Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gündogan over het bericht 'How China’s police are ensnaring thousands of suspects abroad'
Vragen van het lid Gündoğan (Gündoğan) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht «How China’s police are ensnaring thousands of suspects abroad» (ingezonden 20 februari 2023).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Ministers van
Justitie en Veiligheid en Defensie (ontvangen 28 maart 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 1954.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «How China’s police are ensnaring thousands of suspects
abroad»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u vanuit het Nederlandse perspectief, de opvatting uit het artikel bevestigen,
dat «het meest verrassende element is China's achtervolging van voortvluchtigen buiten
haar grenzen. De schaal van deze activiteiten wereldwijd is nu onthutsend – waarbij
vele duizenden verdachten betrokken zijn – en het zet de betrekkingen met het Westen
steeds meer onder druk»?
Antwoord 2
Zoals beschreven in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2, richten buitenlandse
vormen van beïnvloeding en inmenging zich vaak op diasporagemeenschappen en op opposanten
(bijvoorbeeld critici of politieke dissidenten) van buitenlandse overheden2. Beïnvloedings- en inmengingsactiviteiten kunnen verschillende openlijke en heimelijke
vormen aannemen, van beïnvloeding via (des)informatiecampagnes, tot intimidatie of
bedreiging en zelfs tot het toepassen van geweld en liquidatie. Nederland is helaas
evenals vele andere landen een doelwit van (heimelijke) beïnvloedingsactiviteiten
van statelijke actoren, waaronder China. Dit maakt dat in de betrekkingen met China
de balans van openheid en beschermen meer verschuift naar beschermen.
Vraag 3
Deelt u de observaties van FBI directeur Christopher Wray over wat volgens hem inmiddels
op grote schaal aan de orde is: «inmenging in onze onafhankelijke rechterlijke macht,
schending van zowel onze soevereiniteit als de normen van politiegedrag om hier in
onze achtertuin wetteloze intimidatiecampagnes te voeren». We zien dat de Chinese
regering haar toevlucht neemt tot chantage, bedreiging met geweld, stalking en ontvoeringen.
Ze hebben daadwerkelijk criminele organisaties in de VS ingeschakeld en hen premies
aangeboden in de hoop doelen met succes terug te brengen naar China»? Wat vindt u
hiervan?
Antwoord 3
Ongewenste buitenlandse inmenging is in alle gevallen onacceptabel.
Vraag 4
Heeft u aanwijzingen dat de Volksrepubliek China dergelijke activiteiten op Nederlands
grondgebied heeft voortgezet, sinds de Chinese ambassadeur door de Nederlandse regering
op 31 oktober is aangesproken op de aanwezigheid van «overzeese politie service stations»?
Houdt u rekening met de mogelijkheid dat (een deel van de) activiteiten van deze «overzeese
politie service stations» ondergronds wordt voortgezet?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in de beantwoording op vragen van de leden Sjoerdsma en Van der Werf
op 20 december 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1107), heeft de Chinese ambassade in Nederland sinds het gesprek op 31 oktober 2022 bevestigd
dat de stations inmiddels gesloten zijn. De vestiging in Nederland van dergelijke
stations in onacceptabel. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in contact met
(vertegenwoordigers van) de Chinese diaspora in Nederland. Daarbij komen sporadisch
signalen binnen over ongewenste buitenlandse inmenging. Tot op heden is hierbij geen
verband vastgesteld met deze stations. Personen in Nederland die te maken krijgen
met intimidatie, manipulatie of ongewenste beïnvloeding kunnen altijd aangifte of
melding doen bij de politie. Indien het kabinet dergelijke activiteiten waarneemt
zal het kabinet hierop acteren en de Chinese autoriteiten hierop aanspreken.
Vraag 5
Erkent u dat de werkwijzen van de Volksrepubliek China een intimiderende uitwerking
hebben of kunnen hebben op mensen uit de Chinese diaspora in Nederland, waarbij de
mogelijkheid om aangifte te doen mogelijk niet opweegt tegen de risico’s die dat voor
deze mensen met zich meebrengt? Kunt u uitsluiten dat dit in Nederland ook aan de
orde is? Kunt u iets doen om de invloed van Chinese intimidatie op de aangiftebereidheid
van mensen uit de Chinese diaspora te beperken?
Antwoord 5
Ongewenste inmenging door China in de Chinese diaspora in Nederland kan voor personen
uit die gemeenschap een intimiderende en bedreigende uitwerking hebben. Dergelijke
inmenging vindt het kabinet te allen tijde volstrekt onwenselijk. Personen die zich
geïntimideerd of bedreigd voelen door de heimelijke, ongewenste activiteiten van andere
overheden, kunnen daarvan melding of aangifte doen bij de politie. In geval van strafbare
feiten, kunnen politie en Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek doen.
De bereidheid om melding of aangifte te doen verschilt per gemeenschap en per persoon,
mede afhankelijk van de ervaringen van die persoon met de overheid van het betreffende
land. Of de terughoudendheid van personen uit de Chinese diaspora op dit gebied groter
is dan bij personen uit andere gemeenschappen in Nederland of in andere landen, is
niet te zeggen. Het kabinet vindt het doen van melding en aangifte bij de politie
belangrijk. Daarom werkt het kabinet aan het verhogen van de bewustwording en aangiftebereidheid
van burgers rond ongewenste buitenlandse inmenging, onder andere door te wijzen op
de risico’s en uitingsvormen van ongewenste buitenlandse inmenging, tijdens gesprekken
die al worden gevoerd met diasporagemeenschappen.
Vraag 6
Heeft u kennis genomen van het antwoord van premier Rutte op de vraag van het lid
Gündoğan tijdens het debat over de Europese top op 8 februari jongstleden «of er binnen de EU een plek is waar informatie over het gedrag van de volksrepubliek
jegens haar voormalige onderdanen op ons grondgebied wordt geïnventariseerd»? Kunt u het antwoord van de premier over uw inzet preciseren?
Antwoord 6
Nederland heeft bij de Raad Buitenlandse Zaken van 14 november jl. de oproep gedaan
om binnen de EU meer coherent op te trekken waar het aankomt op ongewenste buitenlandse
inmenging. Dat geldt niet specifiek voor één land, maar voor alle statelijke actoren
die zich schuldig maken aan ongewenste buitenlandse inmenging. Zoals benadrukt door
de Minister-President tijdens het debat over de Europese top op 8 februari jl., houdt
het probleem van ongewenste inmenging niet op bij grenzen. Dit onderwerp komt uiteraard
in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken aan de orde, maar ik zie hier ook een duidelijke
rol voor de Raad Buitenlandse Zaken. Om een beter beeld te krijgen van ongewenste
inmenging in de EU-lidstaten heb ik samen met mijn Luxemburgse en Belgische collega
de EU (in dit geval EDEO) opgeroepen een gezamenlijk situationeel beeld hierover op
te stellen. Daar wordt momenteel aan gewerkt. Daarnaast zoek ik ook met partners buiten
de EU naar manieren om ongewenste inmenging tegen te gaan, want dit probleem beperkt
zich uiteraard niet tot de Europese grenzen.
Vraag 7
Heeft u kennis genomen van het feit dat de moeder van de Nederlandse luchtmachtofficier
M. J., is gearresteerd en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, klaarblijkelijk
omdat zij hem in 2014 in Nederland heeft bezocht in verband met zijn huwelijk? Heeft
u kennis genomen van het feit dat de schoonzus van de Nederlandse luchtmachtofficier
J., daarna ook is gearresteerd en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar,
klaarblijkelijk omdat zij contact heeft gehad met de heer J. via WeChat en hem heeft
geïnformeerd over het trieste lot van zijn moeder?
Antwoord 7
Wij hebben kennisgenomen van deze trieste zaak; het Ministerie van Buitenlandse Zaken
en het Ministerie van Defensie zijn in contact met de heer J.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) van de heer J. vanwege
deze kwestie is ingetrokken hetgeen zijn carrièreperspectief bij het Ministerie van
Defensie nagenoeg onmogelijk maakt? Kunt u bevestigen dat de MIVD een onderzoek is
gestart naar de heer J. omdat de Dienst van oordeel is dat hij vanwege de kwestie
met zijn moeder en schoonzus mogelijk chantabel is?
Antwoord 8
Het Ministerie van Defensie is bekend met deze kwestie. Op individuele gevallen kan
het kabinet evenwel om privacy- en veiligheidsredenen niet ingaan.
In het algemeen geldt dat voor het vervullen van een vertrouwensfunctie een verklaring
van geen bezwaar (VGB) vereist is. Hiertoe vindt een veiligheidsonderzoek plaats door
de MIVD of AIVD, waarbij op basis van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Beleidsregel
veiligheidsonderzoeken 2021 wordt beoordeeld of er sprake is van een risico voor de
nationale veiligheid bij vervulling van de vertrouwensfunctie. Op basis van de resultaten
van het veiligheidsonderzoek wordt een besluit genomen over het wel of niet verstrekken
(of kunnen behouden) van een VGB.
Vraag 9 en 10
Heeft de Nederlandse regering, naast het intrekken van de VGB van de heer J. en het
starten van een onderzoek door de MIVD naar de heer J., ook nog iets concreets ondernomen
in het belang van de heer J. en zijn familie?
Bent u op de hoogte van de exacte locaties waar de moeder en de schoonzus van de heer
J. op dit moment worden vastgehouden, wat volgens de Volksrepubliek China de exacte
grond is voor beide veroordelingen en welke bewijzen er zijn geleverd om hun schuld
aan te tonen? Indien nee, bent u bereid om deze informatie te achterhalen?
Antwoord 9 en 10
De algemene zorgen ten aanzien van vermiste of gevangengenomen familieleden worden
op verschillende niveaus aan de Chinese autoriteiten overgebracht. De Mensenrechtenambassadeur
heeft het bijvoorbeeld opgebracht in haar gesprek met de Chinese ambassadeur.
Als betrokkenen dit willen, kan informatie over familieleden worden ingewonnen via
de Chinese ambassade. In sommige gevallen levert dit informatie op. Het Ministerie
van Buitenlandse Zaken gaat echter niet in op individuele gevallen, vanwege de privacy
en veiligheid van de personen in kwestie.
Vraag 11
Deelt u de zienswijze dat de etnisch Oeigoerse achtergrond van de heer J. en zijn
familie een verklaring kan zijn (of is) voor de handelwijze van de Volksrepubliek
China? Wat vindt u daarvan? Deelt u de zienswijze dat het bijzonder pijnlijk zou zijn
als de etnisch Oeigoerse achtergrond van de heer J. niet alleen heeft bijgedragen
aan de handelwijze van de Volksrepubliek China jegens hem en zijn familie maar dat
hij er indirect ook nog zijn baan in Nederland door kwijtraakt? Wat kunt u doen om
deze voor de Nederlandse regering én voor de heer J. uiterst pijnlijke uitkomst te
vermijden?
Antwoord 11
Het is bekend dat de Chinese overheid repressief beleid voert tegen etnische minderheden,
onder wie de Oeigoeren in Xinjiang. Nederland maakt zich ernstig zorgen over onder
meer de grootschalige arbitraire opsluiting van Oeigoeren en spreekt China hier zowel
in bilateraal als multilateraal verband op aan.
In het algemeen kan gesteld worden dat hoewel een defensiemedewerker bij een intrekking
van diens VGB formeel moet worden ontheven uit zijn vertrouwensfunctie, dit niet automatisch
betekent dat een ontslagprocedure moet worden gestart. Op de werkgever rust in bepaalde
gevallen een inspanningsverplichting om na de intrekking van de VGB de medewerker
van «werk naar werk» te begeleiden. Daarbij wordt in afstemming met de defensiemedewerker
onderzocht of herplaatsing binnen Defensie mogelijk is, dan wel inspanningen geleverd
om hem voor te bereiden op een toekomst buiten Defensie.
Vraag 12
Heeft u reeds of bent u bereid om op enigerlei wijze bijstand te verlenen of actief
aan te bieden aan de moeder en de schoonzus van de heer J.? Of bent u bereid om op
een andere wijze een diplomatieke poging te ondernemen om de Volksrepubliek China
ervan te overtuigen dat het contact van de heer J. met zijn moeder en schoonzus, louter
familiair van aard is geweest en dat dit ook in de Volksrepubliek geen grond geeft
voor extreem lange strafrechtelijke veroordelingen? Indien nee, waarom niet?
Antwoord 12
In het algemeen geldt dat de Nederlandse overheid alleen voor mensen met de Nederlandse
nationaliteit kan optreden in het buitenland. Nederland mengt zich niet in de rechtsgang
in een ander land.
Vraag 13
Klopt het dat er een mogelijkheid bestaat om individuen te plaatsen op een lijst of
met een status van «uitgenodigde vluchtelingen»? Zou het toekennen van deze status
in deze kwestie mogelijk een effect kunnen hebben op de houding van de Volksrepubliek
China? Is het voor u een optie om de moeder en de schoonzus van de heer J. deze status
toe te kennen? Indien nee, waarom niet?
Antwoord 13
Het kabinet begrijpt dat de onduidelijke situatie van de moeder en schoonzus van de
heer J. zorgen wekt en dat de vraagsteller wil onderzoeken wat Nederland hierin kan
betekenen.
De vraag naar een mogelijkheid om individuen te plaatsen op een lijst dan wel een
status toe te kennen van «uitgenodigde vluchteling» vat het kabinet op als een vraag
naar de mogelijkheid van hervestiging3.
Hervestiging is hier evenwel niet van toepassing. Hervestiging is het op voordracht
van UNHCR vanuit een ander land dan het land van herkomst naar Nederland overbrengen
van vluchtelingen, van wie voorafgaand aan de overkomst is vastgesteld dat zij in
aanmerking komen voor een asielvergunning4. Genoemde familieleden bevinden zich nog in het land van herkomst. Verder betreft
hervestiging niet het toekennen van een status op afstand, d.w.z. aan een persoon
die zich niet in Nederland bevindt. Vluchtelingen die worden hervestigd, krijgen eerst
bij aankomst in Nederland een asielstatus. Evenmin is sprake van een lijst waarop
individuen kunnen worden geplaatst ten behoeve van hervestiging. Hervestiging is in
de onderhavige situatie dus geen optie en kan ook niet bieden waar in de vraagstelling
om wordt verzocht.
Vraag 14
Bent u bereid om de heer J. een alternatieve functie of een baangarantie te geven
binnen de volle breedte van de Nederlandse overheid, als voortzetting van zijn betrekking
bij de Koninklijke Luchtmacht om welke reden dan ook niet meer mogelijk is? Indien
nee, waarom niet?
Antwoord 14
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11 rust op de werkgever in bepaalde gevallen
een inspanningsverplichting om na de intrekking van de VGB de defensiemedewerker van
«werk naar werk» te begeleiden. Daarbij wordt in afstemming met de medewerker onderzocht
of herplaatsing binnen Defensie mogelijk is, dan wel inspanningen geleverd om hem
voor te bereiden op een toekomst buiten Defensie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.