Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over het bericht dat Vattenfall 76 euro vraagt voor stadswarmte terwijl de inkoopprijs ongeveer een tientje is
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het bericht dat Vattenfall 76 euro vraagt voor stadswarmte terwijl de inkoopprijs ongeveer een tientje is (ingezonden 13 maart 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 29 maart 2023).
Vraag 1
Vindt u het acceptabel en gerechtvaardigd dat de consumentenprijs voor warmte zevenmaal
de inkoopprijs is?1
Vraag 2
Kunt u onderbouwen waarom en hoe een warmteprijs van € 76 gebaseerd is op werkelijke
kosten?
Antwoord 1 en 2
In 2023 betalen de consumenten voor het grootste deel van hun warmteverbruik de plafondprijs,
gelijk aan € 47,48 per GJ. Deze prijs is van toepassing tot het maximum verbruik van
37 GJ per jaar. De verwachting is dat 70–80% van warmteverbruikers volledig onder
deze volumegrens blijft.2 Klanten van Vattenfall betalen het bedrag van € 76 per GJ dus alleen voor het verbruik
boven het plafond van 37 GJ.
In de basis reflecteert de consumentenprijs de kosten van de leverancier, vermeerderd
met een redelijk rendement. Om dit te beoordelen is het niet voldoende om het variabele
tarief te vergelijken met de inkooprijs van restwarmte op een bepaalde locatie. De
kosten van een warmteleverancier omvatten naast de kosten van inkoop ook bijvoorbeeld
de kosten van aanleg en onderhoud van het distributienetwerk, personeel, materiaal
en energie. Ook hanteren leveranciers naast het variabele tarief ook vaste (gebruiksonafhankelijke)
tarieven. Om te beoordelen of tarieven van Vattenfall de kosten reflecteren, is inzicht
nodig in al deze kosten en tariefcomponenten. Gelet op het feit dat Vattenfall net
als veel andere warmteleveranciers werkt met een tarief dat voor al zijn netten gelijk
is, moet daarbij niet alleen naar de plaatselijke kosten gekeken worden, maar naar
de kosten die Vattenfall op al zijn warmtenetten maakt. De inkoopkosten zijn onder
meer afhankelijk van verschillen tussen de ingezette bronnen en kunnen dus verschillen
per warmtenet. Naast restwarmte en warmte uit afvalverbranding maakt Vattenfall voor
de voeding van zijn warmtenetten ook gebruik van warmte geproduceerd met aardgas,
biogas en elektriciteit.3
De ACM verwerft als onderdeel van haar toezicht inzicht in deze kosten. Recent heeft
de ACM rendementen van warmteleveranciers onderzocht, waarvan de uitkomsten op 23 maart
2023 zijn gepubliceerd.4 Daaruit blijkt dat warmteleveranciers in 2021 gemiddeld een rendement van 5% behaalden,
en in 2022 2,7%. De ACM heeft de leveranciers die een veel hoger dan gemiddeld rendement
haalden, verzocht om verdere informatie. Daarnaast heeft de ACM warmteleveranciers
die in 2023 voor warmte de maximale prijs vragen, gevraagd te onderbouwen waarom dit
nodig was. De resultaten van dit onderzoek worden in het tweede kwartaal van 2023
verwacht.
Daarnaast worden na afloop van 2023 de rendementen van warmteleveranciers die voor
de toepassing van het prijsplafond overheidssubsidie hebben ontvangen, waaronder Vattenfall,
getoetst door de RVO. Leveranciers die een hoger rendement halen dan redelijk, zullen
het verschil moeten terugbetalen aan de Staat.
Vraag 3
Hoe zorgt u ervoor dat de consument met de grootst mogelijke zorg beschermd wordt
tegen een monopolist, die de consument niet kan kiezen, maar waar de consument ook
niet bij weg kan?
Antwoord 3
Warmteafnemers worden beschermd door regulering die op basis van de Warmtewet, het
Warmtebesluit en de Warmteregeling door de ACM wordt toegepast. Daarnaast worden zij
in 2023 beschermd door het prijsplafond. Voor nadere informatie over toezicht op warmtetarieven
en rendementen verwijs ik u naar de brief die ik op 10 februari 2023 aan de Vaste
Commissie voor Economische Zaken en Klimaat heb verstuurd (Kamerstuk 29 023, nr. 396).
Het toezicht op warmteleveranciers behelst meer dan tariefregulering en toezicht op
rendementen. De ACM kan het instrumentarium dat haar ten dienste staat gebruiken tegen
individuele warmteleveranciers die de verplichtingen uit de Warmtewet niet nakomen.
Vraag 4
Hoe garandeert u dat de consument volledig inzicht krijgt in de kostenopbouw van warmte
die de warmtemonopolist vraagt?
Antwoord 4
De ACM publiceert tweejaarlijks een rendementsmonitor. Hierin wordt door de ACM sectorbreed
in kaart gebracht wat het behaalde rendement is van warmteleveranciers. De ACM kan
in het kader van haar toezichtstaken ook inzicht verkrijgen in de kostenopbouw van
warmte per leverancier. Dit betreft bedrijfsgevoelige, vertrouwelijke informatie.
De huidige Warmtewet bevat geen specifieke verplichtingen over de kostentransparantie
naar de gebruikers toe. Ik onderzoek nog of in de nieuwe Wet Collectieve Warmtevoorziening
dergelijke aangescherpte bepalingen moeten worden opgenomen.
Vraag 5
Hoe garandeert u dat consumenten niet te veel betalen voor warmte als u in antwoord
op eerdere vragen aangeeft dat u niet kan beoordelen of de stijging van warmtetarieven
volledig gebaseerd is op werkelijke kosten?
Antwoord 5
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 6
In antwoord op eerdere vragen van het lid Leijten (Aanhangsel handelingen 2022/23,
nr. 1522) stelt u dat de kosten van warmteleveranciers sterk zijn gestegen, en dat dit «waarschijnlijk»
komt door de gestegen aardgasprijs, kunt u dit met cijfers onderbouwen en met feitelijke
informatie komen welk onderdeel van warmtelevering in Nederland gebaseerd is op gas?
Antwoord 6
Volgens de gegevens van de RVO uit de Duurzaamheidsrapportage is voor de grote en
middelgrote netten het aandeel van aardgas in de warmteproductie 58%. Het gaat hier
voornamelijk om elektriciteitscentrales die zowel gas als warmte produceren, en om
gasketels. Andere belangrijke bronnen zijn biogas en biomassa (17%) en restwarmte
van afvalverbranding of van andere processen (24%). Daarnaast wordt warmte nog geproduceerd
met aquathermie, geothermie of warmte-koude opslag waarbij een warmtepomp wordt gebruikt.
Voor zover gebruik wordt gemaakt van vanuit de SDE++-gesubsidieerde duurzame warmtebronnen
zoals biogas en biomassa, is het van belang dat gelet op de systematiek van de SDE++
de hoogte van de subsidie gekoppeld is aan de aardgasprijs. Een hoge gasprijs betekent
een lage subsidie. Dat kan er toe leiden dat ook warmtenetten met vooral duurzame
bronnen per saldo hogere kosten met zich meebrengen als gevolg van de gestegen gasprijzen.
Ook de prijs van restwarmte is in veel gevallen gekoppeld aan de prijs van aardgas.
Vraag 7
Wie heeft er wel inzicht in de werkelijke kosten en hoe is dit democratisch controleerbaar?
Antwoord 7
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Vraag 8
Hoe zorgt u ervoor dat elke tariefswijziging van energie, maar zeker ook van warmte,
gebaseerd is op werkelijke kosten?
Antwoord 8
De ACM houdt toezicht op de redelijkheid van tarieven voor elektriciteit en gas, conform
de huidige Gaswet en Elektriciteitswet 1998. Recent is in verband met het invoeren
van het prijsplafond en de volatiliteit van de prijzen door de ACM onderzoek gedaan
bij de grote drie leveranciers. Daaruit is de conclusie getrokken dat zij geen hogere
marges rekenen vergeleken met eerdere jaren. Daarnaast scherpt het kabinet de wettelijke
consumentenbescherming aan met de Energiewet en wordt door het kabinet naar aanleiding
van de motie Erkens/Bontenbal gekeken naar de equipering van de ACM.5
Voor toelichting op toezicht op warmtetarieven verwijs ik nu naar mijn antwoord op
vraag 3.
Vraag 9
Waar baseert de Autoriteit Consument en Markt (ACM) haar maximale warmteprijs op?
Kan deze berekening gedeeld worden?
Antwoord 9
De ACM stelt elk jaar op basis van de Warmtewet en het Warmtebesluit maximumprijzen
voor warmte vast. Deze maximumprijs is gebaseerd op de gasreferentie, waarbij het
uitgangspunt is dat een afnemer van warmte niet meer betaalt dan een gemiddelde afnemer
van gas. Voor nadere toelichting over de gasreferentie verwijs ik u ook naar de brief
die de ACM op 29 maart 2022 als aanvulling op de technische briefing van 9 februari
2022 naar de Vaste Commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft toegezonden.6
Alle formules en parameters van de berekening staan in het Warmtebesluit en de Warmteregeling.
De berekening van tarieven specifiek voor 2023 door de ACM is beschreven in het Tarievenbesluit
warmteleveranciers 2023.7 Op de website van de ACM is ook het Excel bestand te vinden met de gedetailleerde
berekening.8
Vraag 10
Bent u bereid de ACM te vragen om een gedetailleerd overzicht te geven van de prijsopbouw
van warmte en deze informatie met de kamer te delen?
Antwoord 10
Een gedetailleerd overzicht van de opbouw van de maximumprijs is beschikbaar op de
website van de ACM. De opbouw van de daadwerkelijke prijzen die warmteleveranciers
in 2023 hanteren wordt door de ACM op dit moment onderzocht. Zie mijn antwoord op
vraag 1.
Vraag 11
Hoe wordt de prijs van warmte bepaald van warmtenetten die geen (of alleen gedeeltelijk)
aardgas als energiebron gebruiken?
Antwoord 11
Zie mijn antwoord op vraag 9 over hoe de maximumprijs voor warmte wordt bepaald. De
ACM stelt op basis van wetgeving één maximumprijs vast voor alle warmteleveranciers.
De Warmtewet en het Warmtebesluit staan het differentiëren van maximumprijzen niet
toe. Zie ten aanzien van de daadwerkelijke prijs mijn antwoorden op de vragen 1,2
en 3.
Vraag 12
In de brief van 10 februari 2023 stelt u dat de ACM het rendement kan controleren
wanneer er een aanleiding toe is, maar wat is de definitie van een aanleiding, en
hoe controleert de ACM of er sprake is van een aanleiding (Kamerstuk 29 023, nr. 396)?
Antwoord 12
In de zomer van 2022 heeft de ACM beleidsregels voor de rendementstoets geconsulteerd.9 Daarin beschrijft de ACM wat een aanleiding kan zijn om deze rendementstoets te starten.
Dit kunnen bijvoorbeeld de uitkomsten zijn van de rendementsmonitor of signalen.
Vraag 13
Waarom is er voor gekozen een minimum rendement van 6,5% te hanteren gedurende het
prijsplafond, terwijl het werkelijke rendement van de sector volgens u 4% is? Waar
is de keuze voor 6,5% op gebaseerd?
Antwoord 13
Het redelijk rendement is niet vastgesteld op basis van het werkelijke rendement,
maar reflecteert de kosten die een leverancier moet maken om het vermogen aan te trekken
voor investeringen, de zogenaamde Weighted Average Cost of Capital (WACC). Dit is
een gebruikelijke manier om het redelijk rendement vast te stellen in kapitaalintensieve
sectoren.
De waarde van 6,5% is afgeleid van het door ACM in consultatie gebrachte redelijke
rendement (WACC voor de rendementstoets), gelijk aan 4,2%, ter vaststelling in de
loop van 2023, plus een beperkte risico-opslag voor het asymmetrisch reguleringsrisico.10 Deze opslag is gelijk aan ongeveer de helft van de asymmetrische risico-opslag die
in het verleden is toegepast in de regulering van telecommunicatienetwerken waarin
veel geïnvesteerd moest worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.