Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de reactie op het verzoek van de commissie over een petitie van het LAKS inzake de examens in het voortgezet onderwijs in 2023 (Kamerstuk 31289-532)
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 539
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 maart 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de brief van 21 februari
2023 inzake zijn reactie op het verzoek van de commissie over een petitie van het
LAKS inzake de examens in het voortgezet onderwijs in 2023 (Kamerstuk 31 289, nr. 532).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 maart 2023. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
1
Kunt u uitleggen waarom u denkt dat de omstandigheden het toelaten dat dit jaar al
getoetst kan worden zoals vóór de coronamaatregelen? Heeft u rekening gehouden met
het feit dat de huidige eindexamenleerlingen juist het langst last hadden van de lockdown?
Leerlingen hebben dit schooljaar en een groot deel van het vorige schooljaar de mogelijkheid
gehad om zich onder normale omstandigheden voor te bereiden op hun examen dit jaar.
Daarnaast heeft deze groep leerlingen ook het langst gebruik kunnen maken van de extra
inzet van scholen en de middelen die voortvloeien uit het Nationaal Programma Onderwijs,
dat in februari 2021 van start is gegaan.
2
Heeft u in beeld wat de argumenten zijn die leraren aandragen om «zo snel mogelijk
terug naar normaal» te gaan en bent u het met hen eens?
Zoals ik in mijn brief van 21 november 2022 heb toegelicht heb ik signalen ontvangen
dat er leraren zijn die zich zorgen maken dat we blijvend genoegen nemen met minder.1 Daarnaast hebben leraren in de klas ook de motivatie-verlagende effecten ervaren
van de maatregelen van 2021 en 2022, in het bijzonder van de duimregeling. Dit maakt
het urgent dat we zo snel mogelijk weer een prestatie van leerlingen vragen die vergelijkbaar
is met die van de periode voor de coronapandemie.
3
Zijn er verschillen tussen havo, vwo en mbo eindexamenkandidaten wat betreft het inhalen
van de achterstanden?
Of en in welke mate er bij een individuele leerling sprake is van leervertragingen
hangt van verschillende factoren af. De gegevens die beschikbaar zijn over de resultaten
van eindexamenleerlingen uit 2021 en 2022 hadden wellicht een indicatie hiervan kunnen
geven voor 2023. De gegevens uit 2021 en 2022 zijn echter vertroebeld door het effect
van de maatregelen die in die jaren golden, in het bijzonder de duimregeling. Zo was
de duimregeling niet toepasbaar op kernvakken en verschillen de kernvakken per schoolsoort
(wiskunde kon in het vmbo wel geduimd worden, in havo en vwo niet). Ik heb geen gegevens
beschikbaar waaruit af te leiden is dat er voor eindexamenkandidaten verschillen zijn
op basis van de leerweg of schoolsoort.
4
Kunt u aantonen hoe fulltime digitaal onderwijs zoveel stress kan veroorzaken bij
de jeugd? Zo nee, wilt u dit onderzoeken, alsmede de risico’s van het digitale onderwijs
dat het met zich meedraagt?
Het is zeker denkbaar dat het moeten volgen van digitaal of hybride onderwijs voor
sommige leerlingen tot stress heeft geleid. Fysiek onderwijs is in de regel zowel
beter voor de kwaliteit als voor het mentaal welzijn van leerlingen dan afstandsonderwijs.
In de coronaperiode is het welzijn van leerlingen door verschillende factoren onder
druk komen te staan en het afstandsonderwijs heeft hierin ook een rol gespeeld. Mijns
inziens kan aanvullend onderzoek maar van beperkte meerwaarde zijn in het aanvullend
van dit beeld. Gelet op het feit dat leerlingen sinds de start van dit schooljaar
alleen in uitzonderlijke gevallen fulltime digitaal onderwijs volgen ben ik daarom
ook niet voornemens om onderzoek te doen naar een eventuele link tussen digitaal onderwijs
en stress.
5
Wat maakt het zo veelbetekenend dat het cohort 2023 een volledig schooljaar heeft
zonder vorm van algehele schoolsluitingen, terwijl er wel meer lesuitval zal zijn
geweest dan in de tijd vóór corona doordat de ziekte zich nog wel verspreidde? Heeft
u een volledig overzicht van de mate van ziekteverzuim bij onderwijzend personeel
op de scholen voor voortgezet onderwijs per regio?
Ik heb geen overzicht van het ziekteverzuim onder onderwijzend personeel per regio.
Uiteraard hebben scholen, leraren en leerlingen in het schooljaar 2022/2023 ook nog
gevolgen van corona ondervonden. Er was echter geen sprake van een landelijke schoolsluiting.
De meeste leerlingen konden hierdoor het merendeel van de tijd hun lessen volgen en
zich daarmee voorbereiden op het eindexamen.
6
Hoe weegt u de constatering van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs2 dat het huidige cohort examenleerlingen potentieel evenveel achterstanden heeft opgelopen
als de leerlingen in de vorige twee jaren? Hoe weegt u de constatering dat voor de
vmbo-examenleerlingen geldt dat ze vanaf het eerste jaar van hun schoolloopbaan (maart
schooljaar 2019/2020) tot aan hun examenjaar enkel schooljaren hebben gekend met coronamaatregelen?
Het is zeker denkbaar dat een deel van de huidige examenleerlingen een vergelijkbaar
niveau van leervertragingen heeft als examenleerlingen in de vorige twee jaren. En
het klopt dat vmbo-leerlingen die dit jaar examen doen in drie van hun vier schooljaren
te maken hebben gehad met coronamaatregelen. Deze leerlingen hebben echter ook sinds
februari 2021 kunnen profiteren van de inzet en extra middelen uit het Nationaal Programma
Onderwijs.
7
Welk gewichten geeft u precies aan de historische N-term en het oordeel van docenten
over de moeilijkheidsgraad bij de bepaling van de N-termen in dit examenjaar? Welke
overwegingen liggen ten grondslag aan deze gewichten? Of berust de bepaling van de
N-termen wellicht op nattevingerwerk?
De bepaling van de N-termen is een zorgvuldig en secuur proces. Bij het vaststellen
van de N-term voor een examen is geen sprake van een directe weging van de historische
N-term (gebaseerd op meerdere N-termen uit het verleden) en het docentenoordeel over
de moeilijkheid van het examen. De normering bestaat uit drie stappen. In de eerste
stap wordt een N-term bepaald die hetzelfde gemiddelde cijfer zou opleveren als voor
corona. De lat ligt dan niet automatisch op dezelfde hoogte als voor corona. Daarvoor
wordt de historische N-term en het docentenoordeel gebruikt. In de tweede stap wordt
getoetst of de N-term uit stap 1 binnen het interval van docentenoordelen valt. Als
dat niet het geval is, wordt de N-term opgeschoven naar de rand van het interval.
Vervolgens wordt gecontroleerd of de N-term die daaruit volgt, binnen het interval
van historische N-termen valt. Als dat niet het geval is, wordt opgeschoven naar de
rand van dat interval tenzij de N-term die daaruit volgt volledig buiten het interval
van docentenoordelen valt. De mate van invloed van de historische N-term en het docentenoordeel
is zodanig afhankelijk van de ligging van de twee intervallen dat niet gesteld kan
worden dat de één een groter gewicht heeft dan de ander. Tot slot wordt in de laatste
stap op basis van een toetstechnische en inhoudelijke analyse bepaald of de N-term
nog moet worden opgehoogd voor fouten of tijdnood. De N-term voor het examen is daarmee
vastgesteld. Een nadere toelichting op deze systematiek is te vinden op de website
van het CvTE.3
8
Wat zijn nog altijd de gevolgen van corona voor het welbevinden en de cognitieve en
sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen die na tweeëneenhalf jaar corona-onderwijs
in het examenjaar zijn beland? Welke onderzoeken liggen daaraan ten grondslag?
In de voortgangsrapportages van het Nationaal Programma Onderwijs, die u tweemaal
per jaar van mij ontvangt, ga ik nader in op het welbevinden en de cognitieve en sociaal-emotionele
ontwikkeling van leerlingen. In het najaar heb ik in het kader van NP Onderwijs voor
het laatst gerapporteerd over de impact van corona op leerlingen. Het algemene beeld
in het vo was toen dat leerlingen op een aantal gebieden duidelijk minder presteren
dan voor corona het geval was. Het gaat dan bijvoorbeeld om rekenen-wiskunde. Ook
het welbevinden van leerlingen was aan het begin van het schooljaar nog steeds een
grote zorg voor schoolleiders en leraren in het vo. Dit blijkt onder andere uit een
analyse van lvs-toetsdata door Cito en een brede peiling onder schoolleiders en leraren
bij de start van dit schooljaar. Heel specifieke data over de huidige eindexamenleerlingen
heb ik niet. De eerstvolgende voortgangsrapportage ontvangt uw Kamer naar verwachting
in mei. Hierin zal ik ingaan op de schoolloopbanen van leerlingen op basis van een
cohortonderzoek. In de rapportage in het najaar kan ik u informeren over de resultaten
van leerlingen. Ten aanzien van het welbevinden van leerlingen zal ik in de rapportage
een terugkoppeling geven over gesprekstafels die over dit onderwerp hebben plaatsgevonden.
9
In hoeverre zijn financiële redenen leidend geweest voor de keuze om niet een extra
herkansing aan te bieden?
Financiële redenen waren niet leidend in de keuze om geen extra herkansing aan te
bieden in 2023.
10
In hoeverre zijn uitvoeringstechnische redenen leidend geweest voor de keuze om niet
een extra herkansing aan te bieden?
Uitvoeringstechnische redenen waren niet leidend in de keuze om geen extra herkansing
aan te bieden in 2023.
11
In hoeverre is er gekeken naar wat goed is voor de leerling in plaats van financiële
of uitvoeringstechnische redenen bij de keuze om niet een extra herkansing aan te
bieden?
Vanuit het belang van de leerling heb ik er gekozen om in 2023 geen compenserende
maatregelen te treffen voor de examens in het regulier vo. Ik vind het namelijk belangrijk
dat leerlingen zo goed mogelijk voorbereid zijn op de stap naar het vervolgonderwijs.
Door van leerlingen weer een vergelijkbare prestatie te vragen als voor corona zorg
ik dat zij in de beste positie zijn om deze stap te zetten.
12
Is het op dit tijdstip van het schooljaar nog mogelijk om een extra herkansing te
regelen (los van of dat uitvoeringstechnisch of financieel wenselijk is)?
Die vraag is niet los te zien van de uitvoering. Aanpassingen aan de examens op dit
moment in het schooljaar brengen grote risico’s met zich mee, met name voor de uitvoering.
Met de keuze voor een extra herkansing voor leerlingen in het regulier vo komt de
uitvoerbaarheid van de reeds bekend gemaakte maatregelen voor het staatsexamen onder
druk te staan. Daarnaast zouden alle normale processen die voor de wijziging van regelgeving
noodzakelijk zijn, zoals consultatie van de sector en advisering door de Raad van
State onder zeer hoge druk moeten plaatsvinden, wat het praktisch wel onmogelijk maakt.
Deze risico’s leiden ertoe dat ook op voorhand niet zeker zal zijn dat het lukt om
deze aanpassingen tijdig te doen. Dus hoewel het technisch wellicht mogelijk lijkt,
acht ik het zeer onwenselijk om nu alsnog de keuze te maken om een extra herkansing
te bieden, juist vanuit het perspectief van leerlingen die hierdoor wellicht onterecht
zullen rekenen op een extra herkansing.
13
Is het nog mogelijk om spoedregelgeving te maken voor het bieden van een extra herkansing?
Zie vraag 12.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier