Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het verdwijnen van specialistische ggz behandelplekken
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Langdurige Zorg en Sport over het verdwijnen van specialistische ggz behandelplekken (ingezonden 28 februari 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 28 maart 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1958.
Vraag 1
Kent u de artikelen «Psychiaters zeer bezorgd om kwetsbare patiënten na sluiting kliniek
Lunteren: op wachtlijst of geen passende zorg» en «Jasper stond tien maanden op een
wachtlijst, voor het eerst werd ik suïcidaal»?1
,
2
Antwoord 1
Ja, deze zijn bekend.
Vraag 2
Hoe vindt u de signalen uit bovengenoemde artikelen samengaan met uw beantwoording
van eerdere Kamervragen, waarin u schreef dat de Nationale Zorgautoriteit (NZa) in
december een uitvraag heeft gedaan bij de zorgverzekeraars en dat zij geen aanvullende
signalen hebben ontvangen van cliënten dat zij geen adequate vervangende zorg hebben
gehad?3
Antwoord 2
De signalen die bovengenoemde artikelen aankaarten, kunnen alleen worden opgepakt
wanneer cliënten zich melden bij hun zorgverzekeraar. Mochten er cliënten zijn die
toch onterecht op een wachtlijst terecht zijn gekomen of naar hun mening geen adequate
vervangende zorg hebben ontvangen, dan is het belangrijk dat zij zich melden bij hun
zorgverzekeraar. Via zorgbemiddeling kunnen zorgverzekeraars hun verzekerden bemiddelen
naar een alternatieve zorgaanbieder. Het is de taak van zorgaanbieders om cliënten
te wijzen op de mogelijkheden van zorgbemiddeling door de zorgverzekeraar. Het Zorginstituut
kan aanbieders en zorgverzekeraars helpen de juiste, zorginhoudelijke keuzes te maken
voor de meest passende behandeling.
Vraag 3
In hoeverre acht u «maanden op de wachtlijst belanden» passende vervolgzorg, in de
wetenschap dat een deel van de cliënten van Pro Persona op de wachtlijst zijn beland?
Antwoord 3
In het artikel wordt aangegeven dat de betreffende client er zelf voor heeft gekozen
om op zoek te gaan naar andere vervolgzorg. De client gaf daarbij aan bekend te zijn
met zorgbemiddeling van de zorgverzekeraar, maar heeft daar geen gebruik van gemaakt.
De verzekeraar kan alleen op een goede manier invulling geven aan de zorgplicht als
gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden van zorgbemiddeling.
Vraag 4
In de beantwoording van de eerder genoemde Kamervragen herhaalt u meerdere keren dat
cliënten die vinden dat ze geen adequate vervangende zorg hebben ontvangen zich moeten
melden bij hun zorgverzekeraar, maar weten de cliënten van deze mogelijkheid? Is dit
kenbaar gemaakt bij de cliënten, zowel tijdens het afbouwproces als op dit moment?
Kan van deze zieke en kwetsbare doelgroep verwachten worden dat zij assertief genoeg
zijn om zelf de zorgverzekeraar, of zelfs de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
of NZa te benaderen? Op welke manier kunnen zij hiermee worden geholpen?
Antwoord 4
Het is de taak van zorgaanbieders om cliënten te wijzen op de mogelijkheden van zorgbemiddeling
door de zorgverzekeraar (artikel 4 van de Regeling transparantie zorgaanbieders van
de NZa). De zorgverzekeraar is vervolgens verplicht (beleidsregel toezichtkader zorgplicht
zorgverzekeraars Zvw) om de verzekerde bij te staan bij het zoeken naar een zorgaanbieder
die de cliënt eerder kan behandelen. Het is aan de professionaliteit van de zorgaanbieder
om in te schatten hoeveel ondersteuning de cliënt bij zorgbemiddeling nodig heeft.
Uit de eerdere uitvraag van de NZa bleek dat één zorgverzekeraar naar aanleiding van
de sluitingen in het voorjaar 2022 drie zorgbemiddelingsverzoeken had gehad die in
behandeling zijn genomen. Deze verzoeken zijn inmiddels afgerond.
Vraag 5
Bent u bereid om de IGJ onderzoek te laten doen naar de kwaliteit van de geleverde
zorg aan de cliënten van Pro Persona, zoals de Nederlandse Vereniging van Psychiatrie
(NVvP) vraagt? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 5
De IGJ heeft op 22 februari jongstleden gereageerd op de brief van de NVvP.4
In hun reactie geeft de IGJ aan dat ze ten tijde van de aankondigde sluitingen waar
de NVvP naar refereert ongeveer tien signalen heeft ontvangen. Deze signalen betroffen
zorgen over de overdacht van zorg naar een andere aanbieder, de gevolgen hiervan voor
patiënten en angst voor wachtlijsten. De IGJ heeft deze signalen meegenomen in het
toezicht naar hoe de betreffende zorgaanbieders de zorgplichten hebben uitgevoerd.
Uit dit toezicht blijkt dat zorgaanbieders zorgvuldige afwegingen hebben gemaakt.
De IGJ geeft daarom aan dat deze signalen geen aanleiding geven om nader onderzoek
te doen. Dit is ook besproken door de IGJ met de NVvP.
De IGJ heeft recent geen signalen ontvangen over discontinuïteit of ontbreken van
passendheid van hulp. Wanneer de IGJ signalen en meldingen ontvangt dat de continuïteit
van zorg niet geborgd is, neemt de IGJ contact op met de zorgaanbieder, wanneer deze
zelf nog geen contact heeft gelegd. De focus bij dit toezicht is de kwaliteit en veiligheid
van zorg aan cliënten en wachtenden. In de reactiebrief vraagt de IGJ aan de NVvP
om concrete en recente signalen met de IGJ te delen. Deze signalen gebruikt de IGJ
voor het inrichten van hun toezicht, waarbij ze afwegen of een zorgaanbieder de juiste
stappen onderneemt om negatieve gevolgen voor cliënten zo veel als mogelijk te voorkomen
of te beperken.
Vraag 6
In antwoord op bovengenoemde eerdere vragen stelt u de conclusie te delen van het
Trimbos in de Landelijke Monitor Ambulantisering en Hervorming Langdurige ggz dat
de nadruk niet langer zou moeten liggen op de afbouw van klinische bedden als zodanig
en geeft u aan «dat er een zekere ruimte en beschikbaarheid van voldoende bedden nodig
is om de zorg te kunnen leveren die nodig is in sommige gevallen», dus hoe kan het
dan dat de NVvP constateert dat ook in het afgelopen jaar het aantal klinische bedden
is afgenomen? Wat gaat u doen om deze trend te keren?
Antwoord 6
Zoals eerder aangegeven vind ik het van groot belang dat er zicht en grip komt op
cruciale ggz. Voor 15 mei leveren regio’s bij de Nederlandse ggz aan in hoeverre er
in hun regio sprake is van cruciale zorg waar de continuïteit van in het geding is.
Deze uitkomsten worden door zorgverzekeraars besproken en betrokken bij de inkoop
voor 2024. Daarnaast levert elke regio voor 15 juni aan welk cruciaal ggz aanbod er
regionaal, bovenregionaal en landelijk beschikbaar is. Vanaf juli aanstaande worden
de overzichten per regio landelijk gebundeld, zodat er een eerste overzicht ontstaat
van welk aanbod er is als het gaat om cruciale ggz. Op basis van dit overzicht en
inzicht in de vraag naar cruciale ggz wordt bepaald wat het noodzakelijk zorgaanbod
moet zijn en waar dit aanbod het beste georganiseerd kan worden.
Vraag 7
Bent u het eens dat er tot medio juli, wanneer er een eerste overzicht is van het
aanbod van cruciale ggz omdat dan de regio-inventarisaties afgerond zijn, geen instelling
voor specialistische ggz mag sluiten of afdelingen mogen worden afgebouwd? Zo niet,
waarom niet?
Antwoord 7
Zoals in het antwoord op de vorige vraag is aangegeven vind ik het van groot belang
dat het er meer zicht en grip komt op cruciale ggz. Aanvullend op de afspraken om
cruciale zorg te inventariseren, hebben we daarom afgesproken dat kerninstellingen
voor 15 mei aanleveren als zorgcontinuïteit in het geding komt, zodat dit door zorgverzekeraars
meegenomen kan worden bij de inkoop in 2024.
In het stelsel is het aan zorgaanbieders om bedrijfsmatige keuzes te maken, zoals
het sluiten of afbouwen van bepaalde afdelingen. In de huidige situatie is het zo
dat vanuit de wettelijke zorgplicht zorgverzekeraars proactief de beschikbaarheid
van voldoende zorg voor verzekerden moeten organiseren. Dit betekent dat zorgverzekeraars
voldoende zorg moeten inkopen voor hun verzekerden en dat vraag en aanbod moeten matchen.
Bij de afbouw of ombouw van zorg is het aan de zorgverzekeraar om te overwegen of
er voldoende alternatieven van vervangende zorg zijn voor zijn verzekerden. De Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houden daarbij
toezicht op de situatie vanuit het oogpunt van deze zorgplicht en de kwaliteit van
zorg.
De NZa heeft in oktober 2020 voor de verzekeraars handvatten opgesteld om invulling
te geven aan hun zorgplicht, zodat verzekerden tijdige, bereikbare en kwalitatief
goede zorg krijgen. De IGJ heeft voor de zorgaanbieders de Leidraad continuïteit van
zorg en jeugdhulp gepubliceerd in juni van 2022. In deze leidraad maakt de IGJ duidelijk
wat zij verwacht van zorgaanbieders in situaties waarin er (mogelijk) risico’s ontstaan
voor de continuïteit van zorg aan patiënten en cliënten. Deze leidraad en handvatten
maken onder meer helder wat van partijen verwacht mag worden als zij hun zorgaanbod
wijzigen. IGJ en de NZa trekken natuurlijk waar nodig samen op in het toezicht.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de uitspraak van NZa-directeur Karina Raaijmakers van 21 februari,
die stelt dat cruciale ggz niet via concurrentie moet worden ingekocht, maar door
bekostiging via beschikbaarheid? Bent u het met haar pleidooi eens? Zo niet, waarom
neemt u dit signaal niet serieus? Wat zegt het u dat iemand van de NZa, het orgaan
dat toezicht houdt op de beschikbaarheid van zorg, dit signaal geeft?5
Antwoord 8
De NZa stelt een interessante, maar ook vergaande maatregel voor die om zorgvuldige
weging vraagt. Daarom heb ik de NZa 23 februari jl. in een brief gevraagd om een brief
met nadere toelichting en analyse bij dit voorstel. Op basis daarvan kan ik bezien
of er naast de gemaakte IZA-afspraken aanvullende stappen moeten worden gezet. Ondertussen
vind ik het belangrijk dat de gemaakte IZA-afspraken, gericht op een goed toegankelijke
cruciale ggz voor de mensen die haar nodig hebben, onverkort worden doorgezet.
Vraag 9
Zijn zorgaanbieders en zorgverzekeraars verplicht om cliëntenraden tijdig te informeren,
aangezien u in antwoord op reeds genoemde eerdere Kamervragen schrijft dat zij niet
verplicht zijn om reorganisaties te melden bij de toezichthouders?
Antwoord 9
Ja, in de Wet Medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) staat aangegeven in
artikel 7 lid d en e dat bij belangrijke wijzigingen in een organisatie de cliëntenraad
in de gelegenheid moet zijn om advies uit te brengen over een voorgenomen besluit.
Dat betekent dat een zorgaanbieder bij een reorganisatie dient te handelen conform
de Governancecode Zorg 20226 en specifiek ten aanzien van het organiseren van inspraak, samenspraak en tegenspraak.
Is dit niet het geval, dan kunnen belanghebbenden die op enigerlei wijze nadeel hebben
ondervonden van de wijze waarop een zorgorganisatie de Governancecode Zorg 2022 heeft
nageleefd, binnen de grenzen van het daarvoor van kracht zijnde regelement, een toetsingsverzoek
indienen bij de Governancecommissie Gezondheidszorg.
Vraag 10
Wat is uw reactie op recente cijfers van het CBS dat het personeelstekort in de ggz
nog nooit zo hoog is geweest als nu, aangezien u in dezelfde antwoorden schreef dat
u zich vanuit uw rol hard maakt om medewerkers voor de zorgsector te behouden? Kan
geconcludeerd worden dat uw inspanningen tot nu toe nog niets hebben uitgehaald wanneer
te lezen is dat «het aantal jonge ggz-werknemers dat ander werk ging doen nu groter
is dan het aantal ggz-werknemers dat met pensioen ging»? Wat gaat u doen om deze ontwikkeling
te keren? Gaat u iets aan uw aanpak veranderen?7
Antwoord 10
Zoals ik eerder heb aangegeven in antwoorden op vragen die u eerder stelde8 zet ik met het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ), in
samenwerking met partijen (onder andere V&VN en deNLggz), in op de urgente uitdagingen
die er liggen op de arbeidsmarkt, ook voor de ggz-sector. Het programma richt zich
op meer ruimte voor innovatieve werkvormen, meer ruimte voor goed werkgeverschap en
voor scholing en ontwikkeling. Door meer zeggenschap te stimuleren en daardoor het
werkplezier te vergroten, moeten zorgmedewerkers behouden blijven voor de zorg. Het
programma TAZ is op 30 september 2022 gedeeld met uw Kamer.9 Er wordt momenteel met veel inzet gewerkt aan de uitvoering van de afspraken uit
het programma. De afgesproken acties hebben tijd nodig om uitgevoerd en gemonitord
te worden en vragen daarom nu niet om verandering van de aanpak.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.