Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kröger en Westerveld over het voortduren van het gebrekkige onderwijsaanbod voor kinderen in asielopvangvoorzieningen
Vragen van de leden Kröger en Westerveld (beiden GroenLinks) en Piri (PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het voortduren van het gebrekkige onderwijsaanbod voor kinderen in asielopvangvoorzieningen (ingezonden 1 februari 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid), mede namens de
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (ontvangen 27 maart 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1658.
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op eerder gestelde vragen over het gebrekkige onderwijsaanbod
voor kinderen in asielopvangvoorzieningen1? En herinnert u zich uw toezegging om met elkaar in gesprek te gaan over het belang
van onderwijs voor vluchtelingkinderen2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is er inmiddels een duidelijker beeld van hoeveel kinderen onderwijs mislopen? En
kunt u aangeven of u beiden al gesproken heeft over het belang van goed en passend
onderwijs op het juiste niveau onderwijs voor vluchtelingkinderen en over het zicht
van leerplichtige asielkinderen? Zo ja, wat is er concreet uit dit gesprek gekomen?
Antwoord 2
Mijn collega de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en ik hebben elkaar
in december gesproken over het creëren van een duidelijker beeld van asielzoekerskinderen
die onderwijs mislopen. Wij delen dat elk kind recht heeft op een zo passend mogelijk
onderwijsaanbod. Om dat te kunnen bieden, is het zeer wenselijk dat kinderen tijdig
in beeld zijn en wij hun onderwijsloopbaan ook kunnen volgen. Daartoe liepen reeds
inspanningen om het zicht op asielzoekerskinderen in opvanglocaties van het COA te
verbeteren. Vanwege de aanhoudende druk op de COA-opvang verblijven asielzoekerskinderen
ook in crisisnoodopvanglocaties onder verantwoordelijkheid van Veiligheidsregio´s.
De realisatie en het beheer van dergelijke locaties in relatie tot de toegang tot
voorzieningen zoals onderwijs is een terugkerend aandachtspunt in daartoe geëigende
gremia, waaronder het Veiligheidsberaad. Uitkomst van het gesprek was dat ik het belang
van zicht op asielzoekerskinderen in de crisisnoodopvanglocaties heb betrokken bij
dit bredere aandachtspunt.
Het COA verstrekt overzichten van het aantal leerplichtige asielzoekerskinderen in
de leeftijd van het primair- en voortgezet onderwijs aan OCW per locatie. Op dit moment
wordt aan een wekelijkse rapportage gebouwd door het COA waarin de wensen van OCW
en LOWAN zijn meegenomen. Daarbij wel de kanttekening dat hiermee nog niet inzichtelijk
wordt hoeveel kinderen onderwijs mislopen omdat dit bij het COA niet gemonitord wordt.
Om dit te bewerkstelligen is het noodzakelijk dat er informatie-uitwisseling plaatsvindt
tussen de systemen van diverse betrokken partners. Op dit moment wordt onderzocht
wat er nodig is of een dergelijke uitwisseling doelmatig is en ook daadwerkelijk valt
te realiseren. Zodra er een uitkomst is zal ik uw Kamer hierover informeren.
Vraag 3, 4 en 8
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de aangenomen motie over de voorrangspositie voor
kinderen (en hun familie) bij overplaatsing van grootschalige locaties naar stabiele,
veilige en kleinschalige asielopvang3? Klopt het dat nog steeds gezinnen met kinderen in (crisis) noodopvangvoorzieningen
geplaatst worden terwijl zij vanwege hun kwetsbaarheid voorrang moeten krijgen bij
overplaatsing naar veilige en stabiele asielopvang? Zo ja, waarom?
Klopt het dat op verschillende reguliere asielopvanglocaties met name alleenstaande
mannen worden geplaatst, terwijl die locaties wel zijn ingericht voor de opvang van
en onderwijs aan kinderen en het risico bestaat dat reguliere onderwijsvoorzieningen
en gekwalificeerd onderwijspersoneel, ondanks een enorme behoefte, verloren gaan?
Bent u bereid om kinderen en hun onderwijsbehoefte een hogere prioriteit te geven
binnen het plaatsingsbeleid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en rekening
te houden met de noodzaak van plaatsing in reguliere locaties en het beschikbare onderwijsaanbod?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 4 en 8
Per brief d.d. 31 oktober 2022 heb ik uw Kamer uitgelegd op welke wijze de door de
leden Kröger, Westerveld en Piri aangehaalde motie uitgevoerd zal worden.4 In deze brief is aangegeven dat het COA zodra doorstroom vanuit een (crisis)noodopvanglocatie
naar een reguliere locatie mogelijk is, waar mogelijk en wenselijk voorrang zal geven
aan kinderen en hun gezinsleden.
In deze heb ik voorts aangegeven dat kinderen en hun gezinsleden echter niet altijd
voorrang hebben ten opzichte van andere bewoners. Dit omdat ook andere kwetsbare groepen
(zoals mensen met een handicap of zwangere vrouwen) in de asielopvang in aanmerking
kunnen komen voor snelle overplaatsing. Het belang van kinderen weegt zwaar, maar
hoeft niet in alle gevallen zwaarder te wegen dan de positie van andere kwetsbare
personen.
Daarnaast klopt het dat er nog steeds gezinnen met kinderen in (crisis) noodopvangvoorzieningen
worden geplaatst. Eerder heb ik u laten weten dat in algemene zin onwenselijk te achten,
ondanks dat goede voorbeelden bestaan van onderwijs op noodfaciliteiten.
Zoals ook benoemd in de eerder aangehaalde Kamerbrief ziet het COA zich nog altijd
geconfronteerd met situaties waarin meerdere gemeenten specifiek verzoeken om kwetsbare
groepen, zoals gezinnen met kinderen, op te vangen in (crisis) noodopvang in plaats
van bijvoorbeeld alleenstaande mannen. Het COA probeert in de afspraken met gemeenten
doelgroepbeperkingen op locaties te allen tijde te voorkomen. Het COA is hierin terughoudend
waar mogelijk maar kan deze constructies niet in alle gevallen afwijzen vanwege de
nog altijd grote behoefte aan opvangplekken.
Als gevolg hiervan kan het inderdaad voorkomen dat er reguliere locaties zijn met
onderwijsvoorzieningen waar minder gebruik van wordt gemaakt dan voorheen, omdat er
op die reguliere locaties minder gezinnen verblijven. Dit probleem wordt herkend,
maar geldt niet generiek. Er zijn bij het COA geen scholen bekend die gewoonlijk veel
nieuwkomerskinderen onderwijs bieden, maar waarbij een terugloop van het aantal van
deze kinderen negatieve gevolgen heeft gehad.
Zoals uw Kamer weet zet ik alles op alles in om zo spoedig mogelijk terug te keren
tot een situatie waarin het gebruik van (crisis)noodopvanglocaties niet langer nodig
is. Daarom wordt ingezet op het realiseren van reguliere en duurzame opvangplekken.
Vraag 5
Klopt het dat kinderen nog steeds, soms wel 6 tot 7 maanden, verstoken blijven van
onderwijs door continue verhuizingen tussen (crisis)noodopvangvoorzieningen? En klopt
het dat leerlingen met speciale onderwijsbehoeften erg lang moeten wachten op passende
onderwijsondersteuning? Bent u, kort en goed, met ons van mening dat kinderen niet
in een crisisnoodopvang horen? Zo ja, wat is uw beleidslijn bij gemeenten die bij
een aanbod voor crisisnoodopvanglocaties bedingen dat alleen gezinnen met kinderen
zullen worden geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, het klopt dat kinderen soms lange tijd verstoken blijven van onderwijs en dat
leerlingen met speciale onderwijsbehoeften soms lang moeten wachten op passende onderwijsondersteuning.
Het uitgangspunt is helder: Kinderen in Nederland hebben recht op onderwijs. Europees
is de Nederlandse staat gebonden aan de afspraak om kinderen in de leerplichtige leeftijd
drie maanden na aankomst in Nederland van onderwijs te voorzien. Het COA merkt echter
bij zowel bestaande locaties als bij het zoeken naar nieuwe locaties dat het nieuwkomersonderwijs
fors onder druk staat. Betrokken partnerscholen geven aan dat hier verschillende redenen
voor zijn, zoals de instroom van Oekraïense kinderen en de verhoogde instroom van
zowel asielkinderen als kinderen van arbeids- en kennismigranten.
Gevolg is dat er op diverse plaatsen wachtlijsten zijn ontstaan voor de toegang tot
het nieuwkomersonderwijs, met name als het gaat om internationale schakelklassen in
het voortgezet onderwijs (ISK’s). Dit betekent dat kinderen vaak langer moeten wachten
tot ze naar school kunnen dan de richtlijn voorschrijft. In reactie op vraag twee
heb ik al aangegeven dat diverse partners in asiel en onderwijs gezamenlijk werken
aan de mogelijkheid om zicht te krijgen op of asielkinderen wel of geen onderwijs
volgen. Op dit moment is het nog niet mogelijk om dit cijfermatig in beeld te krijgen.
Daarbij merkt het kabinet op dat het continu moeten openen en sluiten van -met name-
(crisis)noodopvangplekken, waardoor kinderen regelmatig moeten verhuizen, ook merkbaar
leidt tot het langer uitblijven van toegang tot onderwijs voor deze kinderen. Hierbij
is extra complicerend dat diverse gemeenten veelal slechts gezinnen met kinderen en
andere kwetsbare personen willen opvangen in de crisisnoodopvang. Het COA is voor
het vinden van capaciteit afhankelijk van gemeenten, waarbij gezien de druk in de
capaciteit bovendien de nadrukkelijke wens is te voorkomen dat opnieuw asielzoekers
buiten moeten slapen. De problematiek rond toegang tot onderwijs voor asielkinderen
raakt met al deze factoren dus veel kinderen in de opvang, niet alleen in de (crisis)noodopvang.
Zo zijn er in het voortgezet onderwijs in Nederland inmiddels zelfs ISK’s die een
instroomstop hebben ingevoerd tot aan de zomervakantie. Zorgelijk is ook dat sommige
ISK’s te kennen hebben gegeven alle 18-jarigen uit te schrijven. Een school mag leerlingen
niet uitschrijven omdat zij plek willen maken voor andere leerlingen. Dat is extra
zorgelijk omdat deze leerlingen dan het recht dreigen te verliezen om hun opleiding
af te maken. De inspectie zal scholen hierop aanspreken.
Als gevolg van de problematiek rond onderwijs merkt het COA dat het organiseren van
onderwijs voor gemeenten en scholen inmiddels een van de terugkomende knelpunten is
geworden. In de praktijk ziet het COA dat dit dan ook een belemmerende rol speelt
bij het afsluiten van bestuursovereenkomsten met gemeenten voor opvanglocaties. In
een tijd dat er al een tekort is aan leraren neemt de bereidheid van gemeenten om
een locatie te openen af, gezien het risico van het niet kunnen organiseren van onderwijs.
Hoewel er goede voorbeelden zijn van zowel noodopvang- als crisisnoodopvanglocaties,
met in voorkomende gevallen faciliteiten die op z’n minst vergelijkbaar zijn met een
reguliere locatie, acht ik het in algemene zin onwenselijk dat kinderen in gezinnen
in (crisis)noodopvanglocaties worden opgevangen. Er wordt zoals uw Kamer weet dan
ook alles op alles gezet om zo spoedig mogelijk terug te keren tot een situatie waarin
gebruik van (crisis)noodopvanglocaties niet langer nodig is.
Vraag 6
Bent u bereid om te bezien of de ervaringen van gemeenten en onderwijsinstellingen
met het opzetten van onderwijsvoorzieningen voor Oekraïense kinderen aanknopingspunten
bieden voor onderwijsvoorzieningen voor de bredere groep asielkinderen? Bent u bereid
om overleg te zoeken met (vertegenwoordigers van) gemeenten en onderwijsinstellingen
om te kijken hoe hun ervaringen en wensen kunnen worden geadresseerd?
Antwoord 6
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs start binnenkort met een evaluatie
van de tijdelijke onderwijsvoorzieningen ten behoeve van leerlingen uit Oekraïne (hierna:
tov). Uw Kamer ontvangt vóór augustus 2025 een verslag over de doeltreffendheid en
effecten van de wet tov.
Aan uw Kamer is toegezegd om in 2023 ook met een langetermijnvisie te komen op onderwijs
aan nieuwkomers. Ik ga met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs in gesprek
om te bezien welke lessons learned er zijn van het inrichten van tov. Samen met het
COA ga ik tevens in gesprek met gemeenten en scholen over hun ervaringen en behoeften.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs gebruikt deze gesprekken als input
voor het wetsvoorstel dat hij in voorbereiding heeft. Met dit wetsvoorstel wordt ingezet
op het versterken van het recht op onderwijs dat alle nieuwkomers hebben en wordt
de verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken partijen verhelderd.
Vraag 7
Bent u bereid om gemeenten die tijdelijke voorzieningen aanbieden om vluchtelingkinderen
een vorm van onderwijs te bieden financieel te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Voor elke leerplichtige nieuwkomer die ingeschreven wordt op een school (dat kan ook
een tov zijn) stelt OCW leerlingbekostiging en nieuwkomersbekostiging ter beschikking.
Deze bekostiging staat dus los van de soort school. Soms komt het ook voor dat een
gemeente, buiten het onderwijs, een kortdurend programma aanbiedt om kinderen opvang
te bieden voordat zij instromen in het onderwijs. Omdat deze activiteiten buiten de
verantwoordelijkheid van het onderwijs vallen, kan de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs hier niet op toe zien en kunnen deze initiatieven ook niet in aanmerking
komen voor onderwijsbekostiging. Hij kan niet voorzien in aanvullende middelen, maar
is momenteel wel met een aantal regio’s in gesprek om te bezien waar de knelpunten
precies zitten en hoe we deze kunnen oplossen. De regio coördinatoren voor nieuwkomersonderwijs
zijn doorlopend in gesprek en denken mee over passende oplossingen.
Vraag 9
Bent u met ons van mening dat oplossingen op korte termijn dringend gewenst zijn?
Zo ja, welke maatregelen neemt u zich voor om de druk op het onderwijs voor kinderen
van asielzoekers ten spoedigste te verminderen?
Antwoord 9
Het is mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het plaatsingsbeleid voor
deze doelgroep zo optimaal mogelijk wordt ingevuld. Dat betekent dan ook dat er op
korte termijn dringend oplossingen gewenst zijn om de druk op het nieuwkomersonderwijs
te verminderen. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zet zich er voor
in om tegelijkertijd de druk op het onderwijsstelsel te verlichten en het aanbod zo
goed mogelijk aan te laten sluiten op de (crisis)noodopvang. De Minister voor Primair
en Voortgezet Onderwijs komt voor het zomerreces met een wetsvoorstel waarmee in wordt
gezet op het versterken van het recht op onderwijs dat alle nieuwkomers hebben en
waarin OCW de verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken partijen verheldert.
Vraag 10
Bent u het met ons eens dat naast tijdelijke oplossingen ook structurele oplossingen
dringend gewenst zijn? Zo ja, is er al meer duidelijkheid over de plannen? Hoe gaat
u voorkomen dat de tijdelijke landingsplaatsen die sommige gemeenten hebben opgezet
om in ieder geval iets te kunnen bieden een structureel karakter krijgen?
Antwoord 10
Ik deel met uw Kamer dat structurele oplossingen gewenst zijn. Alle inspanningen zijn
erop gericht om kinderen zo snel mogelijk in het onderwijs te krijgen. Dit is zo snel
mogelijk, maar wettelijk gezien uiterlijk binnen drie maanden nadat ze in Nederland
zijn aangekomen. Ik hecht eraan te benadrukken dat dit voor het kabinet ook echt het
leidende kader is en blijft.
Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag twee zijn er continu gesprekken tussen de
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en mij, en de betrokken ministeries.
Op dit moment hebben we te maken met een combinatie van toestroom, schaarste (zowel
woningen als personeel) en ingewikkelde procedures en samenwerkingsvormen. Hoewel
de gezamenlijke inzet er dus op gericht is om structurele oplossingen te realiseren
is dit complex omdat de problematiek belegd is op verschillende niveaus en domeinen.
Vanuit de opvangopgave wordt daarom ingezet op bijvoorbeeld het minimaliseren van
verhuisbewegingen daar waar het gezinnen met kinderen betreft.
Daarnaast verkent de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs of er binnen het
onderwijsstelsel meer mogelijk is. Daartoe is de Minister op dit moment onder meer
bezig met een wetsvoorstel met als doel het versterken van het recht op onderwijs
van alle nieuwkomers zoals ook benoemd in het antwoord op vraag negen. Net als de
leden Kröger, Westerveld en Piri is de inzet van de Minister om de genoemde landingsplaatsen
geen structureel karakter te geven. Een landingsprogramma is immers geen bestaand
instrument in de wet, maar valt logischerwijs samen met de verantwoordelijkheid van
gemeenten. Daarbij kwalificeert een landingsprogramma niet als volwaardig onderwijs,
omdat kinderen niet staan ingeschreven op een school. De Inspectie van het Onderwijs
houdt hier daarom ook geen toezicht op.
Vraag 11
Is het mogelijk om gezien het grote belang van onderwijs aan alle kinderen deze vragen
met spoed te beantwoorden?
Antwoord 11
De inzet is om deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden, rekening houdend met
de interdepartementale afstemming die deze problematiek behoeft en met inachtneming
van de geldende termijnen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.