Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Michon-Derkzen en Becker over het bericht 'Zelfbenoemde salafistenpolitie zaait angst in moskeeën: moslims met ‘verkeerd geloof’ aan schandpaal genageld; AIVD en NCTV waarschuwen: salafistische aanjagers worden steeds grover en mondiger'
Vragen van de leden Michon-Derkzen en Becker (beiden VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Zelfbenoemde salafistenpolitie zaait angst in moskeeën: moslims met «verkeerd geloof» aan schandpaal genageld; AIVD en NCTV waarschuwen: salafistische aanjagers worden steeds grover en mondiger» (ingezonden 3 februari 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 30 maart 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1703.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zelfbenoemde salafistenpolitie zaait angst in moskeeën:
moslims met «verkeerd geloof» aan schandpaal genageld; AIVD en NCTV waarschuwen: salafistische
aanjagers worden steeds grover en mondiger»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het fenomeen «salafistenpolitie» de integratie van de moslimgemeenschap
tegenwerkt en bovendien een parallelle samenleving lijkt te bevorderen? Bent u het
voorts met de stelling eens dat dit fenomeen om die redenen stevig aangepakt moet
worden?
Antwoord 2
Het kabinet staat er pal voor dat eenieder in Nederland in vrijheid, binnen de kaders
van de rechtstaat, met elkaar kan samenleven. De vrijheid van religie is verankerd
in onze Grondwet. Dat betekent dat iedereen in vrijheid zijn of haar religie of levensovertuiging
moet kunnen belijden zoals hij of zij dat wil. Het is in strijd met de beginselen
van de Nederlandse democratische rechtsstaat wanneer mensen anderen bedreigen en dwingen
tot een specifieke beleving en uiting van hun religie. Uitingen en gedragingen als
het zaaien van angst en bedreiging worden niet getolereerd. De overheid (lokaal en
landelijk) heeft hier de taak om dergelijk gedrag te signaleren en mensen in een kwetsbare
positie te ondersteunen. Indien er sprake is van strafbare feiten is het aan het Openbaar
Ministerie om hiertegen op te treden.
De door de Telegraaf gehanteerde term «salafistenpolitie» herken ik niet. Wel ben
ik bekend met het fenomeen dat een aantal individuen, zogenaamde salafistische aanjagers,
antidemocratische, intolerante en onverdraagzame uitingen doen over moslims en niet-moslims.
De NCTV heeft de problematische gedragingen binnen het salafisme de afgelopen jaren
vaker geduid, waaronder in meerdere Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland. Deze antidemocratische,
intolerante en onverdraagzame uitingen en gedragingen acht ik zeer onwenselijk.
Voor de volledigheid wil ik aantekenen dat «salafistenpolitie» bij een strikte definitie
zou kunnen duiden op een organisatie met bevoegdheden die belast is met onder andere
handhavende taken, dit is niet aan de orde.
Vraag 3
Klopt het dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)
al langer waarschuwt voor salafistische predikers van tweede en derde generatie? Wat
kan de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische
activiteiten bijdragen aan de aanpak? Wanneer ontvangt de Kamer de nota naar aanleiding
van het verslag? Wat kan de NCTV nu niet, in afwachting van de nota van wijziging
bij het wetsvoorstel grondslag gegevensverwerking NCTV? Wanneer wordt deze nota van
wijziging ingediend?
Antwoord 3
Er is al langer zorg over de rol van salafistische aanjagers. De NCTV heeft problematische
gedragingen binnen het salafisme in de vorm van antidemocratische, intolerante en
onverdraagzame elementen de afgelopen jaren vaker geduid, waaronder in meerdere Dreigingsbeelden
Terrorisme Nederland. Zoals beschreven in het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 572 gaat de zorg uit naar een kleine groep individuen, salafistische aanjagers binnen
de beweging, die zowel online als offline aansporen tot antidemocratische, intolerante
of onverdraagzame uitingen en/of gedragingen. Deze problematische gedragingen zouden,
naast grote druk op individuen, op termijn kunnen leiden tot polarisatie in de samenleving
en ondermijning van de democratische rechtsorde: de verhoudingen in de samenleving
tussen burgers en overheid en tussen burgers onderling.
Daarnaast staat in Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 57 dat de nieuwe generatie
salafistische predikers in Nederland een meer pragmatische opstelling laat zien. Het
is voorlopig onduidelijk welke gevolgen deze koerswijziging heeft voor de dreiging
van ondermijning van de democratische rechtsorde door problematisch gedrag vanuit
het salafistisch gedachtegoed.
Ten behoeve van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering,
alsmede op verzoek van lokale overheden, verstrekte de NCTV duidingen over individuele
personen, ook over salafistische aanjagers. Hierbij werd ook geput uit gegevens die
het monitoren van internet hadden opgeleverd. Met deze activiteit is de NCTV gestopt
per april 2021 en deze mogelijkheid komt ook niet meer terug in de nota van wijziging
van het wetsvoorstel grondslag gegevensverwerking NCTV.
Voor wat betreft de nota van wijziging wetsvoorstel grondslaggegevensverwerking NCTV,
wordt deze zo snel mogelijk aan de Raad van State voorgelegd voor advies. Daarna wordt
de nota van wijziging aan de Tweede Kamer aangeboden. Zonder het raadplegen van openbare
bronnen, zoals sociale media, kan de NCTV nieuwe ontwikkelingen met relevantie voor
de nationale veiligheid niet in een vroeg stadium signaleren en, op basis van die
kennis, zijn coördinerende taken met betrekking tot terrorismebestrijding en nationale
veiligheid uitvoeren. Dit kan ook effect hebben op bijvoorbeeld de ontwikkeling van
beleid en de ondersteuning aan gemeenten door de NCTV. Deze taken en verantwoordelijkheden
kunnen nu niet ten volle worden waargemaakt.
Het Wetsvoorstel gegevensverwerking casusoverleggen radicalisering en terroristische
activiteiten speelt een rol, wanneer er signalen zijn dat er sprake is van mogelijke
radicalisering, gewelddadig extremisme of terrorisme. Deze signalen kunnen via bijvoorbeeld
gemeenten of politie worden ingebracht in het multidisciplinaire casusoverleg radicalisering.
Dit kan ook als vanuit de salafistische ideologie een uiting doet of gedrag vertoont
waar een (gewelddadig) extremistische of terroristische dreiging vanuit gaat.
Vraag 4
Is er, vanuit de NCTV, vanuit de politie of vanuit gemeenten continu zicht op dit
soort radicale salafisten, waarvan in het Telegraafartikel 4 indiviuen bij naam worden
genoemd, en zijn er voldoende mogelijkheden om informatie over radicale uit te wisselen?
Hoe groot is de groep radicale salafisten in Nederland?
Antwoord 4
Zoals in meerdere Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland is opgenomen gaan de zorgen
over een beperkt aantal individuen die problematisch gedrag vanuit een salafistische
ideologie aanjagen. Exacte aantallen zijn niet vast te stellen, maar hun invloed op
de islamitische gemeenschap is disproportioneel groot, onder meer door hun dominante
aanwezigheid op het internet. De NCTV doet geen onderzoek naar personen die problematisch
gedrag vertonen, omdat dit niet de taak is van de NCTV en daar ook geen wettelijke
grondslag voor bestaat. Zie voor de bevoegdheden van de NCTV ook het antwoord op vraag
3. Wel vervaardigt de NCTV fenomeenanalyses over fenomenen en hun bredere context
in het kader van de nationale veiligheid en het vergroten van de weerbaarheid. In
deze fenomeenanalyses worden geen persoonsgegevens verwerkt.
Vanuit de politie is er niet continu zicht op radicale salafisten zoals bedoeld in
het krantenartikel, dat is ook niet de taak van de politie. De politie kan onderzoek
doen naar personen wanneer zij verdacht worden van het plegen van een strafbaar feit,
zoals bijvoorbeeld het zaaien van haat of het aanzetten tot discriminatie en geweld.
Het uitwisselen van informatie kan alleen door organisaties indien zij een grondslag
hebben voor het ontvangen en verwerken van persoonsgegevens, zoals de politie informatie
kan delen op basis van de Wet politiegegevens. Binnen dit kader werken veiligheidspartners
als de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst en politie goed met elkaar samen.
Indien hier een grondslag en aanleiding voor is, kan er tevens informatie worden gedeeld
met gemeenten.
Vraag 5
In hoeverre zijn er op dit moment voldoende mogelijkheden voor Nederlandse diensten
om signalen over salafistische aanjagers tijdig te delen in Europees verband, bijvoorbeeld
via Eurojust en Europol? Acht u het wenselijk dat betrokkenheid van Eurojust en Europol
wordt geïntensiveerd bij de aanpak van salafistische aanjagers?
Antwoord 5
Voor de uitleg over de mogelijkheid om informatie uit te wisselen met Europol, verwijs
ik u graag naar het antwoord op uw Kamervragen over het bericht over schietpartij
gayclub Oslo van 5 september 2022.3 Samengevat bieden de systemen en platformen bij Europol in beginsel voldoende mogelijkheden
tot het snel uitwisselen van informatie over (mogelijk) terrorisme. Alleen als er
sprake is van (mogelijk) terrorisme, het uit ideologische motieven plegen van op mensenlevens
gericht geweld, dan wel het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende zaakschade,
met als doel maatschappelijke ondermijning en destabilisatie te bewerkstelligen, de
bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden,
kan er informatie uitgewisseld worden. Indien er signalen over en/of gedragingen van
individuele radicale salafistische aanjagers zijn, moet zorgvuldig worden gewogen
of deze als terroristisch kunnen worden beschouwd.
Op 28 juni 2022 is de aangepaste Europolverordening in werking getreden. Europols
bevoegdheid om grote en complexe datasets te verwerken is daarbij verduidelijkt; dit
kan bijdragen aan de effectiviteitonderzoeken die worden uitgevoerd naar terrorisme.
Daarnaast is Europols bevoegdheid om data uit te wisselen met private partijen enigszins
uitgebreid, bijvoorbeeld om de verspreiding van online content die verband houdt met
terrorisme te voorkomen. Er wordt eveneens onderhandeld over aanpassing van de Prüm-verordening
en een nieuwe richtlijn over informatie-uitwisseling om informatie-uitwisseling tussen
rechtshandhavingsautoriteiten in het kader van het voorkomen, opsporen en onderzoeken
van strafbare feiten te versnellen en te verbeteren. Met deze inzet wordt ervoor gezorgd
dat ook internationaal alle instrumenten aanwezig zijn om – daar waar nodig – informatie
met elkaar uit te kunnen wisselen.
In deze samenwerkingsverbanden is de politie gebonden aan de kaders die de Wet politiegegevens
(Wpg) stelt aan informatie-uitwisseling. De Wpg verplicht weliswaar tot het ter beschikking
stellen van politiegegevens met andere EU/EER landen, maar staat niet toe dat zachte
signalen over personen die zich mogelijk bezig zouden kunnen houden met het beramen
of plegen van terroristische misdrijven worden verstrekt aan het buitenland (art. 5:3,
lid 8 jo art. 5:1, lid 4 Bpg). Deze personen zijn (nog) geen verdachte. Ook de informatie-uitwisseling
met Europol kent deze beperking. De praktijk laat echter zien dat de mogelijkheid
om in individuele gevallen met collega-diensten over deze personen te overleggen wenselijk
kan zijn. Bijvoorbeeld met buurlanden omdat die personen grensoverschrijdend actief
zijn in Nederland en in die buurlanden. Binnen Schengen worden zij namelijk op geen
enkele manier gehinderd door grenzen.
Vraag 6
Nu de Tweede Kamer heeft ingestemd met de uitvoeringswet Terroristische Online Inhoud
en de Autoriteit Online Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) operationeel
is; welke concrete rol heeft de ATKM in de aanpak van deze online salafistische aanjagers
en hoe is deze rol wettelijk verankerd, aangezien u in antwoorden op de vragen van
de leden Becker en Rajkowski deze rol benoemt in de aanpak van dit soort online terreur?4
Antwoord 6
De Autoriteit Online Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal zal na aanvaarding
van de Uitvoeringswet Terroristische Online inhoud – verordening door Eerste – en
Tweede Kamer de taken van bevoegde autoriteit uit deze verordening gaan uitvoeren.
De autoriteit zal rond de zomer operationeel zijn. Deze verordening kent een strikte
doelbinding gericht op het tegengaan van verspreiding van terroristische online-inhoud.
Met oprichting van de Autoriteit Online Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal
wordt het mogelijk om op te treden tegen terroristische online content in de zin van
de verordening. Deze autoriteit bezit geen opsporingsbevoegdheden. Dit betekent concreet
dat zij op kunnen treden tegen salafistische aanjagers als hun online uitingen een
terroristisch karakter hebben. Het is aan het Openbaar Ministerie om te besluiten
welke uitingen hieronder vallen en of personen strafrechtelijk onderzocht en eventueel
strafrechtelijk vervolgd moeten worden.
Ter bevordering van de coördinatie van de te nemen maatregelen overlegt de Autoriteit
Online Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal over de uitoefening van zijn
taken en bevoegdheden met de politie, het Openbaar Ministerie, de Algemene Inlichtingen
en Veiligheidsdienst en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (op grond van
artikel 8 van de Uitvoeringswet Terroristische Online inhoud-verordening). De Autoriteit
Online Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal kan een verwijderingsbevel
uitvaardigen ten aanzien van terroristische online-inhoud en aanbieders van hostingdiensten
middels een blootstellingsbesluit verplichten specifieke maatregelen te treffen.
Vraag 7
Wanneer kwalificeren salafistische uitingen als terroristisch? Vallen andere extremistische
dan wel antidemocratische salafistische uitingen niet onder de reikwijdte van de ATKM?
Zo nee, wat zijn de mogelijkheden om dit soort uitingen aan te pakken?
Antwoord 7
Zoals reeds aangegeven vind ik antidemocratische, intolerante en onverdraagzame uitingen
absoluut onwenselijk. Een uiting kan als terroristisch worden gekwalificeerd wanneer
deze vanuit van een ideologisch motief oproept tot het plegen van op mensenlevens
gericht geweld, dan wel het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende zaakschade,
met als doel maatschappelijke ontwrichting en destabilisatie te bewerkstelligen, de
bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.
Alleen uitingen die dermate ernstig zijn dat deze onder de definitie van terroristische
content geschaard kunnen worden, vallen onder de bevoegdheid van de Autoriteit Online
Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal. Wat wordt gedefinieerd als terroristische
inhoud staat omschreven in de Terroristische Online Inhoud-verordening, waarvoor wordt
verwezen naar Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees parlement en de Raad van 15 maart
2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van
de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017,
blz. 6). Het gaat daarbij kort gezegd om materiaal dat direct of indirect aanzet tot
het plegen van terroristische misdrijven (bijvoorbeeld verheerlijking), anderen aanspoort
om terroristische misdrijven te plegen of daaraan een bijdrage te leveren, anderen
aanspoort deel te nemen aan de activiteiten van een terroristische groepering, instructies
biedt voor het maken of gebruiken van explosieven of andere wapens, met als doel een
terroristisch misdrijf te plegen of daaraan een bijdrage te leveren of een dreiging
vormt om een terroristisch misdrijf te plegen.
Extremistische en/of antidemocratische, intolerante danwel onverdraagzame salafistische
uitingen die niet als terroristisch te kwalificeren zijn, kunnen niet door deze autoriteit
worden opgepakt. Wel deelt het kabinet de zorg over de online verspreiding van extremistische
en/of antidemocratische, intolerante danwel onverdraagzame uitingen, salafistisch
of anderszins, en het schadelijke effect dat dergelijke uitingen op termijn kunnen
hebben op onze democratische rechtsorde. Ik heb onder andere in de brief van 23 februari
jl. naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie Justitie en Veiligheid,
toegezegd een strategie voor de aanpak van online radicalisering aan uw Kamer te sturen,
waarin ook wordt ingegaan op het online handelingsperspectief ten aanzien van dit
soort content.5
Wel is de Wet Transparantie Maatschappelijke Organisaties in voorbereiding. Dit wetsvoorstel
wil tegengaan dat ontvangen donaties bij maatschappelijke organisaties zorgen voor
onwenselijke buitenlandse beïnvloeding. De burgemeester, het openbaar ministerie (OM)
en andere aangewezen overheidsinstanties krijgen de bevoegdheid om bij een maatschappelijke
organisatie gericht navraag te kunnen doen naar buitenlandse giften en als het hoge
giften zijn te vragen naar de persoon van de donateur. Het tweede deel van het wetsvoorstel
betreft stichtingen en is bedoeld om misbruik van financieel-economische aard, zoals
witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Stichtingen zijn nu al verplicht
om een balans en staat van baten en lasten op te stellen. Het wetsvoorstel verplicht
stichtingen om deze financiële stukken voortaan te deponeren bij het handelsregister.
De informatiepositie van diensten met controle-, toezichts- en opsporingstaken wordt
zo vergroot.
Vraag 8
Hoe staat het met het vaststellen van een juridische definitie van problematisch gedrag
zodat ook geacteerd kan worden op ondermijnende uitingen die niet terroristisch/strafbaar
zijn, maar wel anti-integratief, anti-rechtstatelijk dan wel anti-democratisch?
Antwoord 8
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft de Landsadvocaat om advies
gevraagd inzake ingrijpen tegen antidemocratische, intolerante en onverdraagzame scholing
bij informele lesinstituten.6 In dit advies is op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
meegenomen in hoeverre de Landsadvocaat het mogelijk acht om te komen tot een juridische
definitie van problematisch gedrag.7
In zijn advies geeft de Landsadvocaat aan dat er geen overkoepelende juridische definitie
te geven valt van het begrip «problematisch gedrag» op basis waarvan kan worden ingegrepen.8 Onder problematisch gedrag vallen gedragingen van personen of groepen die voornamelijk
binnen de grenzen van de wet vallen, maar tot aantasting en ondermijning van de democratische
rechtsorde kunnen leiden.9 Dit betreft een spectrum aan gedragingen waarbij de ernst gradaties kent, derhalve
ligt een conventionele juridische definitie niet voor de hand. Gezien de urgentie
van het probleem eindigt de zoektocht daar niet. De Landsadvocaat acht het wel voorstelbaar
om een norm te formuleren op deelaspecten van problematisch gedrag, die toepassing
van een (nieuw) instrument kan rechtvaardigen. Zo werkt de Minister voor Primair en
Voortgezet Onderwijs op dit moment aan een nieuwe wettelijke norm voor informele lesinstituten.
In die norm zal binnen de grenzen van het grondwettelijk kader worden beschreven welk
aspect van problematisch gedrag op informele scholen kan leiden tot het treffen van
een maatregel.10
Vraag 9
Welke bestuursrechtelijke dan wel strafrechtelijke mogelijkheden ziet u om radicale
en ondermijnende salafisten aan te pakken?
Antwoord 9
Bij wetsovertreding is de rol van de overheid: handhaven, straffen en recidive voorkomen.
Indien er sprake is van strafbare feiten is het aan het Openbaar Ministerie om hiertegen
op te treden. Het ligt anders bij gedragingen, die veelal binnen de grenzen van de
wet vallen; zoals het ondermijnen van de democratische rechtsorde: het aantasten van
verhoudingen tussen de burger en de overheid en tussen burgers onderling en daarmee
de sociale stabiliteit. Al deze elementen bepalen welk type overheidshandelen passend,
effectief en proportioneel is. De overheid heeft de taak om gedragingen die tot aantasting
en ondermijning van de democratische rechtsorde leiden, te signaleren en tegen te
gaan. Deze aanpak zal echter vaak niet-justitieel van aard zijn overeenkomstig de
zogenoemde driesporenaanpak.11 Een gemeente kan deze aanpak inzetten om tot juiste combinatie van interventies te
komen in de specifieke lokale context.
Aanvullend en meer specifiek zal in het tweede kwartaal van dit jaar uw Kamer het
wetsvoorstel dat bij maatschappelijke organisaties financiële transparantie kan afdwingen
als sprake is van ondermijning van de democratische rechtsorde, ontvangen. Daarnaast
bent u in november 2022 door de Minister van OCW geïnformeerd over het traject inzet
op kwaliteitsverbetering en toezicht op informele scholing.12
Vraag 10
Kunt u aangeven of de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering
bekend is met het fenomeen van de zelfbenoemde salafistenpolitie? Zo nee, waarom zijn
zij daar niet mee bekend? Zo ja, waaruit bestaat hun aanpak en welke concrete actie
hebben zij tot nu toe ondernomen in welke gemeenten?
Antwoord 10
In de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering werken
de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Justitie en Veiligheid (waaronder
de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (waaronder de Algemene- Inlichtingen- en Veiligheidsdienst),
Buitenlandse Zaken, Onderwijs Cultuur en Wetenschap samen met politie en gemeenten
aan kennisdeling en handelingsperspectief over fenomenen waarbinnen sprake is van
problematisch gedrag. Het gaat hierbij om fenomenen waarbij mogelijk sprake is van
ondermijning van de democratische rechtsorde. Van de genoemde partijen hebben alleen
de politie, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en het Ministerie van
Onderwijs Cultuur en Wetenschap een juridische grondslag om (beperkt) persoonsgegevens
te mogen verwerken in het kader van hun specifieke taken.13 SZW heeft deze juridische grondslag dus niet. Als gevolg daarvan geeft SZW aan dat
sinds april 2021 in Taskforce-verband geen persoons- of organisatie duidingen meer
gedaan. Gemeenten kunnen nog wel door de Taskforce geadviseerd worden over mogelijke
oorzaken en handelingsperspectief ten aanzien van problematisch gedrag met aandacht
voor de lokale context zonder daarbij persoonsgegevens te verwerken. Op dit moment
geeft SZW aan dat geen van de gemeenten die samenwerken met de Taskforce vragen gesteld
over de in het krantenartikel aangehaalde vorm van problematisch gedrag.
Vraag 11
Kan het voorbeeld dat in het Telegraafartikel wordt genoemd, waarbij blijkt dat er
adresgegevens en andere informatie uit de persoonlijke levenssfeer van gematigde imams
worden gedeeld in WhatsApp- en of andere online groepen, worden gekwalificeerd als
strafbare doxing, daar dit het delen van persoonsgegevens met intimiderende doeleinden
betreft? Klopt het dat het Openbaar Ministerie zonder aangifte een onderzoek naar
strafbare doxing kan starten?
Antwoord 11
Het delen van persoonsgegevens over gematigde imams vind ik zeer kwalijk. Het is echter
niet aan mij om een uitspraak te doen of de genoemde voorbeelden strafbaar zijn. Het
wetsvoorstel Strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden,
dat op dit moment aanhangig is bij de Eerste Kamer stelt het zich verschaffen, verspreiden
of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens van een ander of een derde
met het oogmerk om die ander vrees aan te (laten) jagen, ernstige overlast aan te
(laten) doen of hem in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig te (laten) hinderen,
strafbaar. Als persoonsgegevens, waaronder adressen, van anderen worden gedeeld met
dat oogmerk, zal sprake zijn van strafbare doxing. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
kan het Openbaar Ministerie daar een onderzoek naar laten starten en vervolging instellen
als dat aangewezen is. Een aangifte van een slachtoffer is daarvoor niet vereist.
Vraag 12
Waar kan een imam terecht indien hij bedreigd wordt? Is er vanuit uw departement zicht
op de groep bedreigde imams? Hoe worden zij bijgestaan?
Antwoord 12
Wanneer een burger bedreigd wordt, raadt de politie aan om hiervan aangifte te doen.
Wanneer iemand ervoor kiest om liever alleen een melding te doen of een misdaad anoniem
te melden, zijn hier natuurlijk ook de gebruikelijke manieren voor bij de politie.
Er is vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid als het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid geen begeleiding voor deze specifieke groep. Op gemeentelijk
niveau is er natuurlijk wel contact met religieuze leiders binnen de gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.