Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Peters over de nadelige positie waarin vaders zich bevinden na een scheiding
Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de nadelige positie waarin vaders zich bevinden na een scheiding (ingezonden 24 februari 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 20 maart 2023).
Vraag 1
Kent u het onderzoek waaruit naar voren komt dat «vaders na een vechtscheiding slechter
af lijken te zijn dan moeders»?1
Antwoord 1
Ja, dit onderzoek ken ik. Het betreft een samenvatting van de pilotevaluatie naar
de inzet van de gezinsadvocaat. Dit is een van de projecten vallend onder de Subsidieregeling
Stelselvernieuwing rechtsbijstand die door de Raad voor Rechtsbijstand is uitgevoerd.
Het definitieve en volledige onderzoeksrapport heb ik zeer recent ontvangen en wordt
momenteel nog bestudeerd. Dit rapport wordt betrokken bij de overkoepelende analyse
door het WODC van alle onder de stelselvernieuwing gelopen (vierendertig) pilots.
Deze eindanalyse wordt in het derde kwartaal van dit jaar verwacht. Vervolgens zal
ik dit zo snel mogelijk met de Tweede Kamer delen.
Vraag 2
Wat vindt u van de verklaring van de onderzoekers dat dit zou kunnen komen doordat
het scheidingsproces in een vrijwel totaal vrouwelijke professionele omgeving plaatsvindt,
en het Nederlandse systeem er nog steeds impliciet vanuit gaat dat de moeder de meest
natuurlijke verzorger is?
Antwoord 2
Ik herken het beeld dat de hulpverleners die betrokken zijn bij een gezin in scheiding
vaker bestaan uit vrouwen. Het is mijns inziens dan nog wel de vraag of er dan ook
automatisch vanuit wordt gegaan dat de moeder de meest natuurlijke verzorger is. Het
Nederlandse systeem is in de basis gericht op gelijkwaardig ouderschap, zoals dit
is vastgelegd in de wet «Voortgezet ouderschap na een scheiding». Hieruit volgt dat
het kind na de scheiding recht heeft op gelijkwaardige verzorging en opvoeding door
beide ouders. Deze wet kwam destijds (in 2009) tegemoet aan de veranderende maatschappelijke
realiteit waarin de vader net als de moeder een belangrijke rol speelt in de verzorging
en opvoeding van kinderen. Recentelijk is ook de nieuwe wet «Gezamenlijk gezag door
erkenning» in werking getreden. Hierdoor krijgen vaders die hun kind erkennen automatisch
het gezamenlijk gezag met de moeder. Dit biedt een gelijkwaardige positie (en start
van het ouderschap) vanaf de geboorte van het kind.
Vraag 3
Deelt u de mening dat deze verklaring sterk overeenkomt met de bevindingen van het
expertteam dat twee jaar geleden in opdracht van uw ministerie onderzoek deed naar
ouderverstoting en problemen met de omgangsregeling, en concludeerde dat vaders op
achterstand staan in de hulpverlening en in de rechtspraak door het traditionele beeld
van ouderschap?
Antwoord 3
Dit onderwerp is inderdaad belicht in het adviesrapport Expertteam Ouderverstoting/Complexe
omgangsproblematiek. Hierin werd aangegeven dat maatschappelijke stereotypen ten aanzien
van vader- en moederschap (zoals bijvoorbeeld dat de moeder de meest natuurlijke verzorger
zou zijn), invloed hebben op de gedragswetenschappelijke oordeelsvorming, de advisering,
de rechterlijke oordeelsvorming en de politionele handhavingspraktijken. Ook kwam
naar voren dat contactverlies tussen vader en kind vaker voorkomt als de taakverdeling
tussen vader en moeder traditioneel was toen ze nog samen waren (in de zin dat vooral
de moeder de huishoudelijke taken op zich nam).
Vraag 4
Welke conclusies trekt u hieruit en welke maatregelen zijn of worden er genomen om
dit traditionele beeld bij de hulpverlening weg te nemen en ook de vader te zien als
een geschikte verzorger van kinderen?
Antwoord 4
Mijn inzet gaat uit van de belangen van het kind en het recht van dat kind op gelijkwaardig
contact en omgang met beideouders en richt zich op het wegnemen van drempels die ongelijkheid tussen de ouders
kunnen versterken.
De ontwikkelingen die genoemd worden in het recent ontvangen onderzoeksrapport geven
naar mijn mening een zorgwekkend signaal. Tegelijkertijd vind ik het voorbarig om
hier algemene conclusies aan te verbinden, temeer omdat de bevindingen in het rapport
zijn gebaseerd op slechts vijftien afgeronde scheidingszaken. Wel onderstreept het
uiteraard het belang van mijn verdere beleidsinzet hierop en heeft het onverminderd
mijn aandacht.
Deze inzet richt zich de komende tijd onder meer op het verder brengen van
de nieuwe integrale werkwijze bij scheidingen die voortkomt uit het Programma Scheiden
zonder Schade. Hierin staat gelijkwaardig ouderschap centraal. Concreet wordt professionals
geleerd hoe zij een duurzame samenwerking tot stand kunnen brengen met de beide ouders
en de andere professionals om het gezin heen. En hoe zij ouders kunnen bewegen samen
tot een oplossing te komen over de omgang in het belang van het kind. Deze manier
van werken wordt de komende twee jaar in de regio Haaglanden concreet toegepast in
de praktijk door daartoe opgeleide professionals, en wetenschappelijk onderzocht en
gevalideerd door de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk
onderzoek (TNO). In de tussentijd zetten we in op het helpen en scholen van zoveel
mogelijk hulpverleners in het land om deze werkwijze verder op te bouwen. Dit doen
we door het faciliteren van workshops en lezingen in alle regio’s, ook in samenwerking
met het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en TNO. Er zijn inmiddels ook diverse platforms
in de lucht, zoals het landelijke online kanaal Scheiden zonder Schade (op 1sociaaldomein.nl)
van het Vakmanschap Jeugdprofessionals met inmiddels meer dan 1000 leden, en het leernetwerk
«Kind- en complexe ouderrelaties». Daarnaast zal in april 2023 het landelijke Digiplein
officieel worden gelanceerd: een digitaal platform waar zowel beide ouders als professionals
neutrale, toegankelijke informatie kunnen vinden, óok over de invulling van gelijkwaardig
ouderschap na scheiding.
Vraag 5
Onderschrijft u het advies van het expertteam om harder op te treden tegen ouders
die na een scheiding kinderen weghouden bij de andere ouder? Zo ja, welke maatregelen
gaat u nemen om dit te bewerkstelligen?
Antwoord 5
Voor mij staat het belang om (verdere) schade voor het kind te voorkomen voorop. Met
de inzet van «hardere maatregelen» moet daarom altijd heel zorgvuldig worden omgesprongen
om het belang van het kind te beschermen. In het WODC-onderzoek naar de «effectiviteit
van rechterlijke instrumenten bij omgangsproblematiek» wordt op dit moment onderzocht
wat werkt in welke omstandigheden om te bereiken dat verdere schade voor het kind
wordt beperkt en omgangsafspraken worden nagekomen. De resultaten van dit onderzoek
verwacht ik in april 2023. Vervolgens zal ik dit zo snel mogelijk met mijn reactie
aan de Tweede Kamer zenden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.