Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over de toegezonden correspondentie in relatie tot kabinetsreactie op rapport “Ongekend onrecht” (Kamerstuk 35510-115)
2023D11742 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 22 maart 2023 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane over de reactie op het
verzoek van de commissie over de toegezonden correspondentie in relatie tot kabinetsreactie
op rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 115)
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Kruithof
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Reactie
op verzoek commissie over de toegezonden correspondentie in relatie tot kabinetsreactie
op rapport Ongekend onrecht» van de Staatssecretaris.
De leden hebben op dit moment geen nadere vragen of opmerkingen over deze brief.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Deze
leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om nader uiteen te zetten hoe
haar beeld precies gewijzigd is door de strekking van de toegezonden brieven, ten
opzichte van het beeld dat zij kreeg uit het rapport van de Nationale ombudsman van
9 augustus 2017.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de brief van 9 maart 2018 zodra deze gevonden
is met de Kamer gedeeld is en dat op dat moment dus nog geen duidelijkheid was over
hoe het gekomen is dat deze brief niet eerder gevonden werd. Daarover vragen deze
leden de Staatssecretaris of zij inmiddels een scherper beeld heeft van waarom de
brief niet eerder gevonden werd en over of de brief destijds verzonden is. Hoe gebruikelijk
is het dat er (geen) verzendbewijzen te vinden zijn bij de Belastingdienst? Welke
afstemming heeft plaatsgevonden omtrent de brief? Kan de Staatssecretaris schetsen
wat het proces is om de conclusie te trekken dat de politieke en ambtelijke top niet
op de hoogte was van de brief?
De leden van de D66-fractie merken op dat zij uitkijken naar de stand-van-zakenbrief
over de door de Staatssecretaris gemaakte toezeggingen in het commissiedebat van 13 december
2022 over het PwC-onderzoek naar het memo-Palmen. Is het te voorzien dat de (inhoud
van) de gelakte passage met betrekking tot de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid
en Dienstverlening (PEFD) openbaar gemaakt wordt bij de publicatie van het rapport
van de PEFD?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie merken op dat in de beslisnota van 8 februari 2023 (notanummer:
2023-0000027382) is aangegeven dat de brief van 9 maart 2018 was aangemerkt als een
(mogelijk) relevant document voor de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(POK), maar dat deze niet door de selectie heen kwam. Kan de Staatssecretaris aan
deze leden aangeven waarom, en op basis van welke criteria, deze brief niet door de
selectie heen kwam? Hoeveel andere, als mogelijk relevant aangemerkte, documenten
waren destijds al in beeld maar eveneens niet voorgelegd aan de POK?
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een uitputtend overzicht verstrekken
van niet eerder (mogelijk relevante) verstrekte correspondentie die sedert oplevering
van het verslag «Ongekend onrecht» (17 december 2020) naar boven is gekomen? Kan de
Staatssecretaris hierbij aangeven waarom de correspondentie mogelijk relevant was
(voor de POK, voor rechtsherstel van gedupeerden, dan wel voor de Tweede Kamer) en
waarom deze (mogelijk) relevante correspondentie niet is verstrekt?
In de beslisnota van 8 februari 2023 (notanummer: 2023-0000027382) wordt opgemerkt
dat de brief ondertekend is door een beleidsmedewerker van de Belastingdienst, dat
de brief intern is afgestemd binnen de Belastingdienst en dat deze ter verzending
is aangeboden aan de betrokken secretaresse. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom
het onduidelijk is of de brief ook daadwerkelijk naar mevrouw González Pérez is verstuurd,
terwijl in de beslisnota is opgenomen dat het juist vrijwel zeker is dat de brief
is verstuurd?
Als blijkt dat de brief van 9 maart 2018 niet is verstuurd, kan de Staatssecretaris
dan aan de leden van de PVV-fractie aangeven waarom niet?
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe realistisch het
is dat een intern afgestemde brief, die ondertekend wordt namens de Staatssecretaris
en verzendklaar is, inhoudelijk niet bekend is bij de desbetreffende Staatssecretaris?
Kan de Staatssecretaris aan deze leden aangeven met wie de brief van 9 maart 2018
intern is afgestemd en eventuele daarmee samenhangende beslisnota’s verstrekken? Kan
de Staatssecretaris aan deze leden aangeven welke functie de beleidsmedewerker bekleedde
die namens de Staatssecretaris heeft getekend en of deze beleidsmedewerker was opgenomen
in het Mandaatregister van het miniserie van Financiën?
In de beslisnota van 8 februari 2023 (notanummer: 2023-0000027382) wordt opgemerkt
dat enkele punten nog nader worden uitgezocht. Kan de Staatssecretaris aan de leden
van de PVV-fractie aangeven welke punten exact worden uitgezocht en wat in deze exact
kwalificeert als relevante informatie en wat niet?
De Staatssecretaris merkt op dat er geen aanwijzingen zijn die erop wijzen dat de
(toenmalig) Staatssecretaris op de hoogte was (van de brief van 9 maart 2018); zijn
er wel aanwijzingen dat de toenmalige Staatssecretaris niet op de hoogte was?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben de reactie van de Staatssecretaris gelezen op vragen
van de vaste Kamercommissie voor Financiën naar aanleiding van de correspondentie
tussen de toenmalig directeur-generaal (DG) van de Belastingdienst en de advocate
González Pérez.
De leden van de CDA-fractie lezen dat voor het einde van het eerste kwartaal een brief
met een stand van zaken van de gedane toezeggingen in de brief van 21 december 2021
wordt gedeeld met de Kamer. Deze leden merken op dat dat moment is aangebroken, en
vragen wanneer zij deze brief kunnen verwachten.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet achter de reactie op het verslag
van de POK blijft staan, ondanks het laat naar boven komen van de briefwisseling.
Zij vragen of het kabinet een inhoudelijke onderbouwing kan geven waarom de kabinetsreactie kan blijven staan. Zij vinden dat de met name de ouders recht
hebben op een meer uitgebreide reactie.
De leden van de CDA-fractie lezen ten aanzien van de aanvulling op de correspondentie
dat is gebleken dat er bij brief van 9 maart 2018 wél een reactie is geformuleerd
op de brief van advocate González Pérez, maar dat nog onduidelijk is of deze brief
ook daadwerkelijk is verstuurd. Zij vragen zich af hoe dit kan, omdat toch alle correspondentie
wordt gearchiveerd. Ook zijn zij benieuwd of is nagegaan bij advocate González Pérez
of de brief is ontvangen. Zij zijn van mening dat dit toch niet zoveel tijd zou hoeven
kosten om de feiten te achterhalen.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat niet elke brief die door het ministerie
wordt verzonden met de Staatssecretaris kan worden afgestemd, maar wel vragen zij
of het niet ook bij het beleid hoort dat sommige brieven wel onder de aandacht worden
gebracht als die om zodanig belangrijke onderwerpen op besluiten gaan die een groep
mensen raken, als niet onder de aandacht van de Staatssecretaris, dan in ieder geval
die van de directeur-generaal zelf. Zij vragen wat bet beleid over zulke zaken zegt
en of de Staatssecretaris niet van mening is dat haar voorganger bij de brief had
moeten worden betrokken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met ontsteltenis kennisgenomen van de brief van
10 maart 2023 (Kamerstuk 25 510, nr. 115) en de bijhorende correspondentie tussen de advocate González Pérez en de toenmalig
directeur-generaal van de Belastingdienst. De leden vragen zich af welk antwoord er
inmiddels is op de vraag waarom deze documenten nu pas naar bovenkomen. Zij vragen
de Staatssecretaris uitputtend op een rij te zetten wanneer hier eerder naar gevraagd
is, zowel intern van bijvoorbeeld ministerie aan Belastingdienst en bijvoorbeeld bij
het onderzoek van PwC naar het memo-Palmen, als door (leden van) de Tweede Kamer,
als in WOB-/WOO-verzoeken.
De leden van de SP-fractie zijn uiterst teleurgesteld dat deze correspondentie pas
nu gevonden zou zijn. Zij kunnen zich eerlijk gezegd niet voorstellen dat het na zoveel
verzoeken pas op tafel komt. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat dit uit een privéarchief
van een (hoge) functionaris komt? Zo ja, kan de Staatssecretaris aangeven waarom dit
pas nu gevraagd of gedeeld is? Welke verklaring is daarvoor?
De leden van de SP-fractie vinden de reflex te wijzen naar de informatievoorziening
en -huishouding ronduit ongeloofwaardig als het hier documenten betreft die door een
persoon niet goed gearchiveerd zijn. Want hoe goed de informatievoorziening en -huishouding
ook is, als documenten niet goed worden gearchiveerd, is daar geen kruid tegen gewassen.
Deelt de Staatssecretaris de analyse van deze leden? Weet de Staatssecretaris nu zeker
dat alle vindplaatsen zijn onderzocht en heeft zij bijvoorbeeld met de advocate contact
gezocht om te verifiëren of er nog iets mist?
De leden van de SP-fractie uiten zich kritisch over de manier waarop er is omgegaan
met de brieven van mevrouw González Pérez door de Belastingdienst en het Ministerie
van Financiën. Deze leden vragen hoe het onzeker kan zijn of het gevonden antwoord
van 9 maart 2018 wel of niet verstuurd is. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij
deze brief zelf zo zou versturen? Kan de Staatssecretaris voorts uitleggen hoe een
afwijzing van een inhoudelijk kritische brief namens de persoon als Staatssecretaris
kan worden afgedaan, zonder dat de Staatssecretaris daar kennis van heeft? Vindt de
Staatssecretaris het verstandig, mede gezien de ministeriële verantwoordelijkheid?
De leden van de SP-fractie vragen of de kritische brieven van mevrouw González Pérez
wél met de toenmalige Staatssecretaris zijn gedeeld. En of deze naar het oordeel van
de Staatssecretaris wel hadden moeten zijn gedeeld? Deze leden maken zich ernstige
zorgen dat kritische geluiden over het beleid van het ministerie niet welkom zijn,
en zien deze correspondentie als meer bewijs hiervan.
De Staatssecretaris geeft aan in haar brief van 10 februari 2023 dat na het kennisnemen
van de correspondentie tussen de Belastingdienst en mevrouw González Pérez, de kabinetsreactie
op het verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK)
blijft staan. De leden van de SP-fractie wijzen erop dat deze correspondentie en mogelijke
andere stukken die nog gevonden worden in het privéarchief een grote invloed kunnen
hebben gehad op de reconstructie en het rapport van de POK. Door het niet verstrekken
verandert wellicht de positie van het kabinet niet, maar is het onderzoek van de Tweede
Kamer wel gefrustreerd. Erkent de Staatssecretaris dit? Hoe weegt het kabinet deze
gang van zaken? Welke waarborgen worden er genomen dat in de toekomst onderzoekscommissies
van de Kamer álle gevorderde stukken krijgen? Ook die uit privéarchieven of privéboxen,
en allerlei andere vindplaatsen van relevante documenten?
In de brief van 21 december 2022 (Kamerstuk 35 510, nr. 110) geeft de Staatssecretaris aan dat deze brieven door PwC zijn meegenomen in het kader
van het onderzoek en de reconstructie en tijdlijn over het memo-Palmen, en dat de
consultants hadden aangegeven dat deze correspondentie niet relevant bleek. De leden
van de SP-fractie vinden het vreemd dat een consultancybureau heeft bepaald wat wél
of níet relevant was bij een onderzoek. Heeft iemand het besluit van deze consultants
goedgekeurd? Zijn consultants nog steeds betrokken bij de informatievoorziening- en
huishouding van het toeslagenschandaal? Zijn hun adviezen over informatievoorziening-
en huishouding leidend voor de Staatssecretaris? Deze leden vragen verder nog wat
voor andere selectieprocedures voor het wel of niet delen en archiveren van informatie
over het toeslagenschandaal bestaan. Zo ja, kan de Staatssecretaris die dan met de
commissie delen?
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie de Staatssecretaris of zij denkt dat er
binnen de voormalige en huidige top van de Belastingdienst voldoende urgentie en besef
leeft over de ernst van zowel het toeslagenschandaal als het gebrek aan transparantie.
Kan de Staatssecretaris haar antwoord toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek commissie
over de toegezonden correspondentie in relatie tot kabinetsreactie op rapport «Ongekend
onrecht». De leden hebben nog enkele vragen over deze reactie. Zij betreuren het dat
er weer extra informatie naar boven is gekomen met betrekking tot CAF 11 en het memo-Palmen.
In een eerdere brief (Kamerstuk 35 510, nr. 110) schreef de Staatssecretaris dat nog niet duidelijk was waarom de brieven met mevrouw
González Pérez niet eerder zijn gesignaleerd. Kan de Staatssecretaris dit inmiddels
wel verklaren? Omdat er steeds weer nieuwe informatie aan het licht komt, waarvan
eerst wordt gezegd dat deze niet bestaat, zien de leden niet in hoe er kan worden
vastgesteld wanneer de onderste steen echt boven is. Zij vragen hier een reflectie
op van de Staatssecretaris. Als laatste zijn de voornoemde leden benieuwd wat het
mandaatbesluit precies inhoudt, waarmee een beleidsmedewerker een brief namens de
Staatssecretaris kan sturen.
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met verbazing kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
de commissie over de toegezonden correspondentie in relatie tot de kabinetsreactie
op rapport «Ongekend onrecht», gezien de volgens hem plaatsgevonden gebeurtenissen.
Allereerst gaat het lid Omtzigt in op gebeurtenissen van januari 2018 t/m augustus
2018. Hieronder is een tijdlijn geschetst en het lid Omtzigt is benieuwd of de Staatssecretaris
deze gebeurtenissen in de genoemde periode kan bevestigen en stelt hierbij nog aanvullende
vragen. Graag ontvangt het lid Omtzigt hier heel precies antwoorden op om zo opheldering
te krijgen over de (volgorde van) gebeurtenissen die in de context van de brief van
9 maart 2018 tussen de toenmalige DG Belastingdienst en advocate González Pérez van
belang zijn.
– Januari 2018: klopt het dat in januari 2018 de Kinderombudsman besloten heeft om een
onderzoek in te stellen en dat een klacht bij de ombudsman was ingediend op 7 november
2018? Zo niet, wanneer is het onderzoek van de kinderombudsman gestart?
– 16 februari 2018: klopt het dat op 16 februari 2018 de ombudsman een brief kreeg n.a.v.
het rapport «Geen powerplay maar fairplay» (Kamerstuk 31 066, nr. 396).
– 6 maart 2018: inbreng verslag schriftelijk overleg (2018D17958) over toezending afschrift brief aan de Nationale ombudsman over de voortgang van
de afhandeling van dossiers, naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar
fairplay» (Kamerstuk 31 066, nr. 396)
– 14 maart 2018: klopt het dat op 14 maart 2018 een zitting bij de Raad van State plaatsvond
waarin stukken werden achtergehouden door de Belastingdienst?
– 25 maart 2018: klopt het dat op 25 maart 2018 het programma Nieuwsuur een uitzending
had over het achterhouden van stukken in procedures?
– 27 maart 2018: klopt het dat het lid Azarkan (DENK) een debat wenst over de problemen
met de kinderopvangtoeslag? (2018D25326)
– 29 maart 2018: klopt het dat Tweede Kamerlid Leijten op 29 maart 2018 Kamervragen
stelt over het geheim houden van stukken tijdens een rechtszaak? (2018D26248)
– 30 maart 2018: klopt het dat het lid Omtzigt op 30 maart 2018 Kamervragen stelt over
het niet delen van interne stukken (telefoonnotities van de BelastingTelefoon) met
de rechter en over het recht van de burger om de telefoonnotities van de BelastingTelefoon
te ontvangen? (2018D22407)
– 4 april 2018: klopt het dat de Nationale ombudsman op 4 april 2018 aanvullende vragen
stelt over de onderwerpen; gemaakte excuses, schadevergoeding en de aantallen?
– 6 april 2018: klopt het dat op 6 april 2018 de vaste Kamercommissie voor Financiën
vragen stelt over de brief van 16 februari 2018 aan de Nationale ombudsman?
– 12 april 2018: klopt het dat op 12 april 2018 de Autoriteit Persoonsgegevens een klacht
gegrond verklaarde in het dossier CAF 11 ten aanzien van het niet in behandeling nemen
van een signaal inzake de verwerking op tweede nationaliteit?
– 23 april 2018: klopt het dat op 23 april de Autoriteit Persoonsgegevens de klacht
gegrond verklaart en een onderzoek start naar verwerking tweede nationaliteit?
– 14 mei 2018: klopt het dat op 14 mei 2018 de Nationale ombudsman een brief ontvangt
met antwoorden op de gestelde vragen van 4 april 2018?
– 15 mei 2018: klopt het dat op 15 mei 2018 een brief wordt verzonden aan de Nationale
ombudsman over het onderzoek «Geen powerplay maar fairplay» (2018D28348)?
– 15 mei 2018: klopt het dat op 15 mei 2018 zowel de Kamervragen van de commissie als
de Kamervragen van Leijten en Omtzigt beantwoord worden?
– 16 mei 2018: klopt het dat op 16 mei 2018 verslag schriftelijk overleg wordt toegezonden
over de toezending afschrift brief aan de Nationale ombudsman over de voortgang van
de afhandeling van dossiers, naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar
fairplay» (2018D28342)?
– 16 mei 2018: klopt het dat op 16 mei 2018 de Kamervragen van het lid Leijten over
het bericht dat de Belastingdienst stukken geheimhield tijdens rechtszaken beantwoord
zijn?
– 24 mei 2018: klopt het dat op 24 mei 2018 aanvullende vragen worden gesteld door de
Nationale ombudsman over aantallen?
– 16 juli 2018: klopt het dat op 16 juli 2018 overleg heeft plaatsgevonden tussen de
Nationale ombudsman en de Belastingdienst over de gestelde vragen van 24 mei 2018?
– 1 augustus 2018: klopt het dat op 1 augustus 2018 verzocht wordt door de Kinderombudsman
om te reflecteren op de belangen en de rechten van het kind?
Tot slot wenst het lid Omtzigt nog een aantal vragen te stellen naar aanleiding van
het afschrift van de brief van 9 maart 2018 tussen de toenmalig directeur-generaal
Belastingdienst en de advocate González Pérez. Hij verzoekt de Staatssecretaris deze
vragen een voor een te beantwoorden:
1) In de brief van 9 maart 2018 wordt aangegeven dat stellingen niet gedeeld worden die
mevrouw González Pérez in haar brief, in antwoord op de brief van 8 januari 2018,
neemt. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? Welke stellingen worden niet gedeeld
en waarom?
2) Gezien de tijdlijn die hiervoor geschetst is, hoe beoordeelt de Staatssecretaris de
reactie van de heer Uijlenbroek op de brief van mevrouw González Pérez?
3) De maanden februari, maart en april 2018 zien eruit als een periode van crisis door
de vele instanties die betrokken zijn in de CAF 11. Worden in deze maanden crisisvergaderingen
gehouden en zo ja, zijn daar verslagen, e-mailberichten dan wel andere correspondentie
van te achterhalen? Als dit het geval is, dan vraagt het lid Omtzigt deze documenten
ook met de Kamer te delen.
4) Dit is de zoveelste keer dat alsnog iets naar boven komt wat niet eerder gevonden
is. Beschikt de Belastingdienst en/of het Ministerie van Financiën over de complete
e-mailcorrespondentie van de heer Uijlenbroek uit zijn tijd als DG? Kan de Staatssecretaris
aangeven over welk tijdvak wel en welk tijdvak niet?
5) Heeft de heer Uijlenbroek bij vertrek zijn de correspondentie in de e-mail bij het
Ministerie van Financiën achtergelaten, meegenomen, dan wel vernietigd?
6) Beschikt de Belastingdienst en/of het Ministerie van Financiën over de berichten (zoals
WhatsApp) van de heer Uijlenbroek uit zijn tijd als DG tussen hem en de Staatssecretaris,
dan wel andere beleidsmedewerkers?
7) Waar is de briefwisseling tussen de heer Uijlenbroek en mevrouw González Pérez gevonden?
Kan de Staatssecretaris beschrijven hoe en waar dit teruggevonden is?
8) Bestaat er sms-verkeer, dan wel andere correspondentie (e-mails, berichten) tussen
de heer Uijlenbroek en mevrouw González Pérez in 2019, bijvoorbeeld over de aantallen
ouders/kinderen die in de CAF 11-zaak zijn betrokken? Zo ja, kan de Staatssecretaris
die aan de Kamer doen toekomen?
9) Is er e-mailcorrespondentie tussen mevrouw González Pérez en de directe secretaresse
van Staatssecretaris Snel rondom de maanden mei–juni 2019 die bedoeld was om hem de
zaak duidelijk te maken voordat mevrouw González Pérez bij hem op gesprek kwam op
11 juni 2019? Zo ja, wil de Staatssecretaris deze openbaar maken?
10) Is, ten behoeve van de POK, aan de heer Uijlenbroek gevraagd om zijn documenten te
doorzoeken of heeft iemand zijn documenten doorzocht? Kan de Staatssecretaris aangeven
welke procedure hier gevolgd is?
Tot slot verzoekt het lid Omtzigt de Staatssecretaris aan te geven of er nog andere
documenten zijn die niet aan de POK overhandigd zijn, terwijl ze wel onder de vordering
vielen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.