Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Michon-Derkzen en Ellian over het bericht ‘IS-vrouwen waren geen brave huismoeders – ze deden in wapens, explosieven en slaven, volgens het OM’
Vragen van de leden Michon-Derkzen en Ellian (beiden VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid voor Rechtsbescherming over het bericht «IS-vrouwen waren geen brave huismoeders – ze deden in wapens, explosieven en slaven, volgens het OM» (ingezonden 16 februari 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 3 april 2023)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 1795
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «IS-vrouwen waren geen brave huismoeders – ze deden
in wapens, explosieven en slaven, volgens het OM»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 2 en 3
Wat is uw reactie op het feit dat uitreizigers die op basis van een rechterlijke uitspraak
terug naar Nederland zijn gehaald na een beroep op het recht om aanwezig te zijn bij
hun strafzaak, nu massaal fysiek afwezig zijn bij de inhoudelijke behandeling van
hun strafzaak?
Deelt u de mening dat (yezidi)slachtoffers en nabestaanden door deze gang van zaken
ernstig tekort worden gedaan in de uitoefening van hun slachtofferrechten?
Antwoord 2 en 3
Ik wil vooropstellen dat het kabinet er belang aan hecht dat verdachten van ernstige
misdrijven op de inhoudelijke behandeling van hun strafzaak verschijnen. Dit kan belangrijk
zijn voor slachtoffers, doet recht aan het maatschappelijk belang dat het strafproces
in aanwezigheid van de verdachte plaatsvindt en geeft de rechter en de officier van
justitie een mogelijkheid zich een beeld te vormen van een verdachte. Om deze redenen
maakt de verschijningsplicht voor een verdachte bij de inhoudelijke behandeling van
de strafzaak onderdeel uit van de Wet uitbreiding slachtofferrechten. Ten aanzien
van de inwerkingtreding van de verschijningsplicht verwijs ik naar het antwoord op
vraag 5, 6 en 7.
In algemene zin wil ik aangeven dat het tegen mijn rechtvaardigheidsgevoel ingaat
indien een verdachte van terroristische misdrijven, die bewust is uitgereisd naar
ISIS-gebied en daarna door de Nederlandse Staat naar Nederland is gerepatrieerd omdat
hij/zij in persoon aanwezig wil zijn bij de strafzaak, vervolgens niet bij de inhoudelijke
behandeling van de strafzaak aanwezig zou zijn. Hoewel deze mogelijke gang van zaken
juridisch kan, valt dit in het kader van het maatschappelijke debat over uitreizigers
moeilijk uit te leggen, ook richting de slachtoffers en nabestaanden van de gruwelijke
misdrijven die door ISIS zijn gepleegd.
Op dit moment kan een verdachte er echter in alle gevallen voor kiezen om niet ter
terechtzitting te verschijnen. Nu is het wel zo dat een rechter kan bevelen dat de
verdachte in persoon zal verschijnen of dat diens medebrenging wordt gelast.2 Of dat in deze strafzaken tegen uitreizigers aan de orde zal zijn, is dus aan de
rechter om te bepalen.
Een aantal Nederlandse uitreizigers is ter berechting naar Nederland overgebracht
om straffeloosheid te voorkomen. De rechter had namelijk in een aantal strafzaken
bepaald dat zij verwacht dat de van terroristische misdrijven verdachte uitreizigers
binnen een bepaalde periode naar Nederland zijn gerepatrieerd, om bij de behandeling
van de strafzaak aanwezig te kunnen zijn. Bij het uitblijven hiervan had de rechter
kunnen besluiten tot beëindiging van die strafzaken.
In de strafzaken tegen uitreizigers waar de vragenstellers op doelen gaat het overigens
nog niet om de inhoudelijke behandeling van de strafzaak maar om een pro forma behandeling.
Dergelijke zittingen zijn nodig indien een zaak binnen een bepaalde wettelijke termijn
op een terechtzitting moet worden behandeld, maar het nog te vroeg is om deze inhoudelijk
te behandelen, bijvoorbeeld omdat er nog onderzoek moet worden verricht, rapportages
betreffende de verdachte moeten worden opgesteld of getuigen moeten worden gehoord.
Omdat het nu nog een pro forma behandeling betreft, vind ik het te vroeg om hierover
conclusies te trekken.
Het staat buiten kijf dat er voor de slachtoffers van misdaden van IS gerechtigheid
moet komen en zij ten volle hun rechten in het strafproces moeten kunnen uitoefenen.
Slachtoffers en nabestaanden hebben in het strafproces verschillende rechten, waaronder
het recht op informatie, het recht op bijstand en het recht om een schadevergoeding
te vragen.3 Daarnaast hebben slachtoffers van bepaalde (ernstige) delicten spreekrecht tijdens
de zitting waar de strafzaak inhoudelijk behandeld wordt. Deze slachtofferrechten
gelden uiteraard ook voor yezidi-slachtoffers. Een slachtoffer kan deze rechten uitoefenen,
ongeacht of een verdachte aanwezig is bij de strafzaak. Wel is het zo dat de aanwezigheid
van een verdachte bij de behandeling van een strafzaak voor sommige slachtoffers belangrijk
kan zijn. Zoals gezegd is dit één van de redenen waarom de verschijningsplicht voor
een verdachte onderdeel uitmaakt van de Wet uitbreiding slachtofferrechten. Slachtoffers
die daarvoor kiezen, hebben op die manier namelijk de gelegenheid om bij de uitoefening
van hun spreekrecht aan de verdachte te vertellen wat het misdrijf met hen heeft gedaan.
Er zijn overigens ook slachtoffers die juist geen prijs stellen op de aanwezigheid
van de verdachte omdat een confrontatie bijvoorbeeld belemmerend werkt in hun herstel.
Welke rechten het slachtoffer of diens nabestaanden willen uitoefenen tijdens het
strafproces, is dan ook geheel aan hen om te bepalen.
Vraag 4
Zijn er concrete maatregelen gestart om te bezien hoe de bijdrage van yezidislachtoffers
aan strafprocessen in Nederland kan worden verbeterd, zoals het spreekrecht? Hoe lopen
de gesprekken hierover waaraan u refereerde in het commissiedebat Terrorisme/extremisme
van 24 november 2022?
Antwoord 4
Er moet gerechtigheid komen voor de yezidi-slachtoffers. Het is daarom van groot belang
dat de slachtoffers hun rechten ook daadwerkelijk kunnen uitoefenen.
De politie en het Openbaar Ministerie (OM) staan in contact met de organisaties die
een rol kunnen spelen in de ondersteuning en het bijstaan van yezidi-slachtoffers.
Waar nodig of wenselijk wordt ook gekeken naar de mogelijkheid om op afstand (bijvoorbeeld
door middel van een videoverbinding) het spreekrecht uit te oefenen. Ook is er voor
yezidi-slachtoffers de mogelijkheid tot ondersteuning door een Nederlandse advocaat
of door een slachtoffercoördinator van het OM.
Binnen enkele maanden staat er weer een gesprek gepland met de politie en het OM met
de focus op opsporing en vervolging van misdrijven gepleegd tegen yezidi’s. De positie
van yezidi-slachtoffers in het strafproces zal daar aan bod komen, samen met de noodzaak
en mogelijkheden voor het instellen van een aparte officier van justitie voor genocide,
zoals door mij is toegezegd tijdens het dertigledendebat van 9 februari jl. over het
bericht dat een vrouwelijke Syriëganger het Nederlanderschap terugkrijgt.
Vraag 5 en 7
Waarom is de verschijningsplicht voor verdachten van ernstige misdrijven uit de Wet
uitbreiding slachtofferrechten, zoals aangenomen door de Eerste Kamer in april 2021,
nog steeds niet in werking getreden?
Heeft u de Kamer geïnformeerd over uitstel van inwerkingtreding van dit onderdeel
van deze wet?
Antwoord 5 en 7
Op 21 juni 2022 is in het Staatsblad gepubliceerd dat de Wet uitbreiding slachtofferrechten
in drie tranches in werking zal treden.4 De eerste twee tranches zijn al in werking getreden (op 1 juli 2022 en 1 januari
2023). De derde tranche, die onder meer de verschijningsplicht voor de verdachte bevat,
zal op een nader te bepalen datum in werking treden. In de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid
2022–2025 is de verwachting uitgesproken dat de verschijningsplicht per 1 juli 2023
in werking zou kunnen treden.5 In antwoord op Kamervragen tijdens de begrotingsbehandeling 2023 van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid is aangegeven dat uw Kamer uiterlijk in mei 2023 zou worden
geïnformeerd of de datum van 1 juli 2023 haalbaar zou zijn, omdat de invoering forse
personele en budgettaire gevolgen heeft en het in kaart brengen van deze uitvoeringsconsequenties
meer tijd kostte dan aanvankelijk gedacht. Inmiddels is duidelijk dat de eerder gecommuniceerde
datum van inwerkingtreding van de verschijningplicht van 1 juli 2023 niet haalbaar
is. In april van dit jaar wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de verschijningsplicht
en de nieuwe datum van inwerkingtreding.
Vraag 6
Als de verschijningsplicht wel in werking was getreden, klopt het dan dat deze IS-terroristen
verplicht waren om fysiek aanwezig te zijn bij de inhoudelijke behandeling van hun
strafzaak?
Antwoord 6
Volgens het nieuwe, nog niet in werking getreden wetsartikel 258a Sv is een verdachte
verplicht om in persoon op de terechtzitting te verschijnen, kort en zakelijk weergeven;
– indien deze zich in voorlopige hechtenis of detentie bevindt en;
– indien het gaat om een terechtzitting waarop de zaak inhoudelijk – dus niet pro forma
– wordt behandeld en;
– voor zover het gaat om:
a. een delict waarop het spreekrecht van slachtoffers van toepassing is, (misdrijven
waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld dan wel enkele specifieke
gewelds- en zedendelicten) of;
b. één van de in het nieuwe artikel 258a genoemde misdrijven, waaronder openlijke geweldpleging,
misdrijven tegen het openbaar gezag en misdrijven tegen de zeden.
Uit het door de vragenstellers aangehaalde artikel komt naar voren dat de verdachten
worden verdacht van deelname aan een terroristische organisatie. Deelname aan een
terroristische organisatie kan worden bestraft met een gevangenisstraf van maximaal
15 jaar. Dat betekent dat deze verdachten onder het bereik van de toekomstige verschijningsplicht
vallen, zolang zij zich in voorlopige hechtenis of detentie bevinden en het een inhoudelijke
behandeling van de zaak betreft. De voorzitter van de rechtbank kan onder het komende
recht echter ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van
de verdachte of het slachtoffer beslissen dat de verplichte verschijning van de verdachte
achterwege blijft in verband met zwaarwegende belangen van de verdachte, het slachtoffer
of een van de andere procesdeelnemers. Verschijning kan ook achterwege blijven indien
geen van de procesdeelnemers de verplichte verschijning wenselijk of noodzakelijk
vindt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.