Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vestering over de uitspraak van de minister dat de terugkeer van de lynx een ‘dilemma’ is
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de uitspraak van de Minister dat de terugkeer van de lynx een «dilemma» is (ingezonden 9 februari 2023).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 30 maart
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1588.
Vraag 1
Kent u het bericht «Minister van der Wal vindt mogelijke terugkeer lynx een dilemma»?1
Antwoord 1
Ja, dit bericht is me bekend.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de terugkeer van inheemse wilde dieren als de wolf, de goudjakhals,
de wilde kat en mogelijk de lynx niet zozeer een dilemma vormen als wel een gegeven
en mogelijk juist een kans is voor het meer natuurlijk functioneren van ecosystemen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het dilemma schuilt in de belangen waar ik mee te maken heb, die in potentie kunnen
botsen. Inheemse soorten die uit zichzelf naar Nederland terugkeren vormen een verrijking
van de Nederlandse natuur. Veel Nederlanders zijn enthousiast over de terugkeer van
deze soorten. Ik heb een verantwoordelijkheid voor de natuur in Nederland en wil helpen
om een dergelijke verrijking van onze natuur te behouden. Maar ik heb ook begrip voor
de zorgen die er leven onder dierhouders en andere burgers over de aanwezigheid van
dieren zoals de wolf, de goudjakhals, de wilde kat en mogelijk de lynx in Nederland.
Hun aanwezigheid roept de angst op bij burgers dat zij kunnen worden aangevallen en
angst bij dierhouders dat hun dieren gedood kunnen worden. Deze angsten neem ik heel
serieus en ik wil helpen om die weg te nemen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de mogelijke terugkeer van de «lynx» wellicht invloed heeft
op het gedrag van de wolf, gezien dat wolven en lynxen elkaar zullen vermijden? Zo
ja, wat bedoelde u met het woord «dilemma»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De aanwezigheid van de lynx kan gevolgen hebben voor het gedrag van de wolf, maar
het is niet vastgesteld dat wolven lynxen uit de weg gaan. Beide diersoorten zijn
toppredatoren die in hetzelfde gebied kunnen leven.2 In mijn antwoord op vraag 2 heb ik het dilemma geschetst.
Vraag 4
Bedoelde u mogelijk met het woord «dilemma» dat de jacht op prooidieren, zoals wilde
zwijnen, door de terugkeer van wilde dieren zou moeten worden heroverwogen? Zo ja,
op welke wijze wilt u vormgeven aan het beëindigen of beperken van de jacht op in
het wild levende prooidieren?
Antwoord 4
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik het dilemma geschetst. Het wilde zwijn en andere
prooidieren, zoals het ree en het edelhert, zijn niet opgenomen op de lijst van bejaagbare
soorten, bedoeld in artikel 3.20, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. De jacht
op deze dieren is niet toegestaan en een heroverweging van de jacht op deze dieren
is derhalve niet aan de orde. In het kader van schadebestrijding is het beheer van
dieren, zoals het wilde zwijn, wel mogelijk. Het beheer is een verantwoordelijkheid
van de provincies en vindt plaats volgens goedgekeurde faunabeheerplannen.
Vraag 5
Bedoelde u mogelijk met het woord «dilemma» dat het nemen van beschermende maatregelen
voor veehouders tegen aanvallen door beschermde wilde dieren niet langer mag worden
uitgesteld? Zo ja, op welke wijze wilt u vormgeven aan toezicht en handhaving op wettelijk
verplichte preventieve maatregelen ter bescherming van dieren die worden gebruikt
als vee?
Antwoord 5
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik het dilemma geschetst. Artikel 1.6, derde lid,
van het Besluit houders van dieren bepaalt dat een dier, indien het niet in een gebouw
wordt gehouden, zo nodig bescherming wordt geboden tegen roofdieren. Dit houdt in
dat houders van dieren in gebieden waar roofdieren voorkomen, waar nodig, maatregelen
moeten treffen om hun dieren die buiten zijn, bijvoorbeeld in de wei, tegen aanvallen
van roofdieren te beschermen. Het betreft een zogeheten open norm: hoe houders van
dieren invulling aan deze verplichting dienen te geven is in de regelgeving niet nader
ingevuld.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voert risicogebaseerde inspecties
uit op de naleving van regels ter bescherming van het dierenwelzijn ten aanzien van
dieren die buiten worden gehouden. Op dit moment wordt door de NVWA nader geanalyseerd
in welke gevallen, in relatie tot de wolf, maatregelen nodig zijn en welke concrete
maatregelen passend zijn. Hierbij is ook relevant dat de norm niet alleen betrekking
heeft op de wolf, maar tevens op andere roofdieren, en ziet op een breed scala van
gehouden dieren, wanneer deze niet in een gebouw worden gehouden (zoogdieren, reptielen,
amfibieën, vogels en vissen). De beoordeling of er sprake is van een overtreding is
maatwerk: hoe schat de veehouder het risico op een wolvenaanval redelijkerwijs in
en welke maatregelen zijn mogelijk, geschikt, passend en proportioneel.
Gelet op de omstandigheid dat de wolf zich pas relatief recent opnieuw heeft gevestigd
in Nederland en de transitieperiode die de vestiging van de wolf met zich brengt,
kan uit de genoemde verplichting nu nog niet worden afgeleid dat een houder onder
alle omstandigheden wolfwerende maatregelen zou moeten treffen. Dat betekent dus ook
dat een houder die geen wolfwerende maatregelen heeft getroffen, niet zonder meer
in overtreding is van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren.
Vraag 6
Kent u het bericht «Milieuministers willen beschermde status wolf handhaven»?3
Antwoord 6
Ja, met dit bericht ben ik bekend.
Vraag 7
Heeft u overwogen om de oproep van de 12 milieuministers om bescherming van de wolf
te handhaven te ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zich alsnog
aan te sluiten?
Antwoord 7
Voor mij is op dit moment het uitgangspunt dat we manieren vinden om samen te leven
met de wolf in een klein land waardoor wolf, mens en de dieren die gehouden worden
door de mens dicht op elkaar leven. Daarom heb ik de Raad voor de Dierenaangelegenheden
(RDA) gevraagd om een brede maatschappelijke dialoog te organiseren over de positie
van de wolf in Nederland. Daarnaast heb ik de RDA gevraagd om tijdens de gesprekken
te verkennen wat er nodig is om in Nederland samen te leven met de wolf en op basis
hiervan met een advies te komen. Ik wil eerst de dialoog over de wolf, en daarmee
de beschermde status van de wolf, op een zorgvuldige manier voeren samen met alle
betrokken stakeholders. Ik wil niet vooruit lopen op deze dialoog en het advies dat
de RDA zal uitbrengen.
Vraag 8
Kent u het bericht «Boer legt dode schapen langs de weg als protest tegen wolf: «Er
moet wat gebeuren»»?4
Antwoord 8
Ja, dit bericht is me bekend.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u het feit dat veehouders wettelijk zijn verplicht om hun dieren bescherming
te bieden tegen roofdieren, maar dat daarop door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) (nog steeds) niet wordt gehandhaafd?
Antwoord 9
Ik ben me ervan bewust dat het beschermen van dieren in de praktijk niet altijd eenvoudig
is. Zowel de kosten als de praktische uitvoering kunnen voor veehouders een uitdaging
vormen. Ten aanzien van de betekenis van deze verplichting en de handhaving ervan
verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.
Vraag 10
Per wanneer bent u van plan de NVWA te verzoeken om deze wettelijke voorschriften
te handhaven?
Antwoord 10
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 5 acht de NVWA dierhouders die geen wolfwerende
beschermingsmaatregelen genomen hebben nu nog niet zonder meer in overtreding van
artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren en vindt nog geen handhaving
in dit kader plaats. Op dit moment wordt door de NVWA nader geanalyseerd hoe de verplichting
rond de bescherming tegen wolven concreet moet worden ingevuld. De NVWA stelt mij
op de hoogte van de uitkomsten van de analyse.
Vraag 11
Bent u het eens dat hier sprake is van nalatigheid gezien de schapen al vier keer
zijn aangevallen als gevolg van de afwezigheid van wettelijk verplichte beschermingsmaatregelen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u van plan te doen om ervoor te zorgen dat de
veehouder de schapen hun wettelijk verplichte bescherming biedt?
Antwoord 11
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 acht de NVWA dierhouders die geen wolfwerende
beschermingsmaatregelen genomen hebben nu nog niet in overtreding van artikel 1.6,
derde lid, van het Besluit houders van dieren. Op dit moment wordt door de NVWA nader
geanalyseerd in welke gevallen maatregelen nodig zijn, en welke concrete maatregelen
passend zijn. Hiervoor is ook relevant dat de norm niet alleen betrekking heeft op
de wolf, maar tevens op andere roofdieren, en ziet op een breed scala van gehouden
dieren, wanneer deze niet in een gebouw worden gehouden (zoogdieren, reptielen, amfibieën,
vogels en vissen). De beoordeling of er sprake is van een overtreding is maatwerk:
hoe schat de veehouder het risico op een wolvenaanval redelijkerwijs in en welke maatregelen
zijn mogelijk, geschikt, passend en proportioneel.
Zowel de kosten als de praktische uitvoering kan voor veehouders een uitdaging vormen
om hun dieren goed te beschermen. Daarom wordt door provincies en stakeholders ingezet
op informatie en voorlichting om schade te voorkomen en verstrekken provincies subsidies
voor preventieve maatregelen.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het onbillijk is dat veehouders verwachten schade door de wolf
gecompenseerd te krijgen wanneer de wettelijk verplichte beschermingsmaatregelen niet
zijn getroffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de provincies te vragen
uitbetaling van schade afhankelijk te maken van de getroffen preventieve maatregelen?
Antwoord 12
Tegemoetkoming in de schade die veehouders lijden door aanvallen van een wolf is een
provinciale bevoegdheid. Zij hebben hier procedures voor ingericht die door de gezamenlijke
provinciale uitvoeringsorganisatie BIJ12 worden uitgevoerd. Het Interprovinciaal wolvenplan
van de gezamenlijke provincies gaat uit van het gegeven dat het redelijk is om dierhouders
te laten wennen aan de komst van de wolf. Het is aan de provincies om te besluiten
of zij aanvullende voorwaarden willen opnemen bij uitbetaling van schade.
Vraag 13
Is het waar dat wolfwerende maatregelen die niet aan de daarvoor bedoelde standaarden
van BIJ12 voldoen en ook niet aan de wettelijke verplichting om gehouden dieren te
beschermen tegen roofdieren toch als toereikend worden bevonden voor de uitkering
van schade in voorkomende gevallen?
Antwoord 13
Het uitkeren van een tegemoetkoming in de schade is een verantwoordelijkheid van de
provincies en wordt door de gezamenlijke provinciale uitvoeringsorganisatie BIJ12
uitgevoerd.
In het Interprovinciaal wolvenplan is bepaald dat er vooralsnog geen preventieve maatregelen
tegen wolvenaanvallen wordt verlangd om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.
De provincies willen veehouders op die manier de tijd en mogelijkheden geven om zich
aan de aanwezigheid van de wolf aan te passen. Het is aan provincies om de afweging
te maken of zij aanvullende voorwaarden willen opnemen bij uitbetaling van schade.
Vraag 14
Deelt u de mening dat van het uitkeren van schadevergoedingen aan wetsovertreders
een verkeerde receptwerking kan uitgaan?
Antwoord 14
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven acht de NVWA veehouders die geen
wolfwerende beschermingsmaatregelen genomen hebben nu nog niet in overtreding van
artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren. Overigens zijn handhaving
op de plicht om vee tegen aanvallen van wilde dieren te beschermen en de uitkering
van een tegemoetkoming in de schade van elkaar losstaande processen. Naast het uitkeren
van een tegemoetkoming in de schade, wordt door provincies en stakeholders ingezet
op informatie en voorlichting om schade te voorkomen.
Vraag 15
Deelt u de mening dat het belonen van slecht gedrag als uitlokking tot wetsovertreding
kan worden gezien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uitkerende instanties
te verplichten te voldoen aan de wettelijke beschermingsplicht alvorens tot schadevergoeding
kan worden overgegaan?
Antwoord 15
Het uitkeren van een schadevergoeding door de provincie zonder dat er door de veehouder
wolfwerende maatregelen zijn getroffen, is niet te kwalificeren als uitlokking van
een strafbaar feit. Artikel 47, lid 1, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht regelt
uitlokking. Bij uitlokking gaat het erom dat het voornemen tot het plegen van het
strafbare feit door de uitlokker bij de uitgelokte wordt gewekt. Er is geen opzet
van de provincie tot het aanzetten van de veehouder om een strafbaar feit te begaan.
Vraag 16
Is het waar dat schade-uitkering na «schade» door roofdieren hoger kan zijn dan de
marktprijs die de getroffen dieren voor de eigenaar hadden kunnen opbrengen bij verkoop?
Zo ja, acht u dat wenselijk en deelt u de mening dat daar een verkeerde receptwerking
van zou kunnen uitgaan?
Antwoord 16
De manier van waarde bepalen is uitgewerkt in de provinciale Richtlijn taxatie wolvenschade.5 De hoogte van de tegemoetkoming is bepaald op prijzen die periodiek marktconform
worden aangepast. Door provincies is bepaald dat naast de marktwaarde van het gedode
dier bijvoorbeeld ook verworpen lammeren veroorzaakt door de wolf, en eventuele dierenartskosten
en afvoerkosten, voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Deze posten staan in
zodanig verband met de wolvenaanval dat deze schade volgens provincies redelijkerwijs
niet ten laste van de dierhouder behoort te blijven.
Vraag 17
Bent u bereid om een algemene maatregel te nemen om schadevergoedingen afhankelijk
te maken van het voldoen aan de wettelijke preventieplicht en nooit hoger te laten
zijn dan de economische schade? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Antwoord 17
Zoals in de beantwoording van vraag 12 en 16 aangegeven, is tegemoetkoming in de schade
die veehouders lijden door aanvallen van een wolf een provinciale bevoegdheid. Ik
zie op dit moment geen aanleiding om hier nadere landelijke wettelijke kaders voor
op te stellen.
Vraag 18
Wat vindt u van het idee om veehouders te verplichten om een eigen schadefonds in
te richten, zodat dit niet langer ten laste komt van publieke middelen? Zo nee, waarom
niet en hoe ziet u zo’n privaat schadefonds in relatie tot bijvoorbeeld het fonds
dat de pluimveesector inrichtte? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Antwoord 18
Het uitkeren van schadevergoeding is een provinciale bevoegdheid. Artikel 6.1, eerste
en tweede lid, van de Wet natuurbescherming bepaalt dat gedeputeerde staten in voorkomende
gevallen tegemoetkomingen verlenen in schade, geleden in hun provincie, aangericht
door natuurlijk in het wild levende dieren indien die schade redelijkerwijs niet of
niet geheel te laste van de betrokkene behoort te blijven. Dit is een andere wettelijke
basis voor schade-uitkering dan in de pluimveesector. Een privaatrechtelijke verantwoordelijkheid
voor schade door in het wild levende dieren past niet bij een publiekrechtelijk geregelde
bescherming van de natuur. Ik zie derhalve geen aanleiding om tot een verplicht eigen
schadefonds over te gaan.
Vraag 19
Deelt u de mening dat veehouders, die stelselmatig weigeren hun dieren de wettelijk
voorgeschreven bescherming tegen roofdieren te bieden, een houdverbod zouden moeten
krijgen wanneer duidelijk is dat gevaarzetting wordt genegeerd? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, op welke termijn en wijze?
Antwoord 19
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven, acht de NVWA veehouders die geen
wolfwerende beschermingsmaatregelen genomen hebben nog niet in overtreding van artikel 1.6,
derde lid, van het Besluit houders van dieren.
Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid is een wetsvoorstel gemaakt dat de
mogelijkheid introduceert dat de rechter een houdverbod op kan leggen voor maximaal
tien jaar en in het geval van recidive voor de duur van twintig jaar. Dit wetsvoorstel
is momenteel aanhangig bij uw Kamer. Het voorziet tevens in de uitbreiding van de
mogelijkheid om bedrijven, inrichtingen en locaties bestuursrechtelijk tijdelijk te
sluiten, indien het welzijn van een dier aldaar in gevaar is gebracht.
Op grond van de Wet op de economische delicten kunnen nu ook al verschillende overtredingen
van bepalingen uit de Wet dieren (waaronder het op de Wet dieren gebaseerde Besluit
houders van dieren) strafrechtelijk worden vervolgd en bestraft. Dit geldt ook voor
overtredingen van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren. Als
onderdeel van een veroordeling kan de rechter aan een bedrijfsmatige houder de gehele
of gedeeltelijke stillegging van een onderneming als bijkomende straf opleggen, wat
in feite neerkomt op een houdverbod. Daarnaast kan aan een bedrijfsmatige houder,
net als aan een particuliere houder, een houdverbod worden opgelegd als bijzondere
voorwaarde in het kader van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke veroordeling. In beide
gevallen is het aan de rechter om hierover te beslissen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.