen inzake exportcontrole.
De CDIU heeft echter wel in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van 2019 tot en met 2021 deelgenomen aan een Technical Expert Group van de EU
Commissie die gericht was op het ontwikkelen van handvatten voor onderzoeksinstituten,
inzake onderzoek op het gebied van dual-use items. Hieruit is een document voortgevloeid
met uitgebreide informatie en aanbevelingen, aan de hand waarvan onderzoeksinstituten
hun interne organisatie zo kunnen inrichten dat zij de juiste stappen ondernemen als
er sprake is van onderzoek op het gebied van dual-use items.16
28
Wat heeft de sturende en leidende rol van Nederland in de EU17 tot nu toe opgeleverd?
Op initiatief van Nederland is in een verband van gelijkgezinde landen in toenemende
mate aandacht voor kennisveiligheid. Zoals ik recent aan uw Kamer heb toegelicht in
de voortgangsbrief over kennisveiligheid, krijgt dit concreet vorm in bijvoorbeeld
ministeriële en ambtelijke overleggen met like-minded landen binnen en buiten de EU waar onder andere best practices worden uitgewisseld.
In bilateraal verband spreek ik regelmatig met Ministers uit andere lidstaten over
kennisveiligheid, waarbij ik zie dat andere lidstaten graag leren van de Nederlandse
aanpak en kennis willen uitwisselen. Ook bij de Europese Commissie is er bewustzijn
over kennisveiligheid, wat zich uit in bijeenkomsten om kennis uit te wisselen en
publicaties zoals de Guidelines on Research & Innovation foreign interference18. Nederland levert hier een actieve bijdrage aan. Hoewel de ontwikkelingen in de EU
positief zijn, zie ik nog veel kansen en noodzaak in de EU om kennisveiligheid te
verhogen. Ik blijf mij daarom in EU-verband inzetten op het verhogen van bewustwording
over kennisveiligheid, het faciliteren van beleidsleren, het gezamenlijk inzichtelijk
maken van risico’s én kansen rond samenwerking met derde landen, en betere coördinatie
van nationale beleidsmaatregelen.
29
Kunt u per aanbeveling en per aanbevolen actie van het AWTI19-rapport20 aangeven of die aanbeveling wordt overgenomen en zo ja, hoe die aanbeveling wordt
geïmplementeerd?
Het advies van de AWTI is opgebouwd langs drie aanbevelingen gericht aan zowel overheid
als kennisinstellingen, bestaande uit (1) Het verbeteren van het begrip van kennisveiligheid;
(2) het differentiëren tussen risico’s en (3) het vergroten van het bewustzijn en
de capaciteit. In de kamerbrief van 23 december 2022 heb ik aangegeven dat ik de AWTI
erkentelijk ben voor hun advies, en dat ik er in lijn met hun advies naar streef om
te komen tot een lerende aanpak in samenwerking met het kennisveld. Een belangrijk
element in deze aanpak is het netwerk kennisveiligheid en de doorontwikkeling daarvan
tot learning community. In de learning community gaan we gezamenlijk werken aan het
verwerven en vergroten van de benodigde vaardigheden, handvatten, netwerk, kennis
en expertise door het uitwisselen van kennis en ervaring via doelgerichte trainingen
en bijeenkomsten. Ik heb in de brief aan uw Kamer van 23 december jl.21 alle kennisinstellingen opgeroepen om actief aan deze community deel te nemen. Bij
de verdere invulling van de learning community worden de aanbevelingen van de AWTI
meegenomen. In aanvulling op de learning community zet ik ook in 2023 de dialoog met
kennisinstellingen voort waarvoor het advies van de AWTI input vormt. Het doel is
hierbij om naast het bestuurlijke gesprek, samen met kennisinstellingen dieper in
instellingen door te dringen en meer met wetenschappers zelf het gesprek aan te gaan.
De beschrijvingen en analyses van de AWTI bieden in bredere zin houvast voor de verdere
doorontwikkeling van ons beleid. Niet altijd als concrete aanbeveling, maar ook als
onderdeel van de doorlopende dialoog, binnen de Rijksoverheid en met het veld. De
AWTI draagt daar op dit moment zelf ook nog aan bij door het organiseren van presentaties
en bijeenkomsten.
30
Wat is de relatie tussen open science en kennisveiligheid?
Binnen open science zijn kortweg drie doelstellingen belangrijk, namelijk a) het gratis
(zonder betaalmuur) beschikbaar stellen van wetenschappelijke publicaties, b) het
vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar maken van onderzoeksdata en
-software, zodat de samenwerking tussen onderzoekers en disciplines wordt versneld
en c) het vergroten van de publieke betrokkenheid bij wetenschap.
Binnen de open science-doelstellingen is het beschermen van kennis alleen van toepassing
op het vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar maken van onderzoeksdata-
en software. Ten aanzien van onderzoeksdata betekent open science beslist niet dat
gevoelige data open wordt gedeeld. Om dit te voorkomen, hanteren universiteiten en
financiers als NWO, ZonMw en ook de Europese Commissie, verschillende waarborgen en
uitzonderingsgronden. Als waarborg geldt bijvoorbeeld dat onderzoekers, wanneer zij
een research data management plan (DMP) opstellen, erop worden gewezen dat zij zorgvuldig
met hun data moeten omgaan en dat gevoelige data niet mag worden gedeeld. Een van
de belangrijkste uitzonderingsgronden voor het delen van onderzoeksdata is Kennisveiligheid.
Ook moeten onderzoekers en instellingen zich houden aan de Nederlandse kabinetsaanpak
kennisveiligheid, waarin het beschermen van gevoelige informatie centraal staat.
31
Welke verschillen zijn er tussen de regels en afspraken die gelden voor universiteiten,
hogescholen, TO222-instellingen en andere instellingen?
Het kennisveiligheidsbeleid is gericht op alle kennisinstellingen: universiteiten,
hogescholen, KNAW- en NWO-instituten en de TO2 instellingen (die onder de beleidsverantwoordelijkheid
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat vallen) en maakt daar in principe
geen onderscheid tussen. Wel is het zo dat afhankelijk van de aard van de instelling,
het soort onderzoek en afhankelijk van met welke landen wordt samengewerkt verschillende
juridische kaders en gedragscodes van toepassing kunnen zijn. Dit staat toegelicht
in de nationale leidraad kennisveiligheid.
32
Zijn er maatregelen op het gebied van kennisveiligheid die niet in uw brief genoemd
worden en die door het Ministerie van OCW of de EU worden overwogen?
De afgelopen jaren zijn al flinke stappen gezet op het gebied van kennisveiligheid.
We werken aan het doorontwikkelen van de instrumenten die we al hebben en het uitvoeren
van het beleid. Dat doen we langs de drie met elkaar samenhangende lijnen die ook
in het antwoord op vraag 10 zijn benoemd: (1) het bevorderen van bewustzijn en zelfregulering
binnen kennisinstellingen, met een overheid die hen daarbij ondersteunt; (2) als overheid
heldere kaders te stellen waar dat nodig is; en (3) werken aan een level playing field
op het gebied van kennisveiligheid op internationaal niveau. Op dit moment zijn er
geen nieuwe maatregelen die door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
worden overwogen. Zoals in antwoord op vraag 24 en 29 is aangegeven, ga ik in de dialoog
dit najaar in gesprek over de resultaten van de audit en de aanbevelingen van de AWTI.
Als hier of op andere momenten tot aanvullende maatregelen wordt, zal de Kamer hierover
worden geïnformeerd.
Binnen de EU wordt onder diverse noemers aan de verschillende aspecten van kennisveiligheid
gewerkt. Ik heb daarbij de belangrijkste maatregelen die kennisveiligheid verhogen
reeds in de voortgangsbrief aan uw Kamer gecommuniceerd. EU-beleid is echter continu
in ontwikkeling, daarom informeer ik uw Kamer in een volgende voortgangsbrief waar
dat van toepassing is over nieuwe relevante ontwikkelingen.
33
Hebben kennisinstellingen, afgezien van hun contact met het Loket Kennisveiligheid,
contact met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en in het bijzonder de NCTV
om veiligheidsrisico’s te mitigeren?
De NCTV en het Ministerie van Economische Zeken en Klimaat zijn vanaf het begin af
aan betrokken geweest bij de ontwikkeling van het beleid op kennisveiligheid. Zij
zijn onder andere betrokken bij de kennisveiligheidsdialoog, het loket en andere gesprekken
die gevoerd zijn met de kennisinstellingen. Dit heeft altijd in samenspraak met het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap plaatsgevonden, als verantwoordelijk
vakdepartement en eerste aanspreekpunt voor de kennisinstellingen. Indien hiertoe
aanleiding is kan de NCTV in gesprek gaan met kennisinstellingen naar aanleiding van
specifieke vragen omtrent het mitigeren van veiligheidsrisico´s. Hierbij wordt samen
met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de inlichtingen- en veiligheidsdienst(en)
opgetrokken. Daarnaast is de Minister van JenV betrokken bij de uitwerking van het
wetsvoorstel Screening Kennisveiligheid.
34
In hoeverre worden kennisinstellingen op de hoogte gehouden en betrokken bij het vaststellen
van het toetsingskader?
Voor de uitwerking en vormgeving van het wetsvoorstel heeft het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap de expertise en kennis van de kennisinstellingen nodig. Om te
bepalen welke technologiegebieden aangemerkt moeten worden als risicovakgebieden zijn
de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
samen met de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek
(TNO) een traject gestart. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een proces waarmee
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de afgelopen maanden heeft onderzocht
welke technologiegebieden ten grondslag zullen worden gelegd aan het wetsvoorstel.
Op dit moment krijgen kennisinstellingen via een vertrouwelijk proces de mogelijkheid
om hierop te reageren. Daarnaast wordt hen gevraagd welke sensitieve kennis- en technologiegebieden
zich bevinden binnen hun instelling. Dit is belangrijke informatie om rekening mee
te houden bij de vormgeving van het screeningsproces.
Bij de verdere vormgeving van het screeningsproces – die onder andere zal plaatsvinden
gedurende de ontwerpfase van het wetsvoorstel – zullen de kennisinstellingen ook worden
betrokken. Daarbij wordt bezien wat de beste manier is om input bij de kennisinstellingen
op te halen. We streven ernaar dat het wetsvoorstel de regeldruk op instellingen niet
onnodig vergroot en dat de verplichte screening zo goed mogelijk aansluit bij de praktijk
van het aanstellen van studenten en onderzoekers.
35
Is bekend of onderwijsinstellingen altijd op college van bestuur-niveau besluiten
of en hoe zij risico’s aangaan inzake samenwerking met partijen uit onvrije landen?
Het is aan onderwijsinstellingen zelf om te bepalen op welk niveau besluiten worden
genomen over risico’s die gepaard gaan met internationale samenwerking en het mitigeren
hiervan. Zoals in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid is opgenomen, die door de
Rijksoverheid samen met het kennisveld is opgesteld, is het centrale gezag (college
van bestuur bij een universiteit of hogeschool) altijd eindverantwoordelijk voor deze
beslissing. Het sectorbeeld dat naar aanleiding van de audit wordt opgesteld, zal
een beeld geven van wat op centraal en decentraal niveau binnen kennisinstellingen
wordt geregeld en besloten.
36
Is bekend of colleges van bestuur minimaal op de hoogte zijn van risico’s die zijn
aangegaan binnen hun instelling inzake samenwerking met partijen uit onvrije landen?
In de Nationale Leidraad Kennisveiligheid is opgenomen dat een bestuur ten allen tijde
inzicht hoort te hebben in de significante samenwerkingen die de organisatie aangaat.
Ik heb de kennisinstellingen vorig jaar opgeroepen een risicoanalyse van de internationale
samenwerkingen uit te voeren en daarover te rapporteren aan de Raad van Toezicht.
In de kennisveiligheidsdialoog heb ik hierover gesproken met de Raden van Toezicht.
In de bestuurlijke dialoog komen kennisveiligheidsrisico’s, de afwegingen die daarbij
horen en het beleid dat kennisinstellingen hiervoor ontwikkelen ook ter sprake. In
de externe audit kennisveiligheid die dit jaar plaatsvindt, worden de aanpak en uitkomsten
van de risicoanalyses meegenomen.
37
Stelt NWO23 eisen aan of heeft NWO zicht op de partijen die deelnemen aan de derde geldstroom
van onderzoeksprojecten die door NWO gefinancierd zijn?
NWO baseert zich bij de beantwoording van deze vraag op de definitie van derde geldstroom
uit het rapport van het Rathenau Instituut «Ontwikkeling derde geldstroom en beïnvloeding
van wetenschappelijk onderzoek»24. Gelet op deze definitie financiert NWO geen onderzoeksprojecten waarvan de derde
geldstroom een onderdeel is. NWO stelt derhalve geen eisen aan de partijen die deelnemen
aan de derde geldstroom, evenmin heeft NWO zicht op deze partijen.
38
Met welke betrokken partijen bent u voornemens te overleggen over de besteding van de
vrijgemaakte middelen?
Over de besteding van de middelen heb ik overleg gevoerd met UNL, VH, KNAW, NFU en
NWO.
39
Op hoeveel vragen is, uitgesplitst naar categorie zoals aangeduid in uw brief, door
het Loket Kennisveiligheid geconcludeerd dat er sprake was van een hoog risico?
Het loket weegt per casus zorgvuldig af wat de mogelijke risico’s zijn. Wanneer het
risico zodanig groot is dat dit een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, adviseert
het loket dringend om mitigerende maatregelen te nemen, dan wel de samenwerking niet
aan te gaan. In een dergelijk geval, kan een advies worden opgevolgd door een gesprek
met de Algemene Inlichtingen-en Veiligheidsdienst. Vanwege de gevoeligheid en vertrouwelijkheid
van casuïstiek kan ik hier geen nadere uitspraken doen.
40
Burgers uit welke landen worden op dit moment aan een kennisveiligheidstoets onderworpen?
Het verscherpt toezicht ziet op het op een zorgvuldige en non-discriminatoire wijze
toetsen van studenten en onderzoekers in gevoelige onderwijs-en onderzoeksgebieden
op een mogelijke relatie met het Iraanse ballistische raketprogramma om in te schatten
of er een risico bestaat op overtreding van de EU Iran-sanctieverordening 267/2012.25
Omdat voor toegang tot bepaalde specifieke onderwijs- en onderzoeksgebieden tevens
een ontheffing is vereist onder de Sanctieregeling Noord-Korea 201726, wordt daarnaast beoordeeld of het risico bestaat dat de op die terreinen verworven
kennis bijdraagt aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de
ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea.
41
Met welke frequentie wordt het toetsingskader na inwerkingtreding geëvalueerd en geactualiseerd?
Het wetsvoorstel wordt momenteel uitgewerkt. Het lijkt echter wel in de rede te liggen
om de screening in het kader van kennisveiligheid die wordt ontwikkeld na inwerkingtreding
te monitoren en actualiseren indien nodig. Hoe en hoe vaak dit zal gebeuren zal in
de komende periode worden uitgewerkt. Zodra ik uw Kamer hier meer over kan berichten
zal ik dat doen.
Actualisatie kan bijvoorbeeld aan de orde zijn voor de lijst met risicovakgebieden.
Ook dat proces van actualisatie moet nog worden uitgewerkt. Actualisatie kan bijvoorbeeld
tweejaarlijks aan de orde zijn, of zoveel eerder of vaker indien er signalen of actualiteiten
zijn die dit noodzakelijk maken. De aanpak die we voorstaan heeft een generiek karakter,
zodat de aanpak kan worden toegepast op ieder land van buiten de Europese Unie. Hierdoor
zijn we voorbereid op ontwikkelingen in het dreigingsbeeld. Monitoring daarvan is
hierbij van belang.
42
Heeft u aanwijzingen dat er op dit moment via andere EU-landen onwenselijke overdracht
van kennis plaatsvindt die een risico vormt voor de nationale veiligheid?
Het is staand kabinetsbeleid dat ik geen uitspraken doe over de nationale veiligheid
in andere lidstaten. In zijn algemeenheid kan echter gesteld worden dat net als Nederland,
ook andere lidstaten signaleren dat statelijke actoren uit derde landen ongewenst
kennis proberen te bemachtigen of te beïnvloeden. Net als Nederland zetten daarom
steeds meer lidstaten van de Europese Unie in toenemende mate in op maatregelen die
de kennisveiligheid verhogen. Zoals ik in de voortgangsbrief over kennisveiligheid
aan u heb toegelicht, zet het kabinet zich actief in om kennisveiligheid binnen de
EU en internationaal hoog op de agenda te zetten en andere landen te stimuleren gezamenlijk
op te trekken. Zodat het risico dat onwenselijke overdracht van kennis via andere
lidstaten plaatsvindt zoveel mogelijk ingeperkt wordt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier