Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Berg over verscheidene berichten met betrekking tot de GGZ-tarieven
Vragen van de leden Van den Berg (CDA) en Van den Hil (VVD) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over verscheidene berichten met betrekking tot de GGZ-tarieven (ingezonden 9 februari 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 30 maart 2023)Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1731
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «NZa gaat GGZ-tarieven in 2024 en 2026 aanpassen» en
met het artikel «Invoering nieuwe ggz-bekostiging zonder vangnet is misrekening»?1, 2
Antwoord 1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Vraag 2
Is het bij u bekend of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ook met terugwerkende kracht
naar de jaren 2022 en 2023 kijkt, ook waar het omzetverlies, bijvoorbeeld vanwege
COVID-19, impact kan hebben op bevoorschotting en liquiditeit?
Antwoord 2
Voor de invoering van het zorgprestatiemodel zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt
tussen de betrokken partijen, waarbij zij onder andere hebben afgesproken om gezamenlijk
verantwoordelijkheid te nemen voor een financieel verantwoorde, zorgvuldige en macroneutrale
overgang naar het zorgprestatiemodel. In dat kader is ook afgesproken dat de partijen
voor de jaren 2022 en 2023 de zogenaamde transitieprestatie (met een vrij tarief)
kunnen gebruiken voor een zorgvuldige overgang naar de nieuwe bekostiging. Eventuele
negatieve effecten als gevolg van de invoering van het zorgprestatiemodel kunnen op
deze manier opgevangen worden. Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.3 Recentelijk hebben de betrokken partijen deze eerdere bestuurlijke afspraken herbevestigd.
Voor de personele meerkosten die ggz-instellingen ondervonden als gevolg van exces
verzuim door corona in 2022 heeft Zorgverzekeraars Nederland (ZN) een besluit genomen
(en toegezegd aan de Nederlandse GGZ) dat zorgverzekeraars – waar nodig – aan relevante
ggz-instellingen een vergoeding bieden voor deze (meer)kosten. Dit dient besproken
te worden in het lokale overleg tussen de ggz-instelling en de (individuele) verzekeraar.
De toepassing van de compensatie door verzekeraars wordt gemonitord en wordt – zo
nodig – besproken in bestuurlijk overleg tussen dNLggz en ZN.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) kijkt niet met terugwerkende kracht naar de tarieven
voor de jaren 2022 en 2023. Voor deze overgangsjaren bestaat immers bovengenoemde
transitieprestatie. De NZa is wel gestart met twee kostprijsonderzoeken naar de tarieven
om te kunnen bepalen of toekomstige aanpassingen nodig zijn. Het eerste onderzoek
is een productiviteitsonderzoek. Dit wordt dit jaar uitgevoerd en is de basis voor
de tarieven voor 2024. In het productiviteitsonderzoek wordt onderzocht of de productie
waarvan is uitgegaan bij de huidige tarieven nog klopt. Het richt zich met name op
de vraag of de (genormeerde) indirecte tijd binnen de consulten nog aansluit bij de
praktijk. Het tweede onderzoek is een nieuw kostenonderzoek om actuele en kostendekkende
tarieven te bepalen die per 2026 ingaan. Zoals ik heb toegezegd in het commissiedebat
over de ggz van 2 november 2022, informeer ik uw Kamer op korte termijn nader over
de stand van zaken met betrekking tot het zorgprestatiemodel.
Vraag 3
Klopt het dat verzekeraars op dit moment vrijwel nooit 100% van het NZa-tarief betalen,
maar bijna altijd minder? Deelt u de mening dat dit kan leiden tot ongewenste effecten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het klopt dat de afgelopen jaren het gemiddeld gecontracteerde tarief onder de 100
procent het NZa-maximumtarief ligt. Het gemiddeld gecontracteerd tarief voor 2022
is nog niet bekend. Ik vraag de NZa mij daar voor de zomer over te informeren.
De kern van ons zorgstelsel is het samenspel tussen patiënten/verzekerden, zorgaanbieders
en zorgverzekeraars, waarbij de overheid aan zet is om de juiste randvoorwaarden te
creëren. Eén van de randvoorwaarden is het maximumtarief dat de NZa vaststelt. Deze
op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) vast te stellen tarieven dienen
dekking te geven aan redelijke kosten van zorg. Dit maximum komt tot stand door een
kostenonderzoek waarbij het tarief is gebaseerd op de (gewogen) gemiddelde kosten.
Met dit tarief kan een aanbieder dus redelijkerwijs zijn kosten dekken. Aanbieders
met een kostenniveau dat boven het maximumtarief ligt, hebben een prikkel om doelmatiger
te worden. Maar er zijn ook aanbieders met een lager kostenniveau. Hierdoor ontstaat
er binnen de bekostigingssystematiek de ruimte om afspraken te maken die bij de lokale
situatie passen. Het is aan aanbieders en verzekeraars om binnen die ruimte goede
afspraken te maken over toegankelijke en betaalbare zorg. Ze hebben hierbij de ruimte
om ook onder het maximumtarief afspraken te maken. De NZa biedt in haar regelgeving
ook de mogelijkheid om tot een maximum van 10% boven het geldende maximumtarief prijsafspraken
te maken, het zogenaamde max-max tarief. Om hiervoor in aanmerking te komen dient
sprake te zijn van een schriftelijke overeenkomst met de zorgverzekeraar.
Mocht deze ruimte leiden tot ongewenste effecten, bijvoorbeeld op de kwaliteit of
de toegankelijkheid, dan hebben de toezichthouders IGJ en NZa bevoegdheden om in te
grijpen.
Vraag 4
Klopt het dat zwaardere zorg voornamelijk verzorgd wordt door geestelijke gezondheidszorg
(GGZ)-instellingen en niet door zzp-ers of ongecontracteerde zorg?
Antwoord 4
Deze vraag kan ik op dit moment nog niet beantwoorden. De invoering van het zorgprestatiemodel
is een grote operatie (geweest) voor (de backoffices van) de zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
Het gereed maken van de elektronische patiëntendossiers (EPD’s) bij de zorgaanbieders
heeft meer tijd gekost dan verwacht, met name bij de grote zorgaanbieders. Inmiddels
is het declaratieproces op gang gekomen. Zodra de declaratiedata beschikbaar zijn
kan de NZa monitoren door welk soort aanbieders de zorg in de zwaardere settings wordt
geleverd.
Vraag 5
Bent u bereid om de NZa onderzoek te laten doen naar de kosten van de inhuur van zzp’ers
ten opzichte van de inzet van regulier personeel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals geantwoord onder vraag 2, gaat de NZa twee onderzoeken uitvoeren. Het tweede
onderzoek betreft een volledig kostprijsonderzoek waarin ook de kosten van de inhuur
van zzp’ers worden meegenomen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het doel van het zorgprestatiemodel is dat gedifferentieerd
wordt tussen de vergoeding van zwaardere zorg en lichtere zorg, zodat deze zorgvormen
passender vergoed worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik deel uw mening dat één van de doelen van het zorgprestatiemodel is dat er beter
gedifferentieerd kan worden tussen de vergoeding van zwaardere zorg en lichtere zorg,
zodat er sprake is van een passende vergoeding voor de geleverde zorg. Om tot een
passendere vergoeding te komen van zwaardere en lichtere zorg zijn de consulten in
het zorgprestatiemodel onder andere gedifferentieerd naar beroepen en setting4, maar ook naar tijdsduur. Een consult met een bepaalde tijdsduur in een zwaardere
setting kent een hoger maximumtarief dan een consult met dezelfde tijdsduur in een
lichtere setting.
Vraag 7
Hoe gaat u borgen dat zorgverzekeraars dan ook in lijn met die nieuwe tarieven daadwerkelijk
passender gaan betalen voor de zwaardere zorg?
Antwoord 7
In het Integraal Zorgakkoord (IZA)5 is afgesproken dat partijen in de contractering optimaal gebruik maken van de mogelijkheden
die het zorgprestatiemodel biedt om een passende vergoeding af te spreken voor (zware
en/of complexe) multidisciplinaire zorg. Als het zorgprestatiemodel en de contractafspraken
tussen partijen onverhoopt toch onvoldoende bijdragen aan een passende vergoeding
van zorg voor patiënten met de zwaarste zorgvraag dan worden deze afspraken hierop
aangepast met als doel dat:
• in iedere regio voldoende aanbod is van multidisciplinaire (zwaardere) zorg.
• patiënten in iedere regio toegang hebben tot deze zorg.
De NZa gaat in het kader van de invoering van het zorgprestatiemodel de effecten monitoren.
Hierin zal ook aandacht zijn voor de toereikendheid van de bekostiging van «zwaardere»
multidisciplinaire zorg. De NZa zal ook bekijken in hoeverre zorgaanbieders en zorgverzekeraars
gebruik maken van de mogelijkheden die het zorgprestatiemodel biedt om een passende
vergoeding voor complexe, multidisciplinaire ggz af te spreken (bijvoorbeeld separate
afspraken maken over outreachende en hoog-specialistische ggz en waar nodig gebruik
maken van het max-max tarief).
Waar nodig nemen partijen maatregelen om in de contractering beter gebruik te maken
van de mogelijkheden die het zorgprestatiemodel hiervoor biedt. Waar nodig zal de
NZa bekijken hoe het zorgprestatiemodel kan worden aangepast om de prikkels en mogelijkheden
voor partijen om tot goede afspraken te komen te versterken.
Vraag 8
Klopt het dan het aantal intramurale GGZ-plaatsen voor specialistische zwaardere zorg
blijft dalen omdat GGZ-instellingen die die zorg leveren, harder geraakt worden door
de nieuwe GGZ-bekostiging? Welke acties gaat u nemen om dit probleem op te lossen?
Antwoord 8
In 2022 heeft een aantal ggz-aanbieders aangekondigd hun behandelaanbod aan te passen
of delen van hun aanbod te beëindigen. Ik heb de NZa gevraagd om de casuïstiek nader
te bezien en mij over eventuele gemeenschappelijke onderliggende factoren te informeren.
De rode draden analyse heb ik op 7 juli 2022 met uw Kamer gedeeld.6 De conclusie van de NZa is dat de casussen geen directe samenhang hebben met elkaar.
Iedere casus kent zijn eigen aanloop en verloop.
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn, mede vanwege de sluitingen, afspraken gemaakt
met als doel om beter zicht te krijgen op de benodigde capaciteit, voorzieningen en
infrastructuur van (boven)regionaal cruciaal zorgaanbod, passend bij de zorgvraag
van de patiënt. De eerste afspraak in het IZA was om voor eind 2022 een handreiking
cruciale ggz vast te stellen, waarin onder andere staat opgenomen wat we verstaan
onder cruciale ggz en hoe we het aanbod van cruciale ggz transparant kunnen maken
(inventarisatiemodel). In het Bestuurlijk Overleg IZA op 21 december 2022 is de handreiking
cruciale ggz conform afspraak vastgesteld en gepubliceerd.7 Nu is de volgende fase aangebroken. Het initiatief tot het gesprek en het vullen
van de inventarisatie is vanaf januari jl. gestart door de ggz-kerninstelling in de
regio. Elke regio brengt aan de hand van een inventarisatiemodel in beeld welk cruciaal
ggz aanbod er regionaal, bovenregionaal en landelijk beschikbaar is. Tegelijkertijd
wordt er ook gekeken naar hoeveel vraag er is naar cruciale ggz.
Voor 15 mei leveren regio’s aan of er cruciale zorg is waar de continuïteit in het
geding is. Deze uitkomsten worden door zorgverzekeraars besproken en betrokken bij
de inkoop voor 2024. Vanaf juli 2024 worden de overzichten per regio landelijk gebundeld,
zodat er een eerste overzicht ontstaat van het aanbod van cruciale ggz. Op basis van
dit overzicht en inzicht in de vraag naar cruciale ggz wordt bepaald wat het noodzakelijk
zorgaanbod moet zijn en waar dit aanbod het beste georganiseerd kan worden. De uitkomsten
hiervan worden door de zorgverzekeraars besproken en vertaald naar de individuele
inkoop voor 2025. Met deze afspraken krijgen zorgverzekeraars en zorgaanbieders beter
zicht op het zorgaanbod en zullen zij hierover sneller en beter met elkaar in gesprek
komen indien de zorgplicht in het geding dreigt te komen.
Vraag 9
Wat is de stand van zaken met betrekking tot deelname aan Avond Nacht en Weekend (A/N/W)-crisisdiensten
door werkenden buiten instellingen (conform de afspraak in het hoofdlijnenakkoord
zomer 2018)?
Antwoord 9
In het Bestuurlijk akkoord geestelijke gezondheidszorg 2018–2022 is de afspraak gemaakt
dat de ggz-sector gezamenlijk een plan van aanpak maakt om de problematiek rondom
ANW-diensten op te pakken. Op 4 juni 2019 is door uw Kamer een motie aangenomen om
ANW-diensten in de ggz te regelen via een wettelijk kader.8 De Wet BIG, noch andere wetgeving biedt op dit moment een wettelijke grondslag om
dergelijke regels te stellen. In reactie op de motie is aangegeven de bemensing van
ANW-diensten via een breed gedragen afsprakenstelsel geregeld moet worden en niet
via een wettelijk opgelegde verplichting. Een gedragen oplossing uit het veld is krachtiger
dan een van bovenaf opgelegde wettelijke verplichting. In het voorjaar van 2021 is
hierover het gesprek aangegaan met de Nederlandse ggz (dNggz) en de Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie (NVvP). Met beide partijen is afgesproken om in samenwerking met
het Ministerie van VWS een pilottraject te starten gericht op gezamenlijke werkafspraken
voor de ggz. Het pilottraject is inmiddels afgerond en biedt handvatten voor de voortzetting
van het goede gesprek op alle niveaus en met alle stakeholders die hun aandeel hebben
in het waarborgen van de continuïteit en kwaliteit. Dit moet zich vertalen in concrete
werkafspraken. In het IZA en het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en
Welzijn (TAZ)9 is immers afgesproken dat binnen alle branches in zorg en welzijn per 1 januari 2024
werkafspraken zijn gemaakt door brancheorganisaties en koepels van zzp’ers, waarin
de verantwoordelijkheden tussen werknemers in loondienst en zzp’ers helder en eerlijk
verdeeld zijn onder andere rondom ANW-diensten, scholing en beloning.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.