Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt, Marijnissen Grinwis, Palland, Kathmann, Teunissen, Pouw-Verweij, Stoffer, Van der Plas, Van Haga en Den Haan over duizenden gezinnen die al jarenlang leven van een inkomen onder het niveau van een bijstandsuitkering omdat de regelingen niet op elkaar aansluiten
Vragen van de leden Omtzigt (Omtzigt), Marijnissen (SP), Grinwis (ChristenUnie), Palland (CDA), Kathmann (PvdA), Teunissen (PvdD), Pouw-Verweij (JA21), Stoffer (SGP), Van der Plas (BBB), Van Haga (Groep Van Haga) en Den Haan (Fractie Den Haan) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Staatssecretarissen van Financiën over duizenden gezinnen die al jarenlang leven van een inkomen onder het niveau van een bijstandsuitkering omdat de regelingen niet op elkaar aansluiten (ingezonden 6 maart 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretarissen van Financiën
(ontvangen 29 maart 2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Al jaren in armoede, door een fout van de overheid»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoe in 2023 de bruto/netto berekening eruitziet voor de bijstandsuitkering
voor een (echt)paar (beiden tussen de 21 en 66 jaar)? Kunt u dus aangeven wat het
netto jaarbedrag per persoon is, wat het bruto jaarbedrag per persoon is en hoe die
berekening tot stand komt?
Antwoord 2
De bijstandsnormen zijn nettobedragen en worden ieder halfjaar van rechtswege aangepast.
De normbedragen worden bekend gemaakt via publicatie in de Staatscourant2 en de normenbrief voor gemeenten3.
Voor gehuwden (tussen 21 jaar en de AOW-leeftijd, zonder kostendelende medebewoners)
bedraagt de netto-normuitkering per 1 januari 2023 € 1.708,08 per maand, inclusief
vakantiegeld. Per 1 juli 2023 wordt deze norm bijgesteld als gevolg van de halfjaarlijkse
indexatie van het wettelijk minimumloon die van invloed is op de hoogte van de bijstandsuitkering.
De regeling waarin de indexatie van het minimumloon per 1 juli 2023 wordt geregeld,
is nog niet beschikbaar. Daarom wordt in de beantwoording van de voorliggende Kamervragen
geabstraheerd van de indexatie per 1 juli 2023. Voor jaarbedragen wordt zodoende gerekend
met twaalfmaal de bijstandsnorm per 1 januari 2023, inclusief vakantiegeld.
De netto-bijstandsnorm wordt berekend op basis van artikel 37 van de Participatiewet,
volgens de systematiek van het referentieminimumloon. Het uitgangspunt is het bruto
wettelijk minimumloon, inclusief de minimumvakantiebijslag van 8%. Dit is een bruto
inkomen van € 2.089,16 per maand en € 25.069,92 per jaar. Voor de berekening van de
loonheffing op basis van het tabelloon, dient het jaarloon voor het belastbaar inkomen
een veelvoud van 544 te zijn, waarbij – in het voordeel van de belastingplichtige – naar beneden afgerond
wordt: € 25.056 bruto. Om tot het (netto) referentieminimumloon te komen, wordt uitgegaan
van de loonheffing via de groene tabel (geen arbeidskorting), waarbij 1,6 maal de
algemene heffingskorting wordt toegepast.5 De loonheffing bedraagt € 4.573 per jaar of € 381,08 per maand.6
Het referentieminimumloon is dan € 1.708,08 per maand.7 De bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld, voor een (echt)paar is 100% van dit referentieminimumloon.
De algemene bijstand wordt uitbetaald aan ieder van de rechthebbende in het (echt)paar
voor de helft dan wel op hun gezamenlijk verzoek aan een van hen voor het geheel.
Op jaarbasis komt de netto-bijstandsnorm voor de genoemde gehuwden als huishouden
uit op € 20.496,96. Dit komt overeen met € 10.248,48 netto per lid van een paar. Het
brutobedrag kan worden berekend door de netto-norm per persoon te verminderen met
de algemene heffingskorting (in 2023 maximaal € 3.070) en het resultaat te delen door
1 minus het geldende tarief in de eerste belastingschijf (in 2023 36,93%). De bruto-bijstandsuitkering
bedraagt per 1 januari 2023 naar huidig inzicht zodoende € 11.381,77 per persoon voor
de genoemde gehuwden, of € 22.763,54 in totaal voor hun huishouden.
Vraag 3
Hoe hoog is dus de bruto bijstandsuitkering voor het (echt)paar tussen 21 en 66 jaar?
Antwoord 3
De bruto-bijstandsuitkering bedraagt per 1 januari 2023 (op basis van de januaribedragen)
zodoende € 11.381,77 per persoon voor gehuwden (tussen 21 jaar en de AOW-leeftijd,
zonder kostendelende medebewoners), en in totaal voor het echtpaar € 22.763,54.
Vraag 4
Kunt u aangeven wat de waarde is van de tegemoetkomingen waar een (echt)paar in de
bijstand gemiddeld recht op heeft in 2023 in bijvoorbeeld de stad Utrecht? Dit zijn
zaken als kwijtschelding gemeentelijke lasten en waterschapslasten, bijzondere bijstand,
U-pas, energietoeslag?8
Antwoord 4
Hieronder vindt u een begrotingsschets, op maandbasis, voor verschillende huishoudtypes
op basis van het minimabeleid van de gemeente Utrecht. Op jaarbasis kunnen de verschillende
huishoudtypes gebruik maken van minimaregelingen met een totale gemonetariseerde waarde
van maximaal € 3.204, € 3.864 of € 4.248.
Tabel 1 Begrotingsschets minimaregelingen opgesteld door de gemeente Utrecht (netto
in euro per maand).1
(echt)paar met bijstand
(echt)paar met bijstand en 1 kind
(echt)paar met bijstand en 2 kinderen
1
Bijstand per maand
1.622
1.622
1.622
2
Huurtoeslag
298
361
361
3
Zorgtoeslag
265
265
265
4
Kindgebonden budget en kinderbijslag
0
288
565
5
Bijzondere bijstand
0
0
0
6
Individuele inkomenstoeslag
56
80
80
7
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
44
44
44
8
U-pas
20
52
84
9
Zorgverzekering U-polis
38
38
38
10
Energietoeslag
108
108
108
11
Totaal
2.452
2.858
3.167
12
Waarvan totaal minimaregelingen Utrecht
267
322
354
X Noot
1
Ad 1. Dit betreft algemene bijstand volgens de gehuwdennorm per 1 januari 2023, exclusief
vakantiegeld van € 85,40 per maand. (€ 1.622,68 + € 85,40 = € 1.708,08 per maand.)
Ad 2. Huurtoeslag: Dit is berekend op basis van de hoogte van de huur bij sociale
woningbouw. Het Nibud rekent voor de gemeente Utrecht in de Minima Effect Rapportage
met een gemiddelde sociale huur van € 563,– per maand voor alleenstaanden en voor
(echt)paren zonder kinderen en met een gemiddelde sociale huur van € 659,– per maand
in situaties met kinderen voor zowel alleenstaanden als (echt)paren.
Ad 3. Zorgtoeslag: de zorgtoeslag bedraagt € 265,–. Bij een toetsingsinkomen boven
de € 25.000 per jaar treedt een geleidelijke daling op. Het toetsingsinkomen bijstand
is lager dan € 25.000 dus per definitie de maximale zorgtoeslag.
Ad 4. Dit betreft kindgebonden budget en kinderbijslag.
Ad 5. In de Minima Effectrapportage van het Nibud voor de gemeente Utrecht wordt individuele
bijzondere bijstand niet mee genomen als structurele vorm van maandelijkse inkomsten,
omdat individuele bijzondere bijstand verstrekt wordt bij onvoorziene, bijzondere
kosten.
Ad 6. Individuele inkomenstoeslag: € 673/12 voor (echt)paar zonder kinderen. Aanname
in de gemeente Utrecht is dat het (echt)paar langer dan 3 jaar (= referteperiode)
in armoede verkeert. € 954/12 voor een (echt)paar en 1 kind. (>12 jr) en € 954/12
voor (echt)paar en 2 kinderen (>12 jr).
Ad 7. Hoogte bedrag kwijtschelding gemeentelijke- en waterschapsbelastingen: Afvalstoffenheffing
€ 366,25, Watersysteemheffing € 98,99 en Zuiveringsheffing € 63,94. Voor meerpersoonshuishoudens.
Ad 8. U-pas= tegoed € 120,– per persoon x 2 (boven 18 jaar) + € 385,– per kind > 12
jaar.
Ad 9. Zorgverzekering U-polis= € 19,– per persoon x 2 per maand.
Ad 10. Energietoeslag verschilt per gemeenten. In de gemeente Utrecht: € 1.300/12.
Het gaat hier om de theoretische maximale aanspraak op minimaregelingen. Dus bijzondere
bijstand én middelen voor sociale participatie in de gemeente Utrecht. Bij de meeste
gemeenten zijn dit de individuele bijzondere bijstand, de individuele inkomenstoeslag,
de participatiepas en een bijdrage in zorgkosten eventueel in combinatie met een gemeentepolis.
De doelgroep van het minimabeleid van de gemeente Utrecht betreft huishoudens met
een inkomen van 125% van het sociaal minimum9. Dit zijn ruim 23.000 huishoudens. Het gemeentelijk minimabeleid en de hierbij gehanteerde
inkomensgrenzen verschillen van gemeente tot gemeente.
Het uitgangspunt van bovenstaande tabel is dat de minimaregelingen volledig benut
worden en de vraagstelling naar de waardebepaling heeft tot gevolg dat een «monetarisering»
van het gebruik van de minimaregelingen moet worden toegepast. In de tabel wordt ervan
uitgegaan dat het gezin daadwerkelijk alles aanvraagt waar recht op is.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoeveel bruto arbeidsongeschiktheidsuitkering een persoon van een
fiscaal stel moet hebben om netto de netto bijstandsuitkering voor een echtpaar te
kunnen ontvangen? (NB: de andere partner heeft geen inkomen in dit voorbeeld).
Antwoord 5
Om uit te komen op netto-inkomen van € 20.496,96 (overeenkomend met het netto-inkomen
van een bijstandspaar) moet een alleenverdiener stel met één partner met een arbeidsongeschiktheidsuitkering
een bruto-uitkering hebben van € 28.162. Bij de beantwoording van deze vraag is ervan
uitgegaan dat de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet wordt ingehouden
door de uitkeringsverstrekker.
Vraag 6
Wilt u een vergelijking maken tussen de volgende huishoudens:
a. Een echtpaar met een bijstandsuitkering
b. Een echtpaar met een partner die de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft als onder
vraag 5 en een zieke partner zonder inkomen
c. Een echtpaar met een partner die een arbeidsongeschiktheidsinkomen heeft van 40.000
euro en een zieke partner zonder inkomen?
Antwoord 6
Ja, zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 7
Wilt u bij de vergelijking uitgaan van de bewoning van een sociale huurwoning met
een huur van 720 euro per maand en van een eigen vermogen onder de grens voor de huurtoeslag?
Antwoord 7
Ja, zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 8
Wilt u een tabel maken voor elk van de drie huishoudens (in kolommen) en voor elk
van de drie huishoudens vermelden
a. Het bruto inkomen
b. De loonbelasting (schijftarief)
c. De algemene heffingskorting
d. Het netto inkomen na belastingen (a-b+c)
e. Het recht op huurtoeslag
f. Het recht op zorgtoeslag
g. De netto waarde van de tegemoetkomingen (onder vraag 4)
h. De totale inkomsten (d + e + f + g)?
Antwoord 8
Onderstaande tabel toont de gevraagde voorbeelden, hierbij is uitgegaan van de situatie
per 1 januari 2023. In de tabel is de gemeentelijke minima-ondersteuning gesplitst
in tegemoetkomingen die als inkomen aan het huishouden worden verstrekt (energietoeslag,
individuele inkomenstoeslag) en tegemoetkomingen die de uitgaven van het huishouden
verlagen (kwijtschelding gemeentelijke lasten, U-pas en zorgverzekering U-polis).
De gemeentelijke minima-ondersteuning is door de incidentele energietoeslag van 1.30010 euro die gemeenten aan kwetsbare huishoudens kunnen verstrekken in 2023 hoger dan
dat deze structureel zou zijn.
Omdat het hier ondersteuning betreft die specifiek geldt in de gemeente Utrecht zijn
de rijen (h) t/m (j) in deze tabel niet maatgevend voor huishoudens in andere gemeenten,
of huishoudens in de gemeente Utrecht die niet al van het gehele instrumentarium aan
minima-ondersteuning gebruikmaken. Ook geldt dat gemeenten niet altijd dezelfde inkomensgrens
hanteren. Het is daarom onduidelijk hoe vaak de situaties zoals bij huishoudens b.
en c. voorkomen en dus hoe representatief deze voorbeelden zijn. Voor andere huishoudens
of huishoudens in andere gemeenten kunnen de uitkomsten dus verschillen.
a. Bijstands uitkering
b. Alleenverdiener met AO-uitkering van € 28.162
c. Alleenverdiener met AO-uitkering van € 40.000
Bruto inkomen
(a)
22.764
28.162
40.000
Loonbelasting
(b)
8.407
10.400
14.772
Algemene heffingskorting
(c)
6.140
2.735
2.013
Netto inkomen na belastingen
(d = a-b+c)
20.497
20.497
27.241
Huurtoeslag
(e)
4.241
3.648
970
Zorgtoeslag
(f)
3.182
2.760
1.145
Netto inkomen plus toeslagen
(g = e+f)
27.919
26.905
29.357
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als inkomen
(h)
1.972
1.972
–
Totale inkomsten
(i = g+h)
29.891
28.877
29.357
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als natura of tegemoet-koming kosten
(j)
1.224
1.224
–
Vraag 9
Heeft u een politiek oordeel over de verschillen bij h?
Antwoord 9
In dit voorbeeld maken mensen gebruik van verschillende regelingen binnen de stelsels
van sociale zekerheid, fiscaliteit en toeslagen. Deze losse regelingen zijn bewust
zo vormgegeven dat ze hun uitwerking hebben op de inkomensondersteuning en de mate
waarin werken loont. Het voorbeeld laat zien dat waar mensen deze gebruiken er sprake
is van een complexe samenloop. Door deze samenloop komt het voor dat huishoudens van
alleenverdieners met een loongerelateerde uitkering11 minder toeslag ontvangen dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering en daarom
minder te besteden heeft. Deze samenloop wordt in het antwoord op vraag 21 nader toegelicht.
Dit is een ongewenste uitkomst van deze stelsels. Wij realiseren ons dat de samenloop
en de complexiteit de meest kwetsbare mensen raakt, die juist vaak een beroep doen
op meerdere en verschillende regelingen. Zelfs wanneer regelingen samen lopen zoals
bedoeld, vraagt ons complexe stelsel van mensen dat zij de weg weten te vinden naar
inkomensondersteuning. En dat geeft problemen. Daar komt een samenloop van regelingen
bovenop die nadelig uitpakt voor mensen. Het is pijnlijk te constateren dat dit het
geval is voor een grote groep huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum.
We willen er alles aan doen om hier een oplossing voor te vinden. Wij onderzoeken
daarom de oplossingsrichting waarin een aanvullende bijstandsuitkering door de gemeente
betaald kan worden, terwijl het toetsingsinkomen van het huishouden ongewijzigd blijft.12 Dit zou ertoe leiden dat voor huishoudens die zonder de aanvullende bijstandsuitkering
de maximale toeslag zouden ontvangen, dit met de aanvullende bijstandsuitkering (tot
de netto-bijstandsnorm) zo blijft. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is om aan
huishoudens die in een vergelijkbare situatie zitten toch de maximale toeslag te verstrekken
of langs andere weg tot dit bedrag aan te vullen.
Vraag 10
Klopt het dat het echtpaar onder 6b geen wettelijk recht heeft op een bijstandsuitkering
en dat ook echtparen die daar vlak boven zitten wel een netto inkomen na belastingen
hebben dat hoger is dan in de bijstand, maar dat zij door lagere toeslagen (soms ver)
onder het niveau van de bijstandsuitkering (inlcusief toeslagen) uitkomen?
Antwoord 10
In de situatie van het paar onder 6b is sprake van een netto-inkomen op de bijstandsnorm.
Daarom is er geen sprake van een aanvulling uit de algemene bijstand. Ondanks dat
het netto-inkomen op de netto-bijstandsnorm ligt, is er sprake van een toetsingsinkomen
waarbij geen recht bestaat op het maximale bedrag voor bijvoorbeeld huur- of zorgtoeslag.
Deze situatie komt inderdaad voor bij paren met een hoger netto-inkomen, zoals ook
blijkt uit het antwoord op vraag 18. Hoewel dit echtpaar gebruik kan maken op minimaregelingen
van hun gemeente, is bovenstaande wat ons betreft de kern en het onbehagen van deze
problematiek, ook omdat veel echtparen in deze situatie waarschijnlijk niet weten
dat zij gebruik kunnen maken op gemeentelijke minimaregelingen.
Vraag 11
Hoeveel inkomstenbelasting betaalt het derde echtpaar uit vraag 6 (40.000 euro arbeidsongeschiktheidsuitkering)
en hoeveel euro zit dit echtpaar de facto boven het echtpaar met een bijstandsuitkering?
Acht u dit redelijk?
Antwoord 11
In de situatie van het paar onder 6c wordt € 12.758 inkomstenbelasting betaald. In
de situatie van het paar met bijstandsuitkering onder 6a wordt € 2.267 inkomstenbelasting
betaald. Dit paar onder 6c heeft een netto-inkomen plus toeslagen van € 1.439 meer
dan het paar met bijstandsuitkering onder 6a. Als ook de gemeentelijke minima-ondersteuning
die de gemeente Utrecht als inkomen kan verstrekken wordt meegenomen heeft het paar
onder 6a € 534 meer te besteden dan het paar onder 6c. Dit is een situatie die geldt
in de gemeente Utrecht in 2023, voor huishoudens in de gemeente Utrecht die deze minima-ondersteuning
niet (volledig) ontvangt. Voor huishoudens in andere gemeenten kan dit verschillen.
In 2023 vormt de energietoeslag van € 1.300 een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke
inkomensondersteuning.
Deze uitkomst wordt veroorzaakt door het verschil in belastingdruk, de harde inkomensgrens
die wordt gehanteerd bij gemeentelijke armoede-ondersteuning en de marginale druk
die het gevolg is van het samenspel van het tarief in de eerste schijf van de Inkomstenbelasting,
de inkomensafhankelijkheid van de algemene heffingskorting en de inkomensafhankelijke
afbouw van toeslagen. Hierin speelt mee dat bij het paar onder 6c het uitkeringsinkomen
door één van de partners wordt verdiend, de andere partner heeft geen inkomen. Hierdoor
kan slechts eenmaal algemene heffingskorting in mindering worden gebracht op de te
betalen Inkomstenbelasting. Bij 6a is sprake van een bijstandsuitkering die voor de
helft wordt toegekend aan beide partners. Dit beperkt de belastingdruk op huishoudniveau
doordat beide partners een inkomen hebben waartegen ze hun individuele recht op algemene
heffingskorting kunnen verzilveren.
Het voorbeeld van het paar onder 6c illustreert scherp dat een alleenverdiener met
een bovenmodale arbeidsongeschiktheidsuitkering toch rond het bestaansminimum uitkomt.
Dit betekent dat deze huishoudens mogelijk langdurig zelfs in de situatie verkeren
waarin ze moeilijk rond komen. Als ook gekeken wordt naar minima-regelingen heeft
dit huishouden, als gevolg van de incidentele energietoeslag in 2023, potentieel minder
te besteden dan een vergelijkbaar paar in de bijstand. Hierbij geldt wel dat de overige
voorwaarden strenger zijn in de bijstandsuitkering, bijvoorbeeld ten aanzien van vermogen.
Vraag 12
Bent u bereid de berekening uit vraag 2 t/m vraag 8 te herhalen voor een echtpaar
met drie kinderen in de leeftijd 12–18 jaar en daarin dan ook de kindregelingen mee
te nemen?
Antwoord 12
Onderstaande tabel toont de gevraagde voorbeelden. Hetzelfde voorbehoud als bij de
beantwoording van de vragen 6 tot en met 8 geldt hierbij.
Bij de beantwoording van deze vragen is uitgegaan van huishoudens met in totaal 3
kinderen van 12, 15 en 17 jaar. Voor de kinderbijslag is uitgegaan van de bedragen
per 1 januari 2023 zoals vermeld op de website van de SVB. In de bedragen voor de
gemeentelijke minima-uitkering van de gemeente Utrecht is geen verbijzondering gemaakt
voor regelingen die specifiek op gezinnen met kinderen zijn gericht.
a. Bijstands uitkering
b. Alleenverdiener met AO-uitkering van € 28.162
c. Alleenverdiener met AO-uitkering van € 40.000
Bruto inkomen
(a)
22.764
28.162
40.000
Loonbelasting
(b)
8.407
10.400
14.772
Algemene heffingskorting
(c)
6.140
2.735
2.013
Netto inkomen na belastingen
(d = a-b+c)
20.497
20.497
27.241
Huurtoeslag
(e)
4.603
4.010
1.332
Zorgtoeslag
(f)
3.182
2.760
1.145
Kinderbijslag
(g)
4.624
4.624
4.624
Kindgebonden budget
(h)
5.727
5.727
5.727
Netto inkomen plus toeslagen
(i = d+e+f+g+h)
38.633
37.618
40.070
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als inkomen
(j)
1.972
1.972
–
Totale inkomsten
(k = i+j)
40.605
39.590
40.070
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als natura of tegemoetkoming kosten
(l)
1.224
1.224
–
Vraag 13
Bent u ervan op de hoogte dat het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud)
van mening is dat gezinnen in de bijstand met kinderen tussen de 12 en 17 jaar niet
kunnen rondkomen van een bijstandsuitkering?13
Antwoord 13
Ja, wij zijn op de hoogte van dit rapport van het Nibud. Kinderen hebben zelf geen
invloed op de financiële situatie waarin zij opgroeien, terwijl opgroeien in armoede
gevolgen heeft voor het hele leven. Dit maakt kinderarmoede zo schrijnend, en daarom
hebben wij als kabinet in het Coalitieakkoord afgesproken om het aantal kinderen dat
opgroeit in armoede te halveren in deze kabinetsperiode.
Het kindgebonden budget is daarom door dit kabinet en haar voorgangers al aanzienlijk
beleidsmatig verhoogd om beter recht te doen aan de lastige positie van grotere gezinnen.
Daarnaast doet de Commissie sociaal minimum op dit moment onderzoek naar wat een aantal
huishoudtypen, waaronder gezinnen met kinderen, minimaal nodig heeft om rond te kunnen
komen. Op basis van de uitkomsten van dit rapport kan het gesprek worden gevoerd over
wat huishoudens nodig hebben, ook voor deze gezinnen.
Vraag 14
Hoe beoordeelt u dus het feit dat het mogelijk is voor een gezin met kinderen om nog
ver onder het niveau van de bijstand (inclusief toeslagen) uit te komen, zoals ook
beschreven in het NRC artikel «Al jaren in armoede door een fout van de overheid»?14
Antwoord 14
Zoals ook bij het antwoord op vraag 9 is aangegeven komt het door complexe samenloop
van de stelsels van sociale zekerheid, fiscaliteit en toeslagen voor dat huishoudens
van alleenverdieners met een loongerelateerde uitkering minder toeslag ontvangen dan
een vergelijkbaar (echt)paar met een bijstandsuitkering en daarom minder te besteden
hebben. Tegelijkertijd zorgt de vormgeving van de kinderbijslag en het kindgebonden
budget ervoor dat gezinnen met kinderen in deze situatie geen verminderd recht op
kindregelingen hebben. Desondanks heeft deze groep minder te besteden dan een vergelijkbaar
paar met een bijstandsuitkering. Wij vinden dit een ongewenste uitkomst. We realiseren
ons dat het beleid het doel heeft bestaanszekerheid te bieden. We weten dat juist
de meest kwetsbare mensen vaak een beroep doen op meerdere en verschillende regelingen.
Het is dan pijnlijk om te constateren dat het complexe stelsel en de samenloop van
regelingen nadelig kan uitpakken voor een aanzienlijke groep, ook bij het gebruik
van alle beschikbare inkomensondersteuning. Mensen met een bruto inkomen tot modaal,
waaronder gezinnen komen op het besteedbaar inkomen (netto-inkomen plus toeslagen)
lager uit dan een vergelijkbaar paar met een bijstandsuitkering.
Vraag 15
Bent u bekend met het feit dat iemand ook onder het netto bedrag van de bijstand (inclusief
toeslagen) kan komen door
– betaling van kinderalimentatie
– betaling van partneralimentatie
– inkomen uit partneralimentatie (waar je dan zelf ook nog Zorgverzekeringswet (Zvw)-premie
over moet afdragen)
– inkomen uit een particulier arbeidsongeschiktheidspensioen (waar je dan zelf ook nog
Zvw-premie over moet afdragen)?
Antwoord 15
Ja, daarmee zijn wij bekend.
Vraag 16
Hoeveel alleenstaanden, alleenstaande ouders en gezinnen met en zonder kinderen leven
er naar uw schatting onder het niveau van een bijstandsuitkering (inclusief alle daarbij
horende toeslagen)?
Antwoord 16
De Belastingdienst heeft in 201915 een analyse gemaakt voor het jaar 2023. Uit dit onderzoek volgt dat circa 5.700 huishoudens
met een loongerelateerde uitkering (zoals WIA of WW) en aanvullende bijstand tot de
netto-bijstandsnorm voor paren minder toeslag ontvangen dan een vergelijkbaar paar
dat enkel bijstand ontvangt. Deze huishoudens hebben daarom minder te besteden dan
een vergelijkbaar paar met bijstand. Het onderzoek van de Belastingdienst houdt geen
rekening met de vermogenstoets in de Participatiewet, hierdoor kan het werkelijk aantal
huishoudens met deze problematiek lager liggen.16 In deze groep zitten zowel huishoudens die enkel als gevolg van de aanvullende bijstandsuitkering
minder toeslag ontvangen dan het maximale toeslagbedrag als huishoudens bij wie de
aanvullende bijstandsuitkering tot een extra vermindering van het toeslagbedrag leidt.
In deze laatste groep zitten huishoudens die zonder aanvullende bijstandsuitkering
een bruto-inkomen hoger dan WML hebben, maar zonder aanvullende bijstandsuitkering
een netto-inkomen lager dan netto-bijstandsnorm voor paren hebben. In de analyse is
het gevraagde onderscheid naar huishoudsamenstelling niet gemaakt. Deze gegevens zijn
dus niet beschikbaar.
Buiten de groep huishoudens met een aanvullende bijstandsuitkering die in het onderzoek
van de Belastingdienst naar voren komt, is er bij een bredere groep alleenverdieners
sprake van een netto-inkomen gelijk aan of hoger dan dat van een (echt)paar met een
bijstandsuitkering, maar met een lager toeslagbedrag (in gelijke omstandigheden).
Dit is een uitwerking van het niet-gelijk lopen van de afbouwpaden van de AHK bij
de fiscale overdraagbaarheid en bij de bijstandssystematiek. Deze groep huishoudens
zit netto op de netto-bijstandsnorm voor paren (en krijgt dus geen aanvullende bijstandsuitkering),
maar ontvangt (anders dan een paar met bijstandsuitkering) niet het maximale toeslagbedrag
door een hoog toetsingsinkomen. Het kan ook voorkomen dat huishoudens met een inkomen
hoger dan de netto-bijstandsnorm en een hoog toetsingsinkomen, inclusief toeslagen
minder te besteden hebben dan een paar met bijstandsuitkering. Deze groep huishoudens
was geen onderdeel van de analyse van de Belastingdienst uit 2019. Op basis van data
uit het inkomenspanelonderzoek van het CBS is een ruwe, voorlopige inschatting dat
dit circa 4.500 huishoudens zou kunnen treffen die een lager besteedbaar inkomen overhouden
dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering. Met het huidige inzicht komt de
totale omvang uit op circa 10 duizend huishoudens.
Vraag 17
Kunt u uitrekenen wat volgens u het maximale bedrag is aan misgelopen toeslagen ten
opzichte van het bijstandsniveau (de indieners van de vragen denken dat dit optreedt
met een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering omdat de uitkeringsgerechtigde
dan ook nog zijn eigen Zvw-premie moet afdragen)?
Antwoord 17
Onderstaande tabel toont de gevraagde voorbeelden. Hetzelfde voorbehoud als bij de
beantwoording van de vragen 6 tot en met 8 en 12 geldt hierbij.
In lijn met de suggestie van de vraagstellers is gekeken naar de situatie waarin een
alleenverdiener met een AO-uitkering zelf de inkomensafhankelijke bijdrage voor de
Zorgverzekeringswet (IAB Zvw) afdraagt. Dit in tegenstelling tot de situatie waarin
een werkgeversheffing voor de Zorgverzekeringswet wordt afgedragen door de uitkeringsverstrekker.
In geval van een IAB Zvw draagt de burger 5,43% af van het inkomen tot het maximumbijdrage-inkomen
van € 66.956 in 2023. Door deze bijdrage komt het netto-inkomen lager uit. Hierdoor
moet sprake zijn van een hogere bruto-AO-uitkering (namelijk € 31.129) dan bij situatie
12b om op de netto-bijstandsnorm voor paren uit te komen. In de praktijk is dit de
situatie met het hoogste bruto-inkomen waarbij het huishouden op de netto-bijstandsnorm
uitkomt, omdat het huishouden enkel eenmaal algemene heffingskorting ontvangt en zelf
IAB Zvw afdraagt. Onderstaande tabel toont deze situatie, hierin is zichtbaar dat
het ontvangen bedrag aan huurtoeslag en zorgtoeslag in 2023 € 2.076 lager is dan dat
bij een paar met een bijstandsuitkering.
a. Bijstandsuitkering
b. Alleenverdiener
met AO-uitkering van € 31.129
Bruto inkomen
(a)
22.764
31.129
ZVW-premie
(b)
1.690
Loonbelasting
(c)
8.407
11.496
Algemene heffingskorting
(d)
6.140
2.554
Netto inkomen na belastingen
(e = a-b-c+d)
20.497
20.497
Huurtoeslag
(f)
4.241
2.991
Zorgtoeslag
(g)
3.182
2.355
Netto inkomen plus toeslagen
(h = e+f+g)
27.919
25.843
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als inkomen
(i)
1.972
1.972
Totale inkomsten
(j = h+i)
29.891
27.815
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als natura of tegemoetkoming kosten
(k)
1.224
1.224
Vraag 18
Kunt u uitrekenen wat het bedrag is dat bij partners aan arbeidsongeschiktheidsverzekering
(aov)-uitkering (waarop Zvw-premie wordt ingehouden) moet binnenkomen om netto gelijk
uit te komen bij de bijstandsgerechtigden (inclusief het recht op toeslagen en tegemoetkomingen)
in de situatie dat de uitkering bij één partner komt en de ander geen inkomen heeft?
Antwoord 18
In de situatie van een alleenverdiener met een AO-uitkering die zelf de inkomensafhankelijke
bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (IAB Zvw) afdraagt, zoals beschreven in vraag
17, moet de uitkering bruto circa € 44.000 bedragen om netto inclusief toeslagen gelijk
uit te komen met een paar met bijstandsuitkering. Zoals toegelicht bij vraag 2 is
bij de beantwoording van deze vragen uitgegaan van een jaarbedrag dat overeenkomt
met 12 maal de bijstandshoogte per 1 januari 2023. De indexatie per 1 juli 2023 is
hier dus niet in meegenomen. Omdat de gemeentelijke minima-ondersteuning, zoals ook
toegelicht in de beantwoording van vragen 4 en 8, verschilt van gemeente tot gemeente,
is hier geen rekening mee gehouden in de beantwoording van deze vraag.
Vraag 19
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep – de hoogste
rechtbank in sociale zekerheidszaken – van 27 september 2022, die oordeelde dat in
dit soort situaties:
«Door de samenloop van regelingen die niet goed op elkaar zijn afgestemd, bevinden
appellanten zich in de zeer bijzondere situatie dat zij bijstand ontvangen die aanvult
tot de norm voor gehuwden, maar toch over onvoldoende middelen beschikken om in de
algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van gehuwden te kunnen voorzien. Het
kan appellanten, gelet op de gebrekkige afstemming van de regelingen en het feit dat
zij pas achteraf met de effecten daarvan werden geconfronteerd, niet worden verweten
dat het lagere recht op toeslagen en kindgebonden budget niet eerder is onderkend.
Er is daarom sprake van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat wordt afgeweken
van het uitgangspunt dat in beginsel geen (hogere) bijstand met terugwerkende kracht
wordt toegekend.»?17
Antwoord 19
Ja, wij hebben kennisgenomen van deze uitspraak.
Vraag 20
Kunt u aangeven hoe groot de groep mensen is die als gevolg van deze uitspraak in
2022 en 2023 een beroep kunnen doen op bijzondere bijstand omdat zij geen recht hebben
op de volledige toeslagen?
Antwoord 20
Technisch gezien ziet de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) enkel op
de situatie van de appellant. Daarnaast gelast de CRvB dit te compenseren via algemene
bijstand, waarbij de gemeente de brutering voor zijn rekening neemt. Het is echter
bekend dat dezelfde situatie speelt bij meer huishoudens (zie ook het antwoord op
vraag 16).
Vraag 21
Kunt u heel precies omschrijven wie er volgens u door deze uitspraak recht hebben
op bijzondere bijstand? Hoe zullen deze mensen geïnformeerd worden door gemeenten,
door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en/of door de rijksoverheid?
Antwoord 21
De uitspraak van de CRvB gaat over een alleenverdienerhuishouden waarbij één persoon
een lage loongerelateerde uitkering van het UWV (in dit geval een arbeidsongeschiktheidsuitkering)
ontvangt. De partner heeft geen of zeer beperkt inkomsten. Als de loongerelateerde
uitkering een beperkte hoogte heeft, wat kan worden veroorzaakt doordat het verzekerd
inkomen al lager was, bijvoorbeeld door parttime werk, dan kan het UWV de uitkering
via de Toeslagenwet (TW) aanvullen tot maximaal brutominimumloon (bruto-WML). Het
UWV kan deze uitkering via de Toeslagenwet (TW) aanvullen tot maximaal brutominimumloon
(bruto-WML).18
De loongerelateerde uitkering komt inclusief TW-aanvulling netto lager uit dan de
netto-bijstandsnorm voor paren. Dit komt doordat de alleenverdiener eenmaal algemene
heffingskorting (AHK) in mindering kan brengen op het inkomen, terwijl in de bepaling
van de netto-bijstandshoogte wordt gerekend met 1,6 maal AHK. Dit verschil komt door
het niet-gelijk verlopen van de afbouwpad van de overdraagbaarheid van de AHK met
het afbouwpad van de dubbele AHK in het referentieminimumloon van de bijstand.19
Dit huishouden ontvangt van de gemeente een aanvullende bijstandsuitkering tot de
netto-bijstandsnorm voor paren. Deze aanvullende bijstandsuitkering leidt er echter
toe dat het bruto-inkomen van het huishouden stijgt (tot meer dan bruto-WML).
De appellant heeft in de beschreven situatie door deze samenloop te maken met een
hoger toetsingsinkomen voor toeslagen (zorg-, huurtoeslag etc.) waardoor deze in het
afbouwtraject van de toeslagen terecht komt. Deze mensen ontvangen daardoor lagere
toeslagen dan een vergelijkbaar paar met een bijstandsuitkering dat wel de maximale
toeslagen ontvangt.
Dit huishouden komt volgens de uitspraak in aanmerking voor een compensatie van het
verminderde bedrag aan toeslagen verstrekt door de gemeente op een manier zodanig
dat de compensatie zelf niet leidt tot een vermindering van de ontvangen toeslagen
in het lopende toeslagjaar.
Technisch gezien ziet de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) enkel op
de situatie van de appellant. Het is echter bekend dat dezelfde situatie speelt bij
meer huishoudens (zie ook het antwoord op vraag 16). Dat de situatie zich voor kan
doen dat het huishouden van een alleenverdiener minder kan besteden dan een vergelijkbaar
paar met bijstandsuitkering is ongewenst. Gelet op de lange looptijd (in zeven jaar
is nog niet gekomen tot een passende oplossing), de uitspraak van de Centrale Raad
van Beroep (CRvB) van 27 september 202220 en de omvang van de groep huishoudens is een passende oplossing daarom dringend wenselijk
en nodig. Het raakt ons en het is frustrerend dat we in die zeven jaar nog niet tot
een oplossing zijn gekomen. We willen er alles aan doen om hier een oplossing voor
te doen. In het antwoord op vraag 9 geven wij aan welke stappen wij zetten om tot
een oplossing te komen. In samenwerking met gemeenten en uitvoeringsorganisaties (UWV,
Dienst Toeslagen) wordt bezien hoe huishoudens van alleenverdieners die door verminderde
toeslagen minder te besteden hebben dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering
kunnen worden geïdentificeerd en geïnformeerd.
Vraag 22
Kunt u via een goedkeurend beleidsbesluit, dat het gelijkheidsbeginsel borgt en ervoor
zorgt dat mensen in gelijke omstandigheden gelijk behandeld worden, duidelijk maken
dat een ieder zich op deze zeer bijzondere situaties zoals bedoeld in artikel 18,
eerste lid Participatiewet kan beroepen?
Antwoord 22
Dit is een van de structurele oplossingen die worden onderzocht, namelijk tegemoetkoming
voor verminderde toeslagen door een aanvulling via algemene bijstand waarbij wordt
voorkomen dat deze aanvulling gevolgen heeft voor toeslagen. Deze oplossing zou aanpassing
vereisen van fiscale wet- en regelgeving en de Participatiewet. Over de uitvoering
van deze mogelijke oplossing gaan wij in gesprek met gemeenten en de betrokken uitvoeringsinstanties.
Wij zullen hen betrekken bij de vormgeving en daarna ook vragen om een Uitvoeringstoets.
We weten daarnaast dat er ook huishoudens zijn bij wie de bijstandsuitkering niet
de enige reden is voor een toeslagvermindering of die zonder een aanvullende bijstandsuitkering
ook niet de maximale toeslag zouden ontvangen. Voor deze huishoudens vormt de route
via de aanvullende bijstandsuitkering mogelijk geen sluitende oplossing. Daarom verkennen
we meerdere wegen voor een maatwerk-route via bijvoorbeeld Dienst Toeslagen of gemeenten
die deze huishoudens bereikt en waarmee huishoudens in specifieke gevallen bij een
te hoog toetsingsinkomen toch het bedrag ter waarde van het maximale toeslagbedrag
ontvangen. De verwachting is dat dit een intensief handmatig proces vergt, we zijn
in gesprek met de betrokken partijen over de mogelijke vormgeving en uitvoerbaarheid
hiervan.
Vraag 23
Hoe komt het dat uw oplossingen in een rapport, zoals aangekondigd in de brief van
15 mei 2020 nog niet zijn verschenen?21
Antwoord 23
In het antwoord op de Kamervragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk (beiden
SP) van 15 mei 202022 is opgenomen dat «het kabinet de mogelijkheden wil verkennen die ervoor zorgen dat
huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum altijd het maximale toeslagenbedrag
aan de voor hen relevante toeslagen ontvangen. Belangrijke randvoorwaarde is uiteraard
dat dit wel uitvoerbaar moet zijn. Bij deze verkenning wordt dan ook de uitvoeringsorganisaties
betrokken. Het kabinet hoopt uw Kamer hier voor het einde van 2020 nader over te informeren.».
Deze toezegging is ingevuld met de fiches bij de reactie op de motie Lodders/Van Weyenberg
uit 2021.23 De verkenning bestond uit de mogelijkheid om door UWV een gelijk netto-bedrag te
verstrekken aan alle TW-ontvangers met een partner (fiche 12A), het door Toeslagen
ambtshalve toekennen van maximale zorg- en huurtoeslag voor de maanden waarin recht
op TW bestaat (fiche 12B1) en het op aanvraag van het individu toetsen door Toeslagen
of gelet op individuele huishoudsituatie het passend is om maximale huur- en zorgtoeslag
te verstrekken (fiche 12B2). Deze opties zijn destijds door Toeslagen en UWV als onuitvoerbaar
gekwalificeerd, met name omdat dit een handmatig proces vergt dat veel druk legt op
de beperkte capaciteit van de uitvoeringsorganisatie.
Vraag 24
Heeft u juridisch advies (intern, extern) gevraagd over deze uitspraak (rechtsgevolgen,
reikwijdte en eventueel andere vragen)? Zo ja, aan wie en kunt u die adviezen aan
de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom laat u een uitspraak van de hoogste rechtbank
die een systeemfout blootlegt, zo passeren?
Antwoord 24
Hoewel de uitspraak van de CRvB ziet op een individueel geval, is onze opvatting dat
een oplossing voor deze problematiek dringend nodig is. Wij zijn daarom opnieuw op
zoek gegaan naar een passende en uitvoerbare oplossing. Ambtenaren vanuit verschillende
disciplines, waaronder de juridische, hebben naar aanleiding van de uitspraak overleg
gevoerd om ons te kunnen adviseren over de oplossingsrichtingen. Juridisch was wel
duidelijk dat de individuele regelingen op zichzelf juridisch juist worden toegepast,
maar dat de samenloop ervan tot niet gewenste uitkomsten kunnen leiden. Daarvoor heeft
de CRvB in het betreffende geval zelf een voorziening getroffen.
Zoals wij u hebben geïnformeerd in de beantwoording van de Kamervragen van het lid
Maatoug24, en zoals eerder in deze set antwoorden naar voren komt, is er bij een bredere groep
alleenverdieners sprake van een netto-inkomen gelijk aan of hoger dan dat van een
(echt)paar met een bijstandsuitkering, maar met een lager toeslagbedrag (in gelijke
omstandigheden). Deze groep wordt onderzocht. Hierbij wordt ook nagegaan in welke
mate de CRvB-uitspraak van toepassing is op deze groep, aangezien deze groep niet
bijstandsgerechtigd is of is geweest. Deze vraag wordt ook voorgelegd aan externe
experts.
Vraag 25
Op welke wijze en tot welk punt in tijd – in rechtsoverweging 4.10 van de uitspraak
staat expliciet dat het terugwerkende kracht heeft – kunnen en zullen mensen gecompenseerd
worden voor de afgelopen jaren? Op welke wijze zal daar bekendheid aan worden gegeven?
Antwoord 25
Voor compensatie voor deze misgelopen toeslagenbedragen in eerdere jaren dan het lopende
jaar onderzoeken wij de mogelijkheden. Hiervoor wordt onder meer gekeken naar (algemene
of bijzondere) bijstand25 of een aparte compensatieregeling. Voor de vormgeving en een toets op de uitvoerbaarheid
betrekken wij hier ook gemeenten en uitvoeringsinstanties bij.
Vraag 26
Deelt u de mening dat door deze uitspraak de regelingen aangepast dienen te worden
zodat dit mensen niet langer kan overkomen?
Antwoord 26
De uitspraak van de CRvB in deze zaak laat pijnlijk zien dat de samenloop van sociale
zekerheid, fiscaliteit en toeslagen in het geval van de appellant anders uitpakt dan
beoogd.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Maatoug26 zijn verschillende pogingen ondernemen om door aanpassing van regelingen tot een
passende oplossing te komen voor de getroffen huishoudens. Dit leidde destijds niet
tot een passende oplossing, omdat de oplossingsrichtingen het toetsingsinkomen raken
en daarmee zelf tot verminderde toeslagen leiden, gepaard gingen met grote negatieve
inkomenseffecten, forse gevolgen voor de Rijksbegroting of negatieve gevolgen voor
de uitvoering, of ze de arbeidsdeelname voor minstverdienende partners ontmoedigden.
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 9 en 21 werken wij aan een oplossing zodat
de aanvullende bijstandsuitkering bij deze huishoudens niet leidt tot verminderde
toeslagen. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is om aan huishoudens die in een vergelijkbare
situatie zitten toch de maximale toeslag te verstrekken of langs andere weg tot dit
bedrag aan te vullen.
Vraag 27
Welke stappen heeft u ondernomen sinds de uitspraak om deze mensen tegemoet te komen
(met terugwerkende kracht) en om mensen naar de toekomst te compenseren? Acht u die
stappen voldoende gezien de vergaande aard van de uitspraak en het feit dat er bijna
een half jaar verstreken is?
Antwoord 27
Mede door de CRvB-uitspraak en gelet op de lange looptijd is een passende oplossing
dringend wenselijk en nodig. Wij willen dit recht zetten en voorkomen dat dit nog
eens kan gebeuren. Dit is uw Kamer ook gemeld in de reactiebrief op de brief van de
LOSR.27 Wij verkennen daarom nogmaals de mogelijkheden om de mensen om wie het gaat, te helpen.
Ook maken de getrokken lessen uit de recente toeslagenaffaire en recente ervaring
met het verstrekken van netto-tegemoetkomingen (aan kwetsbare huishoudens met hoge
uitgaven aan energie) dat voor- en nadelen bij eerdere oplossingsrichtingen nu anders
gewogen kunnen worden.
In deze verkenning is ook onderzocht hoe uitvoering kan worden gegeven aan de oplossing
van de CRvB. Hierbij is vastgesteld dat het zodanig uitkeren van in ieder geval aanvullende
algemene bijstand zodat dit niet meetelt voor het toetsingsinkomen juridisch mogelijk
kan worden gemaakt. Dit vergt aanpassing van wet- en regelgeving. Dit biedt een sluitende
oplossing voor huishoudens waarbij de bijstandsuitkering de enige oorzaak voor de
toeslagvermindering is en helpt huishoudens bij wie de aanvullende bijstandsuitkering
tot een verdere vermindering van toeslagen leidt. Wij gaan in gesprek met gemeenten
en UWV over de uitvoerbaarheid van deze oplossing. Bij de uitwerking betrekken wij
ook experts zoals sociaal raadslieden en mensen die in deze situatie zitten.
We weten daarnaast dat er ook huishoudens zijn bij wie de bijstandsuitkering niet
de enige reden is voor een toeslagvermindering of die zonder een aanvullende bijstandsuitkering
ook niet de maximale toeslag zouden ontvangen. Voor deze huishoudens vormt de route
via de aanvullende bijstandsuitkering mogelijk geen sluitende oplossing. Daarom verkennen
we meerdere wegen voor een maatwerk-route via bijvoorbeeld Dienst Toeslagen of gemeenten
die deze huishoudens bereikt en waarmee huishoudens in specifieke gevallen bij een
te hoog toetsingsinkomen toch het bedrag ter waarde van het maximale toeslagbedrag
ontvangen. De verwachting is dat dit een intensief handmatig proces vergt, we zijn
in gesprek met de betrokken partijen over de mogelijke vormgeving en uitvoerbaarheid
hiervan.
Naar aanleiding van de CRvB-uitspraak kijken wij naar ook mogelijkheden voor compensatie
van misgelopen toeslagen in eerdere jaren voor deze huishoudens. We zullen uw Kamer
vóór juni 2023 informeren over de vorderingen.
Vraag 28
Deelt u de mening dat oplossing van dit probleem een verdergaande hervorming van de
fiscaliteit en de sociale zekerheid (inclusief toeslagen) vergt met waarschijnlijk
lagere heffingskortingen, geen afbouw heffingskortingen, een lagere arbeidskorting
of een vergelijkbare korting voor niet-werkende mensen en een vorm van toeslag voor
een niet-werkende partner zonder inkomen – zoals een uitkeerbare algemene heffingskorting?
Antwoord 28
De aanleiding van deze situatie is gelegen in de afbouw van de overdraagbaarheid van
de algemene heffingskorting (AHK) aan de minstverdienende partner in relatie tot de
afbouw van de dubbele AHK in het referentieminimumloon van de bijstand. Op het moment
dat de overdraagbaarheid van de AHK aan de minstverdienende partner als de dubbele
AHK in het referentieminimumloon geharmoniseerd zijn verdwijnt deze situatie. Dit
is in 2035 het geval, als de dubbele AHK in het referentieminimumloon volledig is
afgebouwd. Deze afbouw zorgt ervoor dat de netto bijstandshoogte minder stijgt. De
overdraagbaarheid van de AHK is sinds 2023 volledig afgebouwd.
We onderzoeken de mogelijkheid om, tot het moment dat deze afbouwpaden gelijk lopen
en de problematiek verdwijnt, te zorgen dat de aanvullende bijstandsuitkering voor
deze ontvanger niet meetelt voor het toetsingsinkomen. Dit vergt een aanpassing van
de Participatiewet in combinatie met de introductie van een eindheffing in de fiscaliteit
(zie ook het antwoord op vraag 33). Dit voorkomt dat een aanvullende bijstandsuitkering
leidt tot verminderde toeslagen. Hiermee wordt echter niet voorkomen dat alleenverdieners
die door de hoogte van hun loongerelateerde uitkering (bruto) al in het afbouwtraject
van de toeslagen zitten, bij een netto-inkomen op de netto-bijstandsnorm voor paren
minder toeslag ontvangen dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering. Deze huishoudens
lopen mee in het onderzoek naar mogelijkheden om huishoudens met een hoog toetsingsinkomen
in bepaalde gevallen toch de maximale toeslag te verstrekken of langs andere weg tot
dit bedrag aan te vullen.
Dit probleem illustreert – zoals kabinet en uw Kamer ook al eerder geconstateerd hebben
– dat vereenvoudiging van de stelsels van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen
dringend gewenst is. Daarom zetten we ons in om tot vereenvoudigingen te komen. Via
de SZW-vereenvoudigingsagenda die we afgelopen zomer met de Stand van de Uitvoering
hebben meegestuurd bent u geïnformeerd over de lopende trajecten en de stand van zaken.
Aanvullend heeft het kabinet in 2022 opdracht gegeven tot het uitvoeren van een IBO
vereenvoudiging sociale zekerheid. Het is nodig om over de domeinen heen tot vereenvoudiging
te komen. In de kabinetsreactie op het IBO dat voor de zomer aan uw Kamer wordt aangeboden
gaan we hier verder op in.
Vraag 29
Klopt het dat mensen met een niet-werkende partner en een toeslag onder de Toeslagenwet
te maken (gehad) hebben met deze problematiek?
Antwoord 29
Ja, deze mensen hebben ook met deze situatie te maken. In vraag 30 wordt hierop nader
ingegaan.
Vraag 30
Kunt u aangeven hoeveel een kostwinner (wederom met een partner zonder inkomen) met
een (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-), Werkhervatting Gedeeltelijk
Arbeidsgeschikte (WGA-) of Werkloosheids(WW-))uitkering en een aanvulling onder de
Toeslagenwet op dit moment ontvangt door een vergelijkbare berekening als onder 8
te maken voor dit voorbeeld?
Antwoord 30
Onderstaande tabel toont het gevraagde voorbeeld. Hetzelfde voorbehoud als bij de
beantwoording van de vragen 6 tot en met 8, 12 en 17 geldt hierbij. Deze tabel is
een uitwerking van de in de beantwoording van vraag 21 beschreven situatie. Hierbij
laat situatie b het bruto-nettotraject zien van een alleenverdiener met een UWV-uitkering
inclusief TW-aanvulling tot bruto-WML. In situatie b komt het netto-inkomen onder
de netto-bijstandsnorm voor paren uit (ter illustratie laat situatie a een vergelijkbaar
bijstandspaar zien). Dit is ter illustratie, dit huishoudens heeft (als zij voldoen
aan de eisen van de Participatiewet) recht een aanvullende bijstandsuitkering tot
de netto-bijstandsnorm voor paren. In situatie c krijgt het huishouden uit situatie
b deze aanvullende bijstandsuitkering. Hierdoor stijgt het bruto-inkomen (en toetsingsinkomen)
waardoor het huishouden in het afbouwtraject van de toeslagen komt. Zodoende ontvangt
het huishouden in situatie c minder toeslag dan een vergelijkbaar bijstandspaar (situatie
a).
a. Bijstands uitkering
b. Alleenverdiener met AO-uitkering, TW-aanvulling zonder aanvullende bijstand
c. Alleen-verdiener met AO-uitkering, TW-aanvulling met aanvullende bijstand
Bruto-inkomen door
AO-uitkering en TW-aanvulling
(a)
22.764
25.070
25.070
Bruto-inkomen door aanvulling bijstand
(b)
2.426
Loonbelasting
(c)
8.407
9.258
10.154
Algemene heffingskorting
(d)
6.140
2.923
3.154
Netto inkomen na belastingen
(e = a-b+c+d)
20.497
18.735
20.496
Huurtoeslag
(f)
4.241
4.241
3.788
Zorgtoeslag
(g)
3.182
3.182
2.851
Netto inkomen plus toeslagen
(h = e+f+g)
27.919
26.157
27.134
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als inkomen
(i)
1.972
1.972
1.972
Totale inkomsten
(j = h+i)
29.891
28.129
29.106
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als natura of tegemoetkoming kosten
(k)
1.224
1.224
1.224
Vraag 31
Kunt u de Toeslagenwet zo aanpassen dat de toeslag zo wordt vastgesteld dat mensen
met een recht onder de Toeslagenwet niet onder het niveau zakken van een bijstandsuitkering
inclusief het recht op toeslagen?
Antwoord 31
Om te bereiken dat de TW voor alleenverdieners tot een inkomen op de netto-bijstandsnorm
voor paren leidt, moet de bruto-TW-norm voor paren worden verhoogd. Een hogere bruto-TW-norm
zou echter leiden tot een hoger toetsingsinkomen van (het huishouden van) de TW-ontvanger,
waardoor dit huishouden in het afbouwtraject van de toeslagen komt. Het is dus niet
mogelijk om de situatie waarin een TW-ontvanger huur- of zorgtoeslag misloopt te voorkomen
door aanpassing van de bruto-TW-norm voor paren.
Vraag 32
Hoe beoordeelt u het feit dat er mensen zijn met werknemersuitkeringen, die een inkomen
hebben dat de facto een stuk lager ligt dan het bijstandsniveau?
Antwoord 32
Het doel van de werknemersverzekeringen is om de inkomensderving als gevolg van een
verzekerd risico op te vangen, zijnde werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Wanneer een werknemer vóór intreden van het risico reeds een individueel inkomen genoot
dat lager lag dan het sociaal minimum, zal de werknemersverzekering alleen dit inkomensverlies
compenseren. Dit komt overeen met de verzekeringsgedachte van deze werknemersverzekeringen.
Het UWV kan verder aanvullen tot maximaal bruto-WML via de Toeslagenwet.
De (aanvullende) algemene bijstand vormt het algemene sociale vangnet waar Nederlandse
huishoudens op terug kunnen vallen voor een aanvulling tot het sociaal minimum. De
gemeente kan bij een laag netto-inkomen, en binnen de voorwaarden van de Participatiewet,
het huishoudinkomen aanvullen tot de relevante netto-bijstandsnorm. Dit is ook gebeurd
bij de zaak waarin de CRvB uitspraak heeft gedaan. Door complexe samenloop van de
stelsels van sociale zekerheid, fiscaliteit en toeslagen komt het echter voor dat
huishoudens van alleenverdieners met een loongerelateerde uitkering minder toeslag
ontvangen dan een vergelijkbaar bijstandspaar en daarom minder te besteden hebben.
Dit is een ongewenste uitkomst.
Het is erg pijnlijk dat ondanks verschillende momenten waarop is gepoogd deze situatie
te verhelpen dit tot op heden niet is gelukt. We realiseren ons dat mensen hierdoor
moeilijk rond kunnen komen en geldzorgen hebben. Een passende oplossing is daarom
dringend wenselijk en nodig. We willen dit recht zetten en voorkomen dat dit nog eens
kan gebeuren. Wij onderzoeken mogelijkheden om te bereiken dat deze huishoudens toch
de maximale toeslag ontvangen die zij zouden hebben gekregen als een vergelijkbaar
(echt)paar met een volledige bijstandsuitkering of langs andere weg tot dit bedrag
aan te vullen.
Vraag 33
Kunt u de Kamer binnen drie maanden – voor 10 juni 2023 – informeren over de stappen
om dit structureel op te lossen, zodat eventueel eerste stappen gezet kunnen worden
in het komende belastingplan en de komende begroting?
Antwoord 33
We zullen uw Kamer vóór juni 2023 informeren over de voortgang.
Vraag 34
Hoe beoordeelt u het feit dat de Nationale ombudsman al in 2016 hiervoor waarschuwde28, het feit dat collega’s Leijten en Kwint hier Kamervragen over gesteld hebben29, dat de rechters dit als buikpijndossier hebben aangegeven in het jaarverslag30, dat de sociaal raadslieden gewaarschuwd hebben en dat de regering iedere keer geen
oplossing vond?
Antwoord 34
Door de hoge complexiteit van het probleem, die veroorzaakt wordt door de samenloop
van verschillende uitkeringen en de fiscaliteit, is een passende oplossing tot nu
toe uitgebleven. Dat betreuren wij. De mensen die het betreft, zijn afhankelijk van
de overheid voor hun bestaanszekerheid. Deze groep mensen met een inkomen op het sociaal
minimum ontvangt niet het maximale bedrag aan toeslagen31– geld dat zij hard nodig hebben. Dit is een ongewenst gevolg van overheidsbeleid,
waarvoor de overheid in zeven jaar niet tot een passende oplossing is gekomen. Wij
vinden het daarom pijnlijk dat mensen tot aan de hoogste rechter hebben moeten procederen
om hiervoor compensatie te krijgen. Daarnaast kunnen de complexiteit, benodigde inspanning
en de terugvorderingen waarmee de betrokkenen zijn geconfronteerd het bredere vertrouwen
in en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen aantasten. Het kabinet wil
niet-gebruik juist terugdringen, om de bestaanszekerheid te vergroten en de zekerheid
van een voldoende en voorspelbaar inkomen te bevorderen.
Vraag 35
Herinnert u zich dat u recent op Kamervragen van Omtzigt en Leijten32 op deze problematiek aangaf dat de Minister voor Rechtsbescherming in zijn brief
abusievelijk dit dossier vergeten was33, maar dat het signaal zal worden meegenomen in het traject Participatiewet in balans,
maar dat in die lange brief die hele problematiek niet genoemd wordt?34
Antwoord 35
Ja, het signaal is destijds opgepakt in het traject Participatiewet in balans. Dit
traject bevat meerdere sporen. In de brief van 28 november 2022 waarnaar u in uw vraag
verwijst, worden de maatregelen toegelicht die in het kader van het zogenoemde spoor
1 zo snel mogelijk worden ingevoerd. Daarnaast geeft de brief een stand van zaken
weer voor spoor 2, waarin verbeteringen worden verkend die van fundamentelere aard
zijn en het terrein van de Participatiewet overstijgen. De problematiek valt binnen
het thema bestaanszekerheid van spoor 2. Dit thema richt zich juist op de huidige
complexiteit van en de daaruit voortvloeiende fragiliteit van het bestaansminimum.
In de brief wordt een eerste schets van de inhoud en vervolgstappen gegeven, zonder
dat nog ingegaan kon worden op specifieke onderwerpen of beoogde maatregelen, omdat
de uitwerking meer tijd kost.
Vraag 36
Kunt u het signaal dat op 30 november aan de Raad voor de rechtspraak is doorgegeven
met de Kamer delen?35
Antwoord 36
Ja. De reactie op het signaal bedoeld in vragen 35 en 36 is op 30 november 2022 op
ambtelijk niveau per e-mail gedeeld vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid
met de Raad voor de rechtspraak. Wat betreft de problematiek luidt deze reactie: SZW meldt dat de signalen bekend zijn en worden onder andere meegenomen in het traject
Participatiewet in balans. De Kamer heeft hierover eergisteren een brief ontvangen:
[
Kamerbrief stand van zaken Participatiewet in balans | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl].
Vraag 37
Waarom is deze problematiek na het kinderopvangtoeslagschandaal niet opgepakt, toen
de plechtige belofte gedaan werd vergelijkbare dossiers op te lossen?
Antwoord 37
Nadat de problematiek eind 201636 voor het eerst onder de aandacht werd gebracht door de Nationale ombudsman (NO) hebben
in 201737, 202038 en 202139
40, opeenvolgende kabinetten mogelijke oplossingsrichtingen in beeld gebracht die erop
waren gericht te zorgen dat huishoudens met een netto-inkomen op het sociaal minimum
altijd het maximale bedrag aan de voor hen relevante toeslagen ontvangen. Uw Kamer
is daarover geïnformeerd. De verkenning die in 2020 is toegezegd in de beantwoording
van Kamervragen is in 2021 ingevuld met de fiches bij de reactie op de motie Lodders/Van
Weyenberg. De oplossingsrichtingen zijn intensief onderzocht en gewogen, maar steeds
bleek er geen oplossingsrichting te vinden zonder vergaande nadelen. Gelet op de lange
looptijd, de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 27 september 2022
en de omvang van de groep huishoudens, buigt het kabinet zich over een structurele
oplossing.
Vraag 38
Hoeveel gezinnen en hoeveel mensen hebben sinds het eerste signaal in 2016 op enig
moment onder het sociaal minimum (de bijstandsnorm inclusief het recht op toeslagen)
geleefd?
Antwoord 38
Dit aantal huishoudens en personen is niet bekend. Wat betreft het aantal betrokken
huishoudens met aanvullende bijstand houden wij rekening met een aantal in de orde
van grootte van 5.000 huishoudens op jaarbasis, gebaseerd op een analyse van de Belastingdienst
uit 201941 waarin een inschatting wordt gemaakt voor het jaar 2023. Daarbij kan het ieder jaar
om andere huishoudens gaan, doordat uitkeringsposities van huishoudens kunnen veranderen.
De Belastingdienst schatte in dat in 2023 circa 5.700 huishoudens te maken zouden
hebben met deze afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner,
daarnaast aanvullende bijstand ontvangen, hierdoor een lager toeslagbedrag beschikt
krijgen en dientengevolge minder te besteden hebben. Dit is een maximum waarin geen
rekening is gehouden met de vermogenstoets in de Participatiewet.42 De Belastingdienst gaat deze analyse actualiseren.
Buiten de groep huishoudens met een aanvullende bijstandsuitkering die in het onderzoek
van de Belastingdienst naar voren komt, is er bij een bredere groep alleenverdieners
sprake van een netto-inkomen gelijk aan of hoger dan dat van een (echt)paar met een
bijstandsuitkering, maar met een lager toeslagbedrag (in gelijke omstandigheden).
Dit is een uitwerking van het niet-gelijk lopen van de afbouwpaden van de AHK bij
de fiscale overdraagbaarheid en bij de bijstandssystematiek. Deze groep huishoudens
zit netto op de netto-bijstandsnorm voor paren (en krijgt dus geen aanvullende bijstandsuitkering),
maar ontvangt (anders dan een bijstandspaar) niet het maximale toeslagbedrag door
een hoog toetsingsinkomen. Het kan ook voorkomen dat huishoudens met een inkomen hoger
dan de netto-bijstandsnorm en een hoog toetsingsinkomen, inclusief toeslagen minder
te besteden hebben dan een bijstandspaar. Een eerste inschatting, op basis van een
steekproef die wordt gebruikt bij de berekening van de koopkrachtontwikkeling, komt
op circa 4.500 huishoudens in 202343.
Vraag 39
Kent u artikel 20 van de Grondwet die stelt: «1. De bestaanszekerheid der bevolking
en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 2. De wet stelt regels
omtrent de aanspraken op sociale zekerheid. 3. Nederlanders hier te lande, die niet
in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand
van overheidswege.»?
Antwoord 39
Ja.
Vraag 40
Deelt u de mening dat het derde lid van artikel 20 de opdracht geeft dat niemand onder
de bijstandsnorm zakt (behalve bij schuldsanering wanneer een strengere norm geldt?)
Antwoord 40
Het derde lid van artikel 20 GW bevat een opdracht aan de wetgever om bij wet een
recht op bijstand te creëren voor Nederlanders die niet zelf in hun bestaan kunnen
voorzien. Dit sociaal grondrecht vestigt geen rechtstreekse aanspraak voor individuen
op bijstand en bevat evenmin de opdracht om een bijstandsnorm in het leven te roepen
die voor elke rechthebbende onder alle omstandigheden en te allen tijde toereikend
moet zijn.
Aan deze bepaling heeft de wetgever uitvoering gegeven door het in het leven roepen
van (thans) de Participatiewet, die regelt dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander
(en de met de Nederlander gelijkgestelde), met onvoldoende middelen, recht heeft op
bijstand van overheidswege. De bijstandsnormen die in de Participatiewet zijn opgenomen,
worden geacht in principe toereikend te zijn voor de noodzakelijke kosten van het
bestaan. De Participatiewet kent echter ook, in aanvulling op de bijstandsnormen,
de mogelijkheid om aanvullende algemene en bijzondere bijstand toe te kennen aan degenen
voor wie de bijstandsnorm vanwege bepaalde omstandigheden ontoereikend is om alle
noodzakelijke kosten te kunnen dragen. Daarnaast kennen we in Nederland het toeslagenstelsel
en kan er bijvoorbeeld kwijtschelding van gemeentelijke belastingen worden verleend.
Vraag 41
Is de Grondwet geschonden? Hoe komt u tot die conclusie?
Antwoord 41
Het is een gegeven dat de Participatiewet uitvoering geeft aan de grondwettelijke
opdracht tot wetgeving, zoals wij hebben toegelicht bij vraag 40. Daaraan doet deze
problematiek niet af. Als, ten gevolge van conflicterende regelingen, burgers onder
de bijstandsnorm uitkomen met hun besteedbaar inkomen, dan biedt de Participatiewet
als vangnetregeling ook de mogelijkheid om tot aanvulling over te gaan. De uitspraak
van de CRvB geeft dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat van een schending
van de Grondwet sprake zou kunnen zijn.
Vraag 42
Wilt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 42
Gelet op de noodzaak om de uitvoerige set vragen zorgvuldig te beantwoorden, ontvangt
u de beantwoording helaas buiten de termijn van drie weken. Voor uw overzicht is tweemaal
gebruik gemaakt van een tabel waarmee meerdere vragen worden beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.