Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Hoop over leerlingen van het speciaal onderwijs die noodgedwongen thuiszitten.
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over leerlingen van het speciaal onderwijs die noodgedwongen thuiszitten (ingezonden 23 maart 2023).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 31 maart
2023).
Vraag 1
Deelt u de mening dat ieder kind het recht heeft om naar school te gaan en dat het
daarom des te kwalijker is dat Nederland vele duizenden «thuiszitters» telt?
Antwoord 1
Deze mening deel ik. Geen kind zou zonder onderwijs of ontwikkeling thuis moeten zitten.
Toch komt dit nog te vaak voor. Vorig jaar heb ik een daarom aangescherpte aanpak
verzuim gestart.1 De maatregelen werk ik momenteel uit. In de brief die ik u recent heb gestuurd heb
ik u nader geïnformeerd over de stand van zaken hierover.2
Vraag 2
Hoe beoordeelt u in dit licht het bericht van de Ambelt-scholen in Zwolle, die een
wachtlijst hebben, waardoor ruim vijftig kinderen niet naar speciaal onderwijs kunnen
en soms noodgedwongen thuiszitten?3
Antwoord 2
Het mag niet zo zijn dat een leerling wanneer hij op een wachtlijst staat thuis komt
te zitten. De school waar de leerling ingeschreven staat heeft wanneer er geen plek
is in het speciaal onderwijs een verantwoordelijkheid om de (daarna) best passende
oplossing te vinden, bijvoorbeeld met extra ondersteuning in het regulier onderwijs,
zodat de leerling zich zo goed mogelijk kan blijven ontwikkelen. Dit kan ook een tijdelijke
oplossing zijn, vooruitlopend op een structurele oplossing.
Ik herken overigens het signaal dat de Ambelt-scholen afgeven over de stijgende aanmeldingen.
Er kloppen meer regio’s bij mij aan met vergelijkbare signalen.
Daarom vind ik het belangrijk om zicht te krijgen op de omvang van en redenen achter
de wachtlijsten in alle regio’s in het land. Die redenen zijn namelijk niet altijd
duidelijk en in ieder geval complex.
Op dit moment vraag ik alle (v)so-scholen naar hun eventuele wachtlijst en de redenen
daarvoor. Ik roep alle (v)so-scholen dan ook op om mee te werken, zodat hier een beter
beeld van komt. Ik verwacht de cijfers over de wachtlijsten in mei te hebben. Naar
aanleiding van de resultaten van de uitkomsten van de monitor ga ik daarna op korte
termijn met de betrokkenen het gesprek aan over de acties die nodig zijn. Ik informeer
uw Kamer daarover voor de zomer.
Vraag 3
Deelt u de mening dat dagbesteding ergens anders voor de betrokken leerlingen geen
volwaardig alternatief kan vormen voor onderwijs? Zo ja, welke consequenties verbindt
u daaraan? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
Voor leerlingen die een toelaatbaarheidsverklaring voor het (v)so hebben gekregen
moet het uitgangspunt onderwijs zijn. In die gevallen is dagbesteding inderdaad geen
volwaardig alternatief. Deze leerlingen moeten niet worden uitgeschreven op hun huidige
school zolang er geen passende oplossing is gevonden, en de huidige school moet tot
die oplossing is er alles aan doen om de leerling onderwijs te bieden en zich te laten
ontwikkelen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Hoe verklaart u dat de Ambelt-scholen altijd veel aanmeldingen krijgen van andere
scholen van leerlingen die kampen met gedragsproblemen? Is er daar buitenproportioneel
minder sprake van inclusief onderwijs dan elders?
Antwoord 4
Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat het onderwijs in deze regio minder
inclusief is dan elders. Ik hoor breder in het regulier onderwijs dat het gegeven
uitdagingen zoals het lerarentekort, grote klassen en nasleep van corona erg lastig
kan zijn om leerlingen met zwaardere ondersteuningsbehoeften binnen de school te houden.
De Ambelt-scholen hebben, net zoals veel scholen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs,
een belangrijke regionale functie. In het speciaal onderwijs is daarmee het regionaal
het aanbod beperkter dan voor het regulier onderwijs. Een andere verklaring is dat
deze regio (net als andere regio’s) intensief bezig is met het toeleiden van kinderen
en jongeren met een vrijstelling 5 onder a naar het onderwijs. Het gaat soms om jongeren
die al jaren thuis zitten, en bij terugstroom in het onderwijs gespecialiseerde ondersteuning
in het (v)so nodig hebben. Het terugleiden an sich is positief, maar zet wel druk
op het (v)so.
Vraag 5
Zouden de krappe arbeidsmarkt en het gebrek aan lesruimte, die worden aangevoerd als
verklaring voor de gesignaleerde problematiek, door het betrokken samenwerkingsverband
kunnen worden opgelost, als deze met meer geld over de brug zou komen voor de Ambelt-scholen?
Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
De verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting ligt bij de gemeente en niet
bij het samenwerkingsverband. Hierbij is er dan ook geen formele rol voor het samenwerkingsverband
passend onderwijs. Ook extra geld is hierbij niet per se de oplossing. Immers, schoolgebouwen
moeten aan bepaalde eisen voldoen, en daarmee is het aantal gebouwen dat hiervoor
geschikt is dus beperkt. Bij een stijgend leerlingaantal, kan het dus voorkomen dat
de grenzen van de onderwijshuisvesting worden bereikt. Zeker als dat, zoals in dit
geval, tijdens het schooljaar gebeurt. Ik zal op korte termijn bij de betrokken gemeente
wel aandacht vragen voor de situatie.
De krappe arbeidsmarkt en de tekorten binnen het onderwijs kunnen het uitbreiden van
het onderwijsaanbod bemoeilijken. Mijn collega Minister Dijkgraaf en ik doen er alles
aan om samen met alle partijen in het onderwijs de tekorten aan te pakken. Zo investeren
wij in de salarissen, in de ontwikkeling van onderwijspersoneel, maar bijvoorbeeld
ook in zij-instroom. De subsidie voor scholen die een zij-instromer aanstellen is
dit jaar verhoogd van € 20.000 naar € 25.000. In het (v)so wordt hier nog relatief
minder gebruik van gemaakt, daar liggen nog kansen. Er zijn wel voorbeelden waar hier
wel invulling van worden gemaakt. Zo hebben (v)so-scholen in Rotterdam en Den Haag
afspraken gemaakt met de pabo’s voor een zij-instroomtraject voor het (v)so. Ik zal
er op inzetten dat meer (v)so-scholen hier gebruik van gaan maken.
Daarnaast versterken we de regionale aanpak omdat scholen de tekorten niet alleen
kunnen oplossen. Voor meer maatwerk en door het bundelen van krachten in plaats van
te concurreren kunnen tekorten worden aangepakt.4 Ook voor dit onderwerp ligt het niet voor de hand om het samenwerkingsverband passend
onderwijs een rol te geven, aangezien dit niet tot hun verantwoordelijkheid en expertise
behoort.
Vraag 6
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat van 5 april a.s.
over passend onderwijs?
Antwoord 6
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.